NL8006273A - - Google Patents

Download PDF

Info

Publication number
NL8006273A
NL8006273A NL8006273A NL8006273A NL8006273A NL 8006273 A NL8006273 A NL 8006273A NL 8006273 A NL8006273 A NL 8006273A NL 8006273 A NL8006273 A NL 8006273A NL 8006273 A NL8006273 A NL 8006273A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
bridge
loading bridge
loading
vessel
axis
Prior art date
Application number
NL8006273A
Other languages
English (en)
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from FR7226607A external-priority patent/FR2192967B1/fr
Priority claimed from FR7320219A external-priority patent/FR2278612A2/fr
Application filed filed Critical
Publication of NL8006273A publication Critical patent/NL8006273A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B27/00Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers
    • B63B27/14Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers of ramps, gangways or outboard ladders ; Pilot lifts
    • B63B27/143Ramps

Description

*♦ ·» " VO 1257
Laadbrug voor een schip
De uitvinding heeft betrekking op een laadbrug voor een schip, welke laadbrug zvenkbaar cm een horizontale as is verbonden met een draagconstructie, die op zijn beurt zvenkbaar αα een verticale as op het schip is aangebracht.
5 Dergelijke verzwenkbare laadbruggen zijn bekend uit het Amerikaan se octrooischrift 3.3Ö0.k22. Om een verticale as verzwenkbare laadbruggen hebben het voordeel, dat de positie van het schip ten opzichte van de laad-of loskade in principe vrij is. Deze bekende laadbruggen hebben echter het bezwaar, dat de helft van het laadbruggevicht op de kade kant te rus-10 ten, hetgeen derhalve betekent, dat deze zwaar belastbaar moet zijn en dit is bij voorbeeld bij zandstranden niet het geval.
De uitvinding beoogt een laadbrug van het bovengenoemde type te verschaffen, die ook bruikbaar is bij laag belastbare laad- of losplaatsen, waarbij derhalve meer dan de helft van het laadbruggevicht door het schip 15 wordt afgesteund. Daartoe is de laadbrug volgens de uitvinding gekenmerkt doordat deze via twee op de zijkanten van de laadbrug aangrijpende trek-kabels naar boven- en naar beneden verzwenkbaar is en in de laadpositie wordt ondersteund, waarbij de trekkabels via hooggelegen cmleischijven zijn verbonden met de bedieningslieren en dat de ondersteuningen voor de 2D cmleischijven samen met de, de laadbrug dragende constructie verzwenkbaar zijn.
Bij voorkeur bestaat de laadbrug uit twee verzwenkbaar met elkaar verbonden, in de stuwpositie met de onderzijde tegen elkaar klapbare laadbrug delen, waarbij de trekkabels aangrijpen op een punt nabij het 25 buiteneinde van het binnenste laadbruggedeelte.
Behalve de trekkabels voor het ondersteunen van de laadbrug zijn extra trekkabels aanwezig, met behulp waarvan het buitenste laadbruggedeelte ten opzichte van het binnenste laadbruggedeelte verzwenkbaar is.
In plaats van verzwenkbare strunconstructies voor de cmleischijven, 30 kunnen deze cmleischijven ook zijn bevestigd aan steunpalen, die verzwenkbaar zijn samen met een platform, waarop de laadbrug is aangebracht.
De uitvinding wordt aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld enkele uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn weergegeven, 8006273 -2- nader besproken. In de tekening toont: fig. 1 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van het achterste gedeelte van een vaartuig, dat schuin aan de kade is gemeerd en dat voorzien is van een laadbrug volgens de uitvinding, die zich in de neerge-5 laten werkstand in het verlengde van de langsas van het vaartuig bevindt en op de kade steunt; fig. 2 een aanzicht aan. stuurboord van het achterste gedeelte van het vaartuig met de laadbrug in de werkstand; fig. 3 een bovenaanzicht van het achterste gedeelte van het vaar-10 tuig, dat evenwijdig aan de kade is gemeerd met de laadbrug aan stuurboordzijde in een schuine stand, in welke figuur tevens de mogelijke relatieve hoekstanden van de laadbrug zijn weergegeven; fig. U een achteraanzicht in de richting van de pijl IV in fig. 3, van het vaartuig met de laadbrug aan stuurboord in de schuine stand; 15 fig. 5 een gedeeltelijk aanzicht op vergrote schaal en een dwars doorsnede volgens de lijn V-V van fig. 6, waarin de schamierwagen van de laadbrug is getekend op het vaartuig met de geleidingsrails, welke op het vaartuig zijn gemonteerd; fig. 6 een gedeeltelijk bovenaanzicht op vergrote schaal, gezien 20 in de richting van de pijl VI van fig. 5S waarin het achtergedeelte van het vaartuig is weergegeven met de laadbrug in de centrale neergelaten werkstand, waarbij deze op de wagen, welke over concentrisch gebogen geleidingsrails verplaatsbaar is, is gezwenkt; fig. T op vergrote schaal een gedeeltelijk aanzicht cvereenkcmstig 25 fig. 5 van een andere uitvoeringsvorm van de motorisch gedreven wagen; fig. 8 een perspectivisch aanzicht van het stelsel volgens fig. 1 in een andere uitvoeringsvoim, gemonteerd op een draaibare plaat; fig. 9 een bovenaanzicht van een weggebroken gedeelte van het bij XI cmcirkelde deel van fig. 8; 30 fig. 10 op kleinere schaal een bovenaanzicht van een laadbrug, ·» bestaande uit drie scharnierbare delen in de ontvouwen of neergelaten werkstand, en welke door tussenkomst van twee scharnierwagens scharnier-baar is op het vaartuig over een cirkelboogvormig uitgevoerde baan, welke op het vaartuig aanwezig is cm de relatieve horizontale en veranderbare 35 hoekstanden te kunnen instellen; fig. 11 een zijaanzicht van de laadbrug in de niet-werkzame, ingevouwen toestand, dat wil zeggen, deze is in de stuwstand op het vaartuig 8006273 * * -3- getekend; fig. 12 op grotere schaal een achteraanzicht aan het linkereinde van het vaartuig in de richting van de horizontale pijl- XII van fig. 11, waarbij de laadbrug is weegelaten au de constructie achter de laadbrug 5 te kunnen zien; fig. 13 op grotere schaal en gedeeltelijk weggebroken de naburige einden van onderling. scharnierbare delen van de laadbrug, nl. het binnenste en middelste deel in een bepaalde knikstand, waarbij het scharnier geblokkeerd is; 10 fig. 1b op grotere schaal een gedeeltelijk bovenaanzicht van een wagen, welke een bogie en de scharnierende ondersteuning voor de laadbrug vomt; fig. 15 een dwarsdoorsnede volgens de lijn XV-XV van fig. 1b door de wielas van de wagen; 15 fig. 16 een dwarsdoorsnede volgens de lijn XVI-XVI van fig. 1b in de verticale as van een horizontale geleidingsrol van de wagen; fig. 17 een doorsnede over de lijn XVII-XVII van fig. 1b met een oor of een flens van een gaffel, welke een steunconsole vormtn voor het scharnierleger van de laadbrug op de wagen;
20 fig. 18 op grotere schaal een doorsnede volgens de lijn XVIII-XVIII
van fig. 19, waarin de bovenste overhangende top van een steunmast voor de laadbrug is getekend, welke aan bakboord is opgesteld en een keerpoe-lie van de canmandokabel weergeeft voor het tussendeel van de laadbrug, alsmede een vaste takel voor de bedieningskabel, waarbij de poelie, welke 25 bij de vaste takel behoort, is weggelaten; fig. 19 een achteraanzicht van het linkereinde van de mast aan bakboord in de richting van de horizontale takel 22 van fig. 18, waarbij de vaste takel is weggelaten; flig. 20 een gedeeltelijk bovenaanzicht van de mast volgens fig. 19» 30 met de keerpoelie aan bakboord voor de canmandokabel; fig. 21 een doorsnede over de lijn XH-XXI van fig. 19 net de keerpoelie voor de bedieningskabel; fig. 22 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 21; fig. 23 een gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn XVIII-XVIII 35 van fig. 19, waarin de scharniertap voor de takel met zijn verticale draaipunt is weergegeven.
In het in fig. 1 tot 4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, is een 8006273 -4- ✓ vaartuig aangeduid door 1 en waarvan slechts het achterste gedeelte op de achterstaven is weergegeven» aan de hade 2 gemeerd hij voorbeeld in een zodanig schuine stand» dat de langsrichting van het vaartuig een bepaalde hoek met de richting van de kademuur maakt. Het achterste gedeelte van 5 het vaartuig is voorzien van een beweegbare laadbrug 3, bestaande uit drie elementen nl. het voorste of binnenste_deel 3a, het centrale of tus-sendeel 3b en het achterste of buitenste deel 3c, welke onderling schar-nierbaar zijn in de langsrichting en nagenoeg in eikaars verlengde op één lijn gebracht kunnen worden door tussenkomst van scharnieren of der-10 gelijke organen b,k'. Het buitenelement 3c heeft bij voorkeur de vorm van een steunbalk, een schoen of schaats, welke dient ter ondersteuning van de laadbrug op de kade 2» Het binnenelement 3a is naar achteren toe verbreed en is bij 5 scharnierbaar op het vaartuig 1. Deze constructie heeft het voordeel, dat een maximale compensatie van het hoogteverschil tussen 15 het dek of het laadplankier 6 van het vaartuig en de kade 2 mogelijk is als gevolg van het variabele niveau-verschil ten gevolge van getijwisse-lingen. De brugelementen 3a en 3b zijn bij voorkeur voorzien van een beschermende railing 7 of dergelijke langs de tegenover elkaar gelegen lange zijden.
20 Fig. 5 en. 6 tonen het beweegbare verbindingssysteem van het brug- element 3a met het vaartuig, welke systeem een verrijdbare wagen 8 omvat met een chassis 9» dat in horizontale zin in hoofdzaak de vorm heeft van een segment van een cirkelvormige kroon of ring, welke nagenoeg symmetrisch ligt ten opzichte van. -e langs-middenas 10 van de brug k. Het 25 chassis 9 heeft bij voorbeeld op het bovengedeelte tenminste één en bij voorkeur twee scharaiergaffels 11, waarop het brugdeel 3a bij 5 scharnierbaar is door tappen 12, welke bevestigd zijn aan .de betreffende langslig-gers van het brugelement 3a, op nagenoeg horizontale zwenkassen, welke coaxiaal lopen en loodrecht op de langs-middenas 10 van de laadbrug staan.
30 Het chassis 9 van de wagen 8 is op draagrollen 13 gemonteerd, waar van de assen nagenoeg horizontaal lopen en welke zich aan elke zijde van het chassis bevinden, waardoor zij over of in een gebogen geleidingsbaan kunnen rollen, welke bij voorkeur wordt gevormd door een stel rails in de vorm van concentrische cirkelbogen 1 welke in dwarsricbting of radiaal 35 op enige afstand van elkaar liggen aan de achterzijde van het vaartuig 1, bij voorkeur symmetrisch ten opzichte van het verticale langs-midden-vlak 15 van het vaartuig en welke bij voorkeur het grootste gedeelte van 8006273 W i, -5- de breedte, welke aan de achterzijde van het vaartuig ter beschikking staat, innemen. Elke rail bestaat bij voorbeeld uit een geprofileerde ligger, waarvan de dwarsdoorsnede de vorm heeft van een I, waarbij de rollen. 13 over het bovenvlak van de onderste binnenflens van de ligger ver-5 plaatsen en de as van elke rol radiaal of haaks op de geleidingsbaan staat.
Het chassis 9 van de wagen is bovendien aan elke. zijde voorzien van dwars-rollen 16, waarvan de betreffende draaiingsassen nagenoeg verticaal staan en welke rollen contact maken met de betreffende verticale binnenwand van de rug van elke geleidingsrail 1k. De wagen 8 en de geleidingsbaan - 10 zijn bij voorkeur lager of onder het niveau van het dek of het plankier 6. van het vaartuig gelegen, dat door de laadbrug 3 wordt bestreken en bij voorbeeld in een schacht, welke een verdieping, een bordes of een binnenleger 17 vormt dan wel in een dergelijke ruimte aan het dek van het vaartuig. De hoogte van de wagen 8 is zodanig bemeten, dat het bovenvlak van 15 de baan voor de laadbrug 3, of tenminste het naburige binneneinde van deze brug zich nagenoeg op hetzelfde niveau bevindt als het dek 6 van het vaartuig of daarmede op één lijn ligt. Ten einde het vlak tussen de laadbrug 3 en het dek 6 niet te onderbreken is. tenminste één en bij voorkeur een aantal kleppen, klappen of dergelijke 18 aanwezig, welke in de dwarsrichting 20 naast elkaar bij 19'scharnierbaar zijn op het binnenuiteinde van het brug-element 3a, zodat zij afzonderlijk tegen het brugdeel geklapt kunnen worden dan wel neergeslagen op het plankier of het dek van het vaartuig cm aldus de kier 17 tussen de wagen 8 en de geleidingsbaan 1^ af te dekken en een ononderbroken overgang voor voertuigen vormen.
25 Door de lengte van de geleidingsrails 1k kan de wagen 8 praktisch van bakboord naar stuurboord over het vaartuig bewegen en wordt dan aan twee kanten geleid door de rollen 13, die zijn opgesloten tussen de boven elkaat gelegen flenzen van de geleidingsrail.
Ca de laadbrug te kunnen bedienen is deze op tenminste twee tussen-30 gelegen punten 20 verbonden met tenminste twee kabels of bedieningsket-tingen 21, welke op lieren of dergelijke 22, gemonteerd op het vaartuig, gewikkeld zijn. Elke kabel 21 loopt bij voorkeur over een keerpoelie 23, welke op een hoger gelegen punt van het vaar- of voertuig scharnierbaar is, zoals bij voorbeeld een mast, een kolcm of een stijl 2b van het vaar-35 tuig, zodanig, dat elke poelie 23 om een nagenoeg verticale as kan draaien, waarbij de twee poelies 23 en dus de masten 2b bij voorkeur symmetrisch zijn opgesteld ten opzichte van het verticale langs-middenvlak van de 8006273 -6- geleidingsb aan 14.
Op bekende wijze zijn de bevestigingspunten 20 voor de bedienings-kabels 21 gelegen aan de buiteneinden van bet binnenelement 3a. Bedoeld element 3a van de laadbrug blijft dus constant aan de bedieningskabels 21 5 afgehangen, althans in de neergelaten werkstand en eventueel ook in de meeste tussenstanden tussen de uitgeklapte en ingeklapte stand. De zwenk-poelies 23 zijn bij voorkeur gemonteerd op de toppen van de betreffende steunmasten 2k, terwijl de lieren 22 aan de basis of de voet van deze masten zijn opgesteld.
10 Om de laadbrug 3 in elke hoekstand, hetzij in uitgeklapte en/of ingeklapte toestand, te kunnen blokkeren, zijn grendeJmiddelen aanwezig. Daartoe kan de wagen 8 in elke willekeurige stand op de geleidingsrails 1U worden geblokkeerd, bij voorbeeld door een grendelsysteem met een pen, die dwars in een betreffende opening 25 van het chassis 9 van de wagen 15 gestoken kan worden en in een opening, welke zich in een vast deel van het vaartuig bevindt, bij voorbeeld in de bovenste flens van een rail 1U. Om de laadbrug 3 in zijn stand 3A gericht in de verticaal te arreteren, welke stand door streep-puntlijnen in de figuren 2, 3 en U is weergegeven, in welke stand de brug 3 zich in de centrale hoekstand bevindt, dat wil 20 zeggen, in de centrale langsas van het vaartuig 1, is.er tenminste één en zijn bij voorkeur twee aanslagen 26 aanwezig op de bovenconstructie 27 van het vaartuig 1, alsmede één en bij voorkeur twee grendelorganen 28, welke bij voorbeeld mechanisch, hydraulisch, pneumatisch of elektrisch, eventueel automatisch bedienbaar zijn, toegepast, welke ten doel hebben 25 de brug in de opgeheven stand te houden, welke laatste middelen zich bevinden op de brug in het bijzonder op het element 3a of op het vaartuig.
Er is tenminste één, resp. er zijn bij voorkeur twee servcmotoren of vijzels 29 aanwezig aan elke zijde van het binnenste brugdeel 3a en het tussendeel 3b voor elke scharaierverbinding U daartussen en welke 30 synchroon en omkeerbaar bediend kunnen worden ten einde een betrekkelijk kleine verdraaiing van één of van de beide naburige brugdelen cm hun schamierverbinding ^ mogelijk te maken bij het naar omhoog gaan van de schamierverbinding, dat wil zeggen in de zin, waarbij de twee brugdelen 3a, 3b elkaar naderen en met hun onder- of buitenvlakken naar elkaar 35 toe bewegen.
Tenslotte is de brug voorzien van automatische reguleringsmiddelen voor het constant houden van de spanning in de bedieningskabels 21 in de uitgeklapte of werkstand van de brug, waarbij de gemotoriseerde lieren 22 8006273 ( * * -7- met deze reguleringsmiddelen samenwerken, die bij voorbeeld worden gevormd door ten minste één en bij voorkeur twee tastorganen of dergelijke, resp. verplaatsingsmeter 30 (fig. 2) welke aan bet tussenbrugdeel 3b zijn bevestigd nabij het buiteneinde daarvan, bij voorbeeld aan elke zijde en 5 daaronder, teneinde te steunen op de kade 2 cm elke standsverandering tussen het vaartuig of voertuig 1 en de kade waar te nemen en invloed uit te oefenen op de lieren 22 teneinde deze in de gewenste draaizin te ccm-manderen.
Zoals fig. 3 toont, kan de brug 3 in de uitgeklapte werkstand ten-10 minste drie relatieve hoekstanden innemen namelijk een centrale stand, weergegeven door streep-stippellijnen bij 3' in fig. 3 en getrokken in fig. 1, waarin deze nagenoeg in de langsmiddenas van het vaartuig is gelegen en een verlenging voimt en twee zijdelings of schuingerichte standen, resp. naar stuurboord, weergegeven bij 3 ia getrokken lijnen in fig. 3 en naar 15 bakboord, weergegeven in streep-stippellijnen bij 3TT in fig. 3» welke standen bij voorbeeld elk een hoek van ongeveer k0° maken met de langsmiddenas 10 van de brug en 15 van het vaartuig van bovenaf gezien.
De werking van de brug is, verondersteld wordt -at deze aanvankelijk in de centrale opgeheven stand 3a is gekanen, waarbij de langsmidden-20 as zich in het verticale langsmiddenvlak van het vaartuig bevindt, als volgt. Cta de brug, welke zich aanvankelijk bij 28 in de grendelstand bevindt tegen de aanslagen 26, te laten zakken, worden de grendelorganen 28 met de hand of op afstand ontgrendeld en worden de twee gemotoriseerde lieren 23 tezamen in werking gesteld dat- wil zeggen synchroon, zodat ze in 25 de gewenste draairichting werken cm de brug te laten zakken, totdat deze onder ongeveer 20° boven de horizontaal helt. In deze hellende tussenstand is het mogelijk de relatieve hoekstand van de brug ten opzichte van de langsmiddenas 15 van het vaartuig te veranderen door met de betreffende lier 22 ook met die bedieningskabels te werken welke zich aan de zijde 30 van de brug bevinden, waar men de brug naar toe wil laten draaien, terwijl tegelijkertijd de andere kabels warden gevierd, waarbij deze door de betreffende lier 22 worden ontspannen. Deze niet symmetrische of niet gelijke trek zal de wagen 8 over de geleidingsrails in de gewenste zin verplaatsen, totdat de gewenste schuine hoekstand is bereikt. De wagen 8 wordt dan in 35 de betreffende stand vastgezet door de grendelpen, die in de dwarsope-ning 25 van de wagen wordt gestoken, zodat deze vast met het vaartuig is verbonden. De horizontale verdraaiing van de brug dat wil zeggen de ver- 8006273 -3- plaatsing van de wagen 8, kan eventueel ook worden verkregen door een motor of een motorische redactor 31, welke zelfaandrijvend op de wagen 8 is gemonteerd en welke tenminste enkele rollen 13 in werking brengt of welke werkt op het aandrijfsysteem door middel van een rondsel, dat op 5 het chassis 9 van de wagen is gemonteerd en samenwerkt met een tandheugel 33, waarvan de tanden verticaal staan en welke gemonteerd is op een van de rails ^ (fig. 7).
De neergaande beweging van de brug wordt nu gecontinueerd door het gelijktijdig conmanderen van de lieren 23, totdat de brug met zijn buiten-10 ste steunelement 3c op de kade 2 kcmt te rusten. In deze stand steunt het tussenbrugdeel 3b, door zijn tegenover elkaar liggende einden, resp. enerzijds op het buitenste brugdeel 3c, door tussenkomst van het scharnier V, en anderzijds op het binnenste brugdeel 3a, door tussenkomst van de scharaierverbinding b3 waarbij het binnenste brugelement 3a enerzijds 15 op zijn scharnierverbinding 5 aan het binneneinde rust en anderzijds bij 20 is afgehangen aan de bedieningskabels 21. Indien noodzakelijk kan de brug iets doorknikken door invloed uit te oefenen op de vijzels 29, waarvan de cilinders bij voorbeeld zijn gemonteerd op het brugdeel 3a, waarbij zij met hun betreffende stangen een drukkracht uitoefenen op het 20 tussenbrugdeel 3b, zodanig, dat de scharnierverbinding b iets naar cmhoog wordt gedrukt, waardoor de hoek tussen twee brugelementen. iets veranderd.
Teneinde de brug 3 in de niet-werkzame stand 3a te brengen, is het voldoende de besproken handelingen in omgekeerde volgorde te doen plaats-25 vinden, waarbij het heffen plaats vindt met de brug in de centrale stand, dat wil zeggen gelegen in het langsmiddenvlak van het vaartuig.
Volgens een uitvoeringsvorm en in het geval, dat de brug 3 in de uitgeklapte toestand een betrekkelijk grote lengte heeft, dus een hoogte heeft, welke in de verticale stand ontoelaarbaar is, is het mogelijk mid-30 delen toe te passen cm het tussenbrugdeel 3b bij voorbeeld naar cmlaag tegen het binnenste brugdeel 3a te klappen, zodanig, dat de ondervlakken van deze brugdelen tegen elkaar aanliggen.
Bij de uitvoeringsvorm, weergegeven in de fig. 8 en 9, kan de brug· scharnieren op een plaat 3^·, welke in een nagenoeg horizontaal vlak kan 35 draaien en welke de masten 2b en de lieren 22 draagt. Deze plaat, is in twee richtingen draaibaar bij voorbeeld door tenminste êên vertragings— groep 35, welke steunt op de draaibare plaat 3^ en welke samenwerkt met 8 0 0 6 2 7 5 -9- een vaste, gebogen tandheugel 36, waarvan de tanden bij voorkeur verticaal staan en concentrisch ten opzichte van de draaibare plaat. De plaatsing van de vertraging sgroep 35 en de tandheugel 36 zou ook omgekeerd kunnen zijn, dat wil zeggen, dat de tandheugel gedragen wordt door de draaibare 5 plaat en de motorische vertraging sgroep vast kan staan.
In plaats van een of meer individuele en onafhankelijke servo-motoren, zoals 126 of 130, 131 te gebruiken voor het commanderen van de horizontale verdraaiing van de brug 10U om een van de verticale draaiings-assen 105, 106, is het ook mogelijk daartoe de canmando-lieren van de be-10 dieningskabels te gebruiken, waarbij de bedieningskabel gelegen aan die zijde, waar men de brug 10b- wil draaien moet worden opgewikkeld terwijl gelijktijdig de andere bedieningskabel, welke bevestigd is aan de tegenover gelegen zijde van de brug, wordt gevierd, waardoor aldus een draai-beveging kan worden veroorzaakt, waardoor de brug in de gewenste zin door t 15 de trek, uitgeoefend op een van de bedieningskabels tijdens het opwikkelen, kan draaien, waarbij verdraaiing in omgekeerde zin een tegengestelde beweging tot gevolg heeft,
De fig. 10 tot 12 tonen de toepassing van het beginsel van het horizontaal draaien van de brug voor het geval, dat deze is uitgevoerd, 20 zoals onschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 7309006. Aangezien de constructie en de werking in genoemde octrooiaanvrage volledig zijn beschreven worden deze hierin niet herhaald.
De brug 10^ volgens fig. 10 en 11 bestaat uit drie brugelementen, namelijk het binnen-element 138, het tussenelement 139 en het buitenelement 25 1^0, welke onderling scharnierbaar zijn en in eikaars verlengde kunnen klappen cm schamierassen namelijk de as 1 i+1 tussen het binnenste element 138 en het tussenelement 139 en. de as 1^2 tussen het tussenelement 139 en het buitenelement 1^0. Het uiteinde 103 van het binnenste brugele-ment 138 is aan zijn twee tegenover elkaar gelegen zijden draaibaar om 30 de horizontale as 110 op twee wagens of bogies 1U3, waarvan er een, namelijk de wagen aan bakboord, in fig, 13 is weergegeven. Bedoelde wagens ondersteunen het binneneinde 103 van de brug 10^ en verbinden deze laatste aan het vaartuig. De twee wagens ll3 rollen tezamen over een geleidings-baan Ikk, welke op het onderdek 102 van het vaartuig aan het einde Üaar-35 van is aangebracht. Deze roibaan heeft de voxm van een horizontale cirkelboog, welke symmetrisch is ten opzichte van het langsmiddenvlak 107 van het vaartuig.
Het onderdek 102 geeft toegang tot een ruim 1U5 of een dergelijke 8006277 -10- besloten ruimte, welke dient voor het opneaen van lading via een opening of poort 1^6 (zie fig. 12), welke afsluitbaar is door een afdichtende deur 1^7 j die aan het. boveneinde draaibaar is au een horizontaal scharnier h8 van het bovenframe van de opening 1½. Deze deur 1 kj kan worden 5 bediend door een stel servo-motoren, zoals hydraulische vijzels 1^9 en kan in de nagenoeg horizontale, geopende stand gebracht, dan wel. worden neergelaten, in de nagenoeg verticale sluitstand (weergegeven in fig. 11). Daartoe dienen de twee vijzels 1^9, welke evenwijdig zijn opgesteld en synchroon werken en aan een einde draaibaar aan de vaste constructie 10 van het vaartuig zijn bevestigd, terwijl het andere einde tegen de deur lVf steunt, nabij de seharnieras 148 daarvan.
De draaiingsas 1U1 tussen het binnenste brugelement 138 en het tussendeel 139 ligt nabij het ondervlak van deze elementen zodanig, dat het terugvouwen, van het tussendeel 139 door naar amlaagklappen van het 15 ondervlak tegen het betreffende ondervlak van het binnenste brugdeel 138 in de opstaande toestand wordt vergemakkelijkt zoals blijkt uit fig. 1k, waar de brug 10k is samengevouwen. Het buitenste element' 1 ko dient als steunvoet op een uitwendig platform, zoals een..kade 150 (zie fig. 10), een aanlegsteiger, de waterkant of het bovenvlak of het dek van een ander 20 vaartuig dan wel een voertuig, dat zich naast het vaartuig 101 bevindt.
Het buitenste brugelement liO is naar binnen toe verlengd, dat wil zeggen dit loopt tot voorbij de seharnieras ll2 met het tussendeel 139» door met een ligger of dergelijke, welke bij voorkeur bevestigd is aan het naburige einde van het tussen brugdeel 139 door tussenkomst van een stel 25 hydraulische vijzels 151, welke evenwijdig zijn opgesteld en synchroon worden bediend en welke dienen cm de relatieve hoekstand van het buitenste brugdeel *\Ηθ in zijn juiste stand ten opzichte van het.-vlak van de kade 150 in te stellen. Het ondervlak van het binnenste brugdeel 138 is bij voorkeur voorzien van dempmiddelen 152 in de vorm van elastische aanslagen voor 30 het buitenste element ikO, wanneer dit tegen het binnenste element 138 aankomt, wanneer de brug wordt teruggevouwen en naar omhoog gebracht (zie fig. 11). Het buitenste brugdeel 1^0 is voorzien van een rij naast elkaar * gelegen, scharnierbare kleppen 153,welke cm hun gemeenschappelijke as 15^· kunnen draaien ten opzichte van het brugdeel 11+0 en zij dienen cm 35 een ononderbroken overgang tussen de brug 104 en de kade 150 te vormen.
Op overeenkomstige wijze is een rij kleppen 155 van grotere afmetingen bij 156 scharnierbaar op het binneneinde van het brugdeel 138, welke klep- 8006273 -11- : pen glijdend op het'bovenvlak van het dek 102 steunen ter vorming van een ononderbroken overgang voor te laden en te lossen voertuigen tussen de brug 10¾ en het dekvlak.
Het tussenbrugdeel 139 heeft een stel stijve armen 157 5 15Tf 9 welke 5 zich aan elke zijde en evenwijdig aan elkaar in de langsrichting van het brugdeel 125 uitstrekken tot voorbij en boven het scharnier 1H van dat element met het binnenelement 138. Zoals fig. 13 toont, is een extra steun voor hetscharaier 1 Ui op de naburige einden van de brugelaaen-ten 138j 139 aanwezig en de daartoe geschikte middelen zijn beschreven 10 in de oudere Nederlandse octrooiaanvrage 7309006. Bedoelde inrichting is bestemd cm het scharnier 1 U>1 in twee draairichtingen te blokkeren door de brugdelen 138 en 139 zodanig met elkaar te verenigen, dat zij vergeleken kunnen worden met een doorgaande stijve balk. In de geblokkeerde stand kunnen de brugelementen 138, 139 elke willekeurige gewenste hoek 15 maken. De blokkeerinrichting omvat aan het buiteneinde van een langslig-ger op het middenste brugelanent 138 een dubbelwerkende vijzel 158, die met zijn cilinderbodem scharnierbaar is op de ligger via. een dwarsverlo-pend horizontaal draaipunt 159 9 terwijl de zuiverstang een drukknop met twee dwars-tappen 160 bevat, welke worden geleid door een gebogen gelei-20 dingsgleuf 161, welke is aangebracht in een vast deel van de betreffende ligger en die in de uitgébrachte stand van de zuigerstang tegen dwars gerichte aanslagen 132 kan kernen, die bevestigd zijn op een ligger van het naburige brugelement 139· Een stel evenwijdig lopende grendelarmen 163 is draaibaar gemonteerd cm een horizontale as 174, welke wordt gesteund 25 op elke langsligger van het tussenbrugdeel 139, welke armen kunnen worden verdraaid door een dubbelwerkende vijzel 165, welke met een einde scharnierbaar is op de betreffende ligger van het brugelement 139 en waarvan het andere einde verbonden is met grendelmiddelen 163. De grendelarmen 163 kunnen in samenwerking worden gebracht met de tappen 160 van de vijzel-30 drukknop 158, wanneer de tappen op de aanslagen 162 liggen teneinde de tappen 160 op de aanslagen 162 te houden, waardoor deze de aanslagen niet meer kunnen verlaten.
Het onderdek 102 bevat een stellage, welke bestaat uit twee tussendekken 166 en 167 en een bovendek 168, waartegen de twee masten 169, 35 169' zijn bevestigd, symmetrisch ten opzichte van het langsmiddenvlak 107 van het vaartuig en waaraan het buiteneinde van het binnenste brugelement 138 is afgehangen, resp. door middel van twee langsliggers. Elke mast 8006273 -12- is met zijn voet in het bovendek ingelaten. Het tussendek 166 heeft naar achteren toe twee overhangende talken 170*. welke nagenoeg symmetrisch ten opzichte van het langsmiddenvlak van het vaartuig zijn gemonteerd en deze ondersteunen hydraulische vijzels 171, welke evenwijdig en horizon-5 taal naar achteren zijn gericht en welke met hun vooreinden, scharnier-baar zijn op de vaste constructie van!.het dek. De twee vijzels liggen op hetzelfde niveau en bevinden zich tegenover de liggers van het binnenste brugdeel 138, wanneer dit zich in de verticale stand bevindt, zodat de voorkant 172 van elke vijzel 171 tegen het element 138 kant te steunen. 10 Bedoeld voorste gedeelte 170 van het tussendek 166 bevat tevens grendel-middelen 173, welke evenwijdig en horizontaal naar achteren lopen dwars op het brugdeel 138, wanneer dit verticaal staat, teneinde met hun delen 17^ te haken in het tussenbrugdeel 139, wanneer dit is angeklapt tegen het binnenelement 138 teneinde dit opsluitend daar tegen aan te 15 houden.
Ook het bovendek heeft vasthoudmiddelen 175 in overeenstenming met de middelen 173 en welke op dezelfde wijze zijn opgesteld cm achter het binnenste brugdeel 138 te haken, wanneer dit is opgeklapt zodat dit tegen de stootkussens 175a kamt, die zich bevinden op het dek 167- De verschil-20 lende middelen werken samen met de brug 10U, wanneer deze rechtop staat en is ingeklapt en dan een zodanige hoekstand inneemt, dat het verticale langsmiddenvlak 111 van de brug samenvalt met het verticale langsvlak 107 van het vaartuig.
De fig. ik tot 17 tonen een wagen of een bogie 1^3 voor de laad-25 brug met de details.
Elke bogie omvat een chassis 176, dat kastvormig is uitgevoerd en in de langsrichting gebogen is uitgevoerd, aangepast aan de buiging van de rol- en geleidingsbaan 1hh-. Dit chassis 176 steunt op de wilassen 177, welke zelf niet draaibaar zijn in het chassis 176 en door middel van 30 twee verticale stiften of pennen 178 zijn gefixeerd, welke pennen voorzien zijn van een kanaal, dat dient voor het smeren van het stel rollen. Daar de krcmming van het chassis 176 nagenoeg overeenstemt met die, van de baan 1^4, zijn de assen 177 radiaal gericht, zodanig dat hun theoretische verlenging ligt in het midden van de kromtestraal van de baan ïbk, 35 wanneer de bogie daarop is gemonteerd. Op elk einde van de as 177 is een rol 179 gemonteerd, welke vrij op een wrijvingsloze ring 180 kan draaien, die gemonteerd is op het betreffende einde van de as 177 (zie fig. 15)· 8006273 -13-
Aan de tegenover elkaar gelegen dwars zij den van de wagen of bogie 1k3 is - een horizontaal geleidingswiel 181 aanwezig dat draaibaar is cm een verticale as 122, welke wondt gesteund tussen twee boven elkaar gelegen horizontale flenzen 183 9 welke een vork- of steun-console vormen, waarbij 5 elk wiel 181 bij voorkeur vrij draaibaar is op een ring 18U uit niet wrijvend materiaal, welke gemonteerd is op de verticale as 1Ö2 (zie fig.16).
Zoals uit de fig. Tk en 17 blijkt, heeft het bovenvlak van het chassis van de bogie 17β een stel in dwarsrichting. op enige· afstand evenwijdig van elkaar lopende oren 185» welke schuin staan ten opzichte van 10 de langsmiddenas 186 van de bogie en welke een scharniergaffel vormen voor het dwars-verlopende einde' 186 van het binnenste brugelement 138 (zie dé:'fig. 10 en 11). Door de twee oren 185 lopen op één lijn lopende boringen 187» welke dienen cm een verder niet weergegeven kogel 3 of zwenk-baar scharnierleger op te nemen. Het is duidelijk, dat elke bogie meer 15 dan twee rollenassen kan bevatten, terwijl de laadbrug "\0b aan meer dan twee wagens of bogies 1^-3 bevestigd kan zijn.
De draagrollen 179 van elke bogie 1^3 steunen op de bodem, van de baan 11*4, terwijl de horizontale geleidingswielen 181 in contact zijn met de twee verticale evenwijdig lopende gebogen en naar elkaar toegekeerde 20 wanden.
Uit defig, 10 tot 12 blijkt, dat de twee bedieningslieren 188, 188* welke bij voorkeur hydraulisch bedienbaar zijn, gemonteerd zijn aan de * achterkant van het dek 167 nabij de voet van de betreffende masten 169, 169’ en zij liggen iets in dwarsrichting naar het langsmiddenvlak 107 25 van het vaartuig verzet bij de masten 169, 169T 9 vanwege de ruimte of de ter beschikking staande plaats, resp. de vorm en de afmetingen van de bestaande ruimte van het vaartuig.
Als gevolg van deze dwarse verzetting, is elke lier gemonteerd op f een van boven naar onderen toe en van binnen naar buiten toe lopende 30 sokkel zodanig, dat het middendwarsvlak van.de betreffende liertromael ongeveer op één lijn ligt met de top van de betreffende mast. Het binnenste brugelement 138 hangt aan twee bedieningskabels 189, 189', die op de lieren 188, 188f zijn gewikkeld. Elke mast 169, 169’ heeft aan de bovenkant een overhangend gedeelte 190» 190', dat horizontaal en naar 35 achteren is gericht. Elke mast 169, 169' draagt een keerpoelie 191, 191' voor een·bedieningskabel 1899 189', die van een bijbehorende lier 188, 188' kcmt.
Zoals duidelijk uit de fig. 10, 12 en 13 blijkt, is elke keer- 8 0 0-8273 ' -111·.
poelie 191, 191T met zijn buis 192 draaibaar cm een scharnieras 193 aan de bijbehorende mast 169, 1ö9’ bevestigd. De langsrichting van elke schar-nieras 193 staat bij voorkeur nagenoeg haaks op de betreffende draaiings-as 19^· van de keerpoelie 191» 191 * en de draaiingsas van de liertrcm-5 mei 188, 188 *. De draaiingsas van. het scharnier 193 raakt tenminste in het punt 195 (zie fig. 21) de bijbehorende keerpoelie 191» 191' in de bodem van de groef of de schijf, vaar het part van de bedieningskabel 189» 189' loopt,, dat van de-trommel van de bijbehorende lier 188, 188' kant en coaxiaal met tenminste het naburige gedeelte van dit kahelpart. De fig. 12 10 en 19 tonen, dat het vlak, dat door de scharnier- of draaiingsas 193 gaat en loodrecht staat op de draaiingsas 19I+ van elke keerpoelie 191, 191'» schuin staat ten opzichte van de verticaal onder een hellingshoek, velke nagenoeg overeenstemt' met de hellingshoek (op een horizontaal vlak) van de draaiingsas van de tranmel van de bijbehorende lier 188, 188', zodat 15 deze loodrecht op de draaiingsas van de tranmel staat en in velk vlak het part van de bedieningskabel 189» 189', dat van die tranmel afkaat, ligt. Om het midden van het gedeelte van de bedieningskabel, dat nabij de keerpoelie 191s 191' ligt, nagenoeg op één lijn te houden met de draaiingsas 192 van de bijbehorende keerpoelie, loopt dit kabelgedeelte 20 over een losse kabelgeleidingsrol 196, 196' (zie fig. 19 en 21) velke bij voorkeur de vorm van een diabolo heeft en raakt aan de draaiingsas 193 van de keerpoelie, velke daaronder gelegen is. Elke kabelgeleidingsrol 196, 196' is vrij draaibaar on een as 197 gemonteerd, velke as een vaste stand inneemt en nagenoeg evenvijdig aan de draaiingsas van de tranmel 25 van de lier 188, 188' loopt, en door een console 198 vordt gesteund, (tussen tvee evenvijdig lopende flenzen daarvan), velke console bevestigd is aan de bijbehorende mast 169, 169*. Dankzij deze opstelling zal, vanneer de keerpoelie 191» 191' om zijn as 193 draait cm de horizontale hoek-verdraaiing on de verticale as 199 te kunnen volgen (zie fig. 10), als 30 gevolg van de verplaatsing van de bogies 1^3 over hun geleidingsbaan 19^» het gedeelte van de bedieningskabel 189, 189*, dat gelegen is tussen elke kabelgeleidingsrol 196, 196’ en de bijbehorende keerpoelie 191» 191'» constant coaxiaal blijven met de draaiingsas 193 van de keerpoelie, zodat dit kabelgedeelte een vaste stand in de ruimte inneemt en eenvoudig aa 35 ziju eigen as draait, hetgeen het voordeel heeft, dat vermoeidheid van de bedieningskabel (als gevolg van mechanische torsie) tot een minimum beperkt blijft.
Uit fig. 13 blijkt, dat,de verticale draaiingsas 199 van de 8006273 -15- brug 104 wordt bepaald door de snijlijn van bet verticale langsmidden-vlak 111 van de brug met het langsmiddenvlak 107 van het vaartuig. Bedoelde verticale draaiing sas 199» is tevens de as van de kromtestraal van het cilindervlak, dat wordt gevormd door de wanden van de geleidings-5 banen 144 van de wagens 143, die als het ware een gang of kcmvoimige goot vormt, welke vergelijkbaar is met een concentrische, cilindrische goot met een as 199» welke aldus het midden van de kromming van de geleiding 1½ bevat.
Elke mast 169» 169' heeft een vaste takel 200 , 200* met drie 10 evenwijdig lopende poelies 201, welke draaibaar zijn cm een gemeenschappelijke horizontale as 202. Elke vaste takel 200, 200' heeft in het bovendeel twee evenwijdig lopende oren 203, welke een gaffel of vork vormen, waarmede de takel draaibaar is cm een nagenoeg horizontale as 204 met een oor 205, dat om een as 206 kan draaien, welke gesteund wordt door 15 een vaste console 207 van de masten 169, 169*. Elke takel 200, 200f heeft aan het ondereinde een oor 208, dat draaibaar is om een nagenoeg horizontale as 209 onder de laatste poelie van de takel en welke bij 210 dient als bevestigingspunt voor het einde van de bedieningskabel 189, 189’. Elke takel 200, 200' is aldus vrij instelbaar cm tweehaaks op 20 elkaar staande assen 204, 206, waarvan de as 206 nagenoeg haaks staat op de horizontale draaiingsas 110 van de brug 104.
Zoals blijkt uit de fig. 10, 11 draagt elke buiteneinde van een langsligger van het binnenste brugdeel 138 een beweegbare takel 211, 211' met bij voorbeeld vier evenwijdig lopende poelies, die op een gemeenschap-25 pelijke as 212 draaibaar zijn, welke nagenoeg horizontaal staat. Aan de onderkant draagt elke takel 211, 211' een oog 213 of een dergelijk orgaan, dat draaibaar is cm een as 214, die nagenoeg haaks op de draaiingsas 212 van de poelies van de takel staat en welke voorzien is van een vork 215, die draaibaar is op een steun in de vorm van een vork of beugel 216, die 30 verbonden is met de betreffende ligger van het bovendeel 238 door een schamieras 217, die horizontaal loopt en dwars op de brug gericht is, dat wil zeggen evenwijdig aan de horizontale draaiingsas 210 van het brugelement 138. Elke beweegbare takel 211, 211' kan zich dus vrij instellen ten opzichte van twee haaks op elkaar staande assen 213 en 217, die 35 resp. evenwijdig en loodrecht op de horizontale draaiingsas 110 van de brug staan.
Elke bedieningskabel 189, 189', die van zijn betreffende lier 188, 80 0 R 97 * -16- 188’ afkomt loopt aldus achtereenvolgens eerst over de kabelgeleidings-rol 196, 196' en de keerpoelie 191, 191f» welke gemonteerd zijn op de betreffende as 169, 169', vervolgens achtereenvolgens over de vier poelies van de beweegbare takel 211, 211f en over de drie poelies van de vaste 5 takel 200, 200’ en wordt tenslotte met zijn uiteinde vast gezet in het vaste punt 208 van de takel 200,. 200'. Het aantal poelies, zoals de poelies 201, welke elke vaste takel 200, 200’ en elke beweegbare takel 211, 211r bevat, hangt af van de overzet-verhouding voor het vermogen of de trekkracht, welke wordt gekozen, welke veer kan vorden ai geleid uit het 10 stelsel takels 200, 211 of 200', 211'. Dit aantal kan dus verschillen van dat als hier aangeduid voor elke takel.
Zoals blijkt uit fig. 10 en 11 wordt de relatieve boekver draai ing van het tussenbrugdeel 139 cm de scharnieras ih-t met het binnenelement 138, in., het bijzonder bij het uitklappen, waarbij dit gedeelte in hoofdzaak op 15 één lijn komt te liggen met het brugdeel 138, geconmandeerd door tenminste één commamdokabel 218, welke over de twee keerpoelies 219, 219' loopt, welke resp.. gemonteerd zijn aan het uiteinde van de uitlegger 190, 190f aan de top van de twee masten 169, 169 *·
De twee kahelparten 219, welke van de keerpoelies 219» 219’ afkcmen 20 in de richting van de brug 10U, lopen elk. enige malen over de poelies van de takel 220, 220', welke resp, worden gedragen door het vrije uiteinde van elke overstekende arm, 15T, 157'» welke deel uitmaakt van het tussenbrugdeel 139 en over een takel 221 , 221', welke wordt gesteund door een console 222, 222’, welke deel uitmaakt van de buitenkant van een ligger 25 van het betreffende binnenste brug elan ent 138 en welke dwars naar buiten steekt, zodanig, dat elk stel takels 220, 221, 220’, 221' op één ligt in een verticaal vlak, dat nagenoeg evenwijdig loopt aan het laagsmidden-vlak 111 van de brug, welke takels bij voorkeur symmetrisch staan ten opzichte van het langsmiddenvlak van de brug. Elke takel 220, 220' heeft 30 bij voorbeeld twee poelies, die coaxiaal evenwijdig lopen en elke takel 221, 221' heeft bij voorbeeld slechts één poelie, zodanig, dat het betreffende part van de kabel 218, dat van de poelie 219 of 219' kant, achtereenvolgens over de eerste poelie van de takel 220, 220’ loopt, vervolgens over de enkelvoudige poelie van de takel 221, 2211 en dan 35 over de tweede poelie van de takel 220, 220 * en kant dan op de takel 221, 221', waar het uiteinde van de kabel op een vast punt 223 van de takel 221, 221* wordt vastgezet of een vast punt van het binnenste brugelanent 138.
8006273 -ιτ-
De bevestiging van het vrije uiteinde van het part 218 op het bevestigingspunt 223 geschiedt bij voorbeur door tussenkomst van een span-orgaan, dat automatisch de speling uit de kabel haalt, zoals beschreven - in de oudere octrooiaanvrage 7309006.
5 Zoals de fig. 11, 12 en 18 tot 20 tonen in elke bovenste poe- lie 219, 219’ voor de canmandokabel 218 met zijn huis 22k draaibaar cm een as 225, welke nagenoeg horizontaal, loopt en loodrecht staat op de draaiingsas 226 van de poelie, en heeft zijn steun in de voim van een vork of beugel 227» die bevestigd is aan het overstekende deel 190, 190' 1 o van de betreffende mast 169, 1691 * De montage van elke poelie 219» 219' zo ook bij voorbeeld van alle stelsels, welke zijn gemonteerd op de masten 169, 169' en de lieren 188, 188r liggen bij voorkeur symmetrisch ten opzichte van het langsmiddenvlak 107 van het vaartuig, zodanig, dat de horizontale draaiingsassen 225 coaxiaal loodrecht op dit vlak verlopen.
15 Elke poelie 219, 219' kan zich dus vrij cm zijn horizontale draaiings-. as 225 instellen en daarbij de klepbewegingen van de brug 104 volgen zo ook van de overstekende armen 157, 157*·
ElVt» keerpoelie 219, 219* is bij voorkeur voorzien van geleidings-middelen voor de kabel 218, zodat het kabelpart, dat tangentiaal de poe-20 lie uitkant en het part, dat de poelie verlaat tangentiaal in hetzelfde verticale middenvlak liggen van de draaiingsas 226 van de poelie. Daartoe bestaan de geleidingsmiddelen voor elke keerpoelie 219, 219' bij voorkeur uit twee houders of buisvormige hulzen 228, 229 ter geleiding van de kabel, die elk over een part 218 van de kabel zijn geschoven, zodat 25 deze daar doorheen kan verschuiven. Elke houder 228, 229 heeft twee radiaal tegenover elkaar liggende, dwars op êên lijn gelegen coaxiale tappen 230 (zie fig. 19 en 20) waardoor deze draaibaar is tussen twee evenwijdige draag armen 231, 232, welke draaibaar zijn cm de as 226 van de bijbehorende poelie 219, 219*» resp. ter weerszijden van de poelie, 30 zodanig, dat elke kabelgeleider 228 met de as van zijn doorlaat radiaal gericht is op de draaiingsas 226 van de poelie, derhalve ligt.in.het verticale middenvlak door de draaiingsas 226 van de poelie.
De brug 10^ maakt het mogelijk voertuigen rechtstreeks van de kabel 150 op het laaddek 102 te laden en te lossen ongeacht de stand 35 van het vaartuig ten opzichte van de kade. Wanneer het vaartuig aan de kade ligt, kan de brug 10h drie relatieve standen innemen namelijk: 1. Vanaf de achtersteven naar achteren gericht, zodat de brug in het 8006273 -18- langsmiddenvlak 10T van het vaartuig ligt; 2. een schuine stand naar bakboord, waarbij de brug over ongeveer k0° cm zijn verticale draaiingsas naar bakboord is gedraaid, uitgaande van het verticale langsmiddenvlak van het vaartuig; 5 3, een schuine stand naar stuurboord, waarbij de brug over ongeveer ^0° cnt-izijn verticale as naat stuurboord is gedraaid, uitgaande van het langsmiddenvlak.
. Wanneer het vaartuig zich op zee bevindt is de brug verticaal tegen de boven-constructie aan de achterkant van het vaartuig opgeklapt, zodanig 10 dat het verticale langsmiddenvlak 111 van de brug samenvalt met het vlak 107 van het vaartuig. Om slippen of glijden van de wielen van de voertuigen, welke over het dekvlak van de laadbrug rollen, te voorkomen, is het rolvlak van de brug, dat bestemd is voor het laten passeren van voertuigen bij voorkeur voorzien van een ruwe bekleding, zoals bij voorbeeld 15 geribde plaat, plaatgaas of dergelijke,
De bediening van de laadbrug geschiedt als volgt.
a)- Eerste geval: De brug wordt gebruikt op één lijn met het langsmiddenvlak aan de achterzijde van het vaartuig. In dat geval, wordt de bediening van het binnenste brugelement 138 verkregen door de twee bedie-20 ningskabels 189, 189', welke worden gecommandeerd door de twee hydraulische lieren 188, 188 *. De neergaande draaibeweging of het ontvouwen van de brug cm zijn horizontale draaiingsas 110 wordt ingeleid door de druk, die wordt uitgeoefend op het binnenste brugelement 138 door de horizontale drukvijzels 171, welke zich op het onderdek 166 bevinden, 25 welke vijzels tevens worden gebruikt voor de demping en het opvangen van de schok bij het naar- cmhoog brengen van de brug. Het ontvouwen van resp. het tussenbrugdeel 139 en het buitenste brugdeel 1^0 tijdens het naar omlaag bewegen, wordt automatisch verkregen door de ccmmando-kabel 218 als gevolg van de reactie, welke wordt geleverd door de keer-30 poelies 219, 219'·
Wanneer het buitenste brugelement iho contact maakt met de kade 150, vindt instelling daarvan plaats door de twee vijzels 151· Alvorens de neergaande beweging van de brug in te leiden is het noodzakelijk vooraf de stuwmiddelen 173 en 175 te ontkoppelen, welke zich resp. bevinden op 35 het tussen-dek 166 en het platform 167 -
Het opheffen van de brug geschiedt door de besproken handelingen in tegengestelde volgorde te doen plaats vinden.
8006273 -19- : b) Tweede geval: De brug moet worden gebruikt in een schuine- of hoekstand van Uo° aan bakboord of aan stuurboord.
De neergaande beweging vindt dan in drie etappes plaats namelijk: 1. Het neerlaten geschiedt op dezelfde wijze als in het besproken eerste 5 geval, totdat het binnenste brugelement 138 onder een helling van ongeveer 15° boven het horizontale vlak is gekaaen, waarin de ontgren-deling van de ondersteuning 159-165 weergegeven in fig. 7, wordt ontkoppeld. (De constructie en de werking van bedoelde middelen zijn besproken in de oudere aanvrage 7309006) het binnenste brugelement 138 10 en het tussendeel 139 blijven in het gemeenschappelijke scharnierpunt 11).1 opgelicht door de drukwerking, die wordt uit geoefend door de steun-vijzels 158 teneinde de brug boven het vlak van de kade geheven te houden op enige afstand van het vlak daarvan tijdens de draaibeweging van de brug,cm zijn verticale draaiingsas 199· 15 2. De draaiing van de brug 104 cm zijn verticale draaiingsas 199 wordt verkregen door het in tegengestelde zin bedienen van de hydraulische vijzels 188, 188* ter verkrijging van een draaibeweging van de brug door middel van de bedieningskabels 189, 189' aan de betreffende zijde, totdat de brug over ongeveer 1+0° naar de gewenste zijde is gedraaid, 20 uitgaande van het langsmiddenvlak 107 van het vaartuig.
3. De instelling, van de brug ten opzichte van de kade wordt verkregen als boven beschreven.
Hét naar omhoog bewegen van de brug geschiedt eveneens in drie fases waarvan de volgorde tegengesteld is aan die, van het naar omlaag 25 brengen van de brug.
De bediening kan bij voorbeeld met de hand geschieden. Teneinde correct heffen te verzekeren is een tele-carnnando-systeem of afstandsbediening aanwezig, teneinde te controleren en aan te geven, dat de brug gecentreerd is en op één lijn ligt met het langsmiddenvlak 107 van het vaartuig. Daar-30 toe bevinden zich regel- en instelmiddelen op het niveau van het tussendek 167 van het vaartuig, bij voorbeeld bij 175a in de vorm van detectors, testers of dergelijke, afstandsmeters of dergelijke, welke ten. doel hebben in werking te treden aan het eind van de hefbeweging van de brug.
Alle handtedieningsorganen zijn eventueel gegroepeerd op een cen-35 trale schakellessenaar 233 aan de achterkant van het tussendek 1β7 en nagenoeg in het langsmiddenvlak van het vaartuig.
Tijdens gebruik van de brug 101)· als toegang bij het laden, waarbij 800627j -20- - de brug 104 met het buitenste brugdeel 1^0 op de kade 150 rust, zijn de brugdelen 138 en 139 star met elkaar verenigd door de blokkeermiddelen 159-1Ö5· Tijdens bet laden worden de bedieningslieren 188,188' zodanig geregeld, dat een bepaalde spanning in de bedieningskabels 189, 189' blijft 5 behouden aan welke kabels de brug ten dele is af gehangen, teneinde de druk, welke door de brug op de kade wordt uitgeoefend, wanneer de brugele-menten 138 en 139 geblokkeerd zijn en zich gedragen ala een stijve balk, te beperken. Een detector 23^, welke een taster vormtdie. op het tussen-brugdeel 139 is gemonteerd (zie fig. 11) bij voorkeur nabij het schar-10 nier 1 Ui met het binnenste brugelement 138, controleert of regelt automatisch de afstand tussen de brug 104 en de kade tussen een maximum een minimum waarde. De detector 23^, welke bestemd is in contact te kanen met het vlak van de kade, commandeert automatisch de blokkeervijzeis 138, welke dan naar binnen of naar buiten kunnen bewegen teneinde, crvereenkan-15 stig het .geval, naar omhoog of naar omlaag bewegen van het gemeenschappelijke scharnier 1^1 te bewerkstelligen. Wanneer de druk op. de kade gelijk of groter is dan een bepaalde minimumwaarde, woödt de instelling van de brug ten opzichte van de kade als functie van de waterstand of de toestand, waarin het vaartuig is gemeerd, automatisch geregeld.
20 Wanneer de druk op de kade kleiner is dan een bepaalde instel waarde, wordt de noodzakelijke regeling verkregen door handbediening door de spanning op de bedieningskabel 189» 189' door de vijzel 188, 188* te wijzigen. Daartoe zijn hulpccmmando-middelen aanwezig op het tussendek 167 met een extra kabellengte voor afstandsbediening van ongeveer 10 meter, 25 welk commando op dezelfde wijze werkt als het hoofdccmmando.
Het gebruik van de laadbrug is zeer doelmatig. en maakt het laden en lossen bij een slagzij van maximaal ongeveer 5° en een maximale stuurlast van bij voorbeeld 2° mogelijk. Wanneer het vaartuig zich op zee bevindt is de brug opgevouwen tegen de achterconstructie van het vaar-30 tuig, waarbij het brugelement 139 tegen het brugelement 138 aanligt, terwijl het buitenste element lUo met zijn scharnierende kleppen 152 aanligt tegen de aanslagen 152. Het stuwen of het grendelen wordt verkregen door vier grendelorganen, welke verdeeld zijn in twee stellen namelijk een onderstel 173 en een bovenstel 175 j welke bij voorbeeld met de hand be-35 dienbaar zijn en waarvan tenminste de onderste middelen 173 een grendel-systeem omvatten met een stang, die achter het tussenbrugdeel 139 raakt en welke door het binnenste brugdeel 138 heen steekt.
8006273 -21- : Voorts zijn beveiligingsmiddelen aanwezig cm te verhinderen, dat de poortdeur 1^7 geopend kan worden, wanneer de brug 10¾ zich niet in de juiste stand bevindt, of omgekeerd. Hoor— of zichtbare signaleer-middelen zijn aanwezig om een waarschuwing te geven, wanneer het tussen-5 brugdeel 139 niet in contact kaat met de kade 150· Deze waarschuwings-inrichting completeerd de automatische detector 13¾. Verder zijn alazm-middelen aanwezig cm te verhinderen, dat de brug gebruikt wordt bij een helling, die groter is dan. vooraf bepaald.
8006273

Claims (10)

1. Laadbrug voor een schip, welke laadbrug zwenkbaar cm een horizontale as is verbonden met een draagconstructie, die op zijn beurt zvenk-baar om een verticale as met het schip is verbonden, met het kenmerk, dat de laadbrug via twee op de zijkanten van de laadbrug aangrijpende trek-5 .kabels (21) naar boven en naar beneden zwenkbaar is en in de laadpositie wordt ondersteund, waarbij de trekkabels via hoog- geplaatste anleischij-ven (23) met de bedieningslieren (22) zijn verbonden en dat de draagconstructies voor de omleischijven samen met de de. laadbrug dragende constructie verzwenkbaar zijn.
2. Laadbrug volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de laadbrug bestaat uit twee zwenkbaar met elkaar verbonden, in de stuwpositie met de onderzijden tegen elkaar zwenkbare laadbrugdelen (3a, 3b). bestaat, waarbij de trekkabels (21) aangrijpen op punten, die nabij het buitenste einde van het binnenste laadbruggedeelte zijn gelegen.
3. Laadbrug volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat extra trekkabels (218) aanwezig zijn, met behulp waarvan het buitenste laadbruggedeelte ten opzichte van het binnenste laadbrugdeel verzwenkbaar is. Laadbrug volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de omleischijven (23) zijn bevestigd aan steunpalen (2*0, die samen met een plat-20 form (3*0, waarmde de laadbrug is verbonden, verzwenkbaar zijn.
5. Laadbrug volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steuncon— structies (192) voer de omleischijven (191) elk afzonderlijk om nagenoeg verticale assen (193) verzwenkbaar. zijn aangebracht aan een ten opzichte van de laadbrug vaste draagconstructie (169) van het schip.
6. Laadbrug volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beide cmlei-schijven (23, 191) symmetrisch ten opzichte van de middenpositie van de laadbrug zijn aangebracht.
7. Laadbrug volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat vergrendelings-middelen (25) voor de cm een verticale as verzwenkbare constructie (3*0 30 aanwezig zijn.
8. Laadbrug volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de bedieningslieren (188) voor de trekkabels (189) voor het verzwenken van de laadbrug (3) in tegengestelde draairichting aandrijfbaar zijn.
9. Laadbrug volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als verzwenkbare 35_ draagconstructie ten minste een volgens. een gekromde geleidingsbaan (1*0 IΘ ϋ I 2 7 3 -23- ; lopende wagen (18,182) aanwezig is met om horizontale assen roteerbare loopwielen (13, 177, 179) en cm verticale assen roteerbare geleidings-rollen (16, 181).
10. Laadbrug volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de wagen van 5 een aandrijving- is voorzien.
11. Laadbrug volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het platform (25) is voorzien van een op een afstand van zijn draaiingsas aangrijpende aandrijving (3*0 · 8006273
NL8006273A 1972-07-24 1980-11-17 NL8006273A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
FR7226607A FR2192967B1 (nl) 1972-07-24 1972-07-24
FR7226607 1972-07-24
FR7320219A FR2278612A2 (fr) 1973-06-04 1973-06-04 Rampe d'acces pivotante pour vehicule
FR7320219 1973-06-04

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8006273A true NL8006273A (nl) 1981-02-27

Family

ID=26217233

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7310203A NL167638C (nl) 1972-07-24 1973-07-23 Laadbrug voor een schip.
NL8006273A NL8006273A (nl) 1972-07-24 1980-11-17

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7310203A NL167638C (nl) 1972-07-24 1973-07-23 Laadbrug voor een schip.

Country Status (14)

Country Link
US (1) US3879784A (nl)
JP (2) JPS5532599B2 (nl)
AU (1) AU5841673A (nl)
DD (1) DD107643A5 (nl)
DE (3) DE7326715U (nl)
ES (1) ES417231A1 (nl)
FI (1) FI60372C (nl)
GB (1) GB1442335A (nl)
IT (1) IT991262B (nl)
NL (2) NL167638C (nl)
PL (1) PL87676B1 (nl)
SE (2) SE400244B (nl)
SU (1) SU805940A3 (nl)
YU (1) YU36053B (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2010081911A1 (en) * 2009-01-19 2010-07-22 Dredging International N.V. Pontoon

Families Citing this family (44)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5049893U (nl) * 1973-09-04 1975-05-15
US3971090A (en) * 1975-08-11 1976-07-27 Sun Shipbuilding And Dry Dock Company Loading ramp securing system
US4039163A (en) * 1976-04-05 1977-08-02 The Boeing Company Aircraft cargo ramp
SE394635B (sv) * 1976-06-18 1977-07-04 Navire Cargo Gear Int Ab Lastramp for fartyg
NO139207C (no) * 1976-11-10 1979-01-24 Kvaerner Brug Kjoleavdelning Laste- og losse-anordning for et fartoey
JPS53119591A (en) * 1977-03-28 1978-10-19 Kiyokutou Matsuku Guregoo Kk Marine ramp
SE409438B (sv) * 1977-05-17 1979-08-20 Macgregor Scandinavia Ab For fartyg avsedd lastnings- och lossningsramp
US4133067A (en) * 1977-12-16 1979-01-09 Bennett Ronald W Articulating gangway
US4169296A (en) * 1978-03-21 1979-10-02 Ingenieursbureau Marcon (Marine Consultants) B.V. Connecting bridge for personnel to connect two mutually movable marine structures
GB9417949D0 (en) * 1994-09-06 1994-10-26 Algoa Services Int Ag Improvements relating to boarding ramps
US6123310A (en) * 1998-06-19 2000-09-26 Paskiewicz; Ronald Motorcycle turnabout
SE514564C2 (sv) * 1999-07-14 2001-03-12 Macgregor Swe Ab Anordning för ramper
ES2208011B1 (es) * 2001-06-13 2005-08-16 Anton Zenarruzabeitia Etxaniz Pasarela de acceso entre una embarcacion y un muelle de atraque.
ES2208029B1 (es) * 2001-11-15 2005-08-16 Anton Zenarruzabeitia Etxaniz Mejoras en la patente 200101365, relativa a una "pasarela de acceso entre una embarcacion y un muelle de atraque".
US6681866B1 (en) * 2002-03-04 2004-01-27 Case, Llc Planter hitch apparatus
GR1004223B (el) * 2002-03-21 2003-05-05 Ευαγγελος Χρηστου Ζαφειριδης Τηλεχειριζομενος ηλεκτρομηχανολογικος μηχανισμος για το ανεβασμα - κατεβασμα της σκαλας προσβασης 'η πασαρελας
US8015727B2 (en) * 2003-11-11 2011-09-13 Lg Electronics Inc. Dryer rack
SE535396C2 (sv) * 2008-02-19 2012-07-24 Cargotec Sweden Ab Lastramp för fartyg
US7908695B2 (en) * 2008-04-11 2011-03-22 The Braun Corporation Manually-operated ramp for handicapped access
SE533362C2 (sv) * 2008-06-02 2010-09-07 Tts Ships Equipment Ab Anordning vid delad fartygsramp
US20100175608A1 (en) * 2009-01-13 2010-07-15 Adam Scott Heckaman Boat ramp system
US8413280B2 (en) * 2009-03-27 2013-04-09 Hugh L. Goin Ramp assemblies, connection devices for ramps, support structures for ramps and methods for loading and unloading a vehicle
SE535556C2 (sv) * 2009-07-28 2012-09-25 Tts Marine Ab Längdföränderlig fartygsramp
SE534831C2 (sv) * 2010-05-07 2012-01-17 Tts Marine Ab Anordning vid vikbar fartygsramp
US8832890B2 (en) * 2012-08-29 2014-09-16 Progress Rail Services Corp System and method for aligning portions of a loading ramp
SE538946C2 (sv) * 2014-04-15 2017-02-28 Tts Marine Ab Förfarande vid fartygsramp samt anordning för genomförande av förfarandet
US9376175B1 (en) 2014-05-01 2016-06-28 The United States Of America As Represented By The Secretary Of The Navy Water vessel with integrated buoyancy bulb and stern ramp
US9409630B1 (en) * 2015-06-22 2016-08-09 Thomas M Day Door systems and methods for boats
CN105480694B (zh) * 2015-12-23 2018-12-07 新诚达时装(安徽)有限公司 一种绒毛传送装置
CN105544376B (zh) * 2016-01-19 2017-08-25 华德宝机械(昆山)有限公司 一种登船桥接船用渡板装置及登船桥
US9969467B1 (en) 2016-06-09 2018-05-15 Thomas M. Day Marine vessel with moving control unit
CN107521925A (zh) * 2017-08-10 2017-12-29 崇州市四方新能源有限公司 制粒单元运输设备的调整方法
NO344974B1 (en) * 2017-09-22 2020-08-10 Kongsberg Maritime As Smart Gangway Tip
CN107856815A (zh) * 2017-11-17 2018-03-30 佛山市榕岸海洋工程装备有限公司 一种用于风电平台的海上舷梯
CN108792396A (zh) * 2018-07-23 2018-11-13 上海快联门业有限公司 一种卸货平台及仓储系统
US11008074B2 (en) * 2018-11-30 2021-05-18 Chesapeake Shipbuilding Corp. Passenger vessel with retractable, concealable bow gangway and method for deploying, retracting and concealing a passenger vessel's gangway
PL242644B1 (pl) * 2019-02-15 2023-04-03 Sunreef Venture Spolka Akcyjna Statek typu katamaran
CN110127395B (zh) * 2019-04-28 2020-10-16 江苏润泰管业有限公司 一种污水管道卸车器
CN110230252B (zh) * 2019-06-20 2020-11-06 段昌海 一种临时应急移动桥
CN110239671A (zh) * 2019-06-21 2019-09-17 福建海上风电运维服务有限公司 一种可视化海上风电吊装平台的升降登乘系统
WO2022031987A1 (en) * 2020-08-05 2022-02-10 Obrien Gene Improved ramp assembly
CN112092983B (zh) * 2020-09-24 2022-07-26 无锡市华海船用设备有限公司 一种特种船用安全可靠车辆跳板结构系统
CN115056925B (zh) * 2022-07-29 2023-06-23 广船国际有限公司 一种登乘装置及船舶
CN115092723B (zh) * 2022-08-01 2024-01-26 深圳市格睿尔科技有限公司 船舶运输通道、海上运输船和船舶运输通道搭建方法

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US313663A (en) * 1885-03-10 Intbntor
US308867A (en) * 1884-12-09 Gang-plank
US2372574A (en) * 1944-09-13 1945-03-27 Todd Shipyards Corp Ship to pier gangway
US2478177A (en) * 1946-04-03 1949-08-09 Beutel Edward Gangway
US2641785A (en) * 1948-06-26 1953-06-16 Standard Oil Dev Co Marine transfer ramp
US2617131A (en) * 1948-08-26 1952-11-11 Stanolind Oil And Gas Co Landing gear
US2688761A (en) * 1950-07-31 1954-09-14 Lockheed Aircraft Corp Aircraft loading and unloading bridge
DE1030715B (de) * 1957-03-05 1958-05-22 Paul E Loewrigkeit Transportschiff fuer Personenkraftwagen
US3110048A (en) * 1960-05-18 1963-11-12 Paul D Bolton Ramp for airport passengers and freight
US3380422A (en) * 1966-01-13 1968-04-30 Us Lines Inc Cargo vessel
US3468280A (en) * 1967-09-26 1969-09-23 Us Navy Ramp for lst
BE757884A (fr) * 1969-11-11 1971-04-22 Ass Cargo Gear Ab Rampe de chargement du type pivotant pour les bateaux

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2010081911A1 (en) * 2009-01-19 2010-07-22 Dredging International N.V. Pontoon
BE1018565A4 (nl) * 2009-01-19 2011-03-01 Dredging Int Ponton.

Also Published As

Publication number Publication date
DE7326715U (de) 1979-01-04
SE400244B (sv) 1978-03-20
JPS58100893U (ja) 1983-07-08
DE2366148C2 (de) 1980-12-11
DD107643A5 (nl) 1974-08-12
US3879784A (en) 1975-04-29
IT991262B (it) 1975-07-30
SE8106862L (sv) 1981-11-18
FI60372B (fi) 1981-09-30
FI60372C (fi) 1982-01-11
YU197873A (en) 1981-02-28
DE2336964A1 (de) 1974-02-07
PL87676B1 (en) 1976-07-31
DE2366148B1 (de) 1980-04-30
DE2336964C2 (de) 1984-07-26
NL167638C (nl) 1982-01-18
ES417231A1 (es) 1976-07-16
JPS5532599B2 (nl) 1980-08-26
AU5841673A (en) 1975-01-30
YU36053B (en) 1981-11-13
SU805940A3 (ru) 1981-02-15
NL7310203A (nl) 1974-01-28
GB1442335A (en) 1976-07-14
JPS4985779A (nl) 1974-08-16
NL167638B (nl) 1981-08-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8006273A (nl)
US4297071A (en) Weight transfer apparatus
US3972427A (en) Appendant elevatable loader for vehicles
US4106641A (en) Universal gantry crane
US3630390A (en) Container-loading crane arrangement
US3241686A (en) Anti-sway linkage for container engaging means
US3547049A (en) Convertible railroad car
NL1002362C2 (nl) Onderbouwconstructie met slagzij minimaliserende draagconstructie voor zwenkkraan op binnenvaartuig.
US4119043A (en) Railway car counterbalanced tilting deck
EP0061471A1 (en) Self-levelling vehicle support arrangement
DE19703282A1 (de) Kran
US4299002A (en) Arrangement for use on a vehicle for transporting portable bridges
US1161680A (en) Pontoon-crane.
US4220246A (en) Sheave adjustable balance crane
US3202243A (en) Elevator for ships
US5160237A (en) Apparatus for loading and unloading objects
DE3529069A1 (de) Hebebuehne fuer autowerkstaette mit gegenseitig getrennten tragbruecken sowie rampenteilen fuer das auf- und abfahren eines autos an die tragbruecken
CN208137546U (zh) 一种滑槽式立体泊车装置
NL8302924A (nl) Scheepslaadboom.
JPH0334394Y2 (nl)
CN207871509U (zh) 一种断轨装置及游乐设备
NL8003262A (nl) Kraan.
SU527336A1 (ru) Судовой забортный трап
US2374009A (en) Wagon tippler
SU1346548A1 (ru) Устройство дл разгрузки вагонов

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed