NL8102830A - Inrichting voor het stapelen van in de schubvormige stroom ter beschikking komende produkten, zoals kranten, tijdschriften en dergelijke. - Google Patents

Description

i VO 2020

Betr.: Inrichting voor het stapelen van in de schubvormige stroom ter beschikking komende produkten, zoals kranten, tijdschriften en dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het stapelen van in de vorm van schubben ter beschikking kanende drukprodukten, zoals kranten,tijdschriften en dergelijke, zoals omschreven in de inleiding van conclusie 1, alsmede op een inrichting voor het ophouwen 5 van een met deze stapelinrichting gevormde stapel, zoals cmschreven in de inleiding van conclusie 13.

Uit het, Duitse Auslegeschrift 1.2bh.6^6 is een inrichting voor het opzamelen van fineerbladen bekend, waarbij de op een drukband lig-; gende fineerbladen onder elkaar uitstekend naar een trcmmel gevoerd 10' worden. De omlopend aangedreven drukband strekt zich nagenoeg over de gehele omtrék van de trommel uit. en dient zowel voor het toevoeren, als voor het ondersteunen van de losse fineerbladen voor en tijdens het opwikkelproces. De afzonderlijke wikkellagen zijn door een met . de trommel verbonden scheidingsband van elkaar gescheiden, welke in ; 15 het bereik van de wikkelspleet over de fineerbladen gelegd en met deze opgewikkeld wordt. Omdat de buitenste laag van een aldus gevormde wikkel door de drukband gesteund moet worden, kan de wikkel niet zonder meer van de stapelinrichting verwijderd worden. In de regel zal de wikkel tot het ontstapelen in de stapelinrichting, welke na een bepaald om-20 stellen ook voor het ontstapelen dient, achterblijven, zodat deze laatste tijdens het verzamelen niet voor het vormen van een nieuwe stapel gebruikt kan worden.

Het Duitse octrooischrift. 2»207.556 toont een stapelinrichting van het hierboven omschreven type, waarbij de in de vorm van schubben 25 ter beschikking komende drukprodukten zowel aan de boven- als aan de onderzijde met wikkelbanden samengebracht worden, waartussen de schub-formatie wordt vastgehouden. De wikkelbanden met de daartussen liggende drukprodukten worden over elkaar heenstekend naar de wikkeltrommel gevoerd en daarop gewikkeld. Is de wikkeltrommel gevuld, dan worden de 30 einden van de beide wikkelbanden vastgesnoerd om de gerede wikkel samen te houden. De noodzakelijkheid twee wikkelbanden toe te passen, geeft een dienovereenkomstige apparatieve en materiële kostenverhoging. Bovendien is het niet-tegenstaande het aanwezig zijn van twee wikkelbanden 8102830 ' : . -2- in vele gevallen noodzakelijk, aan de wikkeltrammel zijwangen aan te brengen, cm het uit elkaar vallen van de stapel, resp. een stands-verandering van de drukprodukten binnen de schubformatie bij het manipuleren van een gerede stapel te vermijden.

5 Aan de onderhavige uitvinding· ligt het probleem ten grondslag, een inrichting van het bovenbeschreven type te verschaffen, welke met zo laag mogelijke constructieve en materiële kosten de vorming van een'wikkelstapel mogelijk maakt, waarbij ook bij het hanteren b.v.' ·, transporteren, de drukprodukten hun stand, binnen de schubformatie 10: behouden.

Dit probleem wordt opgelost op een wijze als. omschreven, in. het kenmerk van conclusie 1.

Het onder elkaar uitstekend toevoeren van een schubvormige stroom naar de wikkeldoorn maakt het mogelijk, slechts een wikkelband toe te.

; 15' passen. Omdat deze wikkelband onder trek opgewikkeld wordt, wordt, een vaste wikkel verkregen, waarbinnen de drukprodukten hun onderlinge stand behouden, zonder dat op de wikkeldoorn zijwangen of andere soortgelijke extra hulpmiddelen aangebracht dienen te worden.

Doelmatig heeft de wikkelband aan de naar de schubformatie 20 toegekeerde zijde een hechtmogelijkheid met betrekking tot de drukprodukten, hetgeen tot een betere standfixering van de drukprodukten in de stapel bijdraagt.

Bestaat tussen het oppervlak van. de wikkelband een hechtmogelijkheid, dan kan het samenhouden van de gerede stapel op eenvoudige 25 wijze worden verkregen, doordat aan het einde de lege wikkelband onder trek een- of meerdere malen om de vooraf vermelde wikkelbandlaag gewikkeld wordt..

De inrichting voor het afbouwen van een met de besproken sta-pelinrichting gevormde stapeldrukprodukten onderscheidt zich door de 30 kenmerken, als omschreven in conclusie 13.

Door het onder elkaar uitstekend wegtrekken van de wikkelband worden de drukprodukten eveneens mede afgewikkeld en kunnen na het scheiden van de wikkelband in een schubformatie afgevoerd worden. Doordat elk drukprodukt op het volgend drukprodukt ligt, wordt een storings-35 vrij lossen van de drukprodukten van de wikkel gewaarborgd.

81 0 2 8 3 0 ---------- -3-

Het is voordelig een regelinrichting voor het constant honden van de op de wikkelband aangrijpende trekkrachten toe tè passen,., cm aldus een doeltreffend ontstapelen te begunstigen.

De uitvinding zal onder verwijzing naar de. tekening nader·.toege-5 licht worden. Daarin.toont zeer schematisch: fig. 1 en 2 een inrichting voor het vormen van een stapel druk-produkten in de vorm van een wikkel in verschillende werkfasen en fig. 3 een inrichting voor het afbauwen van een met. de. inrichting volgens de fig. 1 en 2 gevormde stapel.

; 10 Fig. 1 toont de·stapelinrichting aan het begin van het opwikkel- proces, terwijl, in fig..2 de. stapelinrichting op een later tijdstip bij het vormen van een wikkel is weergegeven. Een tramnelvormige wikkeldoorn 1 is op niet nader weergegeven wijze cm zijn as la draaibaar gelegerd.. Aan de wikkeldoorn 1 is het einde van een wikkelband 2 be-15' vestigd, welke van een. afwikkelrol 3 afgewikkeld wordt. .Deze afwikkel-rol 3 is om zijn as 3a vrij draaibaar gelegerd. Op deze afwikkelrol 3 grijpt een doórcl· aangeduide tr.ommelrem. aan, welke een tegen de .afwikkelrol 3 aanliggende remschoen 5 heeft, welke op een enerzijds draaibaar gelegerde hefboom 6 bevestigd is. Op deze hefboom.6 grijpt een 20 drukveer 7 aan, welke het aandrukken van de remschoen 5 tegen de af-. wikkelrol 3 bewerkstelligt. De wikkelband . 2 wordt van de afwikkelrol 3 over een transportrol 8 gevoerd, welke via een door 9 aangeduide aan-drijfverbinding met een aandrijfmotor 10 in verbinding staat. Deze aandrijfmotor 10 drijft via een Wickler-drijfwerk 11 de wikkeldoorn 1 25 in de richting van de pijl A aan. Het Wickler-drijfwerk 11 regelt de aandrijfsnelheid van de wikkeldoorn 1 zodanig, dat de opwikkelsnelheid onafhankelijk van de diameter van de wikkel vrijblijft. Het Wickler-drijfwerk 11 is van bekende constructie en wordt b.v. geleverd door de Fa. P.I.V. Antrieb Werner Reimers KG. De aandrijfmotor 10 staat 30 met een tachogenerator 12 in verbinding,, welke door een omkeerrol 13 van een bandtransporteur lU wordt gedreven. Deze bandtransporteur lU wordt op niet nader weergegeven wijze in de richting van de pijl B omlopend aangedreven. Via deze stuurverbinding tussen de bandtransp.or-teur lH en de aandrijfmotor 10 wordt de draaisnelheid van de wikkel-35 doorn 1 aan de toevoersnelheid van de bandtransporteur ik aangepast.

81 02 83 0 I t i ' i 5 j —h— i * i ; Tassen de bandtransporteur lU en de wikkeldoorn 1 is een als glijgoot dienende wip 15 aangebracht, welk zwenkbaar om. een as l6. is, welke evenwijdig aan de draaiïngsas la van. de wikkeldoorn 1 loopt en met de draaiïngsas van.de transportrol 8 samenvalt. Op de wip 15 grijpt 5 een in hoofdzaak door 17 aangeduid aandrukmechardsme aan, welke een met de wip 15 scharnierend verbonden drukstaaf 18 heeft.

Deze. laatste is in een vast gelegerd huis 19 geleid, waarin een op de drukstaaf 18 werkende veer 20 ondergebracht is. Door dit aandruk-; mechanisme wordt de wip 15 naar boven tegen de wikkeldoorn 1, r.esp.

:10 : tegen de zich daarop vormende wikkel, gedrukt.

De bandtransporteur lH voert de drukprodukten 21 aan, welke een schubvormige strocm. S vormend in de vorm van dakpannen over elkaar I heen liggen. Zoals uit. de fig. 1 en 2'blijkt, richt in. deze schubformatie.

S elk drukprodukt. 21 dakpanvormig op een daar voorafgaand drukprodukt.

15 De drukproduktenstroam S kan b.v. door de bandtransporteur ik vanaf de afvoer van een. rotatiedrukmachine toegevoerd worden. Zoals uit de figuren blijkt, loop de wikkelband 2 van de afwikkelrol 3 over de transportrol 8 en· steunend op de wip 15 naar de wikkeldoorn 1. De. schubformatie S wordt door de bandtransporteur lU over de wip 15 en de daaropliggende 20 wikkelband 2 bewogen. De naar de schubstrocm S toegekeerde zijde 2a van de wikkelband 2 is zodanig uitgevoérd, dat tussen de wikkelband 2 en de drukprodukten 21 een hechting bestaat.

Daartoe kan de wikkelband 2 uit een klevend materiaal, b.v. uit kunststof bestaan. Het is echter ook mogelijk, het oppervlak 2a van 25 de wikkelband 2 klevend te maken of op deze zijde 2a een kleeflaag aan te brengen.

Door de aangedreven wikkeldoorn 1 wordt nu de wikkelband 2 met de daarop liggende' drukprodukten 21 in de richting van de pijl C over de wip 15 bewogen en op de doorn 1 gewikkeld. De mede opgewikkelde 30 wikkelband. 2 werkt als scheidingslaag tussen de wikkelingslagen. De afwikkelrol· 3 wordt tijdens het opwikkelen door de trommelrem ^ geremd, zodat de wikkelband 2 onder trek op de wikkeldoorn 1 gewikkeld wordt.

Het is duidelijk, dat in plaats van de trommelrem b ook andere inrichtingen voor het ontwikkelen van een trekspanning in de wikkelband 2 35 tijdens het opwikkelen toegepast kunnen worden. Zo kan b.v. een geschikte 81 02 83 0 ί -5- bandspaninrichting van een bekend type worden gebruikt.

Tijdens het opwikkelen wordt de wip 15 cm zijn zwenkas 16 door de zich vormende wikkel 22 tegen de werking van de.drukveer 20 in, naar omlaag gezwenkt, zoals dit in fig. 1 en 2 duidelijk getoond wordt. Onder 5 . invloed, van deze drukveer 20 wordt de wip 15 tegen de wikkel 22 aangedrukt, waardoor een perskracht op de'naar. de wikkelspleet ¥ toelopende drukprodukten 21 bewerkstelligd wordt.

Het is ook denkbaar, de wip 15 vaststaand uit te voeren en. de wikkeldoom 1 voor. het compenseren van de wikkeldiameter en voor. het 10 ontwikkelen van een perskracht in hoogterichting verstelbaar uit. te 1 voeren. De wip 15 kan onder bepaalde omstandigheden ook vervallen, ; waarbij in dat geval de wikkelband 2 de schubformatie S van de band-transporteur JA overneemt en naar de wikkelspleet W voert.

In dit.geval zou. de wikkelband behalve een transporterende func-; 15; tie ook nog. een steunende functie moeten overnemen.

Doordat de. wikkèlband.2 en de daarop liggende drukprodukten 21 onder elkaar uitstekend naar de wikkeldoom 1 gevoerd worden, is slechts een wikkelband. 2. noodzakelijk. Door het opwikkelen van.de wikkelband 2 onder trek wordt een compacte wikkel 22 verkregen, waarin de drukpro-20 dukten 21 in hun stand binnen de schubformatie S zonder extra hulpmiddelen doeltreffend, worden vastgehouden en wel ook.bij het hanteren, zoals transporteren en dergelijke handelingen van de wikkel 22. Het reeds beschreven aanpersen van de drukprodukten 21 in het bereik van de wikkelspleet ¥ draagt voorts tot verhoging van de vastheid van de 25 gerede wikkel bij.

Aan het einde van het wikkelproces wordt nu de lege wikkelband 2 een- of meermalen zodanig om de gerede wikkel 22 geslagen, dat elke nieuwe wikkelbandlaag op de vorige wikkelbandlaag komt te liggen. De tussen de wikkelbandlagen bestaande hechting is voldoende cm de wikkel 30 samen te houden. Een extra maatregel voor het bevestigen van het vrije einde van de wikkelband 2 is niet noodzakelijk.

De gerede wikkel 22 kan nu uit de stapelinrichting verwijderd en opgeslagen worden. ¥orden de gestapelde drukprodukten 21 voor verdere behandeling weer nodig, dan wordt voor het afbouwen van de wikkelstapel 35 de wikkel 22 naar de in fig. 3 getoonde afwikkelinrichting gevoerd.

81 02 830 Μ -6-

Deze afwikkelinrichting stemt in hoofdzaak overeen met de op-wikkelinrichting volgens fig. 1 en 2 en heeft een opwikkelrol 23 voor de wikkelband 2, welke draaibaar om zijn as 23a gelegerd is. De op-wikkelrol 23 staat via een Wickler-drijfwerk 2h met een aandrijfmotor 5 25 in aandrijvende verbinding. Het Wickler-drijfwerk 2k, dat overeen stemt met het wikkeldrijfwerk 11 volgens fig. 1 en 2,. zorgt ervoor, dat de opwikkelsnelheid van de wikkelband 2 onafhankelijk van de zich veranderende diameter van de wikkel 22, gelijk blijft. Via de slechts schematisch weergegeven en door 26 aangeduide aandrijvende verbinding, : 10 drijft de aandrijfmotor 25 een transportrol 27 aan,, waarover de wikkelband 2 loopt. Via een aandrijfelement 28, b.v. een ketting of een riem, wordt vanaf de motor 25 de cmkeerrol 29 van een bandtransporteur 30 . aangedreven, welke voor het afvoeren van de afgewikkelde schubstroan S' in de richting van de pijl F bewogen wordt.

15 Tussen de afvoerende transporteur 30 en de wikkel 22 is eveneens een wip 31 aangebracht, welke in opbouw met de wip 15 overeenstemt.

De wip 31 is om een as 32, welke met de as van de transportrol 27 samenvalt, naar boven en naar onderen zwenkbaar gelegerd. Op de wip grijpt eveneens een aandrükmechanisme 33 aan, dat een in een huis 3^· 20 geleide en op een drukveer steunende drukstaaf 35 heeft, zoals dit met betrekking tot fig. 1 en 2: reeds beschreven is. Door het aandrukme-chanisme 33 wordt de wip 15 tegen de wikkel 22 aangedrukt.

Op een om zijn draaiïngsas la vrij draaiende wikkeldoorn 1 grijpt een trommelrem 36 aan, welke op dezelfde manier is opgebouwd 25 als de trommelrem U. Tegen de wikkeldoorn 1 aangedrukte remschoen 37 is aan een draaibaar gelegerde hefboom 38 bevestigd, waarop een druk-. veer 39 aangrijpt, welke de remschoen 37 tegen de wikkeldoorn 1 aandrukt. Als gevolg van de door de trommelrem 36 op de wikkeldoorn 1 uitgeoefende remkracht staat de wikkelband 2 tijdens het afwikkel-30 proces onder trekspanning. De op de wikkelband 2 aangrijpende trekkracht moet constant gehouden worden, cm een doeltreffend lossen van de afzonderlijke wikkellagen tijdens het afwikkelen te waarborgen.

Het is duidelijk, dat i.p.v. een trommelrem 36 ook andere geschikte bandtrekregelinrichtingen van' bekend type gebruikt kunnen worden, 35 om de genoemde, vrijblijvende trekkracht op te brengen.

8102830 Ί · i ' · I ' -7- : Het opwikkelen van de wikkelband 2 op de opwikkelrol 23 heeft een draaiing van de wikkel 22 in de richting van de pijl D alsmede een afwikkelen van de drukprodukten 21 tot gevolg. De los van de wikkel gekomen schubformatie S' wordt, door de wikkelband 2 over de wip 31 5 i m de richting van de pijl E bewogen en aansluitend op de bandtrans-porteur 30 voor het afvoer.transport af gegeven. De onderlinge stand van de drukprodukten 21 binnen de afgevoerde schubstroom S' is daarbij in hoofdzaak dezelfde als de binnen de opwikkelinrichting volgens fig. 1 en 2 toegevoerde schubstroom.S.

Aangezien, zoals fig. 3 toont, in de afgewikkelde schubstroom S' elk drukprodukt 21 op een daaropvolgend drukprodukt ligt, kan het lossen van de drukprodukten van de wikkel 22 in het bereik van. de af-j ’ wikkelspleet ¥’ probleemloos plaatsvinden... Door het gewicht van een j ; voorafgaand drukprodukt worden de drukprodukten van de wikkel 22. af i ^ tegen de wip 31 gedrukt, waardoor een aanwezige hechtkracht tussen het i | drukprodukt en de buitenste wikkellaag. zonder extra hulpmiddelen overwonnen kan worden.

Evenals met betrekking tot fig. 1 en 2 reeds besproken, kan onder bepaalde omstandigheden de wip 31 vervallen. De wikkelband 2 20 .

moet m dit geval als ondersteuning voor de geloste drukprodukten 21 dienen.

Ha het volledig afwikkelen van de wikkel 22 kan de op de opwikkelrol 23 gewikkelde wikkelband 2 door vorming van een nieuwe wikkel gebruikt worden.

81 02 8 3 0

Claims (11)

1» i • I ; " j' ; .Μ -8- '1. . Inrichting voor het stapelen van in schubvorm ter beschikking komende drukprodukten, zoals kranten, tijdschriften en dergelijke, met een draaiende aandri jfbare wikkeldoorn voor het opwikkelen van · i de schubformatie en. een met de wikkeldoorn verbonden scheidingslaag, ; 5 ^ welke bij het opwikkelen van de schubformatie tussen de wikkellagen : wordt gewikkeld, met. het kenmerk, dat de scheidingslaag door een, onder elkaar uitstekend en.onder trekspanning. staand op de wikkeldoorn. (l) lopende wikkelband (2) gevormd is, welke aan de onderzijde van de eveneens onder elkaar uitstekend toegevoerde schubformatie 10 (S ) verloopt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wikkelband (2) aan de van de schubformatie (s) toegekeerde zijde .(2a) een hechting met betrekking tot de. drukprodukten (2l) heeft..

3. Inrichting volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat tussen -: 15 de oppervlakken van de wikkelband (2) een hechting bestaat.. Inrichting volgens conclusies 2-3, mét het kenmerk, dat de naar de schubformatie (S) toegekeerde zijde (2a) van de wikkelband (2) als hechtend wrijvingsvlak is uitgevoerd. 5* Inrichting volgens conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat de 20 naar de schubformatie (S) toegekeerde, zijde (2a) van de wikkelband (2) van een hechtmiddel, b.v. een kleefstof, voorzien is.

6. Inrichting volgens conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat de wikkelband (2) uit een hechtend materiaal bestaat.

7· Inrichting volgens conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de 25- wikkelband (2) een kunststoffolie is.

8. Inrichting volgens conclusies 1-7, gekenmerkt door een spaninrichting (b) voor het ontwikkelen van een trekspanning in de wikkelband (2).

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de span-30 inrichting een de voorwaartsbeweging van de wikkelband (2) afremmende reminrichting (H) heeft.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de reminrichting (1+) op de vrij draaibaar gelegerde afwikkelrol (3) van de wikkelband (2) aangrijpt. 81 02 8 3 0 * ^ j-;------------------------:-------------- • : -9-

11. Inrichting volgens conclusies 1-10, met het kenmerk, dat voor de wikkeldoorn (l) een oplegorgaan (15) is geschakeld, waarover de wikkel-hand (2). en de daarop liggende achnbformatie (S) loopt en. dat. de. t .o.v. de diameter.van.de zich op de wikkeldoorn (l) bevindende wikkel (2.2), : 5 met betrekking tot de wikkeldoorn (l) zodanig verstelbaar is, dat het oplegorgaan. (15) met. een gegeven, bij voorkeur constante kracht, in contact met de wikkel (22) gehouden wordt.

12. Inrichting volgens conclusie. 11, met. het kenmerk, dat het wip-! ' vormige uitgevoerde oplegorgaan (15) om een in hoofdzaak evenwijdig 10 aan.de wikkeldoorn as (la) verlopende zwenkas (l6) zwenkbaar is en door middel van een aandrukorgaan (17),·bij voorkeur door middel van veer-; kracht, tegen de wikkel (22) aangedrukt wordt. : 13. Inrihhting. voor het afbouwen van een stapel drukprodukten, welke door de in schubformatie op een wikkeldoorn gewikkelde, druk-I 15: produkten, zoals kranten, tijdschriften e.d., en een tussen de.wikkel-; lagen gewikkelde scheidingslaag gevormd wordt,.met een afwikkelin-: richting voor de scheidingslaag, met het kenmerk,, dat de afwikkel4:.-: inrichting (23-27) de.de scheidingslaag vormende wikkelband (2) met de daarop in schubformatie (S) liggende drukprodukten (21) van.onderen ; 20 uitstekend van de draaibaar gelegerde wikkel (22) aftrekt. ih. Inrichting volgens conclusie 13, gekenmerkt door een regelin-richting (23-27,36) voor het constant houden, van de.op.de wikkelband (2) aangrijpende trekkracht.

15. Inrichting volgens conclusie,lU, gekenmerkt door een aangedreven . 25 opwikkelrol (23) voor de wikkelband (2) en een op de vrij draaibaar gelegerde wikkel (22) aangrijpende reminrichting (36). .........81 02 $3 0.....................................-....................;