NL8303333A - Stralinggevoelig element voor radiografie. - Google Patents

Stralinggevoelig element voor radiografie. Download PDF

Info

Publication number
NL8303333A
NL8303333A NL8303333A NL8303333A NL8303333A NL 8303333 A NL8303333 A NL 8303333A NL 8303333 A NL8303333 A NL 8303333A NL 8303333 A NL8303333 A NL 8303333A NL 8303333 A NL8303333 A NL 8303333A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
radiation
silver
grains
silver halide
radiography
Prior art date
Application number
NL8303333A
Other languages
English (en)
Other versions
NL195048C (nl
Original Assignee
Eastman Kodak Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=23713957&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL8303333(A) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Eastman Kodak Co filed Critical Eastman Kodak Co
Publication of NL8303333A publication Critical patent/NL8303333A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL195048C publication Critical patent/NL195048C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03CPHOTOSENSITIVE MATERIALS FOR PHOTOGRAPHIC PURPOSES; PHOTOGRAPHIC PROCESSES, e.g. CINE, X-RAY, COLOUR, STEREO-PHOTOGRAPHIC PROCESSES; AUXILIARY PROCESSES IN PHOTOGRAPHY
    • G03C5/00Photographic processes or agents therefor; Regeneration of such processing agents
    • G03C5/16X-ray, infrared, or ultraviolet ray processes
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03CPHOTOSENSITIVE MATERIALS FOR PHOTOGRAPHIC PURPOSES; PHOTOGRAPHIC PROCESSES, e.g. CINE, X-RAY, COLOUR, STEREO-PHOTOGRAPHIC PROCESSES; AUXILIARY PROCESSES IN PHOTOGRAPHY
    • G03C1/00Photosensitive materials
    • G03C1/005Silver halide emulsions; Preparation thereof; Physical treatment thereof; Incorporation of additives therein
    • G03C1/0051Tabular grain emulsions
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03CPHOTOSENSITIVE MATERIALS FOR PHOTOGRAPHIC PURPOSES; PHOTOGRAPHIC PROCESSES, e.g. CINE, X-RAY, COLOUR, STEREO-PHOTOGRAPHIC PROCESSES; AUXILIARY PROCESSES IN PHOTOGRAPHY
    • G03C1/00Photosensitive materials
    • G03C1/005Silver halide emulsions; Preparation thereof; Physical treatment thereof; Incorporation of additives therein
    • G03C1/06Silver halide emulsions; Preparation thereof; Physical treatment thereof; Incorporation of additives therein with non-macromolecular additives
    • G03C1/08Sensitivity-increasing substances
    • G03C1/10Organic substances
    • G03C1/12Methine and polymethine dyes
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03CPHOTOSENSITIVE MATERIALS FOR PHOTOGRAPHIC PURPOSES; PHOTOGRAPHIC PROCESSES, e.g. CINE, X-RAY, COLOUR, STEREO-PHOTOGRAPHIC PROCESSES; AUXILIARY PROCESSES IN PHOTOGRAPHY
    • G03C1/00Photosensitive materials
    • G03C1/005Silver halide emulsions; Preparation thereof; Physical treatment thereof; Incorporation of additives therein
    • G03C1/0051Tabular grain emulsions
    • G03C2001/0055Aspect ratio of tabular grains in general; High aspect ratio; Intermediate aspect ratio; Low aspect ratio
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S430/00Radiation imagery chemistry: process, composition, or product thereof
    • Y10S430/167X-ray

Description

. n <&>/> / v- *
/' -r / J
Stralinggevoelig element voor radiografie
De uitvinding heeft betrekking op stralinggevoe-lige elementen voor radiografie. De stralinggevoelige elementen voor radiografie bezitten een eerste en tweede zilverhalogenide-emulsielaag, bestaande uit een dispergeermedium en stralinggevoe-5 lige zilverhalogenidekorrels. Een tussen de zilverhalogenide- emulsielagen gelegen drager kan straling waarvoor de tweede zil- verhalogenide-emulsielaag gevoelig is, doorlaten.
tot
Het behoort/de conventionele praktijk om stralinggevoelige elementen voor radiografie te vervaardigen door een 10 eerste en tweede zilverhalogenide-emulsielaag, welke lagen elk bestaan uit een dispergeermedium en zilverhalogenidekorrels, aan te brengen op een transparante, soms gekleurde, drager. Het doel van het aanbrengen van emulsielagen op de beide oppervlakken van de drager is om een maximale fotografische responsie te verkrijgen 15 bij een gegeven niveau van de rontgenbestraling. Een karakteristiek gebruik is om fluorescentielagen of afzonderlijke fluorescentie-sehermen tijdens de belichting naast elke emulsielaag te plaatsen.
Een nadeel dat optreedt is echter dat licht van de ene fluorescen-tielaag op het ene scherm niet wordt geabsorbeerd door de aangren-20 zende emulsielaag, maar door de drager dringt en de emulsielaag belicht die door de drager van de fluorescentielaag of het scherm is gescheiden. Dit verschijnsel, dat wordt aangeduid als doorslag, leidt tot verlies in beeldscherpte, als gevolg van lichtverstrooiing als straling door de drager gaat. Daar het doel is om een 25 maximale fotografische responsie te verkrijgen bij een gegeven niveau van rontgenbestraling, behoort het ook tot de conventionele praktijk om zeer snelle zilverhalogenide-emulsies te gebruiken in combinatie met een dubbelzijdige bekleding. Ongelukkigerwijze is de doorslag echter groter bij snellere zilverhalogenide-emulsies.
* ί * - 2 -
Conventionele stralinggevoelige elementen voor radiografie worden beschreven en toegelicht in Research Disclosure, Vol. 184,
Augustus 1979, No. 18431 (gepubliceerd door Industrial Opportunities Ltd.; Homewell, Havant, Hampshire, P09 1EF, Groot-Brittannie).
5 Volgens de onderhavige uitvinding wordt voorzien in een stralinggevoelig element voor radiografie met eerste en tweede zilverhalogenide-emulsielagen bestaande uit een dispergeer-medium en stralinggevoelige zilverhalogenidekorrels en met een tussen de zilverhalogenide-emulsielagen geplaatste drager die 10 straling waarvoor de tweede zilverhalogenide-emulsielaag gevoelig is, kan doorlaten, welk element wordt gekenmerkt doordat tenminste de eerste zilverhalogenide-emulsielaag platte zilverhalogenidekorrels omvat met een dikte van minder dan 0,2 micrometer en met een gemiddelde breedte/dikteverhouding van 5:1 tot 8:1, die voor 15 tenminste 50% van het totale geprojecteerde oppervlak van de in die zilverhalogenide-emulsielaag aanwezige zilverhalogenidekorrels verantwoordelijk zij-n waarbij de breedte/dikteverhouding wordt gedefinieerd als de verhouding van de korreldiameter tot de dikte en de diameter van een “korrel wordt gedefinieerd als de diameter 20 van een cirkel met een even groot oppervlak als het geprojecteerde oppervlak van die korrel, en met aan het oppervlak van die platte zilverhalogenidekorrels geadsorbeerde spectraal sensibiliserende kleurstof.
De onderhavige stralinggevoelige elementen voor 25 radiografie geven bij vergelijkbare doorslagniveaus voor de straling waarmee wordt belicht, een verhoogde fotografische snelheid.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de stralinggevoelige elementen voor radiografie zijn de twee zilverhalogeni-delagen, of beeldopneemeenheden die lagen omvatten, aangebracht op 30 elk van twee aan weerszijden gelegen hoofdoppervlakken van een stralingdoorlatende drager, bijvoorbeeld een dragerfilm. Andere uitvoeringen zijn ook mogelijk. In plaats van de beeldopneemeenheden als laag aan te brengen op de beide oppervlakken aan weerszijden van dezelfde drager, kunnen ze ook worden aangebracht op 35 afzonderlijke dragers en kunnen de verkregen constructies zo op .¾ 7 7 7 ? \) w \} -j O 0 «3 * m - 3 - elkaar worden geplaatst dat de ene drager of dat beide dragers de beeldopneemheden van elkaar scheiden.
De beeldopneemeenheden kunnen de vorm hebben van een enkele conventionele radiografische beeldopneemlaag of combinatie 5 van lagen, mits tenminste ëên laag een zilverhalogenide-emulsie omvat met betrekkelijk dunne, platte zilverhalogenidekorrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied, zoals hierna meer in detail wordt beschreven. Hoewel in het bijzonder wordt beoogd dat in de beeldopneemeenheden verschillende stralinggevoelige 10 halogenide-emulsies kunnen worden gebruikt, omvatten in een specifieke voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding beide beeldopneemeenheden zilverhalogenide-emulsies met dunne platte zilverhalogenidekorrels en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied. Er wordt in het algemeen de voorkeur aan gegeven om 15 twee identieke beeldopneemeenheden te gebruiken gescheiden door een tussengeplaatste drager. Andere emulsies dan de vereiste emulsie met dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied, kunnen elke geschikte conventionele vorm hebben. Verschillende conventionele emulsies worden beschreven en geïllus-20 treerd in Research Disclosure, Vol. 176, december 1978, no. 17643, alinea I, "Emulsion preparation and types".
a. Emulsies op basis van dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied en bereiding daarvan.
25 De zilverhalogenide-emulsies met dunne platte zilverhalogenidekorrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied bestaan uit een dispergeermedium en spectraal gesensibiliseerde platte zilverhalogenidekorrels. Met de in verband met de zilverhalogenide-emulsies gebruikte uitdrukking "dunne 30 platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied" wordt bedoeld dat de platte zilverhalogenidekorrels die een dikte hebben van minder dan 0,2 micrometer en een gemiddelde breedte/dikte verhouding in het traject van 5:1 tot 8:1 voor tenminste 50% verantwoordelijk zijn voor het totale geprojecteerde 35 oppervlak van de zilverhalogenidekorrels. In een voorkeursuitvoe- ·- ~7 '"· *7 -t
» V
- 4 - ringsvorm van de uitvinding zijn deze zilverhalogenidekorrels die voldoen aan de bovengenoemde voorwaarde voor de dikte en voor de breedte/dikte verhouding voor tenminste 70% en in het bijzonder (met een optimaal resultaat) voor tenminste 90% van het totale 5 geprojecteerde oppervlak van de zilverhalogenidekorrels verantwoordelijk.
De bovengenoemde korrelkenmerken van de zilverha-logenide-emulsies die in de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding worden toegepast, kunnen gemakkelijk worden vastgesteld met behulp van aan de vakmensen op dit 10 gebied bekende methodieken. De hier gebruikte term "breedte/dikte verhouding" slaat op de verhouding van de diameter van de korrels tot hun dikte. De "diameter" van de korrels wordt op zijn beurt weer gedefinieerd als de diameter van een cirkel met een even groot oppervlak als het geprojecteerde oppervlak van de korrels, 15 beschouwd op een microfoto of elektronenmicrofot van een monster van de emulsie. Aan schaduw-eletronenmicrofotoTs van monsters van de emulsie kan men de dikte en diameter van elke korrel bepalen en kan men die platte korrels identificeren die een dikte hebben van minder dan-* 0,2 micrometer, d.w.z. de dunne platte korrels. Hieruit 20 kan de breedte/dikte verhouding van elk van die dunne platte korrels worden berekend en de breedte/dikte verhouding van alle dunne platte korrels in het monster kan worden gemiddeld om zo de gemiddelde breedte/dikte verhouding te verkrijgen. Volgens deze definitie is de gemiddelde breedte/dikte verhouding het gemiddelde van 25 de afzonderlijke breedte/dikte verhoudingen van de dunne platte korrels. In de praktijk is het gewoonlijk eenvoudiger om een gemiddelde dikte te bepalen en een gemiddelde diameter van de dunne platte korrels met een dikte van minder dan 0,2 micrometer en om de gemiddelde breedte/dikte verhouding te berekenen als de verhou-30 ding van deze twee gemiddelden. Of het uit de afzonderlijke breedte/dikte verhoudingen berekende gemiddelde danwel de gemiddelden voor de dikte en voor de diameter worden gebruikt voor het bepalen van de gemiddelde breedte/dikte verhouding, maakt, binnen de toleranties voor de betreffende metingen van de korrels, voor de gevon-35 den gemiddelde breedte-dikte verhouding geen wezenlijk verschil.
*ί> .* -1 w wn ’ / v- 'j * 1 - 5 -
De geprojecteerde oppervlakken van de dunne platte zilverhalogeni-dekorrels kunnen worden gesommeerd, de geprojecteerde oppervlak van de overige zilverhalogenidekorrels in de microfoto kunnen afzonderlijk worden gesommeerd en uit deze twee sommen kan het per-5 centage van het totale geprojecteerde oppervlak van de zilverhalogenidekorrels dat wordt geleverd door de dunne platte korrels, worden berekend.
In de bovengenoemde bepalingen werd een referentie-dikte voor de platte korrels van ' minder dan 0,2 micrometer geko-10 zen om de uniek dunne platte korrels die hier worden bedoeld te onderscheiden van dikkere platte korrels die inferieure radiografische eigenschappen geven. Bij kleinere diameters is het niet altijd mogelijk om platte en niet-platte korrels in microfoto’s te onderscheiden. De platte korrels binnen het kader van hetgeen 15 hier wordt geopenbaard zijn die zilverhalogenidekorrels die een dikte hebben van minder dan 0,2 micrometer en bij een vergroting van 2500x er plat uitzien. De gebruikte uitdrukking "geprojecteerd oppervlak" wordt in dezelfde betekenis gebruikt als de termen "projectieoppervlak" (projection area) en "projecterend opper-20 vlak" (projective area) zoals algemeen in deze techniek worden toegepast; zie bijvoorbeeld James en Higgins, Fundamentals of Photographic Theory, Morgan and Morgan, New York, blz. 15.
De platte korrels kunnen bestaan uit alle mogelijke zilverhalogenidekristalsamenstellingen waarvan bekend is dat ze 25 geschikt zijn voor gebruik in fotografie. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm die het breedste scala van vastgestelde voordelen biedt, worden bij de uitvinding zilverbromojodide-emulsies met dunne platte zilverbromojodidekorrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied, gebruikt. Het verkrijgen van dunne 30 korrels bij het begin van de precipitatie zoals hierna beschreven, zal leiden tot de emulsies met dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied. Een breedte/dikte verhouding in het middengebied in tegenstelling tot een grote breedte/ dikteverhouding kan alleen worden bereikt door de precipitatie 35 eerder te beëindigen, hoewel andere methodieken zoals vergroten Λ * «* ~ -r -» • v ·-. 'j * * 0 * * - 6 - van de korreldikte van korrels met een grote breedte/dikte verhouding in een voldoende mate om de breedte/dikte verhoudingen te verminderen en andere technieken die in de voorbeelden worden gebruikt, als alternatief of in combinatie kunnen worden toegepast.
5 Zilverbroomjodide-emulsies met dunne platte zil- verbroomjodidekorrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied kunnen worden bereid met behulp van een precipitatie-werkwijze die soortgelijk is aan de volgende: in een conventioneel reactievat voor zilverhalogenideprecipitatie, dat is uitgerust met 10 een efficiënt roermechanisme, wordt een dispergeermedium gebracht. Het dispergeermedium dat in het begin in het reactievat wordt gebracht vormt in het algemeen tenminste 10 gew.% en bij voorkeur 20 tot 80 gew.%, berekend op het totale gewicht van het dispergeermedium dat aan het einde van de korrelprecipitatie in de zilver-15 broomjodide-emulsie aanwezig is. Daar dispergeermedium uit het reactievat kan worden verwijderd door ultrafiltratie tijdens de zilverbroomjodidekorrelprecipitatie, zoals wordt geleerd door het ihnerikaanse octrooischrift 4.334,012, zal het duidelijk zijn dat het volume dispergeermedium dat in het begin in het reactievat 20 aanwezig is gelijk kan zijn aan of zelfs groter kan zijn dan het volume van de zilverbroomjodide-emulsie die aan heteinde van de korrelprecipitatie in het reactievat aanwezig is. Het dispergeermedium dat in het begin in het reactievat wordt gebracht staat bij voorkeur uit water of een dispersie van peptiseermiddel in 25 water, dat (die) eventueel ook andere bestanddelen bevat, zoals éën of meer middelen voor het doen rijpen van zilverhalogenide en/of metaal-doteermiddelen, in het bijzonder zoals hierna genoemd. Als een peptiseermiddel in het begin aanwezig is, wordt dit bij voorkeur gebruikt in een concentratie van tenminste 10% en liefst 30 van tenminste 20% van de totale hoeveelheid peptiseermiddel die aanwezig is aan het einde van de zilverbromojodideprecipitatie.
Verder dispergeermedium wordt aan het reactievat toegevoerd met de zilver- en halogenidezouten en kan ook worden ingevoerd door een afzonderlijk inspuitorgaan of als een afzonder-35 lijke straal. Het is algemeen gebruikelijk om de relatieve hoeveel- ,-..¾ t *»f *·.· w
. 'V Λ "W V
* > - 7 - heid dispergeermedium in te stellen, in het bijzonder om de relatieve hoeveelheid peptiseermiddel te vergroten nadat alle zouten in het vat zijn gebracht.
Een kleine hoeveelheid, in het algemeen minder dan 5 10 gew.%, van het bromidezout dat wordt gebruikt bij het vormen van de zilverbromojodidekorrels is in het begin in het reactievat aanwezig om de bromideionenconcentratie van het dispergeermedium in te stellen aan het begin van de zilverbromojodideprecipitatie.
Het dispergeermedium in het reactievat is voorts aan het begin 10 praktisch vrij van jodideionen omdat de aanwezigheid van jodide-ionen voordat gelijktijdig zilver- en bromidezouten worden ingevoerd, de vorming bevordert van dikke en niet-platte korrels. De hier gebruikte term "praktisch vrij van jodideionen" in verband met de inhoud van het reactievat betekent dat er onvoldoende jodi-15 deionen aanwezig zijn in vergelijking met bromideionen om als een afzonderlijke zilverjodidefase te precipiteren. Er wordt de voorkeur aan gegeven om de jodideconcentratie inhet reactievat voordat zilverzout wordt ingevoerd op minder dan 0,5 mol.% van de totale aanwezige halogenideionconcentratie te houden.
20 Als de pBr van het dispergeermedium in het begin te hoog is, zullen de platte zilverbromojodidekorrels die worden gevormd naar verhouding dik zijn en dus kleine breedte/diktever-houdingen hebben. Er wordt de voorkeur aan gegeven om de pBr van het reactievat in het begin op of beneden 1,5 te houden. Anderzijds 25 wordt, alsdepBr te laag is, de vorming van niet-platte zilverbromojodidekorrels bevorderd. Daarom wordt beoogd om de pBr van het reactievat op of boven 0,6 en bij voorkeur boven 1,1 te houden.
De hier gebruikte term pBr wordt gedefinieerd als de negatieve logarithme van de bromideionenconcentratie. Zowel pH en pAg zijn 30 op een soortgelijke wijze gedefinieerde termen voor te waterstof-ionenconcentratie respectievelijk de zilverionenconcentratie.
Tijdens de precipitatie worden zilver-, bromide-en jodidezouten aan het reactievat toegevoerd volgens technieken die algemeen bekend zijn voor de precipitatie van zilverbromo-35 jodidekorrels. Een typische mogelijkheid is, dat een waterige r' . ·: ,„· ·:: i ψ * - 8 - zilverzoutoplossing van een oplosbaar zilverzout zoals zilver-nitraat in het reactievat wordt ingevoerd gelijktijdig met het invoeren van de bromide- en jodidezouten. De bromide- en jodidezou-ten worden ook in het algemeen typisch ingevoerd als een waterige 5 zoutoplossing, bijvoorbeeld waterige oplossingen van één of meer oplosbare ammonium-, alkalimetaal- (bijvoorbeeld natrium- of kalium), of aardalkalimetaal- (bijvoorbeeld magnesium- of calcium) halogenidezouten. Het zilverzout wordt tenminste in het begin in het reactievat ingevoerd gescheiden van het jodidezout. De jodide-10 en bromidezouten worden aan het reactievat toegevoerd afzonderlijk of als een mengsel.
Met het invoeren van zilverzout in het reactievat wordt de kiemvormingstrap van de korrelvorm-fug op gang gebracht.
Er wordt een' populatie van korrelkiemen gevormd die kunnen dienen 15 als precipitatieplaatsen voor zilverbromide en zilverjodide naarmate de toevoer van zilver-, bromide- en jodidezouten voortgaat.
De precipitatie van zilverbromide en zilverjodide of bestaande korrelkiemen vormt het groeistadium van de korrelvorming. De breedte/dikte verhoudingen van de platte korrels die volgens de 20 uitvinding worden gevormd worden minder nadelig beïnvloed door jodide- en bromideconcentraties tijdens het groeistadium dan tijdens het kiemvormingsstadium. Het is daardoor mogelijk om tijdens het groeistadium het toelaatbare traject voor de pBr tijdens het gelijktijdig invoeren van zilver-, bromide- en jodidezouten te 25 vervolgen tot boven 0,6, bij voorkeur in het traject van circa 0,6 tot 0,2 en liefst van circa 0,8 tot circa 1,5. Het is uiteraard mogelijk en er wordt in feite de voorkeur aan gegeven om de pBr in het reactievat tijdens de gehele periode dat zilver- en halogenidezouten worden ingevoerd, binnen de hiervoor beschreven 30 begingrenzen die gelden voordat zilverzout wordt ingevoerd, te handhaven. Hieraan wordt in het bijzonder de voorkeur gegeven als een aanzienlijke snelheid van korrelkiemvorming voort blijft gaan tijdens het invoeren van zilver-, bromide- en jodidezouten, zoals bij de bereiding van in sterke mate polydisperse emulsies. Verho-36 ging van de pBr waarden boven 2,2 tijdens de groei van platte * Λ ' i ψ « - 9 - korrels leidt tot dikker worden van de korrels, maar kan in vele gevallen worden getolereerd terwijl#toch dunne zilverbromojodide-korrels worden gerealiseerd met een breedte/dikteverhouding in het middengebied.
5 Als alternatief voor het invoeren van zilver-, bromide- en jodidezouten in de vorm van waterige oplossingen kan men met name ook en wordt met name ook beoogd om de zilver-, bromide- en jodidezouten in het begin of in het groeistadium in te voeren in de vorm van fijne zilverhalogenidekorrels gesuspendeerd 10 in dispergeermedium. De korrels zijn voldoende klein van afmetingen om gemakkelijk een Ostwaldrijping te ondergaan op grotere korrelkiemen indien aanwezig, als ze eenmaal in het reactievat zijn ingevoerd. De maximum nuttige korrelgrootte zal afhangen van de specifieke condities in het reactievat, zoals de temperatuur en 15 de aanwezigheid oplosbaarmakende middelen en rijpingsmiddelen.
Zilverbromide, zilverjodide en/of zilverbromojodidekorrels kunnen worden ingevoerd. Daar bromide en/of jodide worden geprefereerd ten opzichte van chloride, is het ook mogelijk om zilverchloro-bromide- en zilverehlorobromojodidekorrels te gebruiken. De zilver-20 halogenidekorrels zijn bij voorkeur zeer fijn, bijvoorbeeld kleiner dan 1 micrometer in gemiddelde diameter.
Afhankelijk van de pBr eisen die hiervoor zijn genoemd kunnen de concentraties van en snelheden waarmee zilver-, bromide- en jodidezouten worden ingevoerd elke geschikte, conven-25 tionele vorm hebben. De zilver- en halogenidezouten worden bij voorkeur ingevoerd in concentraties van 0,1 tot 5 molen per liter, hoewel ook ruimere conventionele concentratietrajecten, bijvoorbeeld van 0,01 mol per liter tot aan de verzadigingsconcentratie tot de mogelijkheden behoren. In het bijzonder geprefereerde pre-30 cipitatietechnieken zijn die technieken waarmee korte precipitatie-tijden worden bereikt door verhoging van de snelheid van invoeren van zilver-halogenidezouten. De snelheid waarmee zilver- en halogenidezouten worden ingevoerd kan worden verhoogd hetzij door verhogen van de snelheid waarmee het dispergeermedium en de zilver-35 en halogenidezouten worden ingevoerd, of door de concentraties van .·» ” —· —· -7
. ' ' J
-10-
« V
de zilver- en halogenidezouten in het dispergeermedium dat in wordt gevoerd te verhogen. Er wordt in het bijzonder de voorkeur aan gegeven om de snelheid waarmee zilver- en halogenidezouten worden ingevoerd te vergroten, maar om de invoersnelheid te houden 5 beneden het drempelniveau waarbij de vorming van nieuwe korrelkie-men wordt begunstigd, d.w.z. om renucleatie te vermijden zoals wordt geleerd door Amerikaans octrooischrift 3.650.757, Amerikaans octrooischrift 3.672.900, Amerikaans octrooischrift 4.242.445,
Duits Offenlegungsschrift 2.107.118, Europese octrooiaanvrage 10 80102242 en door Wey "Growth Mechanism of AgBr Crystals in
Gelatin Solution", Photographic Science and Engineering, Vol. 21, no. 1, januari/februari 1977, biz. 14 en volgende. Door de vorming van verdere korrelkiemen nadat is overgegaan tot het groeistadium van de precipitatie te vermijden, kunnen relatief monodisperse 15 populaties van dunne platte zilverbromojodidekorrels worden verkregen. Emulsies met een variatiecoëfficiënt van minder circa 30% kunnen worden bereid. De hier gebruikte term "variatiecoëfficiënt" wordt gedefinieerd als lOOx de standaard deviatie van de korrel-diameter gedeeld door de gemiddelde korreldiameter. Door bewust 20 renucleatie tijdens het groeistadium van de precipitatie te bevorderen, is het uiteraard ook mogelijk om polydisperse emulsies met aanzienlijk hogere variatiecoëfficiënten te bereiden.
De concentratie aan jodide in de zilverbromojodide-emulsies die worden toegepast in de stralingsgevoelige elementen 25 voor radiografie volgens de uitvinding, kan worden geregeld door invoeren van jodidezouten. Elke conventionele jodideconcentratie kan worden toegepast. Zelfs zeer kleine hoeveelheden jodide, bijvoorbeeld van slechts 0,05 mol.%, worden in de onderhavige techniek gunstig geacht. Tenzij anders is aangegeven zijn alle ver-30 meldingen van halogenidepercentages gebaseerd op zilver dat in de corresponderende emulsie, korrels of korreltraject waar er van sprake is, aanwezig is; een korrel bestaande uit zilverbromo-jodide die 40 mol.% jodide bevat, bevat bijvoorbeeld ook 60 mol.% bromide. In een voorkeursuitvoeringsvorm bevatten de gebruikte 35 emulsies tenminste ongeveer 0,1 mol.% jodide. Zilverjodide kan <*> - 11 - in de platte zilverbromojodidekorrels worden opgenomen in een . . ....
hoeveelheid/aan de oplosbaarheidsgrens - m zilverbromide bij de temperatuur van de korrelvorming. Zo kunnen zilverjodideconcen-traties tot circa 40 mol.% in de platte zilverbromojodidekorrels 5 worden bereikt bij precipitatietemperaturen van 90°C. In de praktijk kunnen de precipitatietemperaturen zich naar omlaag toe uitstrekken tot ongeveer kamertemperatuur, bijvoorbeeld tot circa 30°C. Er wordt in het algemeen de voorkeur aan gegeven dat pre-cipitatieplaatsen bij temperaturen in het traject van 40 tot 80°C. 10 Hoewel voor de meeste fotografische toepassingen er de voorkeur aan wordt gegeven om de maximum jodideconcentraties te beperken tot circa 20 mol.%, waarbij de optimum jodideconcentratie ligt bij waarden tot ongeveer 15 mol.% en dergelijke jodideconcentraties in de praktijk van deze uitvinding ook kunnen worden gebruikt 15 wordt er bij de stralinggevoelige elementen voor radiografie typisch de voorkeur aan gegeven om de jodideconcentraties te beperken tot maximaal circa 6 mol.%.
De relatieve hoeveelheden jodide- en bromidezouten die in het reactievat worden gebracht tijdens de precipitatie 20 kunnen in een vaste verhouding worden gehandhaafd om een praktisch uniform jodideprofiel te verkrijgen in de platte zilverbromojodidekorrels of worden gevarieerd om verschillende fotografische effecten te bereiken. Voordelen in de fotografische snelheid en/of korreligheid kunnen voortkomen uit een verhoging van de hoeveel-25 heid jodide in zijdelings verschoven, typische ringvormige gebieden van zilverbromojodide-emulsies met platte korrels en grote breedte/dikte verhouding in vergelijking met centrale gebieden van de platte korrels. Jodideconcentraties in het centrale gebied van de platte korrels kunnen variëren van 0 tot 5 mol.%, met een ten-30 minste 1 mol.% hogere jodideconcentratie in de zijdelingse omringende ringvormige gebieden, tot de oplosbaarheidsgrens van zilverjodide in zilverbromide toe, bij voorkeur in een concentratie tot circa 20 mol.% en optimaal tot circa 15 mol.%. De platte zilverbromojodidekorrels die in de stralinggevoelige elementen voor 35 radiografie volgens de uitvinding worden toegepast kunnen praktisch ' “} i * - 12 - uniforme of trapsgewijze veranderende jodideconcentratieprofielen bezitten waarbij de trapsgewijze verandering naar wens kan worden geregeld om hogere inwendige jodideconcentraties of hogere jodi-deconcentraties aan of nabij het oppervlak van de platte zilver-5 bromojodidekorrels te bevorderen.
Hoewel de bereiding van de zilverbromojodide-emulsies met dunne platte korrels en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied werd geïllustreerd aan de hand van de hiervoor beschreven werkwijze, waarmee neutrale of niet-ammonia-10 kale emulsies worden verkregen, zijn de emulsies die in de stra-linggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding worden toegepast, en is hun bruikbaarheid niet beperkt tot enige speciale werkwijze voor hun bereiding. Een andere werkwijze voor de bereiding van zilverbromojodide-emulsies met platte korrels en 15 een breedte/dikte verhouding in het middengebied waarbij zilver- jodide-entkorrels worden toegepast bestaat uit een modificatie van de werkwijze volgens de hiervoor genoemde Amerikaanse octrooi-schrift 4.150.994, 4.184.877 of 4.184.878, welke als volgt verloopt: in een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de zilverjodideconcentratie 20 in het reactievat verlaagd tot minder dan 0,05 mol per liter en wordt de maximum grootte van de oorspronkelijk in het reactievat aanwezige zilverjodidekorrels verlaagd tot minder dan 0,05 micrometer. Door alleen de precipitatie sneller te beëindigen kunnen zilverbromojodide-emulsies zoals worden toegepast in de straling-25 gevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding met dunne platte zilverbromojodidekorrels en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied, worden bereid.
Zilverbromide-emulsies waarin jodide ontbreekt met dunne platte zilverbromidekorrels en met een breedte/dikte verhou-30 ding in het middengebied kunnen worden bereid met de hiervoor beschreven werkwijze (andere dan die waarin zilverjodide-entkorrels worden toegepast) die verder zijn gemodificeerd zodat jodide wordt uitgesloten. In het algemeen leidt het uitsluiten van jodide tot de vorming van dunnere platte korrels, indien de precipitatie-35 omstandigheden overigens soortgelijk zijn aan die welke hiervoor /*» ”7 7 ; ’ t - · • * - 13 - werden beschreven voor de precipitatie van platte zilverbromo-jodidefcorrels. Als alternatief kunnen zilverbromide-emulsies met dunne korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied worden bereid die vierkante rechthoekige korrels bevatten. Bij 5 deze werkwijze worden kubische entkorrels gebruikt met een lengte van de ribbe van minder dan 0,15 micrometer. Terwijl de pAg van de entkorrelemulsie wordt gehan dhaafd in het traject van 5,0 tot 8,0, wordt de emulsie gerijpt terwijl praktisch geen niet-halogenidezilverioncomplexeermiddelen aanwezig zijn, onder vorming 10 van platte zilverbromidekorrels met de gewenste breedte/dikte verhouding in het middengebied. Nog andere bereidingswijzen van zil-verbromide-emulsies waarin jodide ontbreekt met dunne platte zilverbromidekorrels en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied worden geïllustreerd in de voorbeelden.
15 Andere zilverhalogenide-emulsies met dunne platte zilverhalogenidekorrels en met een breedte/dikteverhouding in het middengebied kunnen eveneens worden bereid met ëén van de volgende bij wijze van illustratie beschreven werkwijze. Grote breedte/ dikte verhoudingen kunnen worden gemeden alleen door de precipi-20 tatie te beëindigen als de gewenste breedte/dikte verhouding in het middengebied is bereikt.
Het is mogelijk om platte korrels te bereiden met tenminste 50 mol.% chloride, die aan weerzijden kristaloppervlak-ken hebben die liggen in het {111} kristalvlak en tenminste ëén 25 perifere rand hebben die evenwijdig loopt aan een <211> kristallo-grafische vector in het vlak van één van de hoofdoppervlakken. Dergelijke emulsie met platte korrels kunnen worden bereid door waterige zilver- en chloridehoudende halogenidezoutoplossingen te laten reageren in aanwezigheid van een de kristalhabitus modifi-30 cerende hoeveelheid van een amino-gesubstitueerd azaindeen en een peptiseermiddel met een thioetherbinding.
Emulsies met platte korrels waarin de zilverhalogenidekorrels zilverchloride en zilverbromide bevatten in tenminste ringvormige korrelgebieden en bij voorkeur door en door kunnen 35 eveneens worden bereid. De platte korrelgebieden die zilver, chlo-
• ·» *T
. -\ - 14 - ride en bromide bevatten worden gevormd door een molverhouding te handhaven van chloride en bromide-ionen van 1,6:1 tot circa 260:1 en door de totale concentratie aan halogenide-ionen in het reactievat te houden in het gebied van 0,10 tot 0,90 normaal tij-5 dens het invoeren van zilver-, chloride-, bromide- en eventueel, jodidezouten in het reactievat. De molaire verhouding van zilver-chloride tot zilverbromide in de platte korrels kan variëren van 1:99 tot 2:3.
De dunne platte korrels kunnen gemiddelde diame-10 ters hebben tot 1,6 micrometer. Kleinere gemiddelde diameters worden echter eveneens omvat en worden slechts beperkt door de bereikbare minimum gemiddelde dikte van de platte korrels. De platte korrels hebben typisch een gemiddelde dikte van tenminste 0,03 micrometer, hoewel zelfs dunnere platte korrels in principe kunnen 15 worden toegepast, bijvoorbeeld met dikten van slechts 0,01 micrometer, afhankelijk van het halogenidegehalte. Daarom is de minimum diameter van deze korrels, aannemende een gemiddelde breedte/dikte verhouding van 5:1, typisch tenminste 0,15 micrometer.
* ' Tijdens de precipitatie van de platte korrels kun- 20 nen modificerende verbindingen aanwezig zijn. Dergelijke verbindingen kunnen in het begin in het reactievat aanwezig zijn of kunnen worden toegevoegd tezamen met ëën of meer van de zouten, volgens conventionele procedures. Modificerende verbindingen zoals verbindingen van koper, thallium, lood, bismuth, calcium, zink, 25 midden-chalcogenefl(d.w.z. zwavel, selenium en tellurium), goud en edele metalen uit groep VIII kunnen aanwezig zijn tijdens de precipitatie van zilverhalogenide, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 1.195.432, 1.951.933, 2.448.060, 2.628.167, 2.950.972, 3.488.709, 3.737.313, 3.772.031 en 4.269.927 30 en door Research Disclosure, Vol. 134, juni 1975, no. 13452. De emulsie met platte korrels kunnen tijdens de precipitatie door inwendige reductie worden gesensibiliseerd zoals wordt geïllustreerd door Moisar et al in Journal of Photographic Science, Vol. 25, 1977, blz. 19.27.
35 De afzonderlijke zilver-halogenidezouten kunnen
J
- 15 - aan het reactievat worden toegevoegd via op het oppervlak of onder het oppervlak uitmondende toevoerbuizen, door toevoer onder invloed van zwaartekracht of door toepassing van afleverapparatuur voor het regelen van de afleversnelheid en van de pH, pBr en/ 5 of de pAg van de inhoud van het reactievat, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 3.821.002 en 3.031.304 en door Claes et al, Photographische Korrespondenz, Band 102, no. 10, 1967, blz. 162. Om de snelle verdeling van de reagentia in het reactievat te verkrijgen kunnen speciaal geconstrueerde 10 menginrichtingen worden toegepast, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 2.996.287, 3.342.605, 3.415.650, 3.785.777, 4.147.551, 4.171.224 en de Britse octrooiaanvrage 2.022.413A, het Duitse Offenlegungsschrift 2.555.364 en 2.556.885 en Research Disclosure, Vol. 166, februari 1978, no. 16662.
15 Bij het vormen van de emulsies van platte korrels is in het begin in het reactievat een dispergeermedium aanwezig. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm bestaat het dispergeermedium uit een waterige suspensie van peptiseermiddel. Er kunnen concentraties aan peptiseermiddel worden gebruikt van 0,2 tof circa 10 20 gew.%, berekend op het totale gewicht van de emulsiecomponenten in het reactievat; er wordt de voorkeur aan gegeven om de concentratie van het peptiseermiddel in het reactievat voor en tijdens de zilverbromojodidevorming beneden circa 6 gew.% te houden, berekend op het totale gewicht. Het is algemeen gebruikelijk om de 25 concentratie van het peptiseermiddel in het reactievat in het gebied beneden circa 6% berekend op het totale gewicht te houden voor en tijdens de zilverhalogenidevorming en om de concentratie aan emulsievehikel hoger te houden voor optimale bekledingskarak-teristieken door uitgestelde, aanvullende toevoegingen van vehikel. 30 Beoogd wordt dat de emulsie zoals die oorspronkelijk worden gevormd circa 5 tot 50 g peptiseermiddel per mol zilverhalogenide, bij voorkeur circa 10 tot 30 g peptiseermiddel per mol zilverhalogenide zal bevatten. Aanvullend vehikel kan later worden toegevoegd om de concentratie te brengen op een waarde van wel 1000 g 35 per mol zilverhalogenide. Bij voorkeur bedraagt de concentratie - 16 - aan vehikel in de uiteindelijke emulsie meer dan 50 g per mol zilverhalogenide. Bij het aanbrengen in bekledingslaag en drogen bij de vervaardiging van een fotografische element, maakt het vehikel bij voorkeur circa 30 tot 70 gew.% van de emulsielaag uit.
5 Vehikels (die zowel bindmiddelen als peptiseer- middelen omvatten) kunnen worden gekozen uit de conventioneel in zilverhalogenide-emulsies toegepaste vehikels. Peptiseermiddelen waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn hydrofiele colloïden die alleen of in combinatie met hydrofobe materialen kunnen worden 10 gebruikt. Geschikte hydrofiele materialen zijn onder andere stoffen zoals proteïnen, proteïnederivaten, cellulosederivaten, bijvoorbeeld cellulose esters, gelatine, bijvoorbeeld met alkalibe-handelde gelatine (beender- of huidengelatine) of met zuurbehan-delde gelatine (varkenshuidgelatine), gelatinederivaten, bijvoor-15 beelde geacetyleerde gelatine en met ftalaatgroepen gemodificeerde gelatine. Deze en andere vehikels worden beschreven in Research Disclosure, Vol. 176, december 1978, no. 17643, Section IX. De vehikelmaterialen omvatten in het bijzonder de hydrofiele colloï-*· den alsmede de hydrofobe materialen die bruikbaar zijn in combi- 20 natie daarmee kunnen niet slechts worden gebruikt in de emulsielagen van de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding, maar ook in andere lagen, bijvoorbeeld in deklagen, tussenlagen en lagen die zijn gelegen onder de emulsielagen.
Korrelrijping kan optreden tijdens de bereiding van 25 de zilverhalogenide-emulsie die worden gebruikt in de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding en er wordt de voorkeur aan gegeven dat korrelrijping optreedt in het reactievat tijdens tenminste de vorming van zilver voor bromo-jodidekorrels. Bekende zilverhalogenide-oplosmiddelen zijn ge-30 schikt bij het bevorderen van de rijping. Bijvoorbeeld is het bekend dat een overmaat bromide-ionen, indien aanwezig in het reactievat, de rijping bevordert. Het spreekt dus vanzelf, dat de bromidezoutoplossing die in het reactievat wordt ingevoerd zelf de rijping kan bevorderen. Andere rijpingsmiddelen kunnen ook wor-35 den gebruikt en kunnen geheel worden opgenomen in het dispergeer-
-x -> » rx - -V
- 17 - medium in het reactievat voordat zilver- en halogenidezouttoevoe-ging plaats vindt of ze kunnen worden ingebracht in het reactievat tezamen met een of meer van de halogenidezouten, zilverzouten of peptiseermiddelen. Volgens nog een andere variant kan het rij-5 pingsmiddel onafhankelijk worden ingevoerd tijdens de toevoeging van halogenide- en zilverzout. Hoewel ammoniak een bekend rijpings-middel is, vormt het niet een bij voorkeur toegepast rijpingsmid-del voor de zilverbromojodide-emulsies die hier worden gebruikt en die de hoogste gerealiseerde snelheids-korreligheidsrelaties te 10 zien geven. De gebruiksemulsies waaraan de voorkeur worden gegeven zijn niet-ammoniakale of neutrale emulsies.
Tot de bij voorkeur gebruikte rijpingsmiddelen behoren de zwavelhoudende rijpingsmiddelen. Thiocyanaatzouten kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld de alkalimetaal gewoonlijk 15 in het bijzonder de natrium- en kaliumzouten en de ammoniumthio-cyanaatzouten. Hoewel elke conventionele hoeveelheid van de thiocyanaatzouten kan worden ingebracht, zijn bij voorkeur toegepaste concentraties in het algemeen concentraties van circa 0,1 tot 20 g thiocyanaatzout per mol zilverhalogenide.Voorbeelden van litera-20 tuurplaatsen die het gebruik van thiocyanaatrijpingsmiddelen leren zijn het Amerikaanse octrooischrift 2.222.264 dat hiervoor werd genoemd en de Amerikaanse octrooischrift 2.448.534 en 3.320.069. Andere conventionele thioetherrijpingsmiddelen zoals de rijpingsmiddelen die worden beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 25 3.271.157, 3.574.628 en 3.737.313 kunnen eveneens worden toegepast.
De emulsies van dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied worden bij voorkeur uitgewassen om oplosbare zouten te verwijderen. De oplosbare zouten kunnen worden verwijderd door decanteren, filtreren en/of 30 "chili setting" en uitlogen, zoals wordt geïllustreerd in Research Disclosure, Vol. 176, december 1978, no. 17643, Section II. De emulsies, met of zonder sensibiliseermiddelen, kunnen worden gedroogd en voor het gebruik worden opgeslagen zoals wordt geïllustreerd in Research Disclosure, Vol. 101, december 1972, No. 10152.
35 Bij de bereiding van de emulsies is uitwassen bijzonder gunstig - 18 - voor het beëindigen van de rijping van de platte korrels na het beëindigen van de precipitatie, om vergroting van hun dikte en vermindering van hun breedte/dikte verhouding te vermijden.
Hoewel de hiervoor beschreven werkwijze voor de 5 bereiding van platte zilverhalogenidekorrels emulsies zullen opleveren met dunne platte korrels en met een breedte/dikteverhou-ding in het middengebied, waarbij de platte korrels voldoen aan het diktekriterium voor het bepalen van de gemiddelde breedte/ dikte verhouding die er voor verantwoordelijk is dat tenminste 10 50% van het totale geprojecteerde oppervlak van de totale zilver- halogenidekorrelopulatie door die platte korrels wordt gevormd, wordt onderkend dat verder voordelen kunnen worden gerealiseerd door verhoging van de hoeveelheid van dergelijke dunne platte korrels die aanwezig is. Bij voorkeur wordt tenminste 70% en op-15 timaal tenminste 90%) van het totale geprojecteerde oppervlak geleverd door platte zilverhalogenidekorrels. De andere korrels dan korrels die nodig zijn om aan de eis ten aanzien van het geprojecteerde oppervlak voldoen, kunnen hetzij niet-plat zijn of, bij voorkeur platte korrels zijn met een grote breedte/dikte ver-20 houding (groter dan 8:1) en liefst dunne platte korrels met een grote breedte/dikte verhouding zijn.
b). Sensibiliseren
Hoewel niet nodig voor het bereiken van de voor-25 delen van de uitvinding worden de zilverhalogenide-emulsies met dunne platte zilverhalogenidekorrels en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied en ook andere zilverhalogenide-emulsies in de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding bij voorkeur chemisch gesensibiliseerd. Ze kunnen 30 chemisch worden gesensibiliseerd met actieve gelatine, zoals wordt geïllustreerd door T.H. James, The Theory of the Photographic Process, vierde editie, Macmillan, 1977, blz. 67-76 of met zwavel, selenium, tellurium, goud, platina, palladium, irridium, osmium, rhodium, rhenium of fosforsensibiliseermiddelen of combinaties 35 van deze sensibiliseermiddelen, bijvoorbeeld bij pAg niveaus van - 19 - 5 tot 10, pH niveaus van 5 tot 8 en temperaturen van 30 tot 80°c, zoals wordt geïllustreerd in Research Disclosure, Vol. 120, april 1974, no. 12008, Research Disclosure, Vol. 134, juni 1975, no. 13452, de Amerikaanse octrooischriften 1.623.499, 1.673.522, 5 2.399.083, 2.642.361, 3.297.447, 3.297.446, 3.772.031, 3.761.267, 3.587.711, 3.565.633, 3.901.714 en 3.904.415 en de Britse octrooischriften 1.396.696 en 1.315.755; chemische sensibilisatie wordt eventueel uitgevoerd bij aanwezigheid van thiocyanaatverbindingen zoals beschreven in Amerikaanse octrooischrift 2.642.361; óf1 en 10 zwavelhoudend verbinding/ van het type beschreven in de Amerikaanse octroosichriften 2.521.926, 3.021.215 en 4.054.457. Er wordt specifiek beoogd om chemisch te sensibiliseren bij aanwezigheid van finish (chemische sensibilisatie) modificeermiddelen - d.w.z. verbindingen waarvan bekend is dat ze sluier onderdrukken en 15 snelheid verhogen indien aanwezig tijdens het chemisch sensibiliseren, zoals azaindenen, azapyridazinen, azapyrimidinen, benzo-thiazoliumzouten en sensibiliseermiddelen met één of meer heterocyclische ringen. Voorbeelden van finish modificeermiddelen worden beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 2.131.038, 3.411.914, 20 3.554.757, 3.565.631 en 3.901.714, het Canadese octrooischrift 778.723 en in Duffin Photographic Emulsion Chemistry, Focal Press (1966), New York, biz. 138-143. Bovendien of als alternatief kunnen de emulsies ook door reductie worden gesensibiliseerd -bijvoorbeeld met waterstof, zoals wordt geïllustreerd door de 25 Amerikaanse octrooischriften 3.891.446 en 3.984.249, door een behandeling bij lage pAg (bijvoorbeeld kleiner dan 5) en/of bij hoge pH (bijvoorbeeld hoger dan 8) of door gebruik van reducerende middelen zoals tin(II)chloride, thioureumdioxyde, polyaminen en amineboranen, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse 30 octrooischriften 2.983.609, 2.518.698, 2.739.060, 2.743.182, 2.743.183, 3.026.203 en 3.361.564 en door Research Disclosure,
Vol. 136, augustus 1975, no. 13654. Oppervlaktesensibilisatie met chemische middelen waaronder sub-oppervlak sensibilisatie zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 35 3.917.485 en 3.966.476 wordt met name bij voorkeur toegepast.
... · - .-·· . y - 20 -
De emulsies met dunne platte zilverhalogenide-korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied worden altijd spectraal gesensibiliseerd. In het bijzonder wordt dit gedaan door in combinatie met de emulsies van dunne platte korrels 5 met een breedte/dikte verhouding in het middengebied en andere emulsies zoals in deze aanvrage beschreven spectrale sensibiliserende kleurstoffen gebruiken die absorptiemaxima geven in het blauwe en minus-blauwe, d.w.z. groene of rode gedeelte van het zichtbare spectrum. Bovendien kunnen voor speciale toepassingen 10 spectrale sensibiliserende kleurstoffen worden gebruikt die de spectrale responsie verbeteren buiten het zichtbare spectrum bijvoorbeeld valt hieronder het gebruik van infrarood absorberende spectrale sensibiliseermiddelen.
De zilverhalogenide-emulsies met dunne platte kor-15 reis en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied kunnen spectraal worden gesensibiliseerd met kleurstoffen uit een grote verscheidenheid van klassen, waaronder de polymethinekleur-stofklasse, welke klasse omvat de cyaninen, merocyaninen compexe cyaninen en merocyanen (d.w.z. tri-, tetra- en polynucleaire cya-20 nonen en merocyaninen), oxonolen, hemioxonolen, styrylen, mero-styrylen en streptocyaninen.
De spectraal sensibiliserende cyaninekleurstoffen omvatten, gebonden, door een methinebinding, tweebasische heterocyclische ringen, bijvoorbeeld ringen afgeleid van kwaternaire 25 chinoliniu, pyridinium, isochinolinium, 3H-indolium, benz/ ejindo-lium, oxozaloium, oxazolinium, thiozolium, thiazolinium, selena-zolium, selenazolinium, imidazolium, imidazolinium, benzoxazolium, benzothiazolium, benzoselenazolium, benzimidazolium, naftoxazolium, naftathiazolium, naftoselenazolium, dihydronaftothiazolium, pyry-30 lium en imidazopyraziniumzouten.
De spectraal sensibiliserende merocyaninekleurstof-fen omvatten, rechtstreeks verbonden of via een tussengelegen methinebinding, een basische heterocyclische ring van het cyanine-kjeurstoftype en een zure ring, zoals kan worden verkregen uit bar-35 bituurzuur, 2-thiobarbituurzuur, rhodanine, hydantoxne, 2-thio- -21- hydantoïne, 4-thiohydantoïne, 2-pyrazolin-5-on, 2-isoxazolin-5-on, indan-1,3-dion, cyclohexaan-1,3-dion, 1,3-dioxan-4,6-dion, pyrazo-lin-3,5-dion, pentaan-2,4-dion, alkylsulfonylacetonitrile, malo-nonitrile, isochinolin-4-on en chroman-2,4-dion.
5 De sensibiliserende werking kan worden gecorre leerd met de plaats van de molekulaire energieniveaus van een kleurstof ten opzichte van de grondtoestand en de geleidingsband-energieniveaus van de zilverhalogenidekristallen. Deze energieniveaus kunnen op hun beurt worden gecorreleerd met de polaro-10 grafische oxydatie- en reductiepotentialen zoals wordt besproken in Photographic Science and Engineering, Vol. 18, 1974, blz.
49-53 (Stunner et al), blz. 175-178 (Leubner) en blz. 475-485 (Gilman). Oxyatie- en reductiepotentialen kunnen worden gemeten zoals beschreven door R.J. Cox, Photographic Sensitivity, Academie 15 Press, 1973, hoofdstuk 15.
De chemie van de cyanine- en verwante kleurstoffen wordt geïllustreerd door Weissberger en Taylor in Special Topics of Heterocyclic Chemistry, John Wiley and Sons, New York, 1977, hoofdstuk VIII, Venkataraman, The Chemistry of Synthetic Dyes, 20 Academic Press, New York 1971, hoofdstuk V; James, The Theory of the Photographic Process, vierde editie, Macmillan, 1977, hoofdstuk 8 en F.M. Hamer, Cyanine Dyes and Related Compounds, John Wiley and Sons, 1964.
Er kunnen éën of meer spectraal sensibiliserende 25 kleurstoffen worden gebruikt. Kleurstoffen met sensibiliserende maxima bij golflengten verdeeld over het zichtbare spectrum en met een grote variëteit in de vorm van de gevoeligheidskromme zijn bekend. De keuze en de relatieve hoeveelheden van de kleurstoffen hangen af van het gebied van het spectrum waarvoor gevoeligheid 30 gewenst wordt en van de vorm van de spectrale gevoeligheidskronme die wordt gewenst. Kleurstoffen met overlappende spectrale gevoe-ligheidskrommen zullen dikwijls in combinatie een kromme opleveren waarin de gevoeligheid bij elke golflengte in het overlappings-gebied ongeveer gelijk is aan de som·van de gevoeligheden van de 35 individuele kleurstof. Zo is het mogelijk combinaties van kleur- ’ -ψ - 22 - stoffen te gebruiken met verschillende maxima om een spectrale gevoeligheidskromme te bereiken met een maximum inliggend tussen de gevoeligheidsmaxima van de individuele kleurstoffen.
Combinaties van spectraal sensibiliserende kleur-5 stoffen kunnen worden gebruikt die leiden tot super sensibilisatie - d.w.z. tot een spectrale sensibilisatie die groter is in een deel van het spectrale gebied dan bereikt kan worden met enige concentratie van ëén van de kleurstoffen alleen of die zou resulteren uit het additieve effect van de kleurstoffen. Supersensibili-10 satie kan worden bereikt met bepaalde uitgekozen combinatie van spectraal sensibiliserende kleurstoffen en andere adenda zoals stabiliseermiddelen en anti-sluiermiddelen, ontwikkelversnelIers of remmers, bekledingshulpmiddelen, "witmakers" en antistatische middelen. Alle mogelijke mechanismen en verbindingen die verant-15 woordelijk kunnen zijn voor supersensibilisatie worden besproken door Gilman "Review of the Mechanisms of Supersensitization", Photographic Science and Engineering, Vol. 18, 1974, blz. 418-430.
Spectraal sensibiliserende kleurstoffen beïnvloeden de emulsies ook in ander opzicht. Spectraal sensibiliserende 20 kleurstoffen kunnen ook fungeren als anti-sluiermiddelen of stabiliseermiddelen, ontwikkelversnellers of remmers en halogeenac-ceptors of elektronendonors zoals wordt vermeld in de Amerikaanse octrooischriften 2.131.038 en 3.930.860.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavi-25 ge uitvinding hebben de platte zilverhalogenidekorrels aan haar oppervlakken geabsorbeerd spectraal sensibiliserende kleurstoffen die een kleurverschuiving geven als functie van de adsorptie. Alle conventionele spectraal sensibiliserende kleurstoffen waarvan bekend is dat ze een bathochrome of hypsochrome versterking van de 30 lichtabsorptie geven als functie van de absorptie aan het oppervlak van zilverhalogenidekorrels kunnen worden gebruikt bij de praktijk van de uitvinding. Kleurstoffen die voldoen aan dergelijke criteria zijn algemeen bekend in de techniek zoals wordt geïllustreerd door T.H. James, The Theory of the Photographic Processm 35 vierde editie, Macmillan, 1977, hoofdstuk 8 _(in het bijzonder f •m - 23 - F. Induced Color Shifts in Cyanine and Merecyanine Dyes) en hoofdstuk 9 (in het bijzonder H. Relations Between Dyes Syructure and Surface Aggregation) en door F.M. Hamer, Cyanine Dyes and Related Compounds, John Wiley and Sons, 1964, hoofdstuk XVII (in 5 het bijzonder F. Polymerization en Sensitization of the Second Type). Spectraal sensibiliserende merocyanine-, hemicyanine-, styryl- en oxonoIkleurstoffen die H aggregaten vormen (hypsochro-me verschuiving) zijn in deze techniek bekend, hoewel J aggregaten (bathochrome verschuiving) niet gebruikelijk zijn voor kleurstof-10 fen van deze klassen. Spectraal sensibiliserende kleurstoffen waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn cyaninekleurstoffen die hetzij H of J-aggregatie geven.
In een in het bijzonder geprefereerde uitvoeringsvorm zijn de spectraal sensibiliserende kleurstoffen carbocyanine-15 kleurstoffen die J-aggregatie geven. Dergelijke kleurstoffen worden gekenmerkt door twee of meer basische heterocyclische ringen die zijn gebonden door een binding van drie methinegroepen. De heterocyclische ringen omvatten bij voorkeur gecondenseerde ben-zeenringen om J-aggregatie te versterken. Heterocyclische ringen 20 waaraan de voorkeur wordt gegeven voor het bevorderen van J-aggregatie zijn kwateraaire chinolinium-, benzoxazolium-, benzothia-zolium-, benzoselenazolium-, benzimidazolium-, naftooxazoliumr, naftothiazolium- en naftoselenazoliumzouten.
Hoewel in het algemeen wordt vertrouwd op de na-25 tieve blauwgevoeligheid van zilverbromide of -bromojodide in de fotografische techniek bij emulsielagen die bestemd zijn voor het vastleggen van belichting met blauw licht, kunnen significante voordelen worden verkregen door toepassing van spectrale sensibi-liseermiddelen, zelfs als hun hoofcUabsorptie plaats vindt in het 30 spectrale gebied waarvoor de emulsies reeds een natieve gevoeligheid hebben. Bijvoorbeeld wordt met name ingezien dat voordelen kunnen worden bewerkstelligd door toepassing van in het blauwe deel van het spectrum sensibiliserende kleurstoffen,
Toepassing van in het blauwe deel van het spec-35 traal sensibiliserende kleurstoffen voor zilverbromide en zilver- , - -- ^ % -24- bromojodide-emulsies met dunne platte korrels en een breedte/dikte verhouding in het middengebied kunnen worden gekozen uit elk van de kleurstofklassen waarvan bekend is dat ze spectrale sensibili-seermiddelen leveren. Polymethinekleurstoffen zoals cyaninen, 5 merocyaninen, hemicyaninen, hemioxonolen en merostyrylen zijn bij voorkeur toegepaste in het blauwe deel van het spectrum sensibiliserende verbindingen. In het algemeen kunnen bruikbare in het blauwe deel van het spectrum werkende sensibiliseermiddelen worden gekozen uit deze kleurstofklassen op grond van hun adsorp-10 tiekarakteristieken - d.w.z. hun kleur. Er zijn echter algemene structuurcorrelaties die kunnen dienen als richtlijn bij het selecteren van geschikte blauw sensibilisatoren. In het algemeen geldt dat hoe korter de methineketen is hoe korter de golflengte voor het sensibilisatiemaximum. Nuclei beïnvloeden ook de absorp-15 tie. De toevoeging van gecondenseerde ringen aan nuclei begunstigt in het algemeen de absorptie van langere golflengten. Ook sub-stituenten kunnen de adsorptieeigenschappen wijzigingen.
Tot de bruikbare spectraal sensibiliserende kleurstoffen voor het sensibiliseren van zilverhalogenideemulsies be-20 horen de kleurstoffen vermeld in Research Disclosure, Vol. 176, december 1978, No. 17643, Sectie III.
Conventionele hoeveelheden kleurstoffen kunnen worden gebruikt bij het spectraal sensibiliseren van de emulsielagen die niet-platte zilverhalogenidekorrels of platte zilver-25 halogenidekorrels met een kleine breedte/dikte verhouding bevatten. Om de volledige voordelen van de uitvinding te realiseren wordt er de voorkeur aan gegeven om spectraal sensibiliserende kleurstof te absorberen aan de korreloppervlakken van de emulsies van dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middenge-30 bied en wel in een praktisch optimale hoeveelheid - d.w.z. in een hoeveelheid die voldoende is om tenminste 60% van de maximum fotografische snelheid te realiseren die bereikt kan worden met de korrels onder de beoogde belichtingsomstandigheden. De hoeveelheid kleurstof die wordt gebruikt, kan variëren met de specifieke 35 kleurstof of kleurstofcombinatie die wordt gekozen en met de -» — —f * · ·« - 25 - grootte van de korrels en de breedte/dikte verhouding van de korrels. Het is in de fotografische techniek bekend dat optimale spectrale sensibilisatie wordt verkregen met organische kleurstoffen als ongeveer 25 tot 100% van het totale beschikbare specifieke 5 oppervlak van aan het oppervlak gevoelige zilverhalogenidekorrels wordt bedekt met een monolaag of meer dan een monolaag van de kleurstof, zoals bijvoorbeeld wordt vermeld in West et al, "The Adsorption of Sensitizing Dyes in Photographic Emulsions", Journal of Physical Chemistry, Vol. 56, biz. 1065, 1952; Spence et al, 10 "Desensitization of Sensitizing Dyes", Journal of Physical and Colloid Chemistry, Vol. 56, no. 6, juni 1948, biz. 1090-1103 en Gilman et al, Amerikaans octrooischrift 3.979.213. Optimale kleur-stofconcentraties kunnen worden gekozen door middel van de methoden die worden vermeld door Mees, Theory of the Photographic 15 Process, 1942, Macmillan, biz. 1067-1069.
Spectrale sensibilisatie kan plaats vinden in elk stadium van de bereiding van de emulsie waarvan eerder al bekend was dat dit daarvoor geschikt is. Gewoonlijk vindt spectrale sensibilisatie plaats in deze techniek nadat de chemische sensibili-20 satie volledig is. Er wordt echter met name onderkend dat spectrale sensibilisatie ook kan plaatsvinden gelijktijdig met de chemische sensibilisatie of geheel vooraf kan gaan aan de chemische sensibilisatie en zelfs al kan beginnen voordat de zilverhaloge-nidekorrelprecipitatie is beëindigd, zoals wordt geleerd door de 25 Amerikaanse octrooischriften 3.628.960 en 4.225.666. Zoals in de laatstgenoemde octrooischriften wordt geleerd, wordt met name beoogd om de invoer van de spectraal sensibiliserende kleurstof in de emulsie zodanig te verdelen dat een deel van de spectraal sensibiliserende kleurstof aanwezig is voordat chemische sensibili-30 satie plaats vindt en een overige deel wordt ingevoerd na de chemische sensibilisatie. In tegenstelling met wat wordt beschreven in Amerikaans octrooischrift 4.225.666 kan met name de spectraal sensibiliserende kleurstof aan de emulsie worden toegevoegd nadat 80% van het zilverhalogenide is geprecipiteerd. Sensibilisatie kan 35 worden vergroot door instelling van de pAg, omvattende circuleren - 26 - tijdens de chemische en/of spectrale sensibilisatie. Een specifiek voorbeeld van pAg-instelling wordt gegeven in Research Disclosure, Vol. 181, mei 1979, no. 18155.
In één voorkeursuitvoeringsvorm worden spectraal 5 sensibiliseermiddelen opgenomen in de emulsie die wordt gebruikt voor de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de onderhavige uitvinding, voordat chemische sensibilisatie plaats vindt. Soortgelijke resultaten zijn soms ook bereid door andere absorbeerbare materialen, zoals finish modificeermiddelen, op te 10 nemen in de emulsie voor op het chemisch sensibili seren.
Onafhankelijk van het vooraf opnemen van absorbeerbare materialen, wordt er de voorkeur aan gegeven om tijdens het chemisch sensibiliseren thiocyanaten te gebruiken in concen- -3 15 traties van circa 2 x 10 tot 2 mol.%, berekend op zilver, zoals wordt geleerd in het hiervoor genoemde Amerikaanse octrooischrift 2.642.361. Andere rijpingsmiddelen kunnen worden toegepast tijdens het chemisch sensibiliseren.
*· Volgens nog een derde mogelijkheid die kan worden 20 toegepast in combinatie met een of beide van de bovengenoemde uitvoeringsmogelijkheden of los daarvan, wordt er de voorkeur aan gegeven om de concentratie van zilver- en/of halogenidezouten die aanwezig zijn direct voor of tijdens het chemisch sensibiliseren, te regelen en in te stellen. Oplosbare zilverzouten, zoals zilver-25 acetaat, zilvertrifluoroacetaat en zilvernitraat kunnen worden opgenomen evenals zilverzouten die in staat zijn tot precipitatie op de korreloppervlakken, zoals zilverthiocyanaat, zilverfosfaat, zilvercarbonaat en dergelijke. Fijne zilverhalogenidekorrels (dat wil zeggen zilverbromide, -jodide en/of -chloride) korrels die 30 in staat zijn tot Ostwald-rijping op de platte korreloppervlakken kunnen worden opgenomen. Bijvoorbeeld kan een Lippmann-emulsie worden opgenomen tijdens het chemisch sensibiliseren. De chemische sensibilisatie van spectraal gesensibiliseerde emulsies met platte korrels met een grote breedte/dikte verhouding op éën of meer ge-35 ordende, discrete plaatsen van de platte korrels wordt met name —y - 27 - beoogd. Gemeend wordt dat de preferentiële absorptie van spectraal sensibiliserende kleurstof op de kristallografisehe oppervlakken die de hoofdvlakken van de platte korrels vormen, het mogelijk maken dat chemische sensibilisatie optreedt selectief op andere 5 kristallografisehe oppervlakken van de platte korrels.
De chemische sensibiliseermiddelen waaraan de voorkeur wordt gegeven voor de hoogst bereikbare snelheids-korre-ligheidsrelaties zijn goud- en zwavelsensibiliseermiddelen, goud en seleniumsensibiliseermiddelen en goud, zwavel en seleniumsen-10 sibiliseermiddelen. In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding bevatten zilverbromide- of, liefst, zilverbromojodide-emul-sies met dunne, platte korrels en een breedte/dikte verhouding in het middengebied, een "midden" galcocgeen, zoals zwavel en/of selenium, dat eventueel niet vaststelbaar kan zijn alsmede goud 15 dat aantoonbaar is. De emulsies bevatten gewoonlijk ook aantoonbare gehalten aan thiocyanaat, hoewel de concentratie van het thio-cyanaat in de uiteindelijke emulsies aanzienlijk kan worden verlaagd met behulp van bekende emulsie-wastechnieken. In verschillende van de„voorkeursüitvoeringsvdrmen waarvan hiervoor sprake 20 was, kunnen de platte zilverbromide- of zilverbromojodidekorrels op hun oppervlak een ander zilverzout bevatten, bijvoorbeeld zil-verthiocyanaat, of een ander zilverhalogenide met een ander halo-genidegehalte (bijvoorbeeld zilverchloride of zilverbromide), hoewel de andere zilverzouten eventueel aanwezig kunnen zijn in 25 gehalten beneden het niveau dat nog aantoonbaar is.
Hoewel dit niet noodzakelijk is voor het bereiken van alle voordelen, zijn de emulsies die bij de onderhavige uitvinding worden toegepast bij voorkeur, in overeenstemming met de heersende bereidingspraktijken, vrijwel optimaal chemisch en ook 30 vrijwel optimaal spectraal gesensibiliseerd. Dat wil zeggen, ze bereiken bij voorkeur snelheden van tenminste 60% van de maximum log snelheid die bereikbaar is met de korrels in het spectrale sensibilisatiegebied onder de beschouwde gebruiks- en behandelings-omstandigheden. Log snelheid wordt hier gedefinieerd als 100 (1-35 log E), waarin E de belichting is gemeten in meter-kaars-seconden — - -y - - - > - 28 - die een dichtheid geeft van 0,1 boven de sluier.
c) Afwerking van het stralinggevoélig élement voor radiografie
Als eenmaal emulsies met dunne platte korrels met 5 een breedte/dikte verhouding in het middengebied zijn gevormd door precipitatieprocessen, uitwassen en sensibiliseren, zoals hiervoor beschreven, kan hun bereiding worden afgewerkt door de opneming van conventionele fotografische addenda.
De stralinggevoelige elementen voor radiografie 10 volgens de onderhavige uitvinding die bestemd zijn voor het vormen van zilverbeelden in een voldoende mate om de noodzaak van het opnemen van additionele hardingsmiddelen tijdens het ontwikkelen en fixeren te ondervangen maken het mogelijk een verhoogde zilver-dekking te realiseren in vergelijking met stralinggevoelige ele-15 menten voor radiografie die op een soortgelijke wijze zijn vervaardigd en ontwikkeld en gefixeerd, maar waarbij emulsies met niet-platte of conventionele, dikke platte korrels werden gebruikt. Met name is het mogelijk om de emulsielaag met dunne platte korrels en andere hydrofiele colloid lagen van stralinggevoelige 20 elementen voor radiografie in een voldoende mate te harden om zwelling van de lagen te verminderen tot minder dan 200%, waarbij het percentage zwelling wordt bepaald door (a) het stralinggevoelige element voor radiografie bij 38°C gedurende 3 dagen te incu-beren bij 50% relatieve vochtigheid, (b) de lage dikte te meten, 25 (c) het stralinggevoelige element voor radiografie bij 21°C 3 min.
lang in gedestilleerd water te dompelen en (d) de verandering in laag dikte te meten. Hoewel aan harding van de stralinggevoelige elementen voor radiografie die bestemd zijn voor de vorming van zilverbeelden in een zodanige mate dat geen hardingsmiddelen be-30 hoeven te worden opgenomen in de behandelingsoplossingen (ontwikkelaar, fixeer) in het bijzonder de voorkeur wordt gegeven, wordt opgemerkt dat de emulsies die op de stralinggevoelige elementen volgens de uitvinding worden toegepast tot elk conventioneel niveau kunnen worden gehard. Men kan voorts met name ook hardings-35 middelen opnemen in de behandelingsoplossingen, zoals bijvoorbeeld « - ~ · ·» ff Λ - 29 - wordt geïllustreerd door Research Disclosure, Vol. 84, augustus 1979, No. 18431, paragraaf K, dat in het bijzonder betrekking heeft op het ontwikkelen en fixeren van beelden op stralinggevoe-lige materialen voor radiografie.
5 Typische bruikbare hardingsmiddelen die vooraf kun nen worden opgenomen (voorharders) zijn onder andere formaldehyde en vrije dialdehyden, zoals succinaldehyde en glutaaraldehyde; geblokkeerde dialdehyden; α-diketonen; actieve esters, sulfonaat-esters; actieve halogeenverbindingen; s-triazinen en diazinen; 10 epoxyden, aziridinen, actieve alkenen met twee of meer actieve vinylgroepen (bijvoorbeeld vinylsulfonylgroepen); geblokkeerde actieve alkenen; niet op de 3-plaats gesubstitueerde isoxazolium-zouten; esters van 2-alkoxy-N-carboxydihydrochinoline; N-carba-moyl- en N-carbamoyloxypyridiniumzouten; hardingsmiddelen met een 15 gemengde functie zoals door halogeen gesubstitueerde aldehydezuren (bijvoorbeeld mucochloorzuur en mucobroomzuur); door oniumgroepen gesubstitueerde acroleïnen; vinylsulfonen die andere functionele hardende groepen bevatten en polymere hardingsmiddelen, zoals di-aldehydezetmeel en cofoly(acrolein-methacrylzuur); het gebruik van 20 dergelijke hardingsmiddelen afzonderlijk of in combinatie wordt verder geïllustreerd door Research Disclosure, Vol. 176, december 1978, No. 17643, Sectie X.
Naast de hiervoor specifiek beschreven kenmerken kunnen de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de 25 uitvinding nog verdere kenmerken hebben die voor stralinggevoelige elementen voor radiografie conventioneel van aard zijn. Voorbeelden van de kenmerken van dit type worden bijvoorbeeld gegeven in het hiervoor genoemde Research Disclosure No. 18431. Bijvoorbeeld kunnen de emulsies stabiliseermiddelen, anti-sluiermiddelen en 30 anti-knikmiddelen bevatten zoals vermeld in paragraaf II, A t/m K.
De stralinggevoelige elementen voor radiografie kunnen antistatische middelen en/of lagen bevatten zoals vermeld in paragraaf III. De stralinggevoelige elementen voor radiografie kunnen zijn voorzien van deklagen, zoals vermeld in paragraaf IV. De deklagen kunnen 35 matteermiddelen bevatten zoals wordt vermeld in het hiervoor ge- - v -j - 30 - noemde Reserach Disclosure No. 17643, paragraaf VI. De deklaag en andere lagen van de stralinggevoelige elementen voor radiografie kan (kunnen) weekmakers en smeermiddelen bevatten zoals de producten vermeld in No. 17643, paragraaf XII. Hoewel de stralinggevoe-5 lige elementen voor radiografie volgens deze uitvinding in de meeste toepassingen zullen worden gebruikt voor het vormen van zilverbeelden, kunnen kleurmaterialen zoals bijvoorbeeld vermeld in No. 17643 paragraaf VII worden opgenomen om de vorming van kleur of door kleurversterkte zilverbeelden mogelijk te maken.
10 Desgewenst kunnen ontwikkelmiddelen en ontwikkelmodificeermiddelen zoals worden genoemd in No. 17643, paragraaf XX en XXI worden opgenomen. De voordelen ten aanzien van doorslag die met de onderhavige uitvinding worden bereikt, kunnen verder worden verbeterd door conventionele middelen voor de beheersing van doorslag bij be-15 lichting zoals worden genoemd in no. 18431, paragraaf V, toe te passen.
Volgens de gevestigde praktijk in deze techniek behoort het met name tot de mogelijkheden om de emulsies met dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middenge-20 bied met elkaar of met conventionele emulsies te vermengen om aan sepcifieke eisen ten aanzien van de emulsielaag te voldoen. Het is bijvoorbeeld bekend om emulsies te mengen teneinde de karakteristieke kromme van een fotografisch element in te stellen om aan een vooraf vastgesteld doel te beantwoorden. Mengen kan worden toege-25 past om de bij belichten en ontwikkelen en fixeren gerealiseerde maximum dichtheden te vergroten of te verlagen, om de minimum dichtheid te verlagen of te vergroten en om de vorm van de karakteristieke kromme tussen de voet en de schouder gedeelten in te stellen. Om dit te bereiken kunnen de emulsies van dunne platte 30 korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied worden gemengd met conventionele zilverhalogenide-emulsies, bijvoorbeeld de emulsies beschreven in het hiervoor genoemde Research Disclosure no. 17643, paragraaf I. Het behoort in het bijzonder tot de mogelijkheden om de emulsies te mengen zoals beschreven in onder 35 paragraaf F van paragraaf I. Als een betrekkelijk fijnkorrelige -31- zilverchloride-emulsie wordt gemengd met de emulsies van dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied, in het bijzonder met de zilverbromojodide-emulsies, kan een verdere verhoging van de gevoeligheid - dat wil zeggen van de 5 snelheids- korreligheidsrelaties - van de emulsie het resultaat zijn.
De dragers kunnen dragers van elk conventioneel type zijn waarvan bekend is dat ze doorslag mogelijk maken. Dragers waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn polyesterfilmdragers. 10 Aan poly(ethyleentereftalaat)filmdragers wordt in het bijzonder de voorkeur gegeven. Dergelijke dragers en hun bereiding en vervaardiging worden beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 2.823.421, 2.779.684 en 3.939.000. Stralinggevoelige elemnten voor medische radiografie zijn gewoonlijk blauw gekleurd. In het alge-15 meen worden de voor het geven van een kleur gebruikte kleurstoffen rechtstreeks toegevoegd aan de gesmolten polyester voordat deze wordt geëxtrudeerd en daarom moeten die kleurstoffen thermisch stabiel zijn. Kleurstoffen voor het geven van kleur waaraan de voorkeur wordt gegeven, zijn de anthrachinonkleurstoffen, zoals 20 kleurstoffen vermeld in de Amerikaanse octrooischriften 3.488.195, 3.849.139, 3.918.976, 3.933.502 en 3.948.664 en de Britse octrooischriften 1.250.983 en 1.372.668.
De spectraal sensibiliserende kleurstoffen worden zo gekozen dat ze in hun geabsorbeerde toestand, gewoonlijk in 25 hun geaggregeerde vorm, een absorptiepiek te zien geven in de H of J-band, in een deel van het spectrum dat correspondeert met de golflengte van de elektromagnetische straling waarmee het element beeldsgewijze wordt belicht. De elektromagnetische straling die de beeldsgewijze belichting teweeg brengt wordt geëmitteerd 30 door fosforen of versterkingsschermen. Een afzonderlijk verster-kingsscherm belicht elk van de twee beeldopneemeenheden die zijn gelegen aan weerszijden van de drager. De versterkingsschermen kunnen licht uitzenden in het ultraviolet, blauw, groen of rode gedeelte van het spectrum, afhankelijk van de specifieke fosforen 35 die er in zijn opgenomen. Het is gebruikelijk dat de versterkings- - -- y - *; o f *» - 32 - schermen licht uitzenden in het groene deel (500 tot 600 nm) van het spectrum. Daarom zijn de spectraal sensibiliserende kleurstoffen die bij voorkeur worden gebruikt in de praktijk van de uitvinding die kleurstoffen die een absorptiepiek te zien geven in het 5 groene deel van het spectrum. Volgens een bijzonder geprefereerde uitvoeringsvorm van de uitvinding is de spectraal sensibiliserende kleurstof (zijnde kleurstoffen), een carbocyaninekleurstof die indien geabsorbeerd aan de platte korrels J-bandabsorptie te zien geeft in een deel van het spectrum dat correspondeert met de piek-10 emissie van het versterkingsscherm, gewoonlijk het groene deel van het spectrum.
De versterkingsschermen kunnen zelf deel uitmaken van de stralinggevoelige elementen voor radiografie, maar gewoonlijk zijn het afzonderlijke elementen die steeds opnieuw worden 15 gebruikt voor het belichten van achtereenvolgende stralinggevoe lige elementen voor radiografie. Versterkingsschermen zijn algemeen bekend in de radiografie. Conventionele versterkingsschermen en de componenten ervan worden beschreven in Research Disclosure, Vol. 18431, hiervoor genoemd, paragraaf IX en in Amerikaans 20 octrooischrift 3.737.313.
De belichte radiografische elementen kunnen worden ontwikkeld en gefixeerd door middel van elke geschikte conventionele techniek. Dergelijke ontwikkel en fixeertechnieken worden bijvoorbeeld beschreven in Research Disclosure, No. 17643, hier-25 voor genoemd, paragraaf XIX, Aan ontwikkelen en fixeren waarbij transport door middel van rollen plaats vindt, zoals wordt geïllustreerd in de Amerikaanse octrooischriften 3.025.779, 3.515.556, 3.545.971 en 3.647.459 en in het Britse octrooischrift 1.269.268 wordt in het bijzonder de voorkeur gegeven. Er kan hardende ont-30 wikkeling worden toegepast zoals wordt geïllustreerd door Amerikaans octrooischrift 3.232.761. Hetzij de ontwikkelaars of de stralinggevoelige elementen voor radiografie kunnen adducten van thioamine en glutaaraldehyde of acrylaldehyde bevatten, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 3.869.289 35 en 3.708.302.
- 33 -
Voorbeelden
De uitvinding wordt nader toegelicht en geïllustreerd door de volgende voorbeelden.
In elk van deze voorbeelden werd de inhoud van het 5 reactievat krachtig geroerd gedurende de hele periode dat zilveren halogenidezouten werden ingevoerd. Alle oplossingen, tenzij anders is aangegeven, zijn waterige oplossingen.
Voorbeelden 1 en 2 10 Vergelijkingsemulsie A
Vergelijkingsemulsie A, die karakteristiek is voor de stand van de techniek wat betreft de doorslagresponsie, was een emulsie met octahedrische AgBr-korrels van 0,4 ym diameter, die was bereid met behulp van een conventionele dubbelstraal-precipi-15 tatietechniek bij een beheerste pAg van 8,3 bij 75°C.
Emulsie met platte korrel 1
Aan 6,0 1 van een goed-geroerde waterige oplossing van beendergelatine (0,75 gew.Z) met een temperatuur van 55°C die 20 0,143 molen kaliumbromide bevatte werd met een constante stroom snelheid gedurende 4 minuten een 1,0 molaire AgNO^-oplossing toegevoegd waarmee 1,8% van de totale hoeveelheid zilvernitraat die werd toegepast werd verbruikt. De AgNO^-oplossing werd vervolgens gedurende nog eens 4 minuten toegevoegd met een hogere snelheid 25 (5,75 x van start tot finish) waarmee 6,6% van de totale gebruikte hoeveelheid zilvernitraat werd verbruikt. Daarna werden 850 ml van een oplossing van met ftaalzuur gemodificeerde gelatine (15,3 gew.Z) toegevoegd. Gedurende 26 minuten werden een 2,3 molaire NaBr-oplossing en een 2,0 molaire AgNO^-oplossing bij een constant 30 gehoudende kleine pBr 'v 1,47 door middel van tweestralen met een verhoogde snelheid (5 x van start tot finish) toegevoegd bij 55°C waarmee 35,6% van de totale hoeveelheid zilvernitraat die werd gebruikt, verbruikt. Daarna werd de toevoer van NaBr-oplossing gestopt en werd de toevoer van AgNO^-oplossing nog met een constante 35 snelheid voortgezet tot pAg 8,35 bij 55°C was bereikt, waarmee - 7 '7 0 ♦ - 34 - 3,4% van de totaal gebruikte hoeveelheid zilvernitraat werden verbruikt. Er werden nogeens 850 ml van een oplossing van met ftaal-zuur gemodificeerde gelatine (15,3 gew.%) toegevoegd. Daarna werden gedurende 58 minuten bij een beheerste pAg van 8,35 bij 55°C 5 toegevoegd een 2,3 molair NaBr-oplossing en een 2,0 molaire AgNO^-oplossing door middel van twee stralen met een constante stroomsnelheid waarmee 52,5% van de totaal gebruikte hoeveelheid zilvernitraat werd verbruikt. Circa 8,8 molen zilvernitraat werden gebruikt om deze emulsie te bereiden. Na de precipitatie werd de 10 emulsie afgekoeld tot 40°C, tweemaal uitgewassen volgens het coagulatieprocedë van Amerikaans octrooischrift 2.614.928. Vervolgens werden 1,6 1 van een oplossing van beendergelatine (16,8 gew.%) toegevoegd en werd de emulsie ingesteld op pH 5,5 en pAg 8,3 bij 40°C.
15 De verkregen emulsie van platte AgBr-korrels had den een gemiddelde korreldiameter van 0,73 ym, een gemiddelde korrelsdikte van 0,093 m en een gemiddelde breedte/dikte verhouding van 7,9:1 en meer dan 75% van het geprojecteerde oppervlak was het gevolg van de dunne platte korrels met een breedte/dikte 20 verhouding in het middengebied (dikte < 0,30 ym en breedte/dikte verhouding > 5:1).
Emulsie met platte korrels 2
De emulsie met platte korrels 2 werd op een soort-25 gelijke wijze bereid als emulsie 1, behalve dat voor het met twee stralen toevoegen van de NaBr- en AgNO^-oplossingen bij pBr 1,47 bij 55°C, het versnelde stroomprofiel was 3,75 m van start tot finish en de stromingstijd werd verlaagd van 26 minuten tot 17 minuten waarmee 21,5% van de totaal gebruikte zilvernitraat werd 30 verbruikt. In totaal werden 7,25 mol zilvernitraat gebruikt bij de bereiding van deze emulsie.
De verkregen emulsie van platte AgBr-korrels had een gemiddelde korreldiameter van 0,64 ym, een gemiddelde korrel-dikte van 0,098 ym en een gemiddelde breedte/dikte verhouding van 35 de korrels van 6,5:1 terwijl meer dan 70% van het geprojecteerde -Λ " 'V '--f --T9 'f.f -' *.·. n
- . ·. - ··.' V -J
Λ - 35 - oppervlak het gevolg was van de dunne platte korrels met een breedte/dlkte verhouding in het middengebied (dikte < 0,30 ym en breedte/dikte verhouding > 5:1).
5 Sensibiliseren en aanbrengen van lagen
De vergelijkingsemulsie A en de emulsies van platte korrels 1 en 2 werden chemisch gesensibilieerd met 5 mg kalium-tetrachloroauraat/mol Ag, 10 mg natriumthiosulfaatpentahydraat/mol Ag en 150 mg natriumthiocyanaat/mol Ag, waarbij het mengsel 45 10 minuten op 70°C werd gehouden en werden daarna spectraal gesensibiliseerd met 600 mg natriumzout van anhydro-5,5’-dichloor-9-ethyl-3,3,-di(3-sulfopropyl)oxacarbocyaninehydroxyde/mol Ag en 400 mg kaliumjodide/mol Ag.
De vergelijkingsemulsie en de emulsies met platte 15 korrels werden aangebracht op beide zijden van een poly(ethyleen- tereftalaat)filmdrager. Op elke zijde werd een emulsielaag aange- 2 .2 bracht met 21,5 mg zilver/dm en 28,7 mg gelatine/dm , met een 2 deklaag erover heen van 8,8 mg gelatine/dm . De emulsies werden voorgehard met 0,5 gew.% bis(vinylsulfonylmethyl)ether berekend op 20 het totale gewicht aan gelatine.
Vergelijkingen van doorslag en snelheid
De bekledingen werden belicht met straling uit een Pieker Corporation enkelfaisge röntgengenerator waarmee een 25 Machlett Dymax type 59N rontgenbuis werd aangedreven. De belichtingstijden bedroegen 1 sec. met een stroom aan de buis van 100 milliampère en een potentiaal over de buis van 70 kilovolt. Na belichten werden de stralinggevoelige elementen voor radiografie ontwikkeld en gefixeerd in een conventionele verwerkingsinrichting 30 voor stralinggevoelige elementen voor radiografie zoals in de handel verkrijgbaar is onder het handelsmerk Kodak BP X-Omat Film Processor M6A-N, onder toepassing van de standaard ontwikkelaar voor deze inrichting die in de handel verkrijgbaar is onder het handelsmerk MX-810 ontwikkelaar. De ontwikkelt!jd bedroeg 21 sec.
35 bij 35°C.
. V
- 36 -
De vergelijkingen van de doorslag van de bekledingen werden verkregen met behulp van een sensitometrische belichting onder toepassing van een versterkingsscherm naast de film. De emissie van het enkele scherm leverde een primaire sensitome-5 trische kromme op die veel toe te schrijven aan de emulsielaag die grensde aan het versterkingsscherm en leverde een tweede, langzamere kromme op die veel toe te schrijven aan de emulsielaag die door de filmdrager van het versterkingsscherm was gescheiden.
De emulsielaag die het verst van het belichtingsscherm afstond 10 werd geheel belicht door straling die door de het dichstbij gelegen emulsielaag en de filmdrager heen was gedrongen. De het verst van het scherm afgelegen emulsielaag werd dus geheel belicht met straling die was "doorgeslagen'’. De gemiddelde verschuiving (uitgedrukt als Δ log E) tussen de middengedeelten van de karakteristie-15 ke krommen (grafieken van de dichtheid tegen log E, waarbij E de belichting is in meter-kaars-seconde) werd gebruikt om het percentage doorslag van de afzonderlijke bekledingslagen te berekenen met de volgende vergelijking: (A) 20
Percentage doorslag = aatilog '(A log B) , , ^ 100
De doorslag en de sensitometrische resultaten van de bekledingslagen van de vergelijkingsemulsies en de emulsies 25 met platte korrels zijn weergegeven in tabel A.
·* iw ·... 'j 0 - 37 -
Tabel A
Emulsie No. Korrel Dikte Breedte/ Doorslag Relatieve Diameter dikte procent log snel- 5 _verhouding_heid * vergelijking A 0,4 ym 0,4 ym 1:1 17,0 100
Plat 1 0,73 ym 0,093 ym 7,9:1 18,0 205
Plat 2_0,64 ym 0,098 ym 6,5:1_17,5_199 10 * 30 relatieve snelheidseenheden = 0,30 log E.
De cijfers in tabel A illustreren het fotografische voordeel van de zilverhalogenide-emulsies met dunne platte 15 korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied als deze op beide zijden van een drager zijn aangebracht bij beproeving met röntgenstraling. De vergelijkingsemulsie A had een kor- 3 relvolume van 0,030 (ym) en de emulsie met platte korrels 2 had 3 een korrelvolume van 0,032 (ym) . Hoewel beide emulsies vergelijk-20 bare doorslagresultaten te zien gaven bij vrijwel equivalente korrelvolumina, was de emulsie met platte korrels significant sneller (^ 1,0 log E). Evenzo had de emulsie met platte korrels 1, 3 korrelvolume 0,038 (ym) een soortgelijke doorslag als de vergelijkingsemulsie A maar was 1,05 log E sneller.

Claims (17)

1. Stralinggevoelig element voor radiografie met eerste en tweede zilverhalogenide-emulsielagen omvattende een 5 dispergeermedium en stralinggevoelige zilverhalogenidekorrels en een drager gelegen tussen die zilverhalogenide-emulsielagen welke drager straling kan doorlaten waarvoor de tweede zilverhalogenide-emulsielaag gevoelig is, met het kenmerk, dat tenminste de eerste zilverhalogenidelaag platte, zilverhalogenidekorrels bevat met 10 een dikte van minder dan 0,2 micrometer en een gemiddelde breedte/ dikteverhouding van 5:1 tot 8:1 welke korrels voor tenminste 50% bijdragen in het totale geprojecteerde oppervlak van de in de zilverhalogenideemulsielagen aanwezige zilverhalogenidekorrels, waarbij de breedte/dikte verhouding wordt gedefinieerd als de ver-15 houding van de korreldiameter tot de dikte en de diameter van een korrel wordt gedefinieerd als de diameter van een cirkel met een even groot oppervlak als het geprojecteerde oppervlak van die korrel, en dat spectraal sensibiliserende kleurstof geabsorbeerd aan het oppervlak van die platte zilverhalogenidekorrels.
2. Stralinggevoelig element voor radiografie vol gens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drager een filmdrager is.
3. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de drager een blauw gekleur- 25 de transparante filmdrager is.
4. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens ëën der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de platte zilverhalogenidekorrels voor tenminste 70% verantwoordelijk zijn voor het totale geprojecteerde oppervlak van (alle) zilverhaloge- 30 nidekorrels.
5. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens ëën der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het dispergeermedium bestaat uit een hardhaar hydrofiel colloid.
6. Stralinggevoelig element voor radiogrfaie volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het dispergeermedium gela- * -* --**> ·* -3-f ΐψ -· 0 3 - 39 - tine of een gelatinederivaat is.
7. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het zilverhalogenide zilverbromide of zilverbromojodide is.
8. Stralinggevoelig element voor radiografie vol gens éën der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spectraal sensibiliserende kleurstof een kleurverschuiving geeft als functie van adsorptie.
9. Stralinggevoelig element voor radiografie vol- 10 gens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spectraal sensibiliserende kleurstof een polymethinekleurstof, bij voorkeur een cyaninekleurstof is.
10. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de sensibiliserende kleur- 15 stof een cyaninekleurstof is die een bathochrome kleurverschuiving geeft als functie van de absorptie.
11. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de cyaninekleurstof tenminste één chiftolinium-, benzoaxoliunr, benzothiazoliunr, benzo- 20 selenazolium-, benzimidazolium-, naftoxazolium-, naftothiazolium- of naftoselazoliumring omvat.
12. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de cyaninekleurstof een carbocyaninekleurstof is.
13. Stralinggevoelig element voor radiografie vol gens één der conclusies 7 tot 12, met het kenmerk, dat de sensibiliserende kleurstof aanwezig is in een zodanige concentratie dat het oppervlak van de zilverbromide- of bromojodidekorrels voor ongeveer 25 tot 100 mol.% is bedekt met een monolaag van de kleur- 30 stof.
14. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens één der conclusies 8 tot 13, met het kenmerk, dat de spectraal sensibiliserende kleurstof een in het groene deel van het spectrum sensibiliserende kleurstof is.
15. Stralinggevoelig element voor radiografie vol- • v.· O . i - 40 - <y gens ëën der conclusies 7 tot 14, met het kenmerk, dat de platte zilverbromide- of zilverbromojodidekorrels chemisch en spectraal zijn gesensibiliseerd zodat snelheden worden bereikt van tenminste 60% van de maximum log snelheid die bereikbaar is met die korrels 5 in dat deel van het spectrum waarvoor sensibilisatie is bewerkstelligd, waarbij log snelheid wordt gedefinieerd als 100 (1- log E) waarin E de belichting voorstelt gemeten in meter-kaars-seconde die een dichtheid teweeg brengt van 0,1 boven de sluier.
16. Stralinggevoelig element voor radiografie vol-10 gens ëën der conclusies 7 tot 15, met het kenmerk, dat de platte korrels optimaal chemisch en spectraal zijn gesensibiliseerd.
17. Stralinggevoelig element voor radiografie, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of de voorbeelden. * ^ ** -•91
NL8303333A 1982-09-30 1983-09-29 Stralinggevoelig element voor radiografie. NL195048C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/431,910 US4425426A (en) 1982-09-30 1982-09-30 Radiographic elements exhibiting reduced crossover
US43191082 1982-09-30

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL8303333A true NL8303333A (nl) 1984-04-16
NL195048C NL195048C (nl) 2003-06-27

Family

ID=23713957

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8303333A NL195048C (nl) 1982-09-30 1983-09-29 Stralinggevoelig element voor radiografie.

Country Status (15)

Country Link
US (1) US4425426A (nl)
JP (1) JPS5990841A (nl)
BE (1) BE897890A (nl)
BR (1) BR8305257A (nl)
CA (1) CA1175704A (nl)
CH (1) CH660239A5 (nl)
DE (1) DE3335399C2 (nl)
FR (1) FR2534037B1 (nl)
GB (1) GB2127986B (nl)
IE (1) IE55168B1 (nl)
IT (1) IT1167227B (nl)
MX (1) MX162572A (nl)
NL (1) NL195048C (nl)
SE (1) SE454028B (nl)
ZA (1) ZA837358B (nl)

Families Citing this family (109)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5955426A (ja) * 1982-09-24 1984-03-30 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀写真感光材料
US4626688A (en) 1982-11-26 1986-12-02 Barnes Gary T Split energy level radiation detection
JPS59214027A (ja) * 1983-05-20 1984-12-03 Konishiroku Photo Ind Co Ltd X線用ハロゲン化銀写真感光材料
US4526862A (en) * 1983-10-13 1985-07-02 General Electric Company Film-based dual energy radiography
US4603428A (en) * 1983-10-13 1986-07-29 General Electric Company Film-based dual energy radiography
US4513078A (en) * 1983-10-13 1985-04-23 General Electric Company Film-based dual energy radiography
US4639417A (en) * 1984-01-27 1987-01-27 Konishiroku Photo Industry Co., Ltd. Silver halide X-ray photosensitive material
US4520098A (en) * 1984-05-31 1985-05-28 Eastman Kodak Company Photographic element exhibiting reduced sensitizing dye stain
JPS6180237A (ja) * 1984-09-28 1986-04-23 Konishiroku Photo Ind Co Ltd ハロゲン化銀写真感光乳剤
JPS61285445A (ja) * 1985-06-12 1986-12-16 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀写真感光材料
JPS6232459A (ja) * 1985-08-05 1987-02-12 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀カラ−写真感光材料
US4643966A (en) * 1985-09-03 1987-02-17 Eastman Kodak Company Emulsions and photographic elements containing ruffled silver halide grains
US4710637A (en) * 1986-02-10 1987-12-01 Eastman Kodak Company High efficiency fluorescent screen pair for use in low energy X radiation imaging
DE3614476A1 (de) * 1986-04-29 1987-11-12 Du Pont Deutschland Aufzeichnungssystem fuer die strahlentherapie
US4692401A (en) * 1986-08-21 1987-09-08 Eastman Kodak Company Photographic emulsions and elements containing sensitizing dye in the form of host crystals
US4684607A (en) * 1986-09-08 1987-08-04 Eastman Kodak Company Tabular silver halide emulsions with ledges
US4722886A (en) * 1986-10-10 1988-02-02 E. I. Du Pont De Nemours And Company Process for preparing a photographic emulsion containing tabular grains having narrow size distribution
US4803150A (en) * 1986-12-23 1989-02-07 Eastman Kodak Company Radiographic element exhibiting reduced crossover
JPH0727180B2 (ja) * 1986-12-26 1995-03-29 富士写真フイルム株式会社 感光性ハロゲン化銀乳剤及びそれを用いたカラ−感光材料
US4900652A (en) * 1987-07-13 1990-02-13 Eastman Kodak Company Radiographic element
EP0300258B1 (en) * 1987-07-24 1993-10-20 Minnesota Mining And Manufacturing Company Photographic elements comprising light-sensitive silver bromo-iodide emulsions
JP2581963B2 (ja) * 1987-08-24 1997-02-19 富士写真フイルム株式会社 直接ポジ画像形成方法
JPH0820693B2 (ja) * 1987-09-11 1996-03-04 富士写真フイルム株式会社 ハロゲン化銀写真感光材料
JPH0774886B2 (ja) * 1987-09-18 1995-08-09 富士写真フイルム株式会社 X線用ハロゲン化銀写真感光材料
DE3744004A1 (de) * 1987-12-24 1989-07-06 Agfa Gevaert Ag Farbfotografisches aufzeichnungsmaterial und verfahren zur herstellung einer fotografischen silberhalogenidemulsion
JPH0812387B2 (ja) * 1988-01-08 1996-02-07 富士写真フイルム株式会社 ハロゲン化銀写真感光材料
JPH0782207B2 (ja) * 1988-05-30 1995-09-06 富士写真フイルム株式会社 X線用ハロゲン化銀写真感光材料
US5015566A (en) * 1988-09-08 1991-05-14 Eastman Kodak Company Tabular grain photographic elements exhibiting reduced pressure sensitivity (II)
EP0384634A3 (en) * 1989-02-23 1990-11-07 Eastman Kodak Company Radiographic screen/film assemblies with improved detection quantum efficiencies
US5021327A (en) * 1989-06-29 1991-06-04 Eastman Kodak Company Radiographic screen/film assemblies with improved detection quantum efficiencies
CA2008456A1 (en) * 1989-02-23 1990-08-23 Robert E. Dickerson Radiographic elements with selected contrast relationships
US4997750A (en) * 1989-02-23 1991-03-05 Eastman Kodak Company Radiographic elements with selected speed relationships
IT1230287B (it) * 1989-06-15 1991-10-18 Minnesota Mining & Mfg Elementi sensibili alla luce per uso radiografico e procedimento per la formazione di un'immagine radiografica.
GB8916042D0 (en) * 1989-07-13 1989-08-31 Kodak Ltd Process of preparing a tabular grain silver bromoiodide emulsion and emulsions produced thereby
GB8916041D0 (en) * 1989-07-13 1989-08-31 Kodak Ltd Process of preparing a tubular grain silver bromoiodide emulsion and emulsions produced thereby
US4994355A (en) * 1989-07-26 1991-02-19 Eastman Kodak Company Radiographic elements with selected contrast relationships
JPH03100541A (ja) * 1989-09-13 1991-04-25 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀写真感光材料
US5108887A (en) * 1989-09-22 1992-04-28 E. I. Du Pont De Nemours And Company Zeromethine merocyanine dyes as J-aggregating spectral sensitizers for tabular emulsions
JP2579220B2 (ja) * 1989-10-03 1997-02-05 富士写真フイルム株式会社 ハロゲン化銀カラー写真感光材料
US5035990A (en) * 1989-11-28 1991-07-30 E. I. Du Pont De Nemours And Company Radiographic elements with improved covering power
USH1105H (en) 1990-03-29 1992-09-01 Eastman Kodak Company Asymmetrical radiographic elements, assemblies and packages
US5108881A (en) * 1990-03-29 1992-04-28 Eastman Kodak Company Minimal crossover radiographic elements adapted for varied intensifying screen exposures
EP0465728A1 (en) * 1990-07-09 1992-01-15 Agfa-Gevaert N.V. Stabilization of tabular grains by pyrimidine derivatives
IT1246185B (it) * 1990-07-20 1994-11-16 Minnesota Mining & Mfg Materiale fotografico agli alogenuri d'argento con ridotta colorazioneresidua da colorante sensibilizzatore.
IT1246184B (it) * 1990-07-20 1994-11-16 Minnesota Mining & Mfg Materiale fotografico agli alogenuri d'argento sensibili alla luce.
US5028518A (en) * 1990-09-24 1991-07-02 Minnesota Mining And Manufacturing Company Radiographic thermographic imaging film
US5210014A (en) * 1991-03-28 1993-05-11 Eastman Kodak Company Mid-green sensitizing dyes for photographic materials
US5196299A (en) 1991-03-28 1993-03-23 Eastman Kodak Company Tabular grain emulsion containing radiographic elements exhibiting reduced dye stain
US5250403A (en) * 1991-04-03 1993-10-05 Eastman Kodak Company Photographic elements including highly uniform silver bromoiodide tabular grain emulsions
US5252442A (en) * 1991-05-14 1993-10-12 Eastman Kodak Company Radiographic elements with improved detective quantum efficiencies
US5399470A (en) * 1991-08-16 1995-03-21 Eastman Kodak Company Minimal crossover radiographic elements and assemblies adapted for flesh and bone imaging
US5290676A (en) * 1991-09-24 1994-03-01 Fuji Photo Film Co., Ltd. Silver halide photographic light-sensitive material
US5169748A (en) * 1991-11-07 1992-12-08 E. I. Du Pont De Nemours And Company UV spectral sensitization
US5252443A (en) * 1992-02-03 1993-10-12 Eastman Kodak Company Means for assuring proper orientation of the film in an asymmetrical radiographic assembly
JP2824717B2 (ja) 1992-07-10 1998-11-18 富士写真フイルム株式会社 ハロゲン化銀写真感光材料の処理方法
EP0589460B1 (en) 1992-09-24 2000-08-09 Fuji Photo Film Co., Ltd. Method for processing a black & white silver halide light-sensitive material
US5259016A (en) * 1992-10-22 1993-11-02 Eastman Kodak Company Assembly for radiographic imaging
GB9302819D0 (en) * 1993-02-12 1993-03-31 Kodak Ltd Photographic elements for producing blue,green and red exposure records of the same hue and methods,for the retrieval and differentiation of the exposure reco
US5264337A (en) * 1993-03-22 1993-11-23 Eastman Kodak Company Moderate aspect ratio tabular grain high chloride emulsions with inherently stable grain faces
JP3270614B2 (ja) * 1993-03-22 2002-04-02 イーストマン コダック カンパニー 中位アスペクト比平板状粒子乳剤
JP3051595B2 (ja) * 1993-05-24 2000-06-12 富士写真フイルム株式会社 ハロゲン化銀写真感光材料とそれを用いた放射線画像形成方法
US5391469A (en) * 1993-10-27 1995-02-21 Eastman Kodak Company Radiographic elements exhibiting reduced pressure induced variances in sensitivity
US5370977A (en) * 1993-11-17 1994-12-06 Eastman Kodak Company Dental X-ray films
US5639591A (en) * 1994-01-14 1997-06-17 Konica Corporation Silver halide photographic light-sensitive material
US5407790A (en) * 1994-02-04 1995-04-18 Eastman Kodak Company Radiographic system for orthopedic imaging
DE4412369A1 (de) * 1994-04-11 1995-10-12 Du Pont Deutschland Schnellverarbeitbares photographisches Aufzeichnungsmaterial für die medizinische Radiographie
JPH0829923A (ja) * 1994-07-11 1996-02-02 Konica Corp ハロゲン化銀写真感光材料と放射線蛍光増感紙との組体
US5616446A (en) * 1994-09-29 1997-04-01 Konica Corporation Silver halide photographic light-sensitive material
US5567580A (en) * 1994-10-26 1996-10-22 Eastman Kodak Company Radiographic elements for medical diagnostic imaging exhibiting improved speed-granularity characteristics
US5468603A (en) * 1994-11-16 1995-11-21 Minnesota Mining And Manufacturing Company Photothermographic and thermographic elements for use in automated equipment
US5928857A (en) * 1994-11-16 1999-07-27 Minnesota Mining And Manufacturing Company Photothermographic element with improved adherence between layers
DE69518502T2 (de) * 1995-03-29 2001-04-19 Tulalip Consultoria Com Socied Verfahren zur Herstellung von Emulsionen mit monodispersen Silberhalogenidtafelkörnern
US5604086A (en) * 1995-03-29 1997-02-18 Eastman Kodak Company Tabular grain emulsions containing a restricted high iodide surface phase
DE69519154T2 (de) * 1995-03-29 2001-04-05 Eastman Kodak Co A New Jersey Verfahren zur Herstellung von Emulsionen mit monodispersen Silberhalogenidtafelkörnern
EP0749038A1 (en) 1995-06-16 1996-12-18 Minnesota Mining And Manufacturing Company Light-sensitive photographic materials comprising tabular silver halide grains and azodicarbonamide derivatives
EP0756198A3 (en) 1995-07-27 1997-03-05 Eastman Kodak Company High bromide tabular grain emulsions
US5629142A (en) * 1995-12-19 1997-05-13 Eastman Kodak Company Dual coating radiographic elements containing tabular grain emulsions with improved photographic vehicles
US6436621B1 (en) * 1995-10-25 2002-08-20 Agfa-Gevaert Multilayer silver halide photographic material and process for preparing the same
JP3508081B2 (ja) 1995-10-30 2004-03-22 コニカミノルタホールディングス株式会社 ハロゲン化銀写真感光材料用固体処理剤および処理方法
US5871892A (en) * 1996-02-12 1999-02-16 Eastman Kodak Company Portal radiographic imaging
EP0790526B1 (en) 1996-02-19 2002-07-24 Agfa-Gevaert Radiographic image forming film-screen system
EP0806860A1 (en) * 1996-05-09 1997-11-12 Minnesota Mining And Manufacturing Company Apparatus and method for processing and digitizing a light-sensitive photographic material
US5952162A (en) * 1996-07-31 1999-09-14 Eastman Kodak Company Films for reproducing medical diagnostic images and processes for their use
US5738981A (en) * 1996-07-31 1998-04-14 Eastman Kodak Company Films for reproducing medical diagnostic images and processes for their use
US5759754A (en) * 1996-07-31 1998-06-02 Eastman Kodak Company Medical diagnostic film for soft tissue imaging
US5695922A (en) * 1996-08-30 1997-12-09 Eastman Kodak Company High chloride 100 tabular grain emulsions containing a high iodide internal expitaxial phase
US5716774A (en) * 1996-09-30 1998-02-10 Eastman Kodak Company Radiographic elements containing ultrathin tabular grain emulsions
US5759759A (en) * 1997-02-18 1998-06-02 Eastman Kodak Company Radiographic elements exhibiting increased covering power and colder image tones
US5876905A (en) * 1997-03-20 1999-03-02 Eastman Kodak Company Dual-coated radiographic element capable of photothermographic imaging
US5952147A (en) * 1998-04-29 1999-09-14 Eastman Kodak Company Portal verification radiographic element and method of imaging
US6042986A (en) * 1998-04-29 2000-03-28 Eastman Kodak Company Portal localization radiographic element and method of imaging
US6037112A (en) * 1998-10-14 2000-03-14 Eastman Kodak Company Medical diagnostic film for soft tissue imaging (II)
US6033840A (en) * 1998-10-14 2000-03-07 Eastman Kodak Company Medical diagnostic film for soft tissue imaging (i)
EP1271239A3 (en) 2001-06-28 2003-02-12 Eastman Kodak Company Portal imaging assembly with pair of asymmetric screens and method of use
US6680154B1 (en) 2002-07-23 2004-01-20 Eastman Kodak Company Asymmetric radiographic film for mammography and method of processing
US6686117B1 (en) * 2003-03-26 2004-02-03 Eastman Kodak Company Blue-sensitive film for radiography with reduced dye stain
US6686116B1 (en) * 2003-03-26 2004-02-03 Eastman Kodak Company Blue spectrally sensitized film for radiography, imaging assembly and method
US6686115B1 (en) * 2003-03-26 2004-02-03 Eastman Kodak Company Blue-sensitive film for radiography with desired image tone
US6686118B1 (en) * 2003-03-26 2004-02-03 Eastman Kodak Company Blue-sensitive film for radiography and imaging assembly and method
US6682868B1 (en) * 2003-03-26 2004-01-27 Eastman Kodak Company Radiographic imaging assembly with blue-sensitive film
US6686119B1 (en) * 2003-05-29 2004-02-03 Eastman Kodak Company Blue-sensitive film for radiography and imaging assembly and method
US20050023485A1 (en) * 2003-07-30 2005-02-03 Jan Koninckx X-ray imaging cassette for radiotherapy
US6989223B2 (en) * 2003-11-12 2006-01-24 Eastman Kodak Company High-speed radiographic film
US7005226B2 (en) * 2003-11-12 2006-02-28 Eastman Kodak Company High speed imaging assembly for radiography
US6967071B2 (en) * 2003-11-12 2005-11-22 Eastman Kodak Company High speed radiographic imaging assembly
EP1947653A1 (en) * 2007-01-17 2008-07-23 Agfa HealthCare NV X-Ray imaging cassette for use in radiotherapy
CN102362222A (zh) 2009-03-27 2012-02-22 卡尔斯特里姆保健公司 引入显影剂的射线照射卤化银膜
US8617801B2 (en) * 2009-06-03 2013-12-31 Carestream Health, Inc. Film with blue dye
EP2259136A1 (en) 2009-06-03 2010-12-08 Carestream Health, Inc. Film with blue dye

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3894871A (en) 1973-07-27 1975-07-15 Polaroid Corp Photographic products and processes for forming silver and additive color transparencies
GB1469480A (en) 1974-08-07 1977-04-06 Ciba Geigy Ag Photographic emulsion
GB1507989A (en) 1974-12-19 1978-04-19 Ciba Geigy Ag Photographic emulsions
JPS51104337A (en) * 1975-03-10 1976-09-16 Fuji Photo Film Co Ltd Kyoshokuzokansareta harogenkaginshashinnyuzai
GB1570581A (en) 1978-05-25 1980-07-02 Ciba Geigy Ag Preparation of silver halide emulsions
US4184877A (en) 1976-06-10 1980-01-22 Ciba-Geigy Ag Process for the manufacture of photographic silver halide emulsions containing silver halide crystals of the twinned type
US4184878A (en) 1976-06-10 1980-01-22 Ciba-Geigy Aktiengesellschaft Process for the manufacture of photographic silver halide emulsions containing silver halide crystals of the twinned type
GB1596602A (en) * 1978-02-16 1981-08-26 Ciba Geigy Ag Preparation of silver halide emulsions
GB1520976A (en) * 1976-06-10 1978-08-09 Ciba Geigy Ag Photographic emulsions
DE2905655C2 (de) 1977-06-08 1995-03-30 Ilford Ltd Verfahren zur Herstellung von photographischen Silberhalogenidemulsionen, die Silberhalogenidkristalle vom Zwillingstyp enthalten
US4386156A (en) 1981-11-12 1983-05-31 Eastman Kodak Company Silver bromide emulsions of narrow grain size distribution and processes for their preparation
JPS58127921A (ja) * 1982-01-27 1983-07-30 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀写真感光材料
JPS5955426A (ja) * 1982-09-24 1984-03-30 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀写真感光材料

Also Published As

Publication number Publication date
ZA837358B (en) 1984-05-30
BE897890A (fr) 1984-03-30
IT8323078A1 (it) 1985-03-30
CA1175704A (en) 1984-10-09
CH660239A5 (fr) 1987-03-31
IE55168B1 (en) 1990-06-20
FR2534037A1 (fr) 1984-04-06
JPH0522901B2 (nl) 1993-03-31
IE832290L (en) 1984-03-30
FR2534037B1 (fr) 1989-07-21
BR8305257A (pt) 1984-05-02
SE8305348D0 (sv) 1983-09-30
GB2127986B (en) 1986-05-14
DE3335399C2 (de) 1994-09-08
IT1167227B (it) 1987-05-13
NL195048C (nl) 2003-06-27
DE3335399A1 (de) 1984-04-05
US4425426A (en) 1984-01-10
SE8305348L (sv) 1984-03-31
IT8323078A0 (it) 1983-09-30
MX162572A (es) 1991-05-24
JPS5990841A (ja) 1984-05-25
GB2127986A (en) 1984-04-18
US4425426B1 (nl) 1988-08-09
SE454028B (sv) 1988-03-21
GB8325808D0 (en) 1983-10-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL195048C (nl) Stralinggevoelig element voor radiografie.
NL8204397A (nl) Radiografisch element.
NL8204400A (nl) Voorgeharde fotografische elementen en de toepassing daarvan in de radiografie.
JPH0612404B2 (ja) 感放射線乳剤
US4659654A (en) Silver halide photographic light-sensitive emulsion
JPS58111934A (ja) ラジオグラフィ−要素
JPH0315728B2 (nl)
JP2791492B2 (ja) 画像形成方法
US5702879A (en) Process of preparing monodispersed tabular silver halide emulsion
JPS6342769B2 (nl)
JPH0522903B2 (nl)
US6316176B1 (en) Photosensitive silver halide element comprising chemically sensitized emulsion grains and method to prepare them
US5616455A (en) Method of preparation of a monodispersed tabular silver halide grain emulsion
EP1195642B1 (en) Silver halide photographic material and image-forming system in direct X-ray imaging applications
US6878512B2 (en) Silver halide tabular grain emulsion
US6030757A (en) Multilayer silver halide photographic material and image-forming method in industrial radiographic non-destructive testing applications
EP1070986A1 (en) Photosensitive silver halide element comprising chemically sensitized emulsion grains and method to prepare them
JP2683740B2 (ja) ハロゲン化銀写真感光材料の処理方法
Abbott et al. Radiographic element
JPH10307353A (ja) (111)平板状塩(臭)沃化銀結晶の製造方法
JPH10148898A (ja) 特殊ゼラチンの存在下における臭化銀を多く含む平板状粒子の製造法
JPH0843978A (ja) 感光性ハロゲン化銀写真成分
JP2000227640A (ja) 放射線画像形成のための乳剤、材料及びスクリ―ン/フィルムシステム
JPH0882885A (ja) ハロゲン化銀写真感光材料及び分光増感方法
JPH07134353A (ja) ハロゲン化銀写真感光材料

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
NP1 Patent granted (not automatically)
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20030929