NL185391C

NL185391C - Cosmetisch preparaat voor de behandeling van keratine bevattende materialen.

Info

Publication number: NL185391C
Application number: NL7802748A
Authority: NL
Inventors: Jean-Francois Grollier; Claire Fiquet; Chantal Fourcadier; Claude Dubief; Daniele Cauwet
Original assignee: Oreal
Priority date: 1977-03-15
Filing date: 1978-03-14
Publication date: 1997-04-11
Also published as: JPS627164B2; US4719099A; AT390186B; US4445521A; CH637823A5; DK113978A; SE500985C2; FR2383660B1; GB1603322A; NL190312B; NL190311C; FR2383660A1; NL8902717A; NL8902718A; DE2858307C2; CH648480A5; ATA181878A; SE8306193L; IT1111439B; IT7867554A0

Description

1 185391

Cosmetisch preparaat voor de behandeling van keratine bevattende materialen

De uitvinding heeft betrekking op een cosmetisch preparaat voor de behandeling van keratine bevattende materialen, waarin naast een kationogeen polymeer ook een anionogeen polymeer aanwezig is, verkregen 5 door polymerisatie van één of meer onverzadigde carbonzuren, terwijl in de polymeerketen uitsluitend C-atomen aanwezig zijn.

Een dergelijk preparaat is onder meer bekend uit het Franse octrooischrift 2.270.846, waarin een preparaat voor de behandeling van het haar wordt beschreven, dat naast een specifiek kationisch polyam-moniumpolymeer als anionogeen polymeer een copolymeer van vinylacetaat en crotonzuur bevat.

10 Het Franse octrooischrift 2.280.361 beschrijft eveneens cosmetische preparaten voor de behandeling van het haar op basis van kationogene polymeren welke pyperazinegroepen bevatten, waarbij ook een anionisch copolymeer aanwezig kan zijn.

Het Franse octrooischrift 2.184.890 betreft cosmetische preparaten voor het versterken van het haar, die een kationogeen polymeer en een zout van divalent metaal bevatten en waarbij ingeval de preparaten niet 15 bestemd zijn om te worden uitgespoeld ook anionogene polymeren aanwezig kunnen zijn.

De kationogene polymeren in deze preparaten hechten zich in het algemeen goed aan keratinehoudend materiaal, in het bijzonder haar, hetgeen toeneemt naarmate de kationogene aard van de polymeren meer uitgesproken is. Als men deze polymeren op haar toepast maken zij het haar soepel en zacht, terwijl zij de ontwarring vergemakkelijken.

20 Toch bezitten dergelijke preparaten met kationogene polymeren ook nadelen. Zo maken zij de huid glad en kleverig en als men ze voor de behandeling van nagels gebruikt, is de bekleding te soepel. Haar dat met deze preparaten is behandeld, blijft als regel slecht zitten.

Anionogene polymeren zijn op zichzelf bekende verbindingen, welke evenals kationogene polymeren gebruikt worden in preparaten ter behandeling van keratinematerialen, zoals het haar, de huid of de nagels.

25 De anionogene polymeren verlenen de preparaten bepaalde gunstige eigenschappen, zoals een zeker hardend effect op de keratinevezels. Met deze preparaten behandelde kapsels blijven daardoor goed zitten, terwijl zij een fraaie glans bezitten.

Anionogene polymeren hebben echter het nadeel, dat ze slecht op keratinemateriaal kunnen worden gefixeerd. Wanneer men ze aanbrengt op haar via preparaten, die niet moeten worden uitgespoeld, 30 bijvoorbeeld watergolflotions, lakken en lotions voor herstructurering, ziet men vaak poedervorming optreden ten gevolge van de grote brosheid, terwijl het kapsel snel zijn vorm verliest. Men kan deze anionogene polymeren bovendien niet doeltreffend gebruiken in preparaten die moeten worden uitgespoeld, als shampoos, en evenmin in zogenaamde spoellotions, die men voor het opmaken van haar gebruikt, of in behandelingscrèmes, die men aanbrengt voor of na het verven, ontkleuren, shamponeren of permanenten.

35 Deze polymeren worden, zoals algemeen bekend, bij het spoelen eigenlijk merendeels verwijderd.

Het is verrassend, dat door toepassing van de preparaten volgens de uitvinding, welke zowel één of meer kationogene als anionogene polymeren bevatten, zowel een goede kambaarheid van haar als een goede houdbaarheid van het kapsel (de "coupe”) verkregen wordt, terwijl de nadelen van toepassing van elk polymeer afzonderlijk zijn weggenomen of althans voldoende zijn verminderd.

40 Zo is nu gevonden, dat men bepaalde anionogene polymeren aan keratinemateriaal kan verankeren, door ze in combinatie met kationogene polymeren te gebruiken. Deze verankering van anionogene polymeren aan keratinemateriaal door tussenkomst van kationogeen polymeer is in wezen te danken aan een wisselwerking tussen deze twee polymeren. Hoewel de juiste aard van deze wisselwerking niet geheel bekend is, wordt verondersteld, dat het in bepaalde gevallen gaat om een complex, dat ingeval van 45 precipitatie uiteindelijk weer gesolubiliseerd kan worden.

De uitvinding wordt nu gekenmerkt, doordat het cosmetische preparaat naast een kationogeen polymeer ten minste één van de volgende van crotonzuur afgeleide polymeren bevat: (a) terpolymeren, afgeleid van crotonzuur, vinylacetaat, een allyl- of methallylester met de formule 1 waarin: R' een waterstofatoom of een methylgroep, 50 R1 een verzadigde, vertakte of onvertakte koolwaterstofketen met 1-6 koolstofatomen voorstelt, en R2 een methyl- of isopropylgroep, (b) de tetra- of pentapolymeren, verkregen door copolymerisatie van crotonzuur, vinylacetaat of -propionaat, een allyl- of methallylester met de formule 1 van het formuleblad, een monomeer gekozen uit: - een vinylether met de formule 2 waarin R3 een akylgroep met 1-12 C-atomen voorstelt, 55 - een vinylester met een vetzuurketen met de formule 3, waarin R4 een onvertakte alkylgroep met 7-11 koolstofatomen voorstelt, - een allyl- of methallylester met de formule 4, waarin 185391 2 R' een waterstofatoom of een methylgroep voorstelt en R5 een alkylgroep, en (c) terpolymeren van vinylacetaat, crotonzuur en een vinylester van een op de α-positie vertakt, verzadigd alifatisch monocarbonzuur met ten minste 5 koolstofatomen in het carbonzuurradicaal, en de gewichts-5 verhouding tussen kationogeen polymeer en anionogeen polymeer 0,1 tot 60 bedraagt, terwijl het preparaat ten hoogste 0,005 mol metaal-(ll)-zout per gram kationische hars bevat.

De preparaten volgens de uitvinding zijn bedoeld voor gebruik op cosmetisch gebied. Men kan ze met name gebruiken voor het behandelen van haar, nagels en huid.

Bij gebruik van de combinatie van een kationogeen polymeer en een anionogeen polymeer in watergolf-10 lotions of herstructureerlotions voor haar ziet men een belangrijke vermindering van de poedervorming optreden. De combinatie leidt bij aanbrenging op de nagels verrassenderwijs tot een verharding daarvan. Huid, die behandeld is met lotions van het "after shave” of "eau de toilette” type blijft glad en soepel. Men verkrijgt echter het verrassendste resultaat met preparaten, die moeten worden uitgespoeld

Door op het haar de combinatie van de uitvinding te gebruiken, kan men rechtstreeks na een shampoo, 15 die de combinatie van de uitvinding bevat, langblijvende watergolven inzetten. Haar, dat is behandeld met deze shampoos, zelfs met zogenaamde spoellotions, behandelingscrèmes alsmede met elk preparaat waarop gewoonlijk een spoeling volgt, blijft goed zitten, is volumineus en glanzend en vertoont weinig elektrostatische oplading.

Bovendien ziet men, dat huid, die is behandeld met een preparaat dat moet worden weggespoeld, 20 bijvoorbeeld een scheerschuim, soepel en glad blijft.

Bijzonder goede resultaten worden verkregen met: een copolymeer van crotonzuur, vinylacetaat en vinylneodecanoaat.

Bepaalde combinaties van kationogene en anionogene polymeren van de uitvinding verdienen, vanwege de gewenste resultaten die zij geven, de voorkeur.

25 Wanneer men wil, dat het haar na een behandeling goed blijft zitten, verkrijgt men bijzonder gunstige resultaten door anionogene polymeren te combineren met middelmatig of sterk substantieve kationogene polymeren met bijvoorbeeld een groot aantal tertiaire of kwaternaire aminogroepen.

De combinatie geeft nog betere resultaten als men haar weer combineert met een oppervlakteactieve stof. Deze oppervlakteactieve stof kan een rol spelen als overdrager bij de binding aan het keratinemateriaal 30 en in bepaalde gevallen als solubiliseermiddel voor het precipitaat, dat zich bij bepaalde combinaties van kationogene en anionogene polymeren kan vormen.

Men verkrijgt met name gunstige resultaten door het meest substantieve kationogene polymeer te combineren met een oppervlakteactieve stof, die zwak anionogeen is, maar toch voldoende anionogeen om ingeval van precipitatie de combinatie op te lossen, teneinde zoveel mogelijk anionogeen polymeer op het 35 haar te brengen en het haar goed en blijvend te laten zitten.

Bij voorkeur gebruikt men niet-ionogene tot zwak anionogene oppervlakteactieve stoffen in combinatie met middelmatig substantieve kationogene polymeren van het polyaminoamidetype of poiyalkyleenamine-type en anionogene polymeren zoals hierboven gedefinieerd of sterk anionogene oppervlakteactieve stoffen met zeer substantieve kationogene polymeren van het cyclopolymere type of kwaternaire ammoniumtype en 40 anionogene polymeren zoals hierboven gedefinieerd.

Indien zich precipitaat vormt bij vermenging van anionogeen polymeer met kationogeen polymeer, kan men bovendien of in plaats van de oppervlakteactieve stof cosmetisch aanvaardbare oplosmiddelen gebruiken of het complex weer doen oplossen door toevoeging van een overmaat van hetzij anionogeen polymeer, hetzij kationogeen polymeer.

45 Tenslotte kan men de pH van het preparaat beïnvloeden teneinde het in opgeloste vorm te houden. Ook kan men een preparaat volgens de uitvinding, waarbij de combinatie oplosbaar in water is, bereiden en op keratinemateriaal aanbrengen en daarna een tweede preparaat aanbrengen teneinde een pH-peil te bereiken, waarbij het keratinemateriaal plaats biedt aan een maximale afzetting, in het bijzonder in de vorm van een precipitaat van de combinatie op het keratinemateriaal.

50 Een andere mogelijkheid is, dat men het preparaat bereidt bij een pH, waarbij de combinatie oplosbaar is, men het verkregen product vriesdroogt en men het preparaat juist voor aanbrenging op het keratinemateriaal bereidt door oplossing in het geschikte medium.

De anionogene polymeren, die men in de combinatie van de uitvinding opneemt, hebben een molecule-gewicht van 500 tot 5.000.000, bij voorkeur van 10.000 tot 3.000.000.

55 De kationogene polymeren, die men in de combinatie van de uitvinding opneemt, hebben een molecule-gewicht van 500 tot 5.000.000.

De kationogene polymeren, die men bij de uitvinding kan gebruiken, bevatten een groot aantal primaire, 3 185391 secundaire, tertiaire of kwaternaire aminegroepen.

De preparaten hebben een pH van 2 tot 11 en bij voorkeur van 4 tot 10 en kunnen verkeren in de vorm van oplossingen in water of water en alcohol, gelen, emulsies, crèmes, melk of dispersie.

Het oplosmiddelmedium kan gevormd worden door water of elk ander organisch of anorganisch, 5 cosmetisch aanvaardbaar oplosmiddel of een mengsel daarvan.

Kationogene polymeren, die men bij de uitvinding kan gebruiken, zijn bijvoorbeeld: 1. De in het Franse octrooischrift 1.492.597 beschreven kwaternaire derivaten en celluloseëthers.

De ethers, die bij de uitvinding de voorkeur verdienen zijn producten van Union Carbide Corporation, genaamd ’’JR-125”, ’’JR-400” en ’’JR-30M”, die respectievelijk betrekking hebben op een polymeer van het 10 bovenbeschreven type met een viscositeit van 125 centipoise, 400 centipoise en 30.000 centipoise.

2. De in water oplosbare cyclopolymeren met een moleculegewicht van 20.000 tot 3.000.000, zoals het homopolymeer van dimethyldiallylammoniumchloride, dat onder de naam MERQUAT 100 met een moleculegewicht van minder dan 100.000 en het copolymeer van dimethyldiallylammoniumchloride en acrylzuuramide, dat onder de naam MERQUAT 550 met een moleculegewicht van meer dan 500.000 wordt 15 geleverd door MERCK.

Deze cyclopolymeren worden beschreven in het Franse octrooischrift 2.080.759 en zijn certificat d'addition No. 2.190.406.

3. Homopolymeren of copolymeren, die zijn afgeleid van amides of aminegesubstitueerde esters van acrylzuur of methacrylzuur.

20 Dergelijke producten zijn in de handel verkrijgbaar (van Hercules) onder de naam RETEN 205, 210, 220 en 240 en worden aangeduid met Quaternium 38, 37, 49 en 42 in de CTFA-dictionaire. Een ander toepasbaar copolymeer is het aminoethylacrylaatfosfaat/acrylaatcopolymeer, dat als Catrex met een viscositeit van 700 cps bij 25°C in 18% oplossing in water door National Starch wordt geleverd. Ook kunnen de verbindingen, beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.372.149 worden toegepast.

25 Geënte en verknoopte kationogene copolymeren met een moleculegewicht van 10.000 en 1.000.000 en bij voorkeur van 15.000 tot 500.000, zoals beschreven in het Franse octrooischrift 2.189.434, zijn ook goed toepasbaar.

4. Kationogene polymeren die piperazinegroepe bevatten, zoals beschreven in de Franse octrooischriften 2.162.025 en 2.280.361.

30 5. Gekwarterniseerde polyammoniumverbindingen van het ionogene soort, in het bijzonder beschreven in het Franse octrooischrift 2.320.330 en de Amerikaanse octrooischriften 2.273.780, 2.375.853, 2.388.614, 2.454.547, 3.206.462, 2.261.002 en 2.271.378.

Andere polymeren van dit type worden beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.874.870, 4.001.432, 3.929.990, 3.966.904, 4.005.193 of in de Franse octrooischriften 2.270.846, 7.620.261, 35 2.336.434, de Amerikaanse octrooischriften 4.025.617, 4.025.653, 4.026.945 en 4.027.020.

6. Copolymeren van kwaternair vinylpyrroiidon, welke bereid kunnen worden volgens de in het Franse octrooischrift 2.077.143 beschreven werkwijze.

De copolymeren die de voorkeur verdienen, hebben een moleculegewicht van 100.000 tot 1.000.000, zoals de handelsproducten "Gafquat 734” en ’’Gafquat 755” van GAF CORPORATION” te New York.

40 7. Polyaminoamiden.

8. De al of niet gealkyleerde, verknoopte polyaminoamiden beschreven in de Franse octrooischriften 2.252.840 en 7.706.031.

9. De in water oplosbare polyaminoamidederivaten, verkregen door condensatie van polyalkyleenpolyami-nen met polycarbonzuren, gevolgd door alkylering met bifunctionele middelen.

45 Dergelijke polymeren worden onder andere beschreven in het Franse octrooischrift 1.583.363. Verbindingen, waarmee men bijzonder opmerkelijke resultaten kan verkrijgen, zijn adipinezuur-dimethylaminohydroxipropyldiethyleentriaminecopolymeren, die als Cartarétine F, F4 of F8 worden geleverd door Sandoz.

10. De polymeren, verkregen door reactie van een polyalkeenpolyamine met twee primaire aminegroepen 50 en ten minste een secundaire aminegroep met een dicarbonzuur, zoals beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.227.615 en 2.961.347. Hieronder vallen ook de polymeren, die als HERCOSETT 57 geleverd worden door Hercules Ine. en als PD 170 of DELSETTE 101 door Hercules in het geval van adipinezuurepoxipropyldiethyleentriaminecopolymeer.

11. De eventueel gealkyleerde of gealkoxileerde polyalkylaminen, beschreven in de Amerikaanse octrooi-55 schriften 2.182.306, 2.208.095/het Franse octrooischrift 1.506.349.

Polyethyleeniminen en hun derivaten, die de meeste voorkeur verdienen, zijn de producten, die verkocht worden als PEI 6, PEI 12, PEI 18, PEI 300, PEI 600, PEI 1200, PEI 1800, itK>3tn 4 PEI 600E, dat een polyethyleenimine is, dat met ethyleenoxide is gealkyleerd in een verhouding van 1 : 0,75 en TYDEX 14 en TYDEX 16 worden verkocht door Dow Chemical, andere polyethyleeniminen worden geleverd als POLYMIN P, POLYMIN SN en POLYMIN HS worden verkocht door BASF.

5 12. Polymeren met in hun keten vinylpyridine of vinylpyridiniumtesten, die apart staan of aan elkaar gebonden zijn of gebonden zijn aan andere resten als acrylzuuramide, of acrylzuuramide, dat bijvoorbeeld gesubstitueerd is met een alkylgroep of alkylacrylaatgroep, waarbij de pyridiniumstikstof met een alkylketen met 1 tot 12 koolstofatomen kan zijn gesubstitueerd en de pyridine- of pyridiniumkern met 0 tot 3 alkylgroe-pen zijn gesubstitueerd.

10 13. De kationogene ureum-formaldehydeharsen.

14. De in water oplosbare polymeren, verkregen door condensatie van polyaminen en epichloorhydrine, bijvoorbeeld het condensatieproduct van tetraethyleenpentamine en epichloorhydrine.

15. Vinylbenzylammoniumhomopolymeren of -copolymeren, bijvoorbeeld vinylbenzylalkylammoniumpoly-chloride, waarbij het alkylradicaal bij voorkeur methyl is.

15 16. Kwaternaire polyureylenen van het type als beschreven in het Belgische octrooischrift 773.892.

Volgens een variant kan men in de preparaten van de uitvinding gekleurde polymeren opnemen in combinatie met bovengenoemde anionogene polymeren en eventueel andere kationogene polymeren. Dergelijke polymeren zijn onder andere:

De gekleurde polymeren, die worden gevormd door een mengsel van in water oplosbare, kationogene 20 polymeren met een moleculegewicht van 800 tot 100.000 met secundaire of tertiaire aminegroepen of kwaternaire ammoniumgroepen die, ofwel deel uit kunnen maken van, ofwel direct of indirect dienen ter verankering van aryl- of arylalifatische verbindingen, die chromofore of chromogene groepen dragen, welke verbindingen hier ter afkorting "CPGCC" zullen worden genoemd, met dien verstande, dat wanneer de hoofdketen aminegroepen draagt, die deel uitmaken van een "CPGCC", zij bovendien ten minste 10% 25 alifatische aminegroepen draagt, berekent op het totale aantal aminegroepen van de keten.

De kationogene polycondensaten, die men als verzorgingsmiddelen van het haar kan gebruiken, in het bijzonder de kationogene polymeren, die men ter bereiding van bovengenoemde gekleurde polymeren gebruikt, worden in het bijzonder beschreven in de Franse octrooischriften 2.162.025, 2.280.361, 2.252.840, 2.270.846 en 2.316.271 en in de Luxemburgse octrooischriften 73.794 en 73.795 en worden gedefinieerd in 30 bovengenoemde groepen ten opzichte van de kationogene polymeren.

Volgens een variant van de uitvinding kan men in bepaalde gevallen het anionogene polymeer op het haar fixeren door allereerst een complex met het kationogene polymeer te vormen. Men kan derhalve gebruik maken van complexen, die hetzij op het moment van vermenging worden gevormd, hetzij vooraf zijn gevormd en in deze vorm worden verkocht.

35 Zo kan men bijvoorbeeld gebruik maken van de complexen, die ook polyzouten worden genoemd en ontstaan door complexvorming van een der kationogene polymeren met een willekeurig bovengenoemd anionogeen polymeer.

Vooraf bereide complexen worden volgens de uitvinding gebruikt door ze met een oppervlakteactieve stof als nader beschreven, in oplossing te brengen.

40 De uitvinding heeft ook betrekking op de combinatie van kationogene polymeren en anionogene polymeren zoals hierboven gedefinieerd met een niet-ionogeen of amfoteer polymeer.

Men bereidt de preparaten van de uitvinding volgens de werkwijzen, die op dit gebied gebruikelijk zijn voor het verkrijgen van een mengsel, dat ten minste een kationogeen polymeer en ten minste één anionogeen polymeer in een waterig medium bevat.

45 Men kan, met name voor het vermengen, de als zodanig in een watermedium moeilijk oplosbare polymeren neutraliseren teneinde de combinatie van de uitvinding te verkrijgen.

Als boven reeds gezegd is het in bepaalde gevallen, wanneer de combinatie van de uitvinding tot een precipitaat leidt, nodig weer een solubiliseermiddel toe te voegen, waartoe men bij voorkeur een oppervlakteactieve stof of een cosmetisch aanvaardbaar oplosmiddel gebruikt.

50 De uitvinding heeft ook betrekking op een cosmetisch preparaat, dat ten minste een kationogeen polymeer, ten minste een anionogeen polymeer, beide als boven gedefinieerd en ten minste solubiliseermiddel bevat.

Als solubiliseermiddel gebruikt men bij de uitvinding een anionogene, kationogene, niet-ionogene of amfotere oppervlakteactieve stof of een mengsel van twee of meer van deze stoffen.

55 Andere solubiliseermiddelen, die men bij de uitvinding kan gebruiken, zijn cosmetisch aanvaardbare oplosmiddelen als monoalcoholen, polyalcoholen, glycolethers, glycolesters, vetzuuresters en methy-leenchloride, die men afzonderlijk of vermengd gebruikt.

5 185391

Het spreekt vanzelf, dat men de bovengenoemde oppervlakteactieve stoffen niet alleen kan gebruiken als solubiliseermiddelen, die de vorming verhinderen van een precipitaat, dat ontstaat door wisselwerking van kationogeen polymeer en anionogeen polymeer in het watermedium, maar ook hetzij tegelijkertijd, hetzij onafhankelijk van bovengenoemd effect profijt kan trekken van hun schuimvormende, verzachtende, 5 wassende, dispergerende of emulgerende werking.

De kationogene polymeren vormen alleen of in combinatie met andere polymeren van dit type 0,01 tot 10 gew.%, bij voorkeur 0,05 tot 5 gew.% van het totale preparaat.

De anionogene polymeren vormen alleen of in combinatie met andere polymeren van dit type 0,01 tot 10 gew.% en bij voorkeur 0,02 tot 5 gew.% van het totale preparaat.

10 De gewichtsverhouding tussen kationogeen polymeer en anionogeen polymeer bedraagt 0,1 tot 60, bij voorkeur 0,4 tot 50 en liefst 0,4 tot 20.

Als het preparaat een solubiliseermiddel bevat in de vorm van een oppervlakteactieve stof of een cosmetisch aanvaardbaar oplosmiddel, kan dit middel een enkele bovengenoemde stof zijn of een mengsel van twee of meer van dergelijke stoffen en aanwezig zijn in een hoeveelheid van 0,1 tot 70 gew.%, bij 15 voorkeur 0,5 tot 50 gew.% van het totale preparaat.

De gewichtsverhouding van solubiliseermiddel tot kationogeen en anionogeen polymeer bedraagt bij voorkeur 0,5 tot 200 en liefst 0,5 tot 50.

Men kan de preparaten van de uitvinding als zodanig gebruiken voor het behandelen van haar en huid, maar zij kunnen ook als basis dienen voor cosmetische preparaten, die ook een passende hoeveelheid 20 actieve stof bevattend en bedoeld zijn voor aanbrenging op huid, haar en nagels teneinde deze te beschermen tegen stoffen uit de atmosfeer of tegen actinische straling, terwijl zij ook kunnen dienen ter bevordering van de inwerking van elke andere actieve stof op de huid, haar en nagels.

Zij kunnen behalve kationogeen en anionogeen polymeer de in cosmetische preparaten gebruikelijke toevoegsels bevatten als parfums, kleurstof voor het kleuren van het preparaat zelf of het haar of de huid, 25 conserveermiddelen, sekwestreermiddelen, verdikkingsmiddelen, emulgatoren, verzachters, synergistisch werkende stoffen, anionogene, kationogene, niet-ionogene of amfotere oppervlakteactieve stoffen, niet-ionogene of amfotere polymeren, of schuimstabilisatoren, afhankelijk van het beoogde gebruik.

Als men preparaten als bovenbedoeld gebruikt voor het behandelen van haar, hebben zij in het bijzonder de vorm van behandelingscrèmes, die men voor of na het verven of ontkleuren, voor of na het shampone-30 ren of voor of na het permanenten kan aanbrengen, maar zij kunnen ook de vorm hebben van verfproducten, shampoos of spoellotions, die men voor of na het shamponeren, voor of na het verven of ontkleuren of voor of na het permanenten aanbrengt, of van watergolflotions, borstellotions of herstructureerlotions.

Als de preparaten van de uitvinding behandelingscrèmes of melken zijn, die men voor of na het verven of ontkleuren, voor of na het shamponeren of voor of na het permanenten gebruikt, zijn zij in wezen gebaseerd 35 op zepen of vetalcoholen, in aanwezigheid van emulgatoren of gebaseerd op gepolyethoxileerde of gepolyglyceroleerde vetalcoholen.

De in de preparaten van de uitvinding te gebruiken emulgatoren, kunnen bovengenoemde anionogene en niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen zijn. De niet-ionogene emulgatoren zijn aanwezig in een hoeveelheid van 0,5 tot 25 gew.%, waarbij men bij voorkeur de bovengenoemde geoxiethyleerde of gepolyoxiethy-40 leerde vetalcoholen gebruiken.

De anionogene emulgatoren zijn aanwezig in concentraties van 0,5 tot 15%. Men gebruikt bij voorkeur de boven gedefinieerde al of niet geoxiethyleende alkylsulfaten.

De gepolyethoxileerde of gepolyglyceroleerde vetalcoholen zijn aanwezig in concentraties van 0,5 tot 25%.

45 Deze crèmes kunnen, behalve de polymeren de voor dergelijke preparaten gebruikelijke toevoegsels bevatten als vetamiden en vetalcoholen, wanneer zij op zepen zijn gebaseerd.

Wanneer de preparaten van de uitvinding verfcrèmes zijn, bevatten zij bovendien naast een of meer kationogene en anionogene polymeren, andere bestanddelen waardoor de preparaten de vorm van crèmes kunnen hebben, waaraan men vervolgens een alkalische stof en kleurstof heeft toegevoegd, alsmede de 50 gebruikelijke toevoegsels als antioxidanten en sekwestreermiddelen.

De pH van deze preparaten bedraagt in het algemeen 9 tot 11 en kan worden geregeld door toevoeging van een geschikte alkalische stof aan de verfbasis.

De kleurstoffen zijn oxidatiekleurstoffen, waaraan men directe kleurstoffen als azokleurstoffen, anthrachi-nonen nitroderivaten uit de benzeenreeks, indaminen, indoanilinen, fenolen en/of andere oxidatiekleurstof-55 fen, alsmede de leukoderivaten van deze verbindingen kan toevoegen.

De oxidatiekleurstoffen zijn aromatische verbindingen van het diamine, aminofenol of fenoltype. Deze verbindingen zijn in het algemeen zelf geen kleurstoffen, maar worden in kleurstoffen omgezet door 185391 6 condensatie in een oxiderend medium, dat in het algemeen door waterstofperoxide wordt gevormd. Onder deze oxidatiekleurstoffen onderscheidt men enerzijds de basen, die para of orthoderivaten zijn van diaminen en aminofenolen en anderzijds zogenaamde modificatoren of koppelaars, die meta derivaten zijn en wel meta diaminen, m-aminofenolen, m-difenolen en van fenolen.

5 Als de preparaten van de uitvinding shampoos zijn, bevatten zij behalve een of meer kationogene en anionogene polymeren ten minste een anionogene, kationogene, niet-ionogene of amfotere oppervlakte-actieve stof, in het bijzonder als boven gedefinieerd, of een mengsel daarvan.

In deze shampoos bedraagt de concentratie aan wasactieve of oppervlakteactieve stof in het algemeen 3 tot 50 gew.%, berekend op het totale gewicht van het preparaat en bij voorkeur 3 tot 20 gew.%. De pH ligt 10 in het algemeen tussen 3 en 10.

De preparaten van de uitvinding kunnen ook verkeren in de vorm van lotions, die kapperslotions kunnen zijn of vormlotions of zogenaamde borstellotions, lotions, die niet worden uitgespoeld en dienen ter versterking van watergolf, of spoellotions of zogenaamde spoelingen.

Onder vormlotions of borstellotions verstaat men lotions, die na het shamponeren worden aangebracht 15 en het in vorm brengen van het kapsel bevorderen, hetgeen met het verzachte haar geschiedt met behulp van een borstel, terwijl men het haar met een droger droogt.

Onder lotions, die niet worden uitgespoeld en ter versterking van watergolf dienen, verstaat men lotions, die na shamponering en na het vormen van het haar worden aangebracht. Deze lotions die niet worden uitgespoeld, verbeteren de uiteindelijke watergolf en verlengen de levensduur.

20 Deze lotions bevatten, in het algemeen in oplossing in water, alcohol of alcohol en water, ten minste een kationogeen polymeer en ten minste een anionogeen polymeer als boven gedefinieerd. Zij kunnen bovendien niet-ionogene en amfotere polymeren en antischuimmiddelen bevatten.

Spoellotions zijn oplossingen, die men voor of na verven, ontkleuren, permanenten of shamponeren of tussen twee shamponeringen aanbrengt teneinde het haar te verzorgen en die men na een zekere tijd weer 25 wegspoelt.

Deze preparaten kunnen oplossingen in water of water en alcohol zijn, die eventueel oppervlakteactieve stoffen, emulsies of gelen bevatten. Deze preparaten kunnen ook onder druk als aerosol worden geleverd.

De oppervlakteactieve stoffen, die men in de oplossingen kan gebruiken, zijn in wezen de niet-ionogene of kationogene oppervlakteactieve stoffen van het boven beschreven type voor de shampoopreparaten en 30 zijn met name de condensatieproducten van een monoalcohol, een α-diol, een alkylfenol, een amide of een diglycolamide met glycidol.

Men kan ook gepolyethoxileerde of gepolyglyceroleerde alcoholen, alkylfenolen of vetzuren gebruiken met rechte vetketen met 8 tot 18 koolstofatomen en meestal 2 tot 15 mol ethyleenoxide. De oppervlakteactieve stofconcentratie bedraagt 0 tot 10%, bij voorkeur 0,5 tot 7%.

35 Men kan aan deze preparaten ook anionogene of amfotere oppervlakteactieve stoffen toevoegen.

Als de preparaten in emulsievormen verkeren, kunnen zij niet-ionogeen of anionogeen zijn. Niet-ionogene emulsies bestaan in hoofdzaak uit een mengsel van oliën en/of vetalcoholen en gepolyethyoxileerde vetalcoholen als gepolyethyoxileerde stearyl- of cetylstearylalcohol. Men kan aan deze preparaten kationogenen toevoegen zoals bijvoorbeeld boven zijn gedefinieerd.

40 Als de preparaten in gelvorm verkeren, bevatten zij verdikkingsmiddelen, al of niet in aanwezigheid van oplosmiddelen. De concentratie van de verdikkingsmiddelen bedraagt 0,5 tot 30 gew.%, bij voorkeur 0,5 tot 15 gew.%. De pH van de spoellotions of spoelingen bedraagt 2 tot 9,5.

Als bovengenoemde preparaten onder druk in aerolsolvorm worden bereid, kan men als drijfgas koolzuurgas, stikstof, lachgas, vloeibare koolwaterstoffen als butaan, isobutaan of propaan of bij voorkeur 45 chloor- of fluorkoolwaterstoffen (welke laatste onder de naam Fréon worden geleverd door DU PONT DE NEMOURS) gebruiken.

De preparaten van de uitvinding kunnen ook herstructureerlotions zijn en producten bevatten, die de keratineketen van haar versterken. Men gebruikt hiertoe producten uit de groep der methylolderivaten, met name van het type, beschreven in de Franse octrooischriften 1.527.085 en 1.519.979.

50 Men kan de combinatie van de uitvinding ook gebruiken in preparaten, bedoeld voor het ontkrullen of krullen van haar, die behalve de polymeren reductiemiddelen bevatten als sulfieten of thioglycolaten, die men tegelijkertijd met neutraliserende preparaten gebruikt.

Men kan in de preparaten cosmetisch aanvaardbare parfums gebruiken in een hoeveelheid van bijvoorbeeld 0,1 tot 0,5 gew.%.

55 Men kan ter kleuring in de preparaten van de uitvinding 0,001 tot 0,5 gew.% kleurstof opnemen.

Als men de preparaten van de uitvinding ter aanbrenging op de huid bereidt, kunnen deze de vorm hebben van after shave of lotions of eau de toilette of scheerschuim.

7 185391

De after shave lotions en de eaux de toilette zijn oplossingen in water en alcohol, die bij voorkeur een alcohol met 1 tot 4 koolstofatomen bevatten, alsmede de gebruikelijke toevoegsels als verzachters, adstringeermiddelen en parfums.

Bij eaux de toilette zijn de parfums aanwezig in grotere hoeveelheden dan bovengenoemd en wel 5 afhankelijk van hun aard tot 3 gew.%.

Als het preparaat een scheerschuim is, bevat het in het algemeen extra zeep, eventueel vetzuur, schuimstabilisator en verzachter als glycerol.

Het preparaat kan in een aerosolinrichting zijn afgevuld in aanwezigheid van drijfgas, volgens de algemeen bekende methoden.

10 Als reeds gezegd kunnen de preparaten van de uitvinding ook dienen als basis in de vorm van een oplossing in water of water en alcohol, crème, gel of emulsiedispersie voor cosmetische preparaten ter behandeling van de huid.

Deze preparaten kunnen ook worden gebruikt voor het behandelen van de nagels, in welk geval de combinatie van de uitvinding het niet alleen mogelijk maakt de anionogene polymeren op de nagels te 15 fixeren, maar ook de nagels te harden en glanzender te maken. Men gebruikt de preparaten in aanwezigheid van oplosmiddelen en andere gebruikelijke bestanddelen.

De verschillende toevoegsels, die men in de preparaten kan gebruiken, zijn algemeen bekend en kunnen van het type zijn als beschreven is in verband met de preparaten voor het behandelen van haar.

De preparaten van de uitvinding kunnen op verschillende wijzen worden afgewerkt en geconserveerd als 20 boven aangegeven. Een bijzonder voordelige afwerkingsvorm is echter een gevriesdroogde vorm.

Door deze werkwijze kan men bovendien de combinatie van de uitvinding bereiden onder omstandigheden, bijvoorbeeld de pH, die verschillen van die, die men normaliter voor een goede verankering op keratinemateriaal gebruikt, waardoor een ongewenst precipitaat kan worden vermeden. Dit kan ook afbraak door veroudering (bijv. vergeling) van bepaalde combinaties tegenhouden.

25 Men verkrijgt opmerkelijke resultaten met spoelpreparaten, die als kationogeen polymeer een polyami-neamide bevatten, die eventueel verknoopt is, als boven aangegeven onder 7, 8, 9 of 10, in combinatie met de verschillende anionogene polymeren.

Men verkrijgt bijzonder voordelige resultaten door combinatie van bovengenoemde voorkeurscombinaties met zwak anionogene of niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen of een mengsel daarvan. Onder zwak 30 anionogene oppervlakteactieve stoffen verstaat men carbonzuurderivaten als alkylpolypeptidaten, zouten van lipoaminezuren, alkylpolyglycerylcarboxilaten en polyglycolethercarbonzuren.

Een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is een combinatie van een sterk substantief kationogeen polymeer van het boven onder 2 gedefinieerde cyclopolymere type of kwaternair polymeer als bedoeld onder 5 met een willekeurig anionogeen polymeer, zoals hierboven gedefinieerd.

35 Men kan met de combinatie van de uitvinding ook belangwekkende resultaten verkrijgen met weinig substantieve kationogene polymeren van het cellulose-etherpolymeer-type als gedefinieerd onder 1 met wederkerende acryl- of methacrylzuurgroepen, beschreven in het Franse octrooischrift 2.189.434 als genoemd onder 3, de vinylpyrrolidonderivaten als genoemd onder 6 en onder 12 met een willekeurig anionogeen polymeer zoals hierboven gedefinieerd.

40 De kationogene polymeren van het boven onder 4 beschreven type met in hun keten een radicaal met twee aminefuncties, bijvoorbeeld piperazinyl, kunnen het preparaat goede eigenschappen geven ten aanzien van het blijven zitten van het kapsel, wanneer men deze kationogene polymeren met een anionogeen polymeer zoals hierboven gedefinieerd combineert in een spoelpreparaat.

Preparaten van de uitvinding voor het behandelen van haar kunnen volgens de uitvinding volgens een 45 tweetrapswerkwijze worden toegepast.

Men kan namelijk eerst het preparaat bij een zure pH op het haar aanbrengen en daarna de pH op het haar verhogen met een tweede preparaat, dat een base bevat, teneinde de precipitatie van de polymeren op het haar te doen plaatshebben.

De uitvinding kan ook worden omschreven als een werkwijze voor het fixeren van anionogene polyme-50 ren, zoals boven gedefinieerd, op een keratinemateriaal, waarbij men de fixering van het anionogene polymeer bewerkstelligt door het te combineren met een kationogeen polymeer.

Deze fixering is opmerkelijk bij werkwijzen, waarbij men het haar na behandeling met de polymeren naspoelt.

Een bijzonder belangrijke variant van de uitvinding is derhalve het gebruik van preparaten van de 55 uitvinding bij het behandelen van keratinevezels als haar, waarbij men dit preparaat toepast en vervolgens naspoelt.

Wanneer het preparaat in gevriesdroogde vorm verkeert, brengt men volgens de uitvinding vlak voor het 10999 I 0 gebruik het gevriesdroogde product is de cosmetische drager, die de verschillende bovengenoemde toevoegsels kan bevatten en brengt het aldus bereide preparaat op het keratinemateriaal aan. Deze werkwijze is met name van belang, wanneer de polymeren de neiging hebben bij bewaring in oplossing te vergelen en wanneer men ze op een keratinemateriaal wenst aan te brengen, waarbij een dergelijk aspect 5 niet wenselijk is, bijvoorbeeld bij de huid of de nagels.

De volgende voorbeelden lichten de uitvinding toe.

In de volgende voorbeelden worden alle polymeren uitgedrukt als actieve stof. De aangegeven hoeveelheden zijn betrokken op de polymeren als 100% actieve stof. In de onderstaande voorbeelden zijn de hoeveelheden oppervlakteactieve stof uitgedrukt als percentage van de actieve stof.

10 In de onderstaande voorbeelden gebruikte anionogene polymeren moeten in bepaalde gevallen worden geneutraliseerd. Dit is het geval, wanneer men in de onderstaande voorbeelden de volgende polymeren gebruikt: résine TV 242, P,, P2 en résine 28-29-30, met dien verstande dat zij worden geneutraliseerd in een hoeveelheid, die tot 100% kan gaan, teneinde in een watermedium oplosbaar te zijn, waartoe men alkalische stoffen gebruikt als ammoniak, alkylaminen, alkanolaminen als mono-, di- of triethanolamine of 15 triïsopropanolamine, of een mengsel daarvan, alkylalkanolaminen, aminomethylpropanol, aminomethylpro-paandiol, natrium- of kaiiumhydroxide, natrium- of kaliumcarbonaat, enz. Basen, die men bijvoorbeeld ter neutralisatie van bovengenoemde polymeren gebruikt, zijn 2-amino-2-methylpropanol, 2-aminopropaandiol-1,3, triethanolamine, triïsopropanolamine en natriumhydroxide. De neutralisatie geschiedt tot een pH van 7 tot 10, meestal van 7 tot 9.

20 De anionogene polymeren kunnen ook vooraf worden gesolubiliseerd in een anionogene oppervlakteactieve stof of een oplosmiddel van het in de beschrijving genoemde type. In een dergelijk geval is neutralisatie niet nodig.

De polymeren kunnen worden toegepast met weekmakers als methylcellosolve, methyl-, dimethyl-, diethyl-, dibutyl- en dioctylftalaat, propyleen-, hexyleen-, polyethyleen- en polyalkyleenglycol, propyleen-25 glycoldipelargonaat, glycolpolysiloxan, glyceroltriacetaat, aluryllactaat, diëthyleenglycolmonoöleaat, decyloleaat, octylsebacaat, acetyltributylcitraat, isopropylmyristaat, ethylftalylethylglycolaat en methylftalyl-ethylflycolaat.

Voorbeeld I

30 Men bereidde een shampoo met de volgende samenstelling:

Anionogeen polymeer (P2) 0,4 g

Kationogeen polymeer met wederkerende groep KA Vb 0,6 g Oppervlakteactieve stof (TA-1) 8 g

Laurinezuurdiëthanolamine 3 g 35 Men stelde de pH met triethanolamine in op 7,8.

Water ter aanvulling tot 100 g

Aanbrenging van dit preparaat op vuil en nat haar veroorzaakte na impregnering een zacht schuim.

Het natte haar voelde licht aan en gaf een vollere indruk. Deze indruk bleef na het wassen bestaan.

Toen het haar gedroogd was, was het gezwollen, gewillig en weinig elektrisch geladen. Het haar was 40 voller en een aangebrachte watergolf bleef goed lang zitten.

Men verkreeg soortgelijke resultaten met de preparaten, weergegeven in tabel A, wanneer deze op soortgelijke wijze als boven aangegeven, werden aangebracht. Voor een beter begrip is voorbeeld I ook in de tabel weergegeven.

Tabel B heeft betrekking op watergolflotions.

45 Na aanbrenging van deze lotions op geverfd haar, zag men dat het droge haar gezwollen, levendig, niet elektrisch geladen en gemakkelijk te kappen was.

Men voegde aan de verschillende in tabellen A en B genoemde bestanddelen water toe in een hoeveelheid, die ter verkrijging van 100 ml (in tabel B) of 100 g (in tabel A) voldoende was.

Men voegde in het algemeen aan de verschillende bovengenoemde preparaten kleurstof en parfum toe, 50 teneinde het uiterlijk van genoemde preparaten te verbeteren.

Zo voegde men bijvoorbeeld aan preparaten 1 tot 4, 10 tot 15 en 20 tot 40 0,1 g kleurstof en 0,2 g parfum toe.

De betekenissen van de afkortingen, alsmede de betekenis van de handelsnamen van de verschillende producten, die in de voorbeelden worden gebruikt, worden hieronder gegeven.

55 Talrijke volgens de uitvinding gebruikte polymeren, worden ook meer gedetailleerd beschreven in ’’COSMETIC INGREDIENT DICTIONARY” uitgegeven door ’THE COSMETIC TOILETRY AND FRAGANCE ASSOCIATION INC.” 9 185391

Oppervlakteactieve stoffen en toevoegsels AST 1214 Triëthanolaminealkyl (C12-C14) sulfaat.

TA-1 Zie formule 5, waarin R alkyl met 9-12 koolstofatomen voorstelt en n 3,5 is.

5 Anionogene polymeren 28.29.30 Terpolymeer van vinylacetaat/crotonzuur/vinylneodecanoaat, verkocht als

Resine 28.29.30 door NATIONAL STARCH.

P1 Terpolymeer van vinylacetaat, crotonzuur en allyldimethylpropanaat (77/8/15).

P2 Copolymeer van vinylacetaat, crotonzuur, allyldimethylpropanaat en vinyllau- 10 raat (77/8/14/1).

Kationogene polymeren CARTARETINE F4 Adipinezuur/dimethylaminohydroxipropyldiëthyleentriaminecopolymeer van SANDOZ.

15 GAFQUAT 755 Kwaternair polyvinylpyrrolidon-copolymeer met moleculegewicht 1.000.000 van GENERAL ANILINE.

AZA-6 Kationogeen polycondensaat van piperazine/epichloorhydrine in de mol- verhouding 1/1, beschreven in voorbeeld I van het Franse octrooi schrift 2.162.025.

20 K la. Beschreven in voorbeeld la van het Franse octrooischrift 2.252.840.

KA Vb. Beschreven in voorbeeld Vb van het Franse octrooischrift 2.368.508.

TABEL A - Shampoos 25 Voor- POLYMEREN Opper- Oplos- pH Zure of beeld Aniono- % g Kationo- % g vlakte- % g middel % g basische nr. geen geen actieve en/of stof stof toevoeg sel 30 - I P 2 0,4 KA Vb 0,6 TA-I 8 Laurine- 3 7,8 Triëtha- zuurdi- nolamine ethanol- amide 35 II 28.29.30 0,6 CATARE- 0,7 AST 1214 12,5 Laurine- 2 7,6 TINE F4 zuurdi- ethanol- amine III P 1 0,3 CARTARE- 0,6 AST 1214 15 7,35 Melkzuur

40 TINE

TABEL B - Watergolflotions

Voor- POLYMEREN Opper- Oplos- Alco- pH Zure of 45 beeld Aniono- % g Kationo- % g vlakte- % g middel hol- basische nr. geen geen actieve en/of graad stof stof toevoeg sel 50 IV 28.29.30 0,5 K la 0,5 ethyl- 50° 7,5 2-methyl alcohol 1 -propa- als nol nodig tot 55 _

Claims

185391 10 Voorbeeld V Men bereidde het volgende preparaat: Gafquat 755 0,1 g Polymeer 28-29-30 0,1 g 5 Ethylalcohol als nodig tot 60° Parfum 0,5 g Water als nodig tot 100 ml Dit preparaat is een after shave lotion, dat de huid verzacht. 10 TABEL C - Shampoos Voor- POLYMEREN Opper- Oplos- pH Zure of beeld Aniono- % g Kationo- % g vlakte- % g middel % g basische nr. geen geen actieve en/of stof 15 stof toevoeg sel VI 28.29.30 0,5 AZA-6 0,5 TA-1 10 7,3 HC1 20

1. Cosmetisch preparaat voor de behandeling van keratine bevattende materialen, waarin naast een kationogeen polymeer ook een anionogeen polymeer aanwezig is, verkregen door polymerisatie van één of 25 meer onverzadigde carbonzuren, terwijl in de polymeerketen uitsluitend C-atomen aanwezig zijn, gekenmerkt doordat het ten minste één van de volgende van crotonzuur afgeleide polymeren bevat: a. Terpolymeren, afgeleid van crotonzuur, vinylacetaat, een ally!- of methallylester met de formule 1, waarin: R' een waterstofatoom of een methylgroep,

30 R, een verzadigde, vertakte of onvertakte koolwaterstofketen met 1-6 koolstofatomen voorstelt, en R2 een methyl- of isopropylgroep, b. de tetra- of pentapolymeren, verkregen door copolymerisatie van crotonzuur, vinylacetaat of -propionaat, een allyl- of methallylester met de formule 1, een monomeer gekozen uit: een vinylether met de formule 2 waarin R3 een alkylgroep met 1-12 C-atomen voorstelt, 35 een vinylester met een vetzuurketen met de formule 3, waarin R4 een onvertakte alkylgroep met 7-11 koolstofatomen voorstelt, een allyl- of methallylester met de formule 4, waarin: R' een waterstofatoom of een methylgroep voorstelt en R5 een alkylgroep, en 40 c. terpolymeren van vinylacetaat, crotonzuur en een vinylester van een op de α-positie vertakt, verzadigd alifatisch monocarbonzuur met ten minste 5 koolstofatomen in het carbonzuurradicaal, en de gewichtsverhouding tussen kationogeen polymeer en anionogeen polymeer 0,1 tot 60 bedraagt, terwijl het preparaat ten hoogste 0,005 mol metaal-(ll)-zout per gram kationische hars bevat.

2. Preparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het als anionogeen polymeer een copolymeer van 45 crotonzuur, vinylacetaat en vinylneodecanoaat bevat. Hierbij 1 blad tekening |