NL195048C - Stralinggevoelig element voor radiografie. - Google Patents

Stralinggevoelig element voor radiografie. Download PDF

Info

Publication number
NL195048C
NL195048C NL8303333A NL8303333A NL195048C NL 195048 C NL195048 C NL 195048C NL 8303333 A NL8303333 A NL 8303333A NL 8303333 A NL8303333 A NL 8303333A NL 195048 C NL195048 C NL 195048C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
silver
silver halide
grains
radiation
emulsion
Prior art date
Application number
NL8303333A
Other languages
English (en)
Other versions
NL8303333A (nl
Original Assignee
Eastman Kodak Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=23713957&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL195048(C) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Eastman Kodak Co filed Critical Eastman Kodak Co
Publication of NL8303333A publication Critical patent/NL8303333A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL195048C publication Critical patent/NL195048C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03CPHOTOSENSITIVE MATERIALS FOR PHOTOGRAPHIC PURPOSES; PHOTOGRAPHIC PROCESSES, e.g. CINE, X-RAY, COLOUR, STEREO-PHOTOGRAPHIC PROCESSES; AUXILIARY PROCESSES IN PHOTOGRAPHY
    • G03C5/00Photographic processes or agents therefor; Regeneration of such processing agents
    • G03C5/16X-ray, infrared, or ultraviolet ray processes
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03CPHOTOSENSITIVE MATERIALS FOR PHOTOGRAPHIC PURPOSES; PHOTOGRAPHIC PROCESSES, e.g. CINE, X-RAY, COLOUR, STEREO-PHOTOGRAPHIC PROCESSES; AUXILIARY PROCESSES IN PHOTOGRAPHY
    • G03C1/00Photosensitive materials
    • G03C1/005Silver halide emulsions; Preparation thereof; Physical treatment thereof; Incorporation of additives therein
    • G03C1/0051Tabular grain emulsions
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03CPHOTOSENSITIVE MATERIALS FOR PHOTOGRAPHIC PURPOSES; PHOTOGRAPHIC PROCESSES, e.g. CINE, X-RAY, COLOUR, STEREO-PHOTOGRAPHIC PROCESSES; AUXILIARY PROCESSES IN PHOTOGRAPHY
    • G03C1/00Photosensitive materials
    • G03C1/005Silver halide emulsions; Preparation thereof; Physical treatment thereof; Incorporation of additives therein
    • G03C1/06Silver halide emulsions; Preparation thereof; Physical treatment thereof; Incorporation of additives therein with non-macromolecular additives
    • G03C1/08Sensitivity-increasing substances
    • G03C1/10Organic substances
    • G03C1/12Methine and polymethine dyes
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03CPHOTOSENSITIVE MATERIALS FOR PHOTOGRAPHIC PURPOSES; PHOTOGRAPHIC PROCESSES, e.g. CINE, X-RAY, COLOUR, STEREO-PHOTOGRAPHIC PROCESSES; AUXILIARY PROCESSES IN PHOTOGRAPHY
    • G03C1/00Photosensitive materials
    • G03C1/005Silver halide emulsions; Preparation thereof; Physical treatment thereof; Incorporation of additives therein
    • G03C1/0051Tabular grain emulsions
    • G03C2001/0055Aspect ratio of tabular grains in general; High aspect ratio; Intermediate aspect ratio; Low aspect ratio
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S430/00Radiation imagery chemistry: process, composition, or product thereof
    • Y10S430/167X-ray

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Silver Salt Photography Or Processing Solution Therefor (AREA)
  • Radiography Using Non-Light Waves (AREA)

Description

1 195048
Stralinggevoelig element voor radiografie
De uitvinding heeft betrekking op een stralinggevoelig element voor radiografie met eerste en tweede zilverhalogenide-emulsielagen omvattende een dispergeermedium en stralinggevoelige zilverhalogenidekor-5 reis, en met een drager gelegen tussen de zilverhalogenide-emulsielagen welke drager straling kan doorlaten waarvoor de tweede zilverhalogenide-emulsielaag gevoelig is, waarbij ten minste de eerste zilverhalogenide-emulsielaag tabulaire zilverhalogenidekorrels bevat met een gemiddelde breedte/ dikteverhouding van 5:1 of groter, welke korrels voor ten minste 50% bijdragen in het totale geprojecteerde oppervlak van de in de zilverhalogenide-emulsielaag aanwezige zilverhalogenidekorrels, waarbij de 10 breedte/dikteverhouding wordt gedefinieerd als de verhouding van de korreldiameter tot de dikte en de korreldiameter wordt gedefinieerd als de diameter van een cirkel met een even groot oppervlak als het geprojecteerde oppervlak van de korrel.
Een dergeiijk stralinggevoelig element voor radiografie is uit de stand van de techniek bekend, zoals een Duplitized (handelsmerk) radiografisch filmproduct dat van 1937 tot de 50-er jaren door de Eastman Kodak 15 Company onder de naam No-Screen X-Ray Code 5133 is verkocht.
Het bovengenoemde Duplitized product wordt besproken in de beschrijvingsinleiding van de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvragen NL 8204387 en NL 8204388. Daaruit blijkt dat het Duplitized product een aan beide kanten van een filmdrager aangebrachte, met zwavel gesensibiliseerde zilverbromide-emulsies bevatte. Deze emulsies werden niet spectraal gesensibiliseerd. De tabulaire korrels 20 uit deze emulsies hadden een gemiddelde breedte/dikteverhouding (ofwel aspectverhouding) van 5 tot 7:1 en een dikte van 0,36 micrometer. De tabulaire korrels vormden meer dan 50% van het geprojecteerde gebied.
Het behoort tot de conventionele praktijk, welke praktijk onder andere geïllustreerd wordt door het bovengenoemde Duplitized product, om stralinggevoelige elementen voor radiografie te vervaardigen door 25 een eerste en tweede zilverhalogenide-emulsielaag, welke lagen elk bestaan uit een dispergeermedium en zilverhalogenidekorrels, aan te brengen op een transparante, soms gekleurde, drager.
Het doel van het aanbrengen van emulsielagen op de beide oppervlakken van de drager is om een maximale fotografische responsie te verkrijgen bij een gegeven niveau van de röntgenbestraling. Een karakteristiek gebruik is om fluorescentielagen of afzonderlijke fluorescentieschermen tijdens de belichting 30 naast elke emulsielaag te plaatsen. Een nadeel dat optreedt is echter dat licht van de ene fluorescentielaag op het ene scherm niet wordt geabsorbeerd door de aangrenzende emulsielaag, maar door de drager dringt en de emulsielaag belicht die door de drager van de fluorescentielaag of het scherm is gescheiden. Dit verschijnsel, dat wordt aangeduid als doorslag, leidt tot verlies in beeldscherpte, als gevolg van lichtverstrooiing als straling door de drager gaat.
35 Daar het een doel is om een maximale fotografische responsie te verkrijgen bij een gegeven niveau van röntgenbestraling, behoort het ook tot de conventionele praktijk om zeer snelle zilverhalogenide-emulsies te gebruiken in combinatie met een dubbelzijdige bekleding. Ongelukkigerwijze is de doorslag echter groter bij snellere zilverhalogenide-emulsies. Conventionele stralinggevoelige elementen voor radiografie worden onder andere beschreven en toegelicht in Research Disclosure, vol. 184, augustus 1979, nr. 18431 40 (gepubliceerd door Industrial Opportunities Ltd.; Homewell, Havant, Hampshire, P09 1EF, Groot-Brittanniê).
Het doel van de uitvinding is om een stralinggevoelig element voor radiografie, zoals omschreven in de aanhef, te verschaffen waarmee een regeling van de doorslag (ofwel ’’crossover control”) en een verhoogde fotografische snelheid bereikt wordt, hetgeen niet of nauwelijks het geval is met de boven besproken stralinggevoelige elementen voor radiografie uit de stand van de techniek.
45 Volgens de uitvinding wordt het bovengenoemde doel bereikt met een stralinggevoelig element voor radiografie, zoals omschreven in de aanhef, gekenmerkt doordat de tabulaire zilverhalogenidekorrels een dikte van minder dan 0,2 micrometer en een gemiddelde breedte/dikteverhouding van 5:1 tot 8:1 hebben, en spectraal sensibiliserende kleurstof is geadsorbeerd aan het oppervlak van de tabulaire zilverhalogenidekorrels.
50 De stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding geven op voordelige wijze bij vergelijkbare doorslagniveaus voor de straling waarmee wordt belicht, een verhoogde fotografische snelheid. Deze voordelen worden hierna, in het bijzonder in de onderhavige voorbeelden, nog verder toegelicht.
Opgemerkt wordt dat de niet-voorgepubliceerde Europese octrooiaanvrage 0.084.637 met oudere voorrang waarin Nederland is aangewezen, een röntgenfotografisch element beschrijft dat op dezelfde zijde 55 van een drager ten minste twee lagen met een verschillende zilverhalogenide-emulsie omvat. Eén van deze emulsies omvat tabulaire zilverhalogenidekorrels en de andere omvat niet-tabulaire zilverhalogenidekorrels. De voorkeursuitvoeringsvorm (6) heeft op beide zijden van de drager achtereenvolgens een laag van een 195048 2 emulsie die tabulaire korrels omvat, een laag van een emulsie die niet-tabulaire korrels omvat en een oppervlakbeschermende laag.
De dikte van de tabulaire korrels volgens de bovengenoemde Europese octrooiaanvrage is bij voorkeur 0,5 tot 5,0 pm en met bijzondere voorkeur 1,0 tot 3,0 pm. Daarnaast hebben deze korrels een breedte/ 5 dikteverhouding van ten minste 5:1 tot 100:1, bij voorkeur 5:1 tot 50:1 en met grote voorkeur 7:1 tot 20:1. In de voorbeelden worden korrels gebruikt met een breedte/dikteverhouding van 10,5:1,11:1 en 12:1.
De waarden voor het aandeel van de tabulaire korrels in de hoeveelheid van alle korrels worden uitgedrukt in gewichtspercentages (zie bladzijde 19, regels 6 en 7 van de bovengenoemde Europese octrooiaanvrage). De aanwezigheid van spectraal sensibiliserende kleurstof geadsorbeerd aan het oppervlak 10 van de tabulaire zilverhalogenidekorrels, wordt in voomoemde Europese octrooiaanvrage niet beschreven.
Verder wordt nog gewezen op de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvragen NL 8204387, NL 8204388, NL 8204389, NL 8204390, NL 8204393, NL 8204397, NL 8204398 en NL 8204399. Alle voornoemde Nederlandse octrooiaanvragen hebben een voorrang vanaf 12 november 1981 en 30 september 1982.
15 De bovengenoemde Nederlandse octrooiaanvragen hebben betrekking op fotografische zilverhalogenide-emulsies, omvattende een dispersiemedium en tabulaire zilverhalogenidekorrels. Deze tabulaire zilverhalogenidekorrels hebben een gemiddelde breedte/dikteverhouding van groter dan 8:1 (zie conclusie 1 van NL 8204387 en NL 8204388) of van ten minste 7:1 (zie conclusie 1 van NL 8204391).
De voordelen van de voorkeuren ten aanzien van het stralinggevoelige element voor radiografie volgens 20 de uitvinding worden hierna, in het bijzonder in de onderhavige voorbeelden, beschreven.
Bij voorkeur is de drager een blauw gekleurde transparante filmdrager.
Bij voorkeur dragen de tabulaire zilverhalogenidekorrels voor ten minste 70% bij in het totale geprojecteerde oppervlak van de zilverhalogenidekorrels.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm bestaat het dispergeermedium uit een hardbaar hydrofiel colloid. 25 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het dispergeermedium gelatine of een gelatinederivaat.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het zilverhalogenide zilverbromide of zilverbromojodide.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de spectraal sensibiliserende kleurstof een polymethinekleur-stof.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de polymethinekleurstof een cyaninekleurstof die een 30 bathochrome kleurverschuiving geeft als functie van de absorptie, en omvat de cyanine-kleurstof ten minste één chinolinium-, benzoaxolium-, benzothiazolium-, benzoselenazolium-, benzimidazolium-, naftoxazolium-, naftothiazolium- of naftoselazoliumring.
Bij voorkeur is de sensibiliserende kleurstof aanwezig in een zodanige concentratie dat het oppervlak van de zilverbromide- of bromojodidekorrels voor ongeveer 25 tot 100 mol% is bedekt met een monolaag van de 35 kleurstof.
Bij voorkeur is de spectraal sensibiliserende kleurstof een in het groene deel van het spectrum sensibiliserende kleurstof.
De twee zilverhalogenidelagen uit de onderhavige stralinggevoelige elementen voor radiografie, of beeldopneemeenheden die lagen omvatten, kunnen worden aangebracht op elk van twee aan weerszijden 40 gelegen hoofdoppervlakken van een stralingdoorlatende drager, bijvoorbeeld een dragerfilm. Andere uitvoeringen zijn ook mogelijk. In plaats van de beeldopneemeenheden als laag aan te brengen op de beide oppervlakken aan weerszijden van dezelfde drager, kunnen ze ook worden aangebracht op afzonderlijke dragers en kunnen de verkregen constructies zo op elkaar worden geplaatst dat de ene drager of dat beide dragers de beeldopneemeenheden van elkaar scheiden.
45 De beeldopneemeenheden kunnen de vorm hebben van een enkele conventionele radiografische beeldopneemlaag of combinatie van lagen, mits ten minste één laag een zilverhalogenide-emulsie omvat met betrekkelijk dunne, tabulaire zilverhalogenidekorrels met een breedte/dikteverhouding in het middengebied (van 5:1 tot 8:1), zoals hierna meer in detail wordt beschreven. Hoewel in het bijzonder wordt beoogd dat in de beeldopneemeenheden verschillende stralinggevoelige halogenide-emulsies kunnen 50 worden gebruikt, kunnen beide beeldopneemeenheden zilverhalogenide-emulsies met dunne, tabulaire zilverhalogenidekorrels en met een breedte/dikteverhouding in het middengebied omvatten. Er wordt in het algemeen de voorkeur aan gegeven om twee identieke beeldopneemeenheden te gebruiken, gescheiden door een tussengeplaatste drager. Andere emulsies dan de vereiste emulsie met dunne, tabulaire korrels met een breedte/dikteverhouding in het middengebied, kunnen elke geschikte conventionele vorm hebben. 55 Verschillende conventionele emulsies worden beschreven en geïllustreerd in Research Disclosure, vol. 176, december 1978, nr. 17643, alinea I, "Emulsion preparation and types”.
In het navolgende wordt met "platte" korrels "tabulaire” korrels bedoeld, en vice versa.
3 195048 a. Emulsies op basis van dunne tabulaire korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied en bereiding daarvan
De zilverhalogenide-emulsies met dunne platte zilverhalogenidekorrets met een breedte/dikte verhouding in het middengebied bestaan uit een dispergeermedium en spectraal gesensibiliseerde tabulaire zilverhalogeni-5 dekorrels. Met de in verband met de zilverhalogenide-emulsies gebruikte uitdrukking "dunne tabulaire korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied" wordt bedoeld dat de tabulaire zilverhalogenidekorrels die een dikte hebben van minder dan 0,2 micrometer en een gemiddelde breedte/dikte verhouding in het traject van 5:1 tot 8:1 voor ten minste 50% verantwoordelijk zijn voor het totale geprojecteerde oppervlak van de zilverhalogenidekorrels. In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn 10 deze zilverhalogenidekorrels die voldoen aan de bovengenoemde voorwaarde voor de dikte en voor de breedte/dikte verhouding voor ten minste 70% en in het bijzonder (met een optimaal resultaat) voor ten minste 90% van het totale geprojecteerde oppervlak van de zilverhalogenidekorrels verantwoordelijk.
De bovengenoemde korrelkenmerken van de zilverhalogenide-emulsies die in de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding worden toegepast, kunnen gemakkelijk worden vastgesteld 15 met behulp van aan de vakmensen op dit gebied bekende methodieken. De hier gebruikte term "breedte/ dikte verhouding” slaat op de verhouding van de diameter van de korrels tot hun dikte. De "diameter” van de korrels wordt op zijn beurt weer gedefinieerd als de diameter van een cirkel met een even groot oppervlak als het geprojecteerde oppervlak van de korrels, beschouwd op een microfoto of elektronenmicrofoto van een monster van de emulsie. Aan schaduw-elektronenmicrofoto’s van monsters van de 20 emulsie kan men de dikte en diameter van elke korrel bepalen en kan men die tabulaire korrels identificeren die een dikte hebben van minder dan 0,2 micrometer, dat wil zeggen de dunne tabulaire korrels. Hieruit kan de breedte/dikte verhouding van elk van die dunne tabulaire korrels worden berekend en de breedte/dikte verhouding van alle dunne tabulairekorrels in het monster kan worden gemiddeld, om zo de gemiddelde breedte/dikte verhouding te verkrijgen. Volgens deze definitie is de gemiddelde breedte/dikte verhouding het 25 gemiddelde van de afzonderlijke breedte/dikte verhoudingen van de dunne tabulaire korrels. In de praktijk is het gewoonlijk eenvoudiger om een gemiddelde dikte te bepalen en een gemiddelde diameter van de dunne tabulaire korrels met een dikte van minder dan 0,2 micrometer en om de gemiddelde breedte/dikte verhouding te berekenen als de verhouding van deze twee gemiddelden. Of het uit de afzonderlijke breedte/dikte verhoudingen berekende gemiddelde dan wel de gemiddelden voor de dikte en voor de 30 diameter worden gebruikt voor het bepalen van de gemiddelde breedte/dikte verhouding, maakt, binnen de toleranties voor de betreffende metingen van de korrels, voor de gevonden gemiddelde breedte-dikte verhouding geen wezenlijk verschil. De geprojecteerde oppervlakken van de dunne platte zilverhalogenidekorrels kunnen worden gesommeerd, het geprojecteerde oppervlak van de overige zilverhalogenidekorrels in de microfoto kunnen afzonderlijk worden gesommeerd en uit deze twee sommen kan het percentage van 35 het totale geprojecteerde oppervlak van de zilverhalogenidekorrels dat wordt geleverd door de dunne platte korrels, worden berekend.
In de bovengenoemde bepalingen werd een referentiedikte voor de platte korrels van minder dan 0,2 micrometer gekozen om de uniek dunne platte korrels die hier worden bedoeld te onderscheiden van dikkere platte korrels die inferieure radiografische eigenschappen geven. Bij kleinere diameters is het niet 40 altijd mogelijk om platte en niet-platte korrels in microfoto's te onderscheiden. De platte korrels binnen het kader van hetgeen hier wordt geopenbaard zijn die zilverhalogenidekorrels die een dikte hebben van minder dan 0,2 micrometer en bij een vergroting van 2500 x er plat uitzien. De gebruikte uitdrukking "geprojecteerd oppervlak" wordt in dezelfde betekenis gebruikt als de termen "projectieoppervlak" (projection area) en "projecterend oppervlak” (projective area) zoals algemeen in deze techniek worden toegepast; zie 45 bijvoorbeeld James en Higgins, Fundamentals of Photographic Theory, Morgan and Morgan, New York, blz. 15.
De platte korrels kunnen bestaan uit alle mogelijke zilverhalogenidekristalsamenstellingen waarvan bekend is dat ze geschikt zijn voor gebruik in fotografie. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm die het breedste scala van vastgestelde voordelen biedt, worden bij de uitvinding zilverbromojodide-emulsies met 50 dunne platte zilverbromojodidekorrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied, gebruikt. Het verkrijgen van dunne korrels bij het begin van de precipitatie zoals hierna beschreven, zal leiden tot de emulsies met dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied. Een breedte/dikte verhouding in het middengebied in tegenstelling tot een grote breedte/ dikteverhouding kan alleen worden bereikt door de precipitatie eerder te beëindigen, hoewel andere methodieken zoals vergroten van de 55 korreldikte van korrels met een grote breedte/dikte verhouding in een voldoende mate om de breedte/dikte verhoudingen te verminderen en andere technieken die in de voorbeelden worden gebruikt, als alternatief of in combinatie kunnen worden toegepast.
195048 4
Zilverbroomjodide-emulsies met dunne platte zilverbroomjodidekorrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied kunnen worden bereid met behulp van een precipitatiewerkwijze die soortgelijk is aan de volgende: in een conventioneel reactievat voor zilverhalogenideprecipitatie, dat is uitgerust met een efficiënt roermechanisme, wordt een dispergeermedium gebracht. Het dispergeemnedium dat in het begin in 5 het reactievat wordt gebracht vormt in het algemeen ten minste 10 gew.% en bij voorkeur 20 tot 80 gew.%, berekend op het totale gewicht van het dispergeermedium dat aan het einde van de korrelprecipitatie in de zilverbroomjodide-emulsie aanwezig is. Daar dispergeermedium uit het reactievat kan worden verwijderd door ultrafiltratie tijdens de zilverbroomjodidekorrelprecipitatie, zoals wordt geleerd door het Amerikaanse octrooischrift 4.334.012, zal het duidelijk zijn dat het volume dispergeermedium dat in het begin in het 10 reactievat aanwezig is gelijk kan zijn aan of zelfs groter kan zijn dan het volume van de zilverbroomjodide-emulsie die aan het einde van de korrelprecipitatie in het reactievat aanwezig is. Het dispergeermedium dat in het begin in het reactievat wordt gebracht staat bij voorkeur uit water of een dispersie van peptiseermid-del in water, dat (die) eventueel ook andere bestanddelen bevat, zoals één of meer middelen voor het doen rijpen van zilverhalogenide en/of metaal-doteermiddelen, in het bij zonder zoals hierna genoemd. Als een 15 peptiseermiddel in het begin aanwezig is, wordt dit bij voorkeur gebruikt in een concentratie van ten minste 10% en liefst van ten minste 20% van de totale hoeveelheid peptiseermiddel die aanwezig is aan het einde van de zilverbromojodideprecipitatie.
Verder dispergeermedium wordt aan het reactievat toegevoerd met de zilver- en halogenidezouten en kan ook worden ingevoerd door een afzonderlijk inspuitorgaan of als een afzonderlijke straal. Het is 20 algemeen gebruikelijk om de relatieve hoeveelheid dispergeermedium in te stellen, in het bijzonder om de relatieve hoeveelheid peptiseermiddel te vergroten nadat alle zouten in het vat zijn gebracht.
Een kleine hoeveelheid, in het algemeen minder dan 10 gew.%, van het bromidezout dat wordt gebruikt bij het vormen van de zilverbromojodidekorrels is in het begin in het reactievat aanwezig om de bromide-ionenconcentratie van het dispergeermedium in te stellen aan het begin van de zilverbromojodideprecipita-25 tie. Het dispergeermedium in het reactievat is voorts aan het begin praktisch vrij van jodideionen omdat de aanwezigheid van jodideionen voordat gelijktijdig zilver- en bromidezouten worden ingevoerd, de vorming bevordert van dikke en niet-platte korrels. De hier gebruikte term "praktisch vrij van jodideionen” in verband met de inhoud van het reactievat betekent dat er onvoldoende jodideionen aanwezig zijn in vergelijking met bromideionen om als een afzonderlijke zilverjodidefase te precipiteren. Er wordt de voorkeur aan gegeven 30 om de jodideconcentratie in het reactievat voordat zilverzout wordt ingevoerd op minder dan 0,5 mol.% van de totale aanwezige halogenideionconcentratie te houden.
Als de pBr van het dispergeermedium in het begin te hoog is, zullen de platte zilverbromojodidekorrels die worden gevormd naar verhouding dik zijn en dus kleine breedte/dikteverhoudingen hebben. Er wordt de voorkeur aan gegeven om de pBr van het reactievat in het begin op of beneden 1,5 te houden. Anderzijds 35 wordt, als de pBr te laag is, de vorming van niet-platte zilverbromojodidekorrels bevorderd. Daarom wordt beoogd om de pBr van het reactievat op of boven 0,6 en bij voorkeur boven 1,1 te houden. De hier gebruikte term pBr wordt gedefinieerd als de negatieve logarithme van de bromideionenconcentratie. Zowel pH en pAg zijn op een soortgelijke wijze gedefinieerde termen voor te waterstofionenconcentratie respectievelijk de zilverionenconcentratie.
40 Tijdens de precipitatie worden zilver-, bromide- en jodidezouten aan het reactievat toegevoerd volgens technieken die algemeen bekend zijn voor de precipitatie van zilverbromojodidekorrels. Een typische mogelijkheid is, dat een waterige zilverzoutoplossing van een oplosbaar zilverzout zoals zilvemitraat in het reactievat wordt ingevoerd gelijktijdig met het invoeren van de bromide- en jodidezouten. De bromide- en jodidezouten worden ook in het algemeen typisch ingevoerd als een waterige zoutoplossing, bijvoorbeeld 45 waterige oplossingen van één of meer oplosbare ammonium-, alkalimetaal- (bijvoorbeeld natrium’ - of kalium), of aardalkalimetaal- (bijvoorbeeld magnesium- of calcium) halogenidezouten. Het zilverzout wordt ten minste in het begin in het reactievat ingevoerd gescheiden van het jodidezout. De jodide- en bromidezouten worden aan het reactievat toegevoerd afzonderlijk of als een mengsel.
Met het invoeren van zilverzout in het reactievat wordt de kiemvormingstrap van de korrelvorming op 50 gang gebracht. Er wordt een populatie van korrelkiemen gevormd die kunnen dienen als precipitatieplaatsen voor zilverbromide en zilverjodide naarmate de toevoer van zilver-, bromide- en jodidezouten voortgaat. De precipitatie van zilverbromide en zilverjodide of bestaande korrelkiemen vormt het groeistadium van de korrelvorming. De breedte/dikte verhoudingen van de platte korrels die volgens de uitvinding worden gevormd worden minder nadelig beïnvloed door jodide- en bromideconcentraties tijdens het groeistadium 55 dan tijdens het kiemvormingsstadium. Het is daardoor mogelijk om tijdens het groeistadium het toelaatbare traject voor de pBr tijdens het gelijktijdig invoeren van zilver-, bromide- en jodidezouten te vervolgen tot boven 0,6, bij voorkeur in het traject van 0,6 tot 2,2 en liefst van 0,8 tot 1,5. Het is uiteraard mogelijk en er 5 195048 wordt in feite de voorkeur aan gegeven om de pBr in het reactievat tijdens de gehele periode dat zilver- en halogenidezouten worden ingevoerd, binnen de hiervoor beschreven begingrenzen die gelden voordat zilverzout wordt ingevoerd, te handhaven. Hieraan wordt in het bij zonder de voorkeur gegeven als een aanzienlijke snelheid van korrelkiemvorming voort blijft gaan tijdens het invoeren van zilver-, bromide- en 5 jodidezouten, zoals bij de bereiding van in sterke mate polydisperse emulsies. Verhoging van de pBr waarden boven 2,2 tijdens de groei van platte korrels leidt tot dikker worden van de korrels, maar kan in vele gevallen worden getolereerd terwijl toch dunne zilverbromojodidekorrels worden gerealiseerd met een breedte/dikteverhouding in het middengebied.
Als alternatief voor het invoeren van zilver-, bromide- en jodidezouten in de vorm van waterige oplossin* 10 gen kan men met name ook en wordt met name ook beoogd om de zilver-, bromide- en jodidezouten in het begin of in het groeistadium in te voeren in de vorm van fijne zilverhalogenidekorrels gesuspendeerd in dispergeermedium. De korrels zijn voldoende klein van afmetingen om gemakkelijk een Ostwaldrijping te ondergaan op grotere korrelkiemen indien aanwezig, als ze eenmaal in het reactievat zijn ingevoerd. De maximum nuttige korrelgrootte zal afhangen van de specifieke condities in het reactievat, zoals de 15 temperatuur en de aanwezigheid van oplosbaarmakende middelen en rijpingsmiddelen. Zilverbromide, zilverjodide en/of zilverbromojodidekorrels kunnen worden ingevoerd. Daar bromide en/of jodide worden geprefereerd ten opzichte van chloride, is het ook mogeiijk om zilverchlorobromide- en zilverchlorobromo-jodidekorrels te gebruiken. De zilverhalogenidekorrels zijn bij voorkeur zeer fijn, bijvoorbeeld kleiner dan 1 micrometer in gemiddelde diameter.
20 Afhankelijk van de pBr eisen die hiervoor zijn genoemd kunnen de concentraties van en snelheden waarmee zilver-, bromide- en jodidezouten worden ingevoerd elke geschikte, conventionele vorm hebben.
De zilver- en halogenidezouten worden bij voorkeur ingevoerd in concentraties van 0,1 tot 5 molen per liter, hoewel ook ruimere conventionele concentratietrajecten, bijvoorbeeld van 0,01 mol per liter tot aan de verzadigingsconcentratie tot de mogelijkheden behoren. In het bijzonder geprefereerde precipitatie-25 technieken zijn die technieken waarmee korte precipitatietijden worden bereikt door verhoging van de snelheid van invoeren van zilver-halogenidezouten. De snelheid waarmee zilver- en halogenidezouten worden ingevoerd kan worden verhoogd hetzij door verhogen van de snelheid waarmee het dispergeer* medium en de zilver- en halogenidezouten worden ingevoerd, of door de concentraties van de zilver- en halogenidezouten in het dispergeermedium dat in wordt gevoerd te verhogen. Er wordt in het bijzonder de 30 voorkeur aan gegeven om de snelheid waarmee zilver- en halogenidezouten worden ingevoerd te vergroten, maar om de invoersnelheid te houden beneden het drempelniveau waarbij de vorming van nieuwe korrelkiemen wordt begunstigd, dat wil zeggen om renucleatie te vermijden zoals wordt geleerd door Amerikaans octrooischrift 3.650.757, Amerikaans octrooischrift 3.672.900, Amerikaans octrooischrift 4.242.445, Duits Offenlegungsschrift 2.107.118, Europese octrooiaanvrage 80102242 en door Wey ’’Growth 35 Mechanism of AgBr Crystals iri Gelatin Solution”, Photographic Science and Engineering, Vol. 21, no. 1, januari/februari 1977, biz. 14 en volgende. Door de vorming van verdere korrelkiemen nadat is overgegaan tot het groeistadium van de precipitatie te vermijden, kunnen relatief monodisperse populaties van dunne platte zilverbromojodidekorrels worden verkregen. Emulsies met een variatiecoëfficiënt van minder dan circa 30% kunnen worden bereid. De hier gebruikte term ’’variatiecoëfficiënt” wordt gedefinieerd als 100x de 40 standaard deviatie van de korreldiameter gedeeld door de gemiddelde korreldiameter. Door bewust renucleatie tijdens het groeistadium van de precipitatie te bevorderen, is het uiteraard ook mogelijk om polydisperse emulsies met aanzienlijk hogere variatiecoëfficiënten te bereiden.
De concentratie aan jodide in de zilverbromojodide-emulsies die worden toegepast in de stralingsgevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding, kan worden geregeld door invoeren van 45 jodidezouten. Elke conventionele jodideconcentratie kan worden toegepast. Zelfs zeer kleine hoeveelheden jodide, bijvoorbeeld van slechts 0,05 mol.%, worden in de onderhavige techniek gunstig geacht. Tenzij anders is aangegeven zijn alle vermeldingen van halogenidepercentages gebaseerd op zilver dat in de corresponderende emulsie, korrels of korreltraject waar er van sprake is, aanwezig is; een korrel bestaande uit zilverbromojodïde die 40 mol.% jodide bevat, bevat bijvoorbeeld ook 60 mol.% bromide. In een 50 voorkeursuitvoeringsvorm bevatten de gebruikte emulsies ten minste ongeveer 0,1 mol.% jodide. Zilverjodide kan in de platte zilverbromojodidekorrels worden opgenomen in een hoeveelheid tot aan de oplosbaarheidsgrens in zilverbromide bij de temperatuur van de korrelvorming. Zo kunnen zilverjodidecon-centraties tot circa 40 mol.% in de platte zilverbromojodidekorrels worden bereikt bij precipitatietemperaturen van 90°C. In de praktijk kunnen de precipitatietemperaturen zich naar omlaag toe uitstrekken tot kamertem-55 peratuur, bijvoorbeeld tot 30°C. Er wordt in het algemeen de voorkeur aan gegeven dat precipitatleplaatsen bij temperaturen in het traject van 40 tot 80eC. Hoewel voor de meeste fotografische toepassingen er de voorkeur aan wordt gegeven om de maximum jodideconcentraties te beperken tot 20 mol.%, waarbij de 195048 6 optimum jodideconcentratie ligt bij waarden tot 15 mol.% en dergelijke jodideconcentraties in de praktijk van deze uitvinding ook kunnen worden gebruikt, wordt er bij de stralinggevoelige elementen voor radiografie typisch de voorkeur aan gegeven om de jodideconcentraties te beperken tot maximaal 6 mol.%.
De relatieve hoeveelheden jodide* en bromidezouten die in het reactievat worden gebracht tijdens de 5 precipitatie kunnen in een vaste verhouding worden gehandhaafd om een praktisch uniform jodideprofiel te verkrijgen in de platte zilverbromojodidekorrels of worden gevarieerd om verschillende fotografische effecten te bereiken. Voordelen in de fotografische snelheid en/of korreligheid kunnen voortkomen uit een verhoging van de hoeveelheid jodide in zijdelings verschoven, typische ringvormige gebieden van zilverbromojodide-emulsies met platte korrels en grote breedte/dikte verhouding in vergelijking met centrale gebieden van de 10 platte korrels. Jodideconcentraties in het centrale gebied van de platte korrels kunnen variëren van 0 tot 5 mol.%, met een ten minste 1 mol.% hogere jodideconcentratie in de zijdelingse omringende ringvormige gebieden, tot de oplosbaarheidsgrens van zilverjodide in zilverbromide toe, bij voorkeur in een concentratie tot 20 mol.% en optimaal tot 15 mol.%. De platte zilverbromojodidekorrels die in de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding worden toegepast kunnen praktisch uniforme of trapsge-15 wijze veranderende jodideconcentratieprofielen bezitten waarbij de trapsgewijze verandering naar wens kan worden geregeld om hogere inwendige jodideconcentraties of hogere jodideconcentraties aan of nabij het oppervlak van de platte zilverbromojodidekorrels te bevorderen.
Hoewel de bereiding van de zilverbromojodide-emulsies met dunne platte korrels en met een breedte/ dikte verhouding in het middengebied werd geïllustreerd aan de hand van de hiervoor beschreven 20 werkwijze, waarmee neutrale of niet-ammoniakale emulsies worden verkregen, zijn de emulsies die in de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding worden toegepast en is hun bruikbaarheid niet beperkt tot enige speciale werkwijze voor hun bereiding. Een andere werkwijze voor de bereiding van zilverbromojodide-emulsies met platte korrels en een breedte/dikte verhouding in het middengebied waarbij zilverjodide-entkorrels worden toegepast bestaat uit een modificatie van de werkwijze volgens de 25 hiervoor genoemde Amerikaanse octrooischriften 4.150.994, 4.184.877 of 4.184.878, welke als volgt verloopt in een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de zilverjodideconcentratie in het reactievat verlaagd tot minder dan 0,05 mol per liter en wordt de maximum grootte van de oorspronkelijk in het reactievat aanwezige zilverjodidekorrels verlaagd tot minder dan 0,05 micrometer. Door alleen de precipitatie sneller te beëindigen kunnen zilverbromojodide-emulsies zoals worden toegepast in de stralinggevoelige elementen 30 voor radiografie volgens de uitvinding met dunne platte zilverbromojodidekorrels en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied, worden bereid.
Zilverbromide-emulsies waarin jodide ontbreekt met dunne platte zilverbromidekorrels en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied kunnen worden bereid met de hiervoor beschreven werkwijze (andere dan die waarin zilverjodide-entkorrels worden toegepast) dié verder zijn gemodificeerd zodat jodide 35 wordt uitgesloten. In het algemeen leidt het uitsluiten van jodide tot de vorming van dunnere platte korrels, indien de precipitatieomstandigheden overigens soortgelijk zijn aan die welke hiervoor werden beschreven voor de precipitatie van platte zilverbromojodidekorrels. Als alternatief kunnen zilverbromide-emulsies met dunne korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied worden bereid die vierkante rechthoekige korrels bevatten. Bij deze werkwijze worden kubische entkorrels gebruikt met een lengte van de ribbe 40 van minder dan 0,15 micrometer. Terwijl de pAg van de entkorrelemulsie wordt gehandhaafd in het traject van 5,0 tot 8,0, wordt de emulsie gerijpt terwijl praktisch geen niet-halogenidezilverioncomplexeermiddelen aanwezig zijn, onder vorming van platte zilverbromidekorrels met de gewenste breedte/dikte verhouding in het middengebied. Nog andere bereidingswijzen van zilverbromide-emulsies waarin jodide ontbreekt met dunne platte zilverbromidekorrels en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied worden 45 geïllustreerd in de voorbeelden.
Andere zilverhalogenide-emulsies met dunne platte zilverhalogenidekorrels en met een breedte/ dikteverhouding in het middengebied kunnen eveneens worden bereid met één van de volgende bij wijze van illustratie beschreven werkwijzen. Grote breedte/ dikte verhoudingen kunnen worden gemeden alleen door de precipitatie te beëindigen als de gewenste breedte/dikte verhouding in het middengebied is bereikt. 50 Het is mogelijk om platte korrels te bereiden met ten minste 50 mol.% chloride, die aan weerszijden kristaloppervlakken hebben die liggen in het {111} kristalvlak en ten minste één perifere rand hebben die evenwijdig loopt aan een (211} kristallografische vector in het vlak van één van de hoofdoppervlakken. Dergelijke emulsie met platte korrels kunnen worden bereid door waterige zilver- en chloridehoudende halogenidezoutoplossingen te laten reageren in aanwezigheid van een kristalhabitus modificerende 55 hoeveelheid van een amino-gesubstitueerd azaindeen en een peptiseermiddel met een thioetherbinding.
Emulsies met platte korrels waarin de zilverhalogenidekorrels zilverchloride en zilverbromide bevatten in ten minste ringvormige korrelgebieden en bij voorkeur door en door kunnen eveneens worden bereid. De 7 195048 platte korrelgebieden die zilver, chloride en bromide bevatten worden gevormd door een molverhouding te • handhaven van chloride en bromide-ionen van 1,6:1 tot 260:1 en door de totale concentratie aan halogenide-ionen in het reactievat te houden in het gebied van 0,10 tot 0,90 normaal tijdens het invoeren van zilver-, chloride-, bromide- en eventueel, jodidezouten in het reactievat. De molaire verhouding van 5 zilverchloride tot zilverbromide in de platte korrels kan variëren van 1:99 tot 2:3.
De dunne platte korrels kunnen gemiddelde diameters hebben tot 1,6 micrometer. Kleinere gemiddelde diameters worden echter eveneens omvat en worden slechts beperkt door de bereikbare minimum gemiddelde dikte van de platte korrels. De plat te korrels hebben typisch een gemiddelde dikte van ten minste 0,03 micrometer, hoewel zelfs dunnere platte korrels in principe kunnen worden toegepast, 10 bijvoorbeeld met dikten van slechts 0,01 micrometer, afhankelijk van het halogenidegehalte. Daarom is de minimum diameter van deze korrels, aannemende een gemiddelde breedte/dikte verhouding van 5:1, typisch ten minste 0,15 micrometer.
Tijdens de precipitatie van de platte korrels kunnen modificerende verbindingen aanwezig zijn. Dergelijke verbindingen kunnen in het begin in het reactievat aanwezig zijn of kunnen worden toegevoegd tezamen 15 met één of meer van de zouten, volgens conventionele procedures. Modificerende verbindingen zoals verbindingen van koper, thallium, lood, bismuth, calcium, zink, midden-chalcogenen (dat wil zeggen zwavel, selenium en tellurium), goud en edele metalen uit groep VIII kunnen aanwezig zijn tijdens de precipitatie van zilverhalogenide, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 1.195.432,1.951.933, 2.448.060, 2.628.167, 2.950.972, 3.488.709, 3.737.313, 3.772.031 en 4.269.927 en door Research 20 Disclosure, Vol. 134, juni 1975, no. 13452. De emulsie met platte korrels kunnen tijdens de precipitatie door inwendige reductie worden gesensibiliseerd zoals wordt geïllustreerd door Moisar et al in Journal of Photographic Science, Vol. 25, 1977, blz. 19.27.
De afzonderlijke zilver-halogenidèzouten kunnen aan het reactievat worden toegevoegd via op het oppervlak of onder het oppervlak uitmondende toevoerbuizen, door toevoer onder invloed van zwaartekracht 25 of door toepassing van afleverapparatuur voor het regelen van de afleversnelheid en van de pH, pBr en/ot de pAg van de inhoud van het reactievat, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 3.821.002 en 3.031.304 en door Claes et al, Photographische Korrespondenz, Band 102, no. 10, 1967, blz. 162. Om de snelle verdeling van de reagentia in het reactievat te verkrijgen kunnen speciaal geconstrueerde menginrichtingen worden toegepast, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 30 2.996.287, 3.342.605, 3.415.650, 3.785.777, 4.147.551, 4.171.224 en de Britse octrooiaanvrage 2.022.413A, het Duitse Offenlegungsschrift 2.555.364 en 2.556.885 en Research Disclosure, Vol. 166, februari 1978, no. 16662.
Bij het vormen van de emulsies van platte korrels is in het begin in het reactievat een dispergeermedium aanwezig. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm bestaat het dispergeermedium uit een waterige suspensie 35 van peptiseermiddel. Er kunnen concentraties aan peptiseermiddel worden gebruikt van 0,2 tot 10 gew.%, berekend op het totale gewicht van de emulsiecomponenten in het reactievat; er wordt de voorkeur aan gegeven om de concentratie van het peptiseermiddel in het reactievat voor en tijdens de zilverbromojodide-vorming beneden 6 gew.% te houden, berekend op het totale gewicht. Het is algemeen gebruikelijk om de concentratie van het peptiseermiddel in het reactievat in het gebied beneden 6% berekend op het totale 40 gewicht te houden voor en tijdens de zilverhalogenidevorming en om de concentratie aan emulsie vehikel hoger te houden voor optimale bekledingskarakteristieken door uitgestelde, aanvullende toevoegingen van vehikel. Beoogd wordt dat de emulsie zoals die oorspronkelijk worden gevormd 5 tot 50 g peptiseermiddel per mol zilverhalogenide, bij voorkeur 10 tot 30 g peptiseermiddel per mol zilverhalogenide zal bevatten. Aanvullend vehikel kan later worden toegevoegd om de concentratie te brengen op een waarde van wel 45 1000 g per mol zilverhalogenide. Bij voorkeur bedraagt de concentratie aan vehikel in de uiteindelijke emulsie meer dan 50 g per mol zilverhalogenide. Bij het aanbrengen in bekledingslaag en drogen bij de vervaardiging van een fotografische element, maakt het vehikel bij voorkeur 30 tot 70 gew.% van de emulsielaag uit.
Vehikels (die zowel bindmiddelen als peptiseermiddelen omvatten) kunnen worden gekozen uit de 50 conventioneel in zilverhalogenide-emulsies toegepaste vehikels. Peptiseermiddelen waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn hydrofiele colloïden die alleen of in combinatie met hydrofobe materialen kunnen worden gebruikt. Geschikte hydrofiele materialen zijn onder andere stoffen zoals proteïnen, proteïnederivaten, cellulosederivaten, bijvoorbeeld cellulose esters, gelatine, bijvoorbeeld met alkalibehandelde gelatine (beender- of huidengelatine) of met zuurbehandelde gelatine (varkenshuidgelatine), gelatinederivaten, 55 bijvoorbeeld geacetyleerde gelatine en met ftalaatgroepen gemodificeerde gelatine. Deze en andere vehikels worden beschreven in Research Disclosure, Vol. 176, december 1978, no. 17643, Section IX. De vehikel materialen omvatten in het bijzonder de hydrofiele colloïden alsmede de hydrofobe materialen die 195048 8 bruikbaar zijn in combinatie daarmee kunnen niet slechts worden gebruikt in de emulsielagen van de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding, maar ook in andere lagen, bijvoorbeeld in deklagen, tussenlagen en lagen die zijn gelegen onder de emulsielagen.
Korrelrijping kan optreden tijdens de bereiding van de zilverhalogenide-emulsie diè worden gebruikt in de 5 stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding en er wordt de voorkeur aan gegeven dat korrelrijping optreedt in het reactievat tijdens ten minste de vorming van zilver voor bromojodidekorrels.
Bekende zilverhalogenide-oplosmiddelen zijn geschikt bij het bevorderen van de rijping. Bijvoorbeeld is het bekend dat een overmaat bromide-ionen, indien aanwezig in het reactievat, de rijping bevordert. Het spreekt dus vanzelf, dat de bromidezoutoplossing die in het reactievat wordt ingevoerd zelf de rijping kan bevorde-10 ren. Andere rijpingsmiddelen kunnen ook worden gebruikt en kunnen geheel worden opgenomen in het dispergeermedium in het reactievat voordat zilver- en halogenidezouttoevoeging plaats vindt of ze kunnen worden ingebracht in het reactievat tezamen met één of meer van de halogenidezouten, zilverzouten of peptiseermiddelen. Volgens nog een andere variant kan het rijpingsmiddei onafhankelijk worden ingevoerd tijdens de toevoeging van halogenide- en zilverzout. Hoewel ammoniak een bekend rijpingsmiddei is, vormt 15 het niet een bij voorkeur toegepast rijpingsmiddei voor de zilverbromojodide-emulsies die hier worden gebruikt en die de hoogste gerealiseerde snelheids-korreligheidsrelaties te zien geven. De gebruiksemulsies waaraan de voorkeur worden gegeven zijn niet-ammoniakale of neutrale emulsies.
Tot de bij voorkeur gebruikte rijpingsmiddelen behoren de zwavelhoudende rijpingsmiddelen. Thiocya-naatzouten kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld de alkalimetaal gewoonlijk in het bijzonder de natrium- en 20 kaliumzouten en de ammoniumthiocyanaatzouten. Hoewel elke conventionele hoeveelheid van de thiocyanaatzouten kan worden ingebracht, zijn bij voorkeur toegepaste concentraties in het algemeen concentraties van 0,1 tot 20 g thiocyanaatzout per mol zilverhalogenide. Voorbeelden van literatuurplaatsen die het gebruik van thiocyanaatrijpingsmiddelen leren zijn het Amerikaanse octrooischrift 2.222.264 dat hiervoor werd genoemd en de Amerikaanse octrooischriften 2.448.534 en 3.320.069. Andere conventionele 25 thioetherrijpingsmiddelen zoals de rijpingsmiddelen die worden beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.271.157, 3.574.628 en 3.737.313 kunnen eveneens worden toegepast.
De emulsies van dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied worden bij voorkeur uitgewassen om oplosbare zouten te verwijderen. De oplosbare zouten kunnen worden verwijderd door decanteren, filtreren en/of "chili setting” en uitlogen, zoals wordt geïllustreerd in Research Disclosure, 30 Vol. 176, december 1978, no. 17643, Section II. De emulsies, met of zonder sensibiliseermiddelen, kunnen worden gedroogd en voor het gebruik worden opgeslagen zoals wordt geïllustreerd in Research Disclosure,
Vol. 101, december 1972, No. 10152. Bij de bereiding van de emulsies is uitwassen bijzonder gunstig voor het beëindigen van de rijping van de platte korrels na het beëindigen van de precipitatie, om vergroting van hun dikte en vermindering van hun breedte/dikte verhouding te vermijden.
35 Hoewel de hiervoor beschreven werkwijze voor de bereiding van platte zilverhalogenidekorrels emulsies zullen opleveren met dunne platte korrels en met een breedte/dikteverhouding in het middengebied, waarbij de platte korrels voldoen aan het diktecriterium voor het bepalen van de gemiddelde breedte/dikte verhouding die er voor verantwoordelijk is dat ten minste 50% van het totale geprojecteerde oppervlak van de totale zilverhalogenidekorrelpopulatie door die platte korrels wordt gevormd, wordt onderkend dat verder 40 voordelen kunnen worden gerealiseerd door verhoging van de hoeveelheid van dergelijke dunne platte korrels die aanwezig is. Bij voorkeur wordt ten minste 70% en optimaal ten minste 90% van het totale geprojecteerde oppervlak geleverd door platte zilverhalogenidekorrels. De andere korrels dan korrels die nodig zijn om aan de eis ten aanzien van het geprojecteerde oppervlak voldoen, kunnen hetzij niet-plat zijn of, bij voorkeur platte korrels zijn met een grote breedte/dikte verhouding (groter dan 8:1) en liefst dunne 45 platte korrels met een grote breedte/dikte verhouding zijn.
b) Sensibiliseren
Hoewel niet nodig voor het bereiken van de voordelen van de uitvinding worden de zilverhalogenide-emulsies met dunne platte zilverhalogenidekorrels en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied 50 en ook andere zilverhalogenide-emulsies in de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvinding bij voorkeur chemisch gesensibiliseerd. Ze kunnen chemisch worden gesensibiliseerd met actieve ' gelatine, zoals wordt geïllustreerd door T.H. James, The Theory of the Photographic Process, vierde editie, !
Macmillan, 1977, blz. 67-76 of met zwavel, selenium, tellurium, goud, platina, palladium, irridium, osmium, rhodium, rhenium of fosforsensibiliseermiddelen of combinaties van deze sensibiliseermiddelen, bijvoorbeeld 55 bij pAg niveaus van 5 tot 10, pH niveaus van 5 tot 8 en temperaturen van 30 tot 80°C, zoals wordt geïllustreerd in Research Disclosure, Vol. 120, april 1974, no. 12008, Research Disclosure, Vol. 134, juni 1975, no. 13452, de Amerikaanse octrooischriften 1.623.499, 1.673.522, 2.399.083, 2.642.361, 3.297.447, 9 195048 3.297.446, 3.772.031, 3.761.267,3.587.711, 3.565.633, 3.901.714 en 3.904.415 en de Britse octrooi-‘ schriften 1.396.696 en 1.315.755; chemische sensibilisatie wordt eventueel uitgevoerd bij aanwezigheid van thiocyanaatverbindingen zoals beschreven in Amerikaanse octrooischrift 2.642.361; of zwavelhoudend verbindingen van het type beschreven in de Amerikaanse octroosichriften 2.521.926, 3.021.215 en 5 4.054.457. Er wordt specifiek beoogd om chemisch te sensibiliseren bij aanwezigheid van finish (chemische sensibilisatie) modificeermiddelen - dat wil zeggen verbindingen waarvan bekend is dat ze sluier onderdrukken en snelheid verhogen indien aanwezig tijdens het chemisch sensibiliseren, zoals azaindenen, azapyri-dazinen, azapyrimidinen, benzothiazoliumzouten en sensibiliseermiddelen met één of meer heterocyclische ringen. Voorbeelden van finish modificeermiddelen worden beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 10 2.131.038, 3.411.914, 3.554.757, 3.565.631 en 3.901.714, het Canadese octrooischrift 778.723 en in Duffin Photographic Emulsion Chemistry, Focal Press (1966), New York, biz. 138-143. Bovendien of als alternatief kunnen de emulsies ook door reductie worden gesensibiliseerd - bijvoorbeeld met waterstof, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 3.891.446 en 3.984.249, door een behandeling bij lage pAg (bijvoorbeeld kleiner dan 5) en/of bij hoge pH (bijvoorbeeld hoger dan 8) of door gebruik van reduce-15 rende middelen zoals tin(ll)chloride, thioureumdioxide, polyaminen en amineboranen, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 2.983.609, 2.518.698, 2.739.060, 2.743.182, 2.743.183, 3.026.203 en 3.361.564 en door Research Disclosure, Vol. 136, augustus 1975, no. 13654. Oppervlakte-sensibilisatie met chemische middelen waaronder sub-oppervlak sensibilisatie zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 3.917.485 en 3.966.476 wordt met name bij voorkeur toegepast.
20 De emulsies met dunne platte zilverhaiogenidekorrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied worden altijd spectraal gesensibiliseerd. In het bijzonder wordt dit gedaan door in combinatie met de emulsies van dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied en andere emulsies zoals in deze aanvrage beschreven spectrale sensibiliserende kleurstoffen gebruiken die absorptie maxima geven in het blauwe en minus-blauwe, dat wil zeggen groene of rode gedeelte van het zichtbare 25 spectrum. Bovendien kunnen voor speciale toepassingen spectrale sensibiliserende kleurstoffen worden gebruikt die de spectrale responsie verbeteren buiten het zichtbare spectrum bijvoorbeeld valt hieronder het gebruik van infrarood absorberende spectrale sensibiliseermiddelen.
De zilverhalogenide-emulsies met dunne platte korrels en met een breedte/dikte verhouding in het middengebied kunnen spectraal worden gesensibiliseerd met kleurstoffen uit een grote verscheidenheid van 30 klassen, waaronder de polymethinekleurstofklasse, welke klasse omvat de cyaninen, merocyaninen compexe cyaninen en merocyanen (dat wil zeggen tri-, tetraen polynucleaire cyanonen en merocyaninen), oxonolen, hemioxonolen, styrylen, merostyrylen en streptocyaninen.
De spectraal sensibiliserende cyaninekleurstoffen omvatten, gebonden door een methinebinding, twee basische heterocyclische ringen, bijvoorbeeld ringen afgeleid van kwatemaire chinoliniu, pyridinium, 35 isochinolinium, 3H-indolium, benzjejindolium, oxozaloium, oxazolinium, thiozolium, thiazolinium, selenazo-lium, selenazolinium, imidazolium, imidazolinium, benzoxazolium, benzothiazolium, benzoselenazolium, benzimidazolium, naftoxazolium, naftathiazolium, naftoselenazolium, dihydronaftothiazolium, pyrylium en imidazopyraziniumzouten.
De spectraal sensibiliserende merocyaninekleurstoffen omvatten, rechtstreeks verbonden of via een 40 tussengelegen methinebinding, een basische heterocyclische ring van het cyaninekleurstoftype en een zure ring, zoals kan worden verkregen uit barbituurzuur, 2-thiobarbituurzuur, rhodanine, hydantoïne, 2-thiohydantoïne, 4-thiohydantoïne, 2-pyrazolin-5-on, 2-isoxazolin-5-on, indan-1,3-dion, cyclohexaan-1,3-dion, 1,3-dioxan-4,6-dion, pyrazolin-3,5-dion, pentaan-2,4-dion, alkylsulfonylacetonitrile, malononitrile, isochinolin-4-on en chroman-2,4-dion.
45 De sensibiliserende werking kan worden gecorreleerd met de plaats van de moleculaire energieniveaus van een kleurstof ten opzichte van de grondtoestand en de geleidingsband- energieniveaus van de zilverhalogenidekristallen. Deze energieniveaus kunnen op hun beurt worden gecorreleerd met de polarografische oxidatie- en reductiepotentialen zoals wordt besproken in Photographic Science and Engineering, Vol. 18, 1974, blz. 49-53 (Sturmer et al), blz. 175-178 (Leubner) en blz. 475-485 (Gilman).
50 Oxyatie- en reductiepotentialen kunnen worden gemeten zoals beschreven door R.J. Cox, Photographic Sensitivity, Academie Press, 1973, hoofdstuk 15.
De chemie van de cyanine- en verwante kleurstoffen wordt geïllustreerd door Weissberger en Taylor in Special Topics of Heterocyclic Chemistry, John Wiley and Sons, New York, 1977, hoofdstuk VIII, Venkatara-man, The Chemistry of Synthetic Dyes, Academic Press, New York 1971, hoofdstuk V; James, The Theory 55 of the Photographic Process, vierde editie, Macmillan, 1977, hoofdstuk 8 en F.M. Hamer, Cyanine Dyes and Related Compounds, John Wiley and Sons, 1964.
Er kunnen één of meer spectraal sensibiliserende kleurstoffen worden gebruikt. Kleurstoffen met 195048 10 sensibiliserende maxima bij golflengten verdeeld over het zichtbare spectrum en met een grote variëteit in de vorm van de gevoeligheidskromme zijn bekend. De keuze en de relatieve hoeveelheden van de kleurstoffen hangen af van het gebied van het spectrum waarvoor gevoeligheid gewenst wordt en van de vorm van de spectrale gevoeligheidskromme die wordt gewenst. Kleurstoffen met overlappende spectrale 5 gevoeligheidskrommen zullen dikwijls in combinatie een kromme opleveren waarin de gevoeligheid bij elke golflengte in het overlappingsgebied ongeveer gelijk is aan de som van de gevoeligheden van de individuele kleurstof. Zo is het mogelijk combinaties van kleurstoffen te gebruiken met verschillende maxima om een spectrale gevoeligheidskromme te bereiken met een maximum inliggend tussen de gevoeligheidsmaxima van de individuele kleurstoffen.
10 Combinaties van spectraal sensibiliserende kleurstoffen kunnen worden gebruikt die leiden tot super sensibilisatie - dat wil zeggen tot een spectrale sensibilisatie die groter is in een deel van het spectrale gebied dan bereikt kan worden met enige concentratie van één van de kleurstoffen alleen of die zou resulteren uit het additieve effect van de kleurstoffen. Supersensibilisatie kan worden bereikt met bepaalde uitgekozen combinatie van spectraal sensibiliserende kleurstoffen en andere adenda zoals stabiliseermidde-15 len en anti-sluiermiddelen, ontwikkelversnellers of remmers, bekledingshulpmiddelen, ’’witmakers” en antistatische middelen. Alle mogelijke mechanismen en verbindingen die verantwoordelijk kunnen zijn voor supersensibilisatie worden besproken door Gilman ’’Review of the Mechanisms of Supersensitization”, Photographic Science and Engineering, Vol. 18,1974, blz. 418-430.
Spectraal sensibiliserende kleurstoffen beïnvloeden de emulsies ook in ander opzicht. Spectraal 20 sensibiliserende kleurstoffen kunnen ook fungeren als anti-sluiermiddelen of stabiliseermiddelen, ontwikkelversnellers of remmers en halogeenacceptors of elektronendonors zoals wordt vermeld in de Amerikaanse octrooischriften 2.131.038 en 3.930.860.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding hebben de platte zilverhalogenidekorrels aan haar oppervlakken geabsorbeerd spectraal sensibiliserende kleurstoffen die een kleurverschuiving 25 geven als functie van de adsorptie. Alle conventionele spectraal sensibiliserende kleurstoffen waarvan bekend is dat ze een bathochrome of hypsochrome versterking van de lichtabsorptie geven als functie van de absorptie aan het oppervlak van zilverhalogenidekorrels kunnen worden gebruikt bij de praktijk van de uitvinding. Kleurstoffen die voldoen aan dergelijke criteria zijn algemeen bekend in de techniek zoals wordt geïllustreerd door T.H. James, The Theory of the Photographic Processm vierde editie, Macmillan, 1977, 30 hoofdstuk 8 (in het bijzonder F. Induced Color Shifts in Cyanine and Merecyanine Dyes) en hoofdstuk 9 (in het bijzonder H. Relations Between Dyes Syructure and Surface Aggregation) en door F.M. Hamer, Cyanine Dyes and Related Compounds, John Wiley and Sons, 1964, hoofdstuk XVII (in het bijzonder F. Polymerization en Sensitization of the Second Type). Spectraal sensibiliserende merocyanine-, hemicyanine-, styryl- en oxonolkleurstoffen die H aggregaten vormen (hypsochrome verschuiving) zijn in deze techniek bekend, 35 hoewel J aggregaten (bathochrome verschuiving) niet gebruikelijk zijn voor kleurstoffen van deze klassen. Spectraal sensibiliserende kleurstoffen waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn cyaninekleurstoffen die hetzij H of J-aggregatie geven.
In een, in het bijzonder geprefereerde uitvoeringsvorm zijn de spectraal sensibiliserende kleurstoffen carbocyaninekleurstoffen die J*aggregatie geven. Dergelijke kleurstoffen worden gekenmerkt door twee of 40 meer basische heterocyclische ringen die zijn gebonden door een binding van drie methinegroepen. De heterocyclische ringen omvatten bij voorkeur gecondenseerde benzeenringen om J-aggregatie te versterken. Heterocyclische ringen waaraan de voorkeur wordt gegeven voor het bevorderen van J-aggregatie zijn kwaternaire chinolinium-, benzoxazolium-, benzothiazolium’ -, benzoselenazolium-, benzimidazolium-, naftooxazolium-, naftothiazolium- en naftoselenazoliumzouten.
45 Hoewel in het algemeen wordt vertrouwd op de natieve blauwgevoeligheid van zilverbromide of -bromojodide in de fotografische techniek bij emulsielagen die bestemd zijn voor het vastleggen van belichting met blauw licht, kunnen significante voordelen worden verkregen door toepassing van spectrale sensibiliseermiddelen, zelfs als hun hoofdabsorptie plaats vindt in het spectrale gebied waarvoor de emulsies reeds een natieve gevoeligheid hebben. Bijvoorbeeld wordt met name ingezien dat voordelen 50 kunnen worden bewerkstelligd door toepassing van in het blauwe deel van het spectrum sensibiliserende kleurstoffen.
Toepassing van in het blauwe deel van het spectraal sensibiliserende kleurstoffen voor zilverbromide en zilverbromojodide-emulsies met dunne platte korrels en een breedte/dikte verhouding in het middengebied kunnen worden gekozen uit elk van de kleurstofklassen waarvan bekend is dat ze spectrale sensibiliseer-55 middelen leveren. Polymethinekleurstoffen zoals cyaninen, merocyaninen, hemicyaninen, hemioxonolen en merostyrylen zijn bij voorkeur toegepaste in het blauwe deel van het spectrum sensibiliserende verbindingen. In het algemeen kunnen bruikbare in het blauwe deel van het spectrum werkende sensibiliseer- 11 195048 middelen worden gekozen uit deze kleurstofklassen op grond van hun absorptiekarakteristieken - dat wil ’ zeggen hun kleur. Er zijn echter algemene structuurcorrelaties die kunnen dienen als richtlijn bij het selecteren van geschikte blauw sensibilisatoren. In het algemeen geldt dat hoe korter de methineketen is hoe korter de golflengte voor het sensibilisatiemaximum. Nuclei beïnvloeden ook de absorptie. De 5 toevoeging van gecondenseerde ringen aan nuclei begunstigt in het algemeen de absorptie van langere golflengten. Ook substituenten kunnen de absorptie eigenschappen wijzigingen.
Tot de bruikbare spectraal sensibiliserende kleurstoffen voor het sensibiliseren van zilverhalogenide-emulsies behoren de kleurstoffen vermeld in Research Disclosure, Vol. 176, december 1978, No. 17643, Sectie III.
10 Conventionele hoeveelheden kleurstoffen kunnen worden gebruikt bij het spectraal sensibiliseren van de emulsielagen die niet-platte zilverhalogenidekorrels of platte zilverhalogenidekorrels met een kleine breedte/dikte verhouding bevatten. Om de volledige voordelen van de uitvinding te realiseren wordt er de voorkeur aan gegeven om spectraal sensibiliserende kleurstof te adsorberen aan de korreloppervlakken van de emulsies van dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied en wel in een 15 praktisch optimale hoeveelheid dat wil zeggen in een hoeveelheid die voldoende is om ten minste 60% van de maximum fotografische snelheid te realiseren die bereikt kan worden met de korrels onder de beoogde belichtingsomstandigheden. De hoeveelheid kleurstof die wordt gebruikt, kan variëren met de specifieke kleurstof of kleurstofcombinatie die wordt gekozen en met de grootte van de korrels en de breedte/dikte verhouding van de korrels. Het is in de fotografische techniek bekend dat optimale spectrale sensibilisatie 20 wordt verkregen met organische kleurstoffen als 25 tot 100% van het totale beschikbare specifieke oppervlak van aan het oppervlak gevoelige zilverhalogenidekorrels wordt bedekt met een monolaag of meer dan een monolaag van de kleurstof, zoals bijvoorbeeld wordt vermeld in West et al, 'The Adsorption of Sensitizing Dyes in Photographic Emulsions”, Journal of Physical Chemistry, Vol. 56, biz. 1065, 1952; Spence et al, "Desensitization of Sensitizing Dyes”, Journal of Physical and Colloid Chemistry, Vol. 56, no. 25 6, juni 1948, biz. 1090-1103 en Gilman et al, Amerikaans octrooischrift 3.979.213. Optimale kleurstofcon-centraties kunnen worden gekozen door middel van de methoden die worden vermeld door Mees, Theory of the Photographic Process, 1942, Macmillan, biz. 1067-1069.
Spectrale sensibilisatie kan plaats vinden in elk stadium van de bereiding van de emulsie waarvan eerder al bekend was dat dit daarvoor geschikt is. Gewoonlijk vindt spectrale sensibilisatie plaats in deze techniek 30 nadat de chemische sensibilisatie volledig is. Er wordt echter met name onderkend dat spectrale sensibilisatie ook kan plaatsvinden gelijktijdig met de chemische sensibilisatie of geheel vooraf kan gaan aan de chemische sensibilisatie en zelfs al kan beginnen voordat de zilverhalogenidekorrelprecipitatie is beëindigd, zoals wordt geleerd door de Amerikaanse octrooischriften 3.628.960 en 4.225.666. Zoals in de laatstgenoemde octrooischriften wordt geleerd, wordt met name beoogd om de invoer van de spectraal sensibilise-35 rende kleurstof in de emulsie zodanig te verdelen dat een deel van de spectraal sensibiliserende kleurstof aanwezig is voordat chemische sensibilisatie plaats vindt en een overige deel wordt ingevoerd na de chemische sensibilisatie. In tegenstelling met wat wordt beschreven in Amerikaans octrooischrift 4.225.666 kan met name de spectraal sensibiliserende kleurstof aan de emulsie worden toegevoegd nadat 80% van het zilverhalogenide is geprecipiteerd. Sensibilisatie kan worden vergroot door instelling van de pAg, 40 omvattende circuleren tijdens de chemische en/of spectrale sensibilisatie. Een specifiek voorbeeld van pAg-instelling wordt gegeven in Research Disclosure, Vol. 181, mei 1979, no. 18155.
In één voorkeursuitvoeringsvorm worden spectraal sensibiliseermiddelen opgenomen in de emulsie die wordt gebruikt voor de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de onderhavige uitvinding, voordat chemische sensibilisatie plaats vindt. Soortgelijke resultaten zijn soms ook bereikt door andere 45 absorbeerbare materialen, zoals finish modificeermiddelen, op te nemen in de emulsie voorafgaand aan het chemisch sensibiliseren.
Onafhankelijk van het vooraf opnemen van absorbeerbare materialen, wordt er de voorkeur aan gegeven om tijdens het chemisch sensibiliseren thiocyanaten te gebruiken in concentraties van 2 x 10'3 tot 2 mol.%, berekend op zilver, zoals wordt geleerd in het hiervoor genoemde Amerikaanse octrooischrift 2.642.361.
50 Andere rijpingsmiddelen kunnen worden toegepast tijdens het chemisch sensibiliseren.
Volgens nog een derde mogelijkheid die kan worden toegepast in combinatie met één of beide van de bovengenoemde uitvoeringsmogelijkheden of los daarvan, wordt er de voorkeur aan gegeven om de concentratie van zilver- en/of halogenidezouten die aanwezig zijn direct voor of tijdens het chemisch sensibiliseren, te regelen en in te stellen. Oplosbare zilverzouten, zoals zilveracetaat, zilvertrifluoroacetaat 55 en zilvernitraat kunnen worden opgenomen evenals zilverzouten die in staat zijn tot precipitatie op de korreloppervlakken, zoals zilverthiocyanaat, zilverfosfaat, zilvercarbonaat en dergelijke. Fijne zilverhalogenidekorrels (dat wil zeggen zilverbromide, -jodide en/of -chloride) korrels die in staat zijn tot Ostwald-rijping op 195048 12 de platte korreloppervlakken kunnen worden opgenomen. Bijvoorbeeld kan een Lippmann-emulsie worden opgenomen tijdens het chemisch sensibiliseren. De chemische sensibilisatie van spectraal gesensibiliseerde emulsies met platte korrels met een grote breedte/dikte verhouding op één of meer geordende, discrete plaatsen van de platte korrels wordt met name beoogd. Gemeend wordt dat de preferentiële adsorptie van 5 spectraal sensibiliserende kleurstof op de kristallografische oppervlakken die de hoofdvlakken van de platte korrels vormen, het mogelijk maken dat chemische sensibilisatie optreedt selectief op andere kristallografische oppervlakken van de platte korrels.
De chemische sensibiliseermiddelen waaraan de voorkeur wordt gegeven voor de hoogst bereikbare snelheids-korreligheidsrelaties zijn goud- en zwavelsensibiliseermiddelen, goud en seleniumsensibiliseer-10 middelen en goud, zwavel en seleniumsensibiliseermiddelen. In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding bevatten zilverbromide- of, liefst, zilverbromojodide-emulsies met dunne, platte korrels en een breedte/dikte verhouding in het middengebied, een ’’midden” galcocgeen, zoals zwavel en/of selenium, die niet detecteerbaar kunnen zijn, alsmede goud, dat detecteerbaar is. De emulsies bevatten gewoonlijk ook aantoonbare gehalten aan thiocyanaat, hoewel de concentratie van het thiocyanaat in de uiteindelijke 15 emulsies aanzienlijk kan worden verlaagd met behulp van bekende emulsie-wastechnieken. In verschillende van de voorkeursuitvoeringsvormen waarvan hiervoor sprake was, kunnen de platte zilverbromide- of zilverbromojodidekorrels op hun oppervlak een ander zilverzout bevatten, bijvoorbeeld zilverthiocyanaat, of een ander zilverhalogenide met een ander halogenidegehalte (bijvoorbeeld zilverchloride of zilverbromide), hoewel de andere zilverzouten eventueel aanwezig kunnen zijn in gehalten beneden het niveau dat nog 20 aantoonbaar is.
Hoewel dit niet noodzakelijk is voor het bereiken van alle voordelen, zijn de emulsies die bij de onderhavige uitvinding worden toegepast bij voorkeur, in overeenstemming met de heersende bereidingspraktijken, vrijwel optimaal chemisch en ook vrijwel· optimaal spectraal gesensibiliseerd. Dat wil zeggen, ze bereiken bij voorkeur snelheden van ten minste 60% van de maximum log snelheid die bereikbaar is met de korrels in 25 het spectrale sensibilisatiegebied onder de beschouwde gebruiks- en behandelingsomstandigheden. Log snelheid wordt hier gedefinieerd als 100 <1 log E), waarin E de belichting is gemeten in meter-kaars-seconden die een dichtheid geeft van 0,1 boven de sluier.
c) Afwerking van het stralinggevoelig element voor radiografie 30 Als eenmaal emulsies met dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied zijn gevormd door precipitatieprocessen, uitwassen en sensibiliseren, zoals hiervoor beschreven, kan hun bereiding worden afgewerkt door de opneming van conventionele fotografische addenda.
De stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de onderhavige uitvinding die bestemd zijn voor het vormen van zilverbeelden in een voldoende mate om de noodzaak van het opnemen van additionele 35 hardingsmiddelen tijdens het ontwikkelen en fixeren te ondervangen maken het mogelijk een verhoogde zilverdekking te realiseren in vergelijking met stralinggevoelige elementen voor radiografie die op een soortgelijke wijze zijn vervaardigd en ontwikkeld en gefixeerd, maar waarbij emulsies met niet-platte of conventionele, dikke platte korrels werden gebruikt. Met name is het mogelijk om de emulsielaag met dunne platte korrels en andere hydrofiele colloid lagen van stralinggevoelige elementen voor radiografie in een 40 voldoende mate te harden om zwelling van de lagen te verminderen tot minder dan 200%, waarbij het percentage zwelling wordt bepaald door (a) het stralinggevoelige element voor radiografie bij 38°C gedurende 3 dagen te incuberen bij 50% relatieve vochtigheid, (b) de lage dikte te meten, (c) het stralinggevoelige element voor radiografie bij 21 °C 3 min. lang in gedestilleerd water te dompelen en (d) de verandering in laag dikte te meten. Hoewel aan harding van de stralinggevoelige elementen voor radiografie 45 die bestemd zijn voor de vorming van zilverbeelden in een zodanige mate dat geen hardingsmiddelen behoeven te worden opgenomen in de behandelingsoplossingen (ontwikkelaar, fixeer) in het bijzonder de voorkeur wordt gegeven, wordt opgemerkt dat de emulsies die op de stralinggevoelige elementen volgens de uitvinding worden toegepast tot elk conventioneel niveau kunnen worden gehard. Men kan voorts met name ook hardingsmiddelen opnemen in de behandelingsoplossingen, zoals bijvoorbeeld wordt geïllustreerd 50 door Research Disclosure, Vol. 84, augustus 1979, No. 18431, paragraaf K, dat in het bijzonder betrekking heeft op het ontwikkelen en fixeren van beelden op stralinggevoelige materialen voor radiografie.
Typische bruikbare hardingsmiddelen die vooraf kunnen worden opgenomen (voorharders) zijn onder andere formaldehyde en vrije dialdehyden, zoals succinaldehyde en glutaaraldehyde; geblokkeerde dialdehyden; α-diketonen; actieve esters, sulfonaatesters; actieve halogeenverbindingen; s-triazinen en 55 diazinen; epoxiden, aziridinen, actieve alkenen met twee of meer actieve vinylgroepen (bijvoorbeeld vinylsulfonylgroepen); geblokkeerde actieve alkenen; niet op de 3-plaats gesubstitueerde isoxazoliumzouten; esters van 2-alkoxy-N-carboxydihydrochinoline; N-carbamoyl- en N-carbamoyloxypyridiniumzouten; » 13 195048 hardingsmiddelen met een gemengde functie zoals door halogeen gesubstitueerde aldehydezuren ‘ (bijvoorbeeld mucochloorzuur en mucobroomzuur); door oniumgroepen gesubstitueerde acroleïnen; vinylsulfonen die andere functionele hardende groepen bevatten en polymere hardingsmiddelen, zoals dialdehydezetmeel en copoly(acrolein-methacrylzuur); het gebruik van dergelijke hardingsmiddelen 5 afzonderlijk of in combinatie wordt verder geïllustreerd door Research Disclosure, Vol. 176, december 1978, No. 17643, Sectie X.
Naast de hiervoor specifiek beschreven kenmerken kunnen de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens de uitvindingnog verdere kenmerken hebben die voor stralinggevoelige elementen voor radiografie conventioneel van aard zijn. Voorbeelden van de kenmerken van dit type worden bijvoorbeeld 10 gegeven in het hiervoor genoemde Research Disclosure No. 18431. Bijvoorbeeld kunnen de emulsies stabiliseermiddelen, anti-sluiermiddelen en anti-knikmiddelen bevatten zoals vermeld in paragraaf II, A t/m K. De stralinggevoelige elementen voor radiografie kunnen antistatische middelen en/of lagen bevatten zoals vermeld in paragraaf III. De stralinggevoelige elementen voor radiografie kunnen zijn voorzien van deklagen, zoals vermeld in paragraaf IV. De deklagen kunnen matteermiddelen bevatten zoals wordt vermeld in het 15 hiervoor genoemde Reserach Disclosure No. 17643, paragraaf VI. De deklaag en andere lagen van de stralinggevoelige elementen voor radiografie kan (kunnen) weekmakers en smeermiddelen bevatten zoals de producten vermeld in No. 17643, paragraaf XII. Hoewel de stralinggevoelige elementen voor radiografie volgens deze uitvinding in de meeste toepassingen zullen worden gebruikt voor het vormen van zilverbeelden, kunnen kleurmaterialen zoals bijvoorbeeld vermeld in No. 17643 paragraaf VII worden opgenomen 20 om de vorming van kleur of door kleurversterkte zilverbeelden mogelijk te maken. Desgewenst kunnen ontwikkelmiddelen en ontwikkelmodificeermiddelen zoals worden genoemd in No. 17643, paragraaf XX en XXI worden opgenomen. De voordelen ten aanzien van doorslag die met de onderhavige uitvinding worden bereikt, kunnen verder worden verbeterd door conventionele middelen voor de beheersing van doorslag bij belichting zoals worden genoemd in no. 18431, paragraaf V, toe te passen.
25 Volgens de gevestigde praktijk in deze techniek behoort het met name tot de mogelijkheden om de emulsies met dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied met elkaar of met conventionele emulsies te vermengen om aan specifieke eisen ten aanzien van de emulsielaag te voldoen. Het is bijvoorbeeld bekend om emulsies te mengen teneinde de karakteristieke kromme van een fotografisch element in te stellen om aan een vooraf vastgesteld doel te beantwoorden. Mengen kan worden 30 toegepast om de bij belichten en ontwikkelen en fixeren gerealiseerde maximum dichtheden te vergroten of te verlagen, om de minimum dichtheid te verlagen of te vergroten en om de vorm van de karakteristieke kromme tussen de voet en de schouder gedeelten in te stellen. Om dit te bereiken kunnen de emulsies van dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied worden gemengd met conventionele zilverhalogenide-emulsies, bijvoorbeeld de emulsies beschreven in het hiervoor genoemde Research 35 Disclosure no. 17643, paragraaf I. Het behoort in het bijzonder tot de mogelijkheden om de emulsies te mengen zoals beschreven in onder paragraaf F van paragraaf I. Als een betrekkelijk fijnkorrelige zilverchloride-emulsie wordt gemengd met de emulsies van dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied, in het bijzonder met de zilverbromojodide-emulsies, kan een verdere verhoging van de gevoeligheid - dat wil zeggen van de snelheidskorreligheidsrelaties - van de emulsie het 40 resultaat zijn.
De dragers kunnen dragers van elk conventioneel type zijn waarvan bekend is dat ze doorslag mogelijk maken. Dragers waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn polyesterfilmdragers. Aan poly(ethyleenterefta-laat)filmdragers wordt in het bijzonder de voorkeur gegeven. Dergelijke dragers en hun bereiding en vervaardiging worden beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 2.823.421, 2.779.684 en 3.939.000.
45 Stralinggevoelige elementen voor medische radiografie zijn gewoonlijk blauw gekleurd. In het algemeen worden de voor het geven van een kleur gebruikte kleurstoffen rechtstreeks toegevoegd aan de gesmolten polyester voordat deze wordt geëxtrudeerd en daarom moeten die kleurstoffen thermisch stabiel zijn. Kleurstoffen voor het geven van kleur waaraan de voorkeur wordt gegeven, zijn de anthrachinonkleurstoffen, zoals kleurstoffen vermeld in de Amerikaanse octrooischriften 3.488.195, 3.849.139, 3.918.976, 3.933.502 50 en 3.948.664 en de Britse octrooischriften 1.250.983 en 1.372.668.
De spectraal sensibiliserende kleurstoffen worden zo gekozen dat ze in hun geadsorbeerde toestand, gewoonlijk in hun geaggregeerde vorm, een absorptiepiek te zien geven in de H of J-band, in een deel van het spectrum dat correspondeert met de golflengte van de elektromagnetische straling waarmee het element beeldsgewijze wordt belicht. De elektromagnetische straling die de beeldsgewijze belichting teweeg brengt 55 wordt geëmitteerd door fosforen of versterkingsschermen. Een afzonderlijk versterkingsscherm belicht elk van de twee beeldopneemeenheden die zijn gelegen aan weerszijden van de drager. De versterkingsschermen kunnen licht uitzenden in het ultraviolet, blauw, groen of rode gedeelte van het spectrum, 4 195048 14 afhankelijk van de specifieke fosforen die er in zijn opgenomen. Het is gebruikelijk dat de versterkings-schermen licht uitzenden in het groene deel (500 tot 600 nm) van het spectrum. Daarom zijn de spectraal sensibiliserende kleurstoffen die bij voorkeur worden gebruikt in de praktijk van de uitvinding die kleurstoffen die een absorptiepiek te zien geven in het groene deel van het spectrum. Volgens een bijzonder geprefe-5 reerde uitvoeringsvorm van de uitvinding is de spectraal sensibiliserende kleurstof (zijnde kleurstoffen), een carbocyaninekleurstof die indien geadsorbeerd aan de platte korrels J-bandabsorptie te zien geeft in een deel van het spectrum dat correspondeert met de piekemissie van het versterkingsscherm, gewoonlijk het groene deel van het spectrum.
De versterkingsschermen kunnen zelf deel uitmaken van de stralinggevoelige elementen voor radiografie, 10 maar gewoonlijk zijn het afzonderlijke elementen die steeds opnieuw worden gebruikt voor het belichten van achtereenvolgende stralinggevoelige elementen voor radiografie. Versterkingsschermen zijn algemeen bekend in de radiografie. Conventionele versterkingsschermen en de componenten ervan worden beschreven in Research Disclosure, Vol. 18431, hiervoor genoemd, paragraaf IX en in Amerikaans octrooischrift 3.737.313.
15 De belichte radiografische elementen kunnen worden ontwikkeld en gefixeerd door middel van elke geschikte conventionele.techniek. Dergelijke ontwikkel en fixeertechnieken worden bijvoorbeeld beschreven in Research Disclosure, No. 17643, hiervoor genoemd, paragraaf XIX. Aan ontwikkelen en fixeren waarbij transport door middel van rollen plaats vindt, zoals wordt geïllustreerd in de Amerikaanse octrooischriften 3.025.779, 3.515.556, 3.545.971 en 3.647.459 en in het Britse octrooischrift 1.269.268 wordt in het bijzonder 20 de voorkeur gegeven. Er kan hardende ontwikkeling worden toegepast zoals wordt geïllustreerd door Amerikaans octrooischrift 3.232.761. Hetzij de ontwikkelaars of de stralinggevoelige elementen voor radiografie kunnen adducten van thloamine en glutaaraldehyde of acrylaldehyde bevatten, zoals wordt geïllustreerd door de Amerikaanse octrooischriften 3.869.289 en 3.708.302.
25 Voorbeelden
De uitvinding wordt nader toegelicht en geïllustreerd door de volgende voorbeelden.
In elk van deze voorbeelden werd de inhoud van het reactievat krachtig geroerd gedurende de hele periode dat zilver- en halogenidezouten werden ingevoerd. Alle oplossingen, tenzij anders is aangegeven, zijn waterige oplossingen.
30
Voorbeelden 1 en 2 Vergelijkingsemulsie A
Vergelijkingsemulsie A, die karakteristiek is voor de stand van de techniek wat betreft de doorslagresponsie, was een emulsie met octahedrische AgBr-korrels van 0,4 pm diameter, die was bereid met behulp van een 35 conventionele dubbelstraal-precipitatietechniek bij een beheerste pAg van 8,3 bij 75°C.
Emulsie met platte korrel 1
Aan 6,0 I van een goed-geroerde waterige oplossing van beendergelatine (0,75 gew.%) met een temperatuur van 55°C die 0,143 molen kaliumbromide bevatte werd met een constante stroomsnelheid gedurende 4 40 minuten een 1,0 molaire AgN03-oplossing toegevoegd waarmee 1,8% van de totale hoeveelheid zilvemit-raat die werd toegepast werd verbruikt. De AgN03-oplossing werd vervolgens gedurende nog eens 4 minuten toegevoegd met een hogere snelheid (5,75 x van start tot finish) waarmee 6,6% van de totale gebruikte hoeveelheid zilvernitraat werd verbruikt. Daarna werden 850 ml van een oplossing van met ftaalzuur gemodificeerde gelatine (15,3 gew.%) toegevoegd. Gedurende 26 minuten werden een 2,3 molaire 45 NaBr-oplossing en een 2,0 molaire AgN03-oplossing bij een constant gehoudende kleine pBr - 1,47 door middel van tweestralen met een verhoogde snelheid (5 x van start tot finish) toegevoegd bij 55°C waarmee 35,6% van de totale hoeveelheid zilvernitraat die werd gebruikt, verbruikt. Daarna werd de toevoer van NaBr-oplossing gestopt en werd de toevoer van AgN03-oplossing nog met een constante snelheid voortgezet tot pAg 8,35 bij 55°C was bereikt, waarmee 3,4% van de totaal gebruikte hoeveelheid zilvernit-50 raat werden verbruikt. Er werden nog eens 850 ml van een oplossing van met ftaalzuur gemodificeerde gelatine (15,3 gew.%) toegevoegd. Daarna werden gedurende 58 minuten bij een beheerste pAg van 8,35 bij 55°C toegevoegd een 2,3 molair NaBr-oplossing en een 2,0 molaire AgN03oplossing door middel van twee stralen met een constante stroomsnelheid waarmee 52,5% van de totaal gebruikte hoeveelheid zilvernitraat werd verbruikt. 8,8 molen zilvernitraat werden gebruikt om deze emulsie te bereiden. Na de 55 precipitatie werd de emulsie afgekoeld tot 40°C, tweemaal uitgewassen volgens het coagulatieprocedé van Amerikaans octrooischrift 2.614.928. Vervolgens werden 1,6 I van een oplossing van beendergelatine (16,8 gew.%) toegevoegd en werd de emulsie ingesteld op pH 5,5 en pAg 8,3 bij 40°C.
15 195048
De verkregen emulsie van platte AgBr-korrels hadden een gemiddelde korreldiameter van 0,73 pm, een ‘ gemiddelde korreldikte van 0,093 pm en een gemiddelde breedte/dikte verhouding van 7,9:1 en meer dan 75% van het geprojecteerde oppervlak was het gevolg van de dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied (dikte < 0,30 pm en breedte/dikte verhouding > 5:1).
5
Emulsie met platte korrels 2
De emulsiè met platte korrels 2 werd op een soortgelijke wijze bereid als emulsie 1, behalve dat voor het met twee stralen toevoegen van de NaBr- en AgN03-oplossingen bij pBr 1,47 bij 55°C, het versnelde stroomprofiel was 3,75 x van start tot finish en de stromingstijd werd verlaagd van 26 minuten tot 10 17 minuten waarmee 21,5% van de totaal gebruikte zilvemitraat werd verbruikt. In totaal werden 7,25 mol zilvernitraat gebruikt bij de bereiding van deze emulsie.
De verkregen emulsie van platte AgBr-korrels had een gemiddelde korreldiameter van 0,64 pm, een gemiddelde korreldikte van 0,098 pm en een gemiddelde breedte/dikte verhouding van de korrels van 6,5:1 terwijl meer dan 70% van het geprojecteerde oppervlak het gevolg was van de dunne platte korrels met een 15 breedte/dikte verhouding in het middengebied (dikte < 0,30 pm en breedte/dikte verhouding > 5:1).
Sensibiliseren en aanbrengen van lagen
De vergelijkingsemulsie A en de emulsies van platte korrels 1 en 2 werden chemisch gesensibilieerd met 5 mg kaliumtetrachloroauraat/mol Ag, 10 mg natriumthiosulfaatpentahydraat/mol Ag en 150 mg 20 natriumthiocyanaat/mol Ag, waarbij het mengsel 45 minuten op 70°C werd gehouden en werden daarna spectraal gesensibiliseerd met 600 mg natriumzout van anhydro-5,5'-dichloor-9-ethyl-3,3'-di(3-sulfopropy I) oxacarbocyaninehydroxide/mol Ag en 400 mg kaliumjodide/mol Ag.
De vergelijkingsemulsie en de emulsies met platte korrels werden aangebracht op beide zijden van een poly(ethyleentereftalaat)filmdrager. Op elke zijde werd een emulsielaag aangebracht met 21,5 mg zilver/dm2 25 en 28,7 mg gelatine/dmz, met een deklaag erover heen van 8,8 mg gelatine/dm2. De emulsies werden voorgehard met 0,5 gew.% bis(vinylsulfonylmethyl)ether berekend op het totale gewicht aan gelatine.
Vergelijkingen van doorslag en snelheid
De bekledingen werden belicht met straling uit een Pieker Corporation enkelfaisge röntgengenerator 30 waarmee een Machlett Dymax type 59N röntgenbuis werd aangedreven. De belichtingstijden bedroegen 1 sec. met een stroom aan de buis van 100 milliampère en een potentiaal over de buis van 70 kilovolt. Na belichten werden de stralinggevoelige elementen voor radiografie ontwikkeld en gefixeerd in een conventionele verwerkingsinrichting voor stralinggevoelige elementen voor radiografie zoals in de handel verkrijgbaar is onder het handelsmerk Kodak RP X-Omat Film Processor M6A-N, onder toepassing van de standaard 35 ontwikkelaar voor deze inrichting die in de handel verkrijgbaar is onder het handelsmerk MX-810 ontwikkelaar. De ontwikkeltijd bedroeg 21 sec. bij 35°C.
De vergelijkingen van de doorslag van de bekledingen werden verkregen met behulp van een sensitome-trische belichting onder toepassing van één versterkingsscherm naast de film. De emissie van het enkele scherm leverde een primaire sensitometrische kromme op die viel toe te schrijven aan de emulsielaag die 40 grensde aan het versterkingsscherm en leverde een tweede, langzamere kromme op die viel toe te schrijven aan de emulsielaag die door de filmdrager van het versterkingsscherm was gescheiden. De emulsielaag die het verst van het belichtingsscherm afstond werd geheel belicht door straling die door het dichtstbijgelegen emulsielaag en de filmdrager heen was gedrongen. De het verst van het scherm afgelegen emulsielaag werd dus geheel belicht met straling die was ’’doorgeslagen”. De gemiddelde verschuiving 45 (uitgedrukt als log E) tussen de middengedeelten van de karakteristieke krommen (grafieken van de dichtheid tegen log E, waarbij E de belichting is in meter-kaars-seconde ofwel lumens-seconden/m2) werd gebruikt om het percentage doorslag van de afzonderlijke bekledingslagen te berekenen met de volgende vergelijking: 50 Percentage doorslag - anMog (5 jog E) + 1 *100
De doorslag en de sensitometrische resultaten van de bekledingslagen van de vergelijkingsemulsies en de emulsies met platte korrels zijn weergegeven in tabel A.

Claims (10)

195048 16 TABEL A _ _______ » Emulsie No. Korrel Dikte Breedte/dikte Doorslag Relatieve Diameter verhouding procent logsnelheid* 5 - vergelijking A 0,4 pm 0,4 pm 1:1 17,0 100 Platl 0,73 pm 0,093 pm 7,9:1 18,0 205 Plat 2 0,64 pm 0,098 pm 6,5:1 17,5 199 * 30 relatieve snelheidseenheden = 0,30 log E. De cijfers in tabel A illustreren het fotografische voordeel van de zilverhalogenide-emulsies met dunne platte korrels met een breedte/dikte verhouding in het middengebied als deze op beide zijden van een drager zijn aangebracht bij beproeving met röntgenstraling. De vergelijkingsemulsie A had een korrelvolume van 0,030 (pm)3 en de emulsie met platte korrels 2 had een korrelvolume van 0,032 (pm)3. Hoewel beide 15 emulsies vergelijkbare doorslagresultaten te zien gaven bij vrijwel equivalente korrelvolumina, was de emulsie met platte korrels significant sneller (~ 1,0 log E). Evenzo had de emulsie met platte korrels 1, korrelvolume 0,038 (pm)3 een soortgelijke doorslag als de vergelijkingsemulsie A maar was 1,05 log E sneller. 20
1. Stralinggevoelig element voor radiografie met eerste en tweede zilverhalogenide-emulsielagen omvattende een dispergeermedium en stralinggevoelige zilverhalogenidekorrels, en met een drager gelegen 25 tussen de zilverhalogenide-emulsielagen welke drager straling kan doorlaten waarvoor de tweede zilverhalogenide-emulsielaag gevoelig is, waarbij ten minste de eerste zilverhalogenide-emulsielaag tabulaire zilverhalogenidekorrels bevat met een gemiddelde breedte/dikteverhouding van 5:1 of groter, welke korrels voor ten minste 50% bijdragen in het totale geprojecteerde oppervlak van de in de zilverhalogenide-emulsielaag aanwezige zilverhalogenidekorrels, waarbij de breedte/dikteverhouding wordt gedefinieerd als 30 de verhouding van de korreldiameter tot de dikte en de korreldiameter wordt gedefinieerd als de diameter van een cirkel met een even groot oppervlak als het geprojecteerde oppervlak van de korrel, met het kenmerk, dat de tabulaire zilverhalogenidekorrels een dikte van minder dan 0,2 micrometer en een gemiddelde breedte/dikteverhouding van 5:1 tot 8:1 hebben, en spectraal sensibiliserende kleurstof is geadsorbeerd aan het oppervlak van de tabulaire zilverhalogenidekorrels.
2. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drager een blauw gekleurdè transparante filmdrager is.
3. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tabulaire zilverhalogenidekorrels voor ten minste 70% bijdragen in het totale geprojecteerde oppervlak van de zilverhalogenidekorrels.
4. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het dispergeermedium bestaat uit een hardhaar hydrofiel colloid.
5. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het dispergeermedium gelatine of een gelatinederivaat is.
6. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, 45 dat het zilverhalogenide zilverbromide of zilverbromojodide is.
7. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens één van de voorgaande conclusies,, met het kenmerk, dat de spectraal sensibiliserende kleurstof een polymethinekleurstof is.
8. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de polymethinekleurstof een cyaninekleurstof is die een bathochrome kleurverschuiving geeft als functie van de absorptie, en de 50 cyaninekleurstof ten minste één chinolinium-, benzoaxolium-, benzothiazoiium-, benzoseienazolium-, benzimidazolium-, naftoxazolium-, naftothiazolium- of naftoselazoliumring omvat.
9. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens één der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat de sensibiliserende kleurstof aanwezig is in een zodanige concentratie dat het oppervlak van de zilverbromide-of bromojodidekorrels voor ongeveer 25 tot 100 mol% is bedekt met een monolaag van de kleurstof.
10. Stralinggevoelig element voor radiografie volgens één der conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de spectraal sensibiliserende kleurstof een in het groene deel van het spectrum sensibiliserende kleurstof is.
NL8303333A 1982-09-30 1983-09-29 Stralinggevoelig element voor radiografie. NL195048C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/431,910 US4425426A (en) 1982-09-30 1982-09-30 Radiographic elements exhibiting reduced crossover
US43191082 1982-09-30

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL8303333A NL8303333A (nl) 1984-04-16
NL195048C true NL195048C (nl) 2003-06-27

Family

ID=23713957

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8303333A NL195048C (nl) 1982-09-30 1983-09-29 Stralinggevoelig element voor radiografie.

Country Status (15)

Country Link
US (1) US4425426A (nl)
JP (1) JPS5990841A (nl)
BE (1) BE897890A (nl)
BR (1) BR8305257A (nl)
CA (1) CA1175704A (nl)
CH (1) CH660239A5 (nl)
DE (1) DE3335399C2 (nl)
FR (1) FR2534037B1 (nl)
GB (1) GB2127986B (nl)
IE (1) IE55168B1 (nl)
IT (1) IT1167227B (nl)
MX (1) MX162572A (nl)
NL (1) NL195048C (nl)
SE (1) SE454028B (nl)
ZA (1) ZA837358B (nl)

Families Citing this family (109)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5955426A (ja) * 1982-09-24 1984-03-30 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀写真感光材料
US4626688A (en) 1982-11-26 1986-12-02 Barnes Gary T Split energy level radiation detection
JPS59214027A (ja) * 1983-05-20 1984-12-03 Konishiroku Photo Ind Co Ltd X線用ハロゲン化銀写真感光材料
US4526862A (en) * 1983-10-13 1985-07-02 General Electric Company Film-based dual energy radiography
US4603428A (en) * 1983-10-13 1986-07-29 General Electric Company Film-based dual energy radiography
US4513078A (en) * 1983-10-13 1985-04-23 General Electric Company Film-based dual energy radiography
US4639417A (en) * 1984-01-27 1987-01-27 Konishiroku Photo Industry Co., Ltd. Silver halide X-ray photosensitive material
US4520098A (en) * 1984-05-31 1985-05-28 Eastman Kodak Company Photographic element exhibiting reduced sensitizing dye stain
JPS6180237A (ja) * 1984-09-28 1986-04-23 Konishiroku Photo Ind Co Ltd ハロゲン化銀写真感光乳剤
JPS61285445A (ja) * 1985-06-12 1986-12-16 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀写真感光材料
JPS6232459A (ja) * 1985-08-05 1987-02-12 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀カラ−写真感光材料
US4643966A (en) * 1985-09-03 1987-02-17 Eastman Kodak Company Emulsions and photographic elements containing ruffled silver halide grains
US4710637A (en) * 1986-02-10 1987-12-01 Eastman Kodak Company High efficiency fluorescent screen pair for use in low energy X radiation imaging
DE3614476A1 (de) * 1986-04-29 1987-11-12 Du Pont Deutschland Aufzeichnungssystem fuer die strahlentherapie
US4692401A (en) * 1986-08-21 1987-09-08 Eastman Kodak Company Photographic emulsions and elements containing sensitizing dye in the form of host crystals
US4684607A (en) * 1986-09-08 1987-08-04 Eastman Kodak Company Tabular silver halide emulsions with ledges
US4722886A (en) * 1986-10-10 1988-02-02 E. I. Du Pont De Nemours And Company Process for preparing a photographic emulsion containing tabular grains having narrow size distribution
US4803150A (en) * 1986-12-23 1989-02-07 Eastman Kodak Company Radiographic element exhibiting reduced crossover
JPH0727180B2 (ja) * 1986-12-26 1995-03-29 富士写真フイルム株式会社 感光性ハロゲン化銀乳剤及びそれを用いたカラ−感光材料
US4900652A (en) * 1987-07-13 1990-02-13 Eastman Kodak Company Radiographic element
EP0300258B1 (en) * 1987-07-24 1993-10-20 Minnesota Mining And Manufacturing Company Photographic elements comprising light-sensitive silver bromo-iodide emulsions
JP2581963B2 (ja) * 1987-08-24 1997-02-19 富士写真フイルム株式会社 直接ポジ画像形成方法
JPH0820693B2 (ja) * 1987-09-11 1996-03-04 富士写真フイルム株式会社 ハロゲン化銀写真感光材料
JPH0774886B2 (ja) * 1987-09-18 1995-08-09 富士写真フイルム株式会社 X線用ハロゲン化銀写真感光材料
DE3744004A1 (de) * 1987-12-24 1989-07-06 Agfa Gevaert Ag Farbfotografisches aufzeichnungsmaterial und verfahren zur herstellung einer fotografischen silberhalogenidemulsion
JPH0812387B2 (ja) * 1988-01-08 1996-02-07 富士写真フイルム株式会社 ハロゲン化銀写真感光材料
JPH0782207B2 (ja) * 1988-05-30 1995-09-06 富士写真フイルム株式会社 X線用ハロゲン化銀写真感光材料
US5015566A (en) * 1988-09-08 1991-05-14 Eastman Kodak Company Tabular grain photographic elements exhibiting reduced pressure sensitivity (II)
EP0384634A3 (en) * 1989-02-23 1990-11-07 Eastman Kodak Company Radiographic screen/film assemblies with improved detection quantum efficiencies
US5021327A (en) * 1989-06-29 1991-06-04 Eastman Kodak Company Radiographic screen/film assemblies with improved detection quantum efficiencies
CA2008456A1 (en) * 1989-02-23 1990-08-23 Robert E. Dickerson Radiographic elements with selected contrast relationships
US4997750A (en) * 1989-02-23 1991-03-05 Eastman Kodak Company Radiographic elements with selected speed relationships
IT1230287B (it) * 1989-06-15 1991-10-18 Minnesota Mining & Mfg Elementi sensibili alla luce per uso radiografico e procedimento per la formazione di un'immagine radiografica.
GB8916042D0 (en) * 1989-07-13 1989-08-31 Kodak Ltd Process of preparing a tabular grain silver bromoiodide emulsion and emulsions produced thereby
GB8916041D0 (en) * 1989-07-13 1989-08-31 Kodak Ltd Process of preparing a tubular grain silver bromoiodide emulsion and emulsions produced thereby
US4994355A (en) * 1989-07-26 1991-02-19 Eastman Kodak Company Radiographic elements with selected contrast relationships
JPH03100541A (ja) * 1989-09-13 1991-04-25 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀写真感光材料
US5108887A (en) * 1989-09-22 1992-04-28 E. I. Du Pont De Nemours And Company Zeromethine merocyanine dyes as J-aggregating spectral sensitizers for tabular emulsions
JP2579220B2 (ja) * 1989-10-03 1997-02-05 富士写真フイルム株式会社 ハロゲン化銀カラー写真感光材料
US5035990A (en) * 1989-11-28 1991-07-30 E. I. Du Pont De Nemours And Company Radiographic elements with improved covering power
USH1105H (en) 1990-03-29 1992-09-01 Eastman Kodak Company Asymmetrical radiographic elements, assemblies and packages
US5108881A (en) * 1990-03-29 1992-04-28 Eastman Kodak Company Minimal crossover radiographic elements adapted for varied intensifying screen exposures
EP0465728A1 (en) * 1990-07-09 1992-01-15 Agfa-Gevaert N.V. Stabilization of tabular grains by pyrimidine derivatives
IT1246185B (it) * 1990-07-20 1994-11-16 Minnesota Mining & Mfg Materiale fotografico agli alogenuri d'argento con ridotta colorazioneresidua da colorante sensibilizzatore.
IT1246184B (it) * 1990-07-20 1994-11-16 Minnesota Mining & Mfg Materiale fotografico agli alogenuri d'argento sensibili alla luce.
US5028518A (en) * 1990-09-24 1991-07-02 Minnesota Mining And Manufacturing Company Radiographic thermographic imaging film
US5210014A (en) * 1991-03-28 1993-05-11 Eastman Kodak Company Mid-green sensitizing dyes for photographic materials
US5196299A (en) 1991-03-28 1993-03-23 Eastman Kodak Company Tabular grain emulsion containing radiographic elements exhibiting reduced dye stain
US5250403A (en) * 1991-04-03 1993-10-05 Eastman Kodak Company Photographic elements including highly uniform silver bromoiodide tabular grain emulsions
US5252442A (en) * 1991-05-14 1993-10-12 Eastman Kodak Company Radiographic elements with improved detective quantum efficiencies
US5399470A (en) * 1991-08-16 1995-03-21 Eastman Kodak Company Minimal crossover radiographic elements and assemblies adapted for flesh and bone imaging
US5290676A (en) * 1991-09-24 1994-03-01 Fuji Photo Film Co., Ltd. Silver halide photographic light-sensitive material
US5169748A (en) * 1991-11-07 1992-12-08 E. I. Du Pont De Nemours And Company UV spectral sensitization
US5252443A (en) * 1992-02-03 1993-10-12 Eastman Kodak Company Means for assuring proper orientation of the film in an asymmetrical radiographic assembly
JP2824717B2 (ja) 1992-07-10 1998-11-18 富士写真フイルム株式会社 ハロゲン化銀写真感光材料の処理方法
EP0589460B1 (en) 1992-09-24 2000-08-09 Fuji Photo Film Co., Ltd. Method for processing a black & white silver halide light-sensitive material
US5259016A (en) * 1992-10-22 1993-11-02 Eastman Kodak Company Assembly for radiographic imaging
GB9302819D0 (en) * 1993-02-12 1993-03-31 Kodak Ltd Photographic elements for producing blue,green and red exposure records of the same hue and methods,for the retrieval and differentiation of the exposure reco
US5264337A (en) * 1993-03-22 1993-11-23 Eastman Kodak Company Moderate aspect ratio tabular grain high chloride emulsions with inherently stable grain faces
JP3270614B2 (ja) * 1993-03-22 2002-04-02 イーストマン コダック カンパニー 中位アスペクト比平板状粒子乳剤
JP3051595B2 (ja) * 1993-05-24 2000-06-12 富士写真フイルム株式会社 ハロゲン化銀写真感光材料とそれを用いた放射線画像形成方法
US5391469A (en) * 1993-10-27 1995-02-21 Eastman Kodak Company Radiographic elements exhibiting reduced pressure induced variances in sensitivity
US5370977A (en) * 1993-11-17 1994-12-06 Eastman Kodak Company Dental X-ray films
US5639591A (en) * 1994-01-14 1997-06-17 Konica Corporation Silver halide photographic light-sensitive material
US5407790A (en) * 1994-02-04 1995-04-18 Eastman Kodak Company Radiographic system for orthopedic imaging
DE4412369A1 (de) * 1994-04-11 1995-10-12 Du Pont Deutschland Schnellverarbeitbares photographisches Aufzeichnungsmaterial für die medizinische Radiographie
JPH0829923A (ja) * 1994-07-11 1996-02-02 Konica Corp ハロゲン化銀写真感光材料と放射線蛍光増感紙との組体
US5616446A (en) * 1994-09-29 1997-04-01 Konica Corporation Silver halide photographic light-sensitive material
US5567580A (en) * 1994-10-26 1996-10-22 Eastman Kodak Company Radiographic elements for medical diagnostic imaging exhibiting improved speed-granularity characteristics
US5468603A (en) * 1994-11-16 1995-11-21 Minnesota Mining And Manufacturing Company Photothermographic and thermographic elements for use in automated equipment
US5928857A (en) * 1994-11-16 1999-07-27 Minnesota Mining And Manufacturing Company Photothermographic element with improved adherence between layers
DE69518502T2 (de) * 1995-03-29 2001-04-19 Tulalip Consultoria Com Socied Verfahren zur Herstellung von Emulsionen mit monodispersen Silberhalogenidtafelkörnern
US5604086A (en) * 1995-03-29 1997-02-18 Eastman Kodak Company Tabular grain emulsions containing a restricted high iodide surface phase
DE69519154T2 (de) * 1995-03-29 2001-04-05 Eastman Kodak Co A New Jersey Verfahren zur Herstellung von Emulsionen mit monodispersen Silberhalogenidtafelkörnern
EP0749038A1 (en) 1995-06-16 1996-12-18 Minnesota Mining And Manufacturing Company Light-sensitive photographic materials comprising tabular silver halide grains and azodicarbonamide derivatives
EP0756198A3 (en) 1995-07-27 1997-03-05 Eastman Kodak Company High bromide tabular grain emulsions
US5629142A (en) * 1995-12-19 1997-05-13 Eastman Kodak Company Dual coating radiographic elements containing tabular grain emulsions with improved photographic vehicles
US6436621B1 (en) * 1995-10-25 2002-08-20 Agfa-Gevaert Multilayer silver halide photographic material and process for preparing the same
JP3508081B2 (ja) 1995-10-30 2004-03-22 コニカミノルタホールディングス株式会社 ハロゲン化銀写真感光材料用固体処理剤および処理方法
US5871892A (en) * 1996-02-12 1999-02-16 Eastman Kodak Company Portal radiographic imaging
EP0790526B1 (en) 1996-02-19 2002-07-24 Agfa-Gevaert Radiographic image forming film-screen system
EP0806860A1 (en) * 1996-05-09 1997-11-12 Minnesota Mining And Manufacturing Company Apparatus and method for processing and digitizing a light-sensitive photographic material
US5952162A (en) * 1996-07-31 1999-09-14 Eastman Kodak Company Films for reproducing medical diagnostic images and processes for their use
US5738981A (en) * 1996-07-31 1998-04-14 Eastman Kodak Company Films for reproducing medical diagnostic images and processes for their use
US5759754A (en) * 1996-07-31 1998-06-02 Eastman Kodak Company Medical diagnostic film for soft tissue imaging
US5695922A (en) * 1996-08-30 1997-12-09 Eastman Kodak Company High chloride 100 tabular grain emulsions containing a high iodide internal expitaxial phase
US5716774A (en) * 1996-09-30 1998-02-10 Eastman Kodak Company Radiographic elements containing ultrathin tabular grain emulsions
US5759759A (en) * 1997-02-18 1998-06-02 Eastman Kodak Company Radiographic elements exhibiting increased covering power and colder image tones
US5876905A (en) * 1997-03-20 1999-03-02 Eastman Kodak Company Dual-coated radiographic element capable of photothermographic imaging
US5952147A (en) * 1998-04-29 1999-09-14 Eastman Kodak Company Portal verification radiographic element and method of imaging
US6042986A (en) * 1998-04-29 2000-03-28 Eastman Kodak Company Portal localization radiographic element and method of imaging
US6037112A (en) * 1998-10-14 2000-03-14 Eastman Kodak Company Medical diagnostic film for soft tissue imaging (II)
US6033840A (en) * 1998-10-14 2000-03-07 Eastman Kodak Company Medical diagnostic film for soft tissue imaging (i)
EP1271239A3 (en) 2001-06-28 2003-02-12 Eastman Kodak Company Portal imaging assembly with pair of asymmetric screens and method of use
US6680154B1 (en) 2002-07-23 2004-01-20 Eastman Kodak Company Asymmetric radiographic film for mammography and method of processing
US6686117B1 (en) * 2003-03-26 2004-02-03 Eastman Kodak Company Blue-sensitive film for radiography with reduced dye stain
US6686116B1 (en) * 2003-03-26 2004-02-03 Eastman Kodak Company Blue spectrally sensitized film for radiography, imaging assembly and method
US6686115B1 (en) * 2003-03-26 2004-02-03 Eastman Kodak Company Blue-sensitive film for radiography with desired image tone
US6686118B1 (en) * 2003-03-26 2004-02-03 Eastman Kodak Company Blue-sensitive film for radiography and imaging assembly and method
US6682868B1 (en) * 2003-03-26 2004-01-27 Eastman Kodak Company Radiographic imaging assembly with blue-sensitive film
US6686119B1 (en) * 2003-05-29 2004-02-03 Eastman Kodak Company Blue-sensitive film for radiography and imaging assembly and method
US20050023485A1 (en) * 2003-07-30 2005-02-03 Jan Koninckx X-ray imaging cassette for radiotherapy
US6989223B2 (en) * 2003-11-12 2006-01-24 Eastman Kodak Company High-speed radiographic film
US7005226B2 (en) * 2003-11-12 2006-02-28 Eastman Kodak Company High speed imaging assembly for radiography
US6967071B2 (en) * 2003-11-12 2005-11-22 Eastman Kodak Company High speed radiographic imaging assembly
EP1947653A1 (en) * 2007-01-17 2008-07-23 Agfa HealthCare NV X-Ray imaging cassette for use in radiotherapy
CN102362222A (zh) 2009-03-27 2012-02-22 卡尔斯特里姆保健公司 引入显影剂的射线照射卤化银膜
US8617801B2 (en) * 2009-06-03 2013-12-31 Carestream Health, Inc. Film with blue dye
EP2259136A1 (en) 2009-06-03 2010-12-08 Carestream Health, Inc. Film with blue dye

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3894871A (en) 1973-07-27 1975-07-15 Polaroid Corp Photographic products and processes for forming silver and additive color transparencies
GB1469480A (en) 1974-08-07 1977-04-06 Ciba Geigy Ag Photographic emulsion
GB1507989A (en) 1974-12-19 1978-04-19 Ciba Geigy Ag Photographic emulsions
JPS51104337A (en) * 1975-03-10 1976-09-16 Fuji Photo Film Co Ltd Kyoshokuzokansareta harogenkaginshashinnyuzai
GB1570581A (en) 1978-05-25 1980-07-02 Ciba Geigy Ag Preparation of silver halide emulsions
US4184877A (en) 1976-06-10 1980-01-22 Ciba-Geigy Ag Process for the manufacture of photographic silver halide emulsions containing silver halide crystals of the twinned type
US4184878A (en) 1976-06-10 1980-01-22 Ciba-Geigy Aktiengesellschaft Process for the manufacture of photographic silver halide emulsions containing silver halide crystals of the twinned type
GB1596602A (en) * 1978-02-16 1981-08-26 Ciba Geigy Ag Preparation of silver halide emulsions
GB1520976A (en) * 1976-06-10 1978-08-09 Ciba Geigy Ag Photographic emulsions
DE2905655C2 (de) 1977-06-08 1995-03-30 Ilford Ltd Verfahren zur Herstellung von photographischen Silberhalogenidemulsionen, die Silberhalogenidkristalle vom Zwillingstyp enthalten
US4386156A (en) 1981-11-12 1983-05-31 Eastman Kodak Company Silver bromide emulsions of narrow grain size distribution and processes for their preparation
JPS58127921A (ja) * 1982-01-27 1983-07-30 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀写真感光材料
JPS5955426A (ja) * 1982-09-24 1984-03-30 Fuji Photo Film Co Ltd ハロゲン化銀写真感光材料

Also Published As

Publication number Publication date
ZA837358B (en) 1984-05-30
BE897890A (fr) 1984-03-30
IT8323078A1 (it) 1985-03-30
CA1175704A (en) 1984-10-09
CH660239A5 (fr) 1987-03-31
IE55168B1 (en) 1990-06-20
FR2534037A1 (fr) 1984-04-06
JPH0522901B2 (nl) 1993-03-31
IE832290L (en) 1984-03-30
FR2534037B1 (fr) 1989-07-21
BR8305257A (pt) 1984-05-02
SE8305348D0 (sv) 1983-09-30
GB2127986B (en) 1986-05-14
DE3335399C2 (de) 1994-09-08
IT1167227B (it) 1987-05-13
DE3335399A1 (de) 1984-04-05
US4425426A (en) 1984-01-10
SE8305348L (sv) 1984-03-31
IT8323078A0 (it) 1983-09-30
MX162572A (es) 1991-05-24
JPS5990841A (ja) 1984-05-25
GB2127986A (en) 1984-04-18
US4425426B1 (nl) 1988-08-09
NL8303333A (nl) 1984-04-16
SE454028B (sv) 1988-03-21
GB8325808D0 (en) 1983-10-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL195048C (nl) Stralinggevoelig element voor radiografie.
NL8204400A (nl) Voorgeharde fotografische elementen en de toepassing daarvan in de radiografie.
NL8204397A (nl) Radiografisch element.
JPH0612404B2 (ja) 感放射線乳剤
US4659654A (en) Silver halide photographic light-sensitive emulsion
EP0498302A1 (en) Silver halide emulsions for use in processing involving solution physical development
JP3190478B2 (ja) 平板状ハロゲン化銀粒子の製造法
JPH0315728B2 (nl)
US5702879A (en) Process of preparing monodispersed tabular silver halide emulsion
JPH07191424A (ja) レギュラー臭化銀又は臭沃化銀感光性乳剤の製造法及び前記乳剤を含有する材料
JPS59111144A (ja) ハロゲン化銀写真乳剤の製造方法
JPH0522903B2 (nl)
JPH11223894A (ja) 臭化銀に富む形態学的に均一な{111}平板状結晶の製造法
US20020064725A1 (en) System for direct X-ray radiography suitable for use in industrial non-destructive testing applications and personal monitoring
US5616455A (en) Method of preparation of a monodispersed tabular silver halide grain emulsion
US6316176B1 (en) Photosensitive silver halide element comprising chemically sensitized emulsion grains and method to prepare them
US6030757A (en) Multilayer silver halide photographic material and image-forming method in industrial radiographic non-destructive testing applications
US5972589A (en) Silver halide emulsion manufacturing method
EP0735412B1 (en) Process of preparing a monodispersed tabular silver halide grain emulsion
EP1070986A1 (en) Photosensitive silver halide element comprising chemically sensitized emulsion grains and method to prepare them
US6878512B2 (en) Silver halide tabular grain emulsion
JPH10148899A (ja) 塩化物に富む改良された写真平板状乳剤の製造方法
EP1195642B1 (en) Silver halide photographic material and image-forming system in direct X-ray imaging applications
JPH10307353A (ja) (111)平板状塩(臭)沃化銀結晶の製造方法
JPH10148898A (ja) 特殊ゼラチンの存在下における臭化銀を多く含む平板状粒子の製造法

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
NP1 Patent granted (not automatically)
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20030929