NL8700156A

NL8700156A - Drijfriem, dwarselement voor een drijfriem en werkwijze en inrichting voor de vervaardiging daarvan.

Info

Publication number: NL8700156A
Application number: NL8700156A
Authority: NL
Original assignee: Doornes Transmissie Bv
Priority date: 1987-01-23
Filing date: 1987-01-23
Publication date: 1988-08-16
Also published as: EP0278545A1; BR8800207A; AU1015988A; JPS63199943A; EP0278545B1; JP2563817B2; US4894049A; RU1782298C; KR880009226A; DE3869805D1; AU603855B2

Description

* i , 0 ' N737/AT/as

Van Doorne's Transmissie B.V.

Tilburg

Drijfriem, dwarselement voor een drijfriem en werkwijze en 5 inrichting voor de vervaardiging daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een verbeterd dwarselement voor een drijfriem voor een continu variabele toerenregelaar, met name te gebruiken in een transmissie-10 systeem en op een verbeterde werkwijze voor de vervaardiging daarvan. Een dwarselement van de bedoelde soort is bijvoorbeeld bekend uit EP 0 014 492 en EPA 0 143293. Een drijfriem zoals hier bedoeld heeft een in hoofdzaak trape-ziumvormige doorsnede voor toepassing op V-vormige poelies 15 en bestaat uit een eindloze drager in de vorm van tenminste een metalen band en uit een aantal met de evenwij dige delen van hun hoofdzijden tegen elkaar aanliggende en verschuifbaar op de drager aangebrachte dwarselementen. Met de tot dusverre bekende drijfriemen en daarin toegepaste dwars-20 elementen werden bevredigende resultaten verkregen. Een bezwaar van de bestaande drijfriemen is dat de stabiliteit bij rondgang over de poelies bij sommige snelheden te wensen overlaat, hetgeen zich onder andere uit in trillingen met richtingen, die loodrecht staan op de voortbewegings-25 richting in het rechte deel tussen de poelies (zie fig. 26).

Bij het tot stand komen van de uitvinding bleek dat een deel van de problemen is terug te voeren tot een onvoldoende plan-parallelliteit van de dwarselementen in gemonteerde toestand. Daarnaast bestaat het probleem, dat 30 de produktiesnelheid van met grote preciesie vervaardigde dwarselementen als onvoldoende wordt ervaren.

Tot dusverre worden dwarselementen vervaardigd door uitstansen uit voorgeprofileerd stripmateriaal. Dit is een relatief langzaam procédé. Bij de uitvinders bestond 35 behoefte dit procédé te vervangen door de zogenaamde "Progressive Die"-techniek, welke methode (die in het hiernavolgende met "volgstempel"-techniek zal worden aangegeven) 870 0 1 5 6

Eindhoven, 16 januari 1987 .

« 1 N737/AT/as -2- tot hoge produktie-snelheden kan leiden. Het bleek hun evenwel dat de toepassing van deze techniek niet geschikt is voor de tot dusverre bekende dwarselementen, omdat de maatnauwkeurigheid van de verkregen elementen onvoldoende 5 is, of niet dan na een te grote inspanning verkregen kan worden.

Er is nu gevonden dat beide bezwaren in principe door het nemen van êên maatregel opgeheven kunnen worden. Enerzijds leidt deze tot een drijfriem met een ver-10 beterde stabiliteit, anderzijds maakt deze de toepassing van de volgstempel-techniek bij het vervaardigen van dwarselementen mogelijk, waardoor weer verbeteringen in het fabrikage-systeem van dwarselementen konden worden aangebracht.

1 5 Deze maatregel bestaat daaruit dat door het volg- stempel in een reeds gedeeltelijk in een metalen strip uitgestanst dwarselement op tenminste een hoofdzijde drie in een zelfde vlak liggende gecalibreerde oppervlakken worden aangebracht welke ten opzichte van de 20 direkte omgeving daarvan verhoogd zijn (en welk vlak loodrecht staat op de rechte voortbewegingsrichting van de drijfriem tijdens bedrijf). Bij het tot stand komen van de uitvinding is gebleken dat deze eilandvormig op een dwarselement met een volgstempel relatief gemakkelijk is uit te 25 voeren evenals de calibrering tot evenwijdige vlakken.

Voorts bleek dat dwarselementen, welke voorzien zijn van in een vlak liggende verhoogde eilanden op het oppervlak van ten minste een hoofdzijde in bedrijf stabielere drijfriemen opleveren dan drijfriemen met dwars-30 elementen welke deze eilanden ontberen.

Een verdere uitvoeringsvorm van een dwarselement wordt volgens de aan de uitvinding ten grondslag liggende gedachte daardoor gekenmerkt, dat het oppervlak van ten minste één hoofdzijde twee in één zelfde 35 vlak en ten opzichte van hun direkte omgeving verhoogd liggende, gecalibreerde, gescheiden oppervlakken vertoont, 870 0 15p

Eindhoven,.16 januari 1987 i 4 N737/AT/as -3- die aan weerszijden van de symmetrie-as van het element liggen, welk gemeenschappelijk vlak van de gecalibreerde oppervlakken loodrecht staat op de rechte voortbewegings-richting van de drijfriem tijdens bedrijf. Gebleken is dat 5 met een dergelijk element met twee gescheiden gecalibreerde opppervlakken aan weerszijden van de symmetrie-as in de praktijk goede resultaten bereikt kunnen worden in die zin, dat de voornaamste oorzaak voor het optreden van trilling van de band in een richting evenwijdig aan de 10 assen van de poelies grotendeels wordt geëlimineerd.

Een andere variant van het dwarselement wordt volgens de aan de uitvinding ten grondslag liggende gedachte daardoor gekenmerkt, dat aan tenminste een vaii de hoofdzijden langs althans een deel van de omtrek van het 15 element een verdiept liggende rand is aangebracht. Wanneer deze rand langs de gehele omtrek wordt aangebracht wordt het stempelen en calibreren van het daardoor omsloten oppervlak vergemakkelijkt, doordat overtollig materiaal, dat door het stempelen wordt weggeperst en eventueel aan-20 wezige bramen kunnen worden opgenomen in deze verdiept liggende rand en zodoende het functioneren van het element in bedrijf niet nadelig kunnen beïnvloeden.

Een voorkeursuitvoering van het dwarselement volgens de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt, dat ten-25 minste twee van de gescheiden oppervlakken voorkomen op de bovenzijde, dat wil zeggen dat gedeelte van het element, dat in bedrijf niet in aanraking komt met de poelies en dat gelegen is aan de ene zijde van de uitsparing(en) voor het opnemen van het bandenpakket (de bandenpakketten) van het 30 dwarselement ter weerszijden van de symmetrie-as daarvan en dat het (dej oppervlak(ken) op de onderzijde, dat wil zeggen dat gedeelte van het dwarselement, dat in bedrijf in aanraking komt met de poelies en gelegen is aan de andere zijde van de uitsparing(en) voor het opnemen van het (de) 35 bandenpakket(ten), van het dwarselement een vloeiend over-

Eindhoven, 16 januari 1987 8700156 N737/AT/as -4- t 1 gaande kantelzone heeft ter plaatse van de kantellijn.

Voorts bleek dat bij invoering van de volg-stempel-techniek nog de volgende verbeteringen ten aanzien van de verdere afwerking van de dwarselementen aangebracht 5 kunnen worden: doordat volgens de uitvinding een vlakke metalen strip in plaats van een geprofileerde strip wordt onderworpen aan een aantal opeenvolgende snij- en stempelbewerkin-gen in een volgstempel met een aantal werkstations, in elk 10 waarvan een bewerking öf een kombinatie daarvan wordt uitgevoerd, waarna tenslotte de elementen uit de band worden losgesneden; doordat volgens de uitvinding a) de verhoogde oppervlakken in een zelfde station worden aangebracht tegelij-15 kertijd met de vorming van een tapstoelopende onderzijde van het dwarselement b) in het daaropvolgende station de oppervlakken van de eilanden zodanig worden gecalibreerd dat de oppervlakken in een vlak komen te liggen en een vloeiend overgaande kantelzone ter plaatse van de kan-20 tellijn wordt aangebracht en waardoor c) het mogelijk wordt de definitieve vormgeving tijdens nabewerkingen aan te brengen; doordat volgens de uitvinding na het calibreren en het aanbrengen van de kantelzone, in een aantal volgstations het 25 dwarselement tenminste ter plaatse van de overgang van een zijkant naar een verhoogd oppervlak aan een schaafbewerking wordt onderworpen ter verwijdering van materiaal van het dwarselement en van tenminste een gedeelte van de braam, waarna eventueel in een volgend station de rest van de 30 braam wordt weggenomen hetgeen in vroegere procédé's niet mogelijk was; doordat volgens de uitvinding het restant van de braam langs de begrenzingen van de zadels wordt weggedrukt in de ruimte voor de verhoogde oppervlakken door tegen 35 elkaar in werkende afgeschuinde stempels. Hierdoor wordt bereikt, dat het element geheel kan worden vervaardigd en

Eindhoven, 16 januari 1987 8700151 é * N737/AT/as -5- afgewerkt in een en dezelfde inrichting, anders dan bij de bekende werkwijzen, waarbij het element in meerdere bewer-kingsinrichtingen moest worden ingespannen, waardoor de produktiesnelheid en kosten nadelig werden beïnvloed.

5 Ook kan door de toepassing van de werkwijze vol gens de uitvinding worden uitgegaan van eenvoudig vlak bandmateriaal in plaats van geprofileerd stripmateriaal, waardoor een verdere vereenvoudiging wordt bereikt.

Ook is het volgens de uitvinding mogelijk om op 10 eenvoudige wij ze de gewenste maatnauwkeurigheid te bereiken voor die vlakken waar een nauwkeurige maatvoering verlangd wordt, met name de vlakken, die in aanraking komen met de poelie en met het bandenpakket. Deze nauwkeurigheid wordt volgens de uitvinding bereikt door schaafbewerkingen met 15 een achtereenvolgens toenemende nauwkeurigheid. Door de toepassing van tegen elkaar inwerkende afgeschuinde stempels wordt bereikt dat het restant van bramen langs de begrenzingen van de zadels (dat deel van het element, dat tussen de poelies tegen het bandenpakket ligt) en het oor 20 (dat deel van het element dat tegen het bandenpakket aanligt, wanneer het element uit de poelie wordt getrokken) en het verbindingsstuk tussen zadel en oor (lijf) wordt weggedrukt, en wordt bereikt, dat de oppervlakken van het element, die in bedrijf in aanraking komen met een bandenpak-25 ket een enigszins bolle vorm verkrijgen, hetgeen hetzelfde effect heeft als de volgens de Nederlandse ter inzage gelegde octrooiaanvrage 8303870 voorgestelde oplossing voor dit probleem, die een afzonderlijke slijpbewerking bevat.

Een verdere variant van het dwarselement volgens 30 de uitvinding heeft aan tenminste één hoofdzijde twee in één zelfde vlak en ten opzichte van hun di-rekte omgeving verhoogd liggende, van elkaar gescheiden, gecalibreerde oppervlakken, die aan weerszijden van de ruimte(n) voor het opnemen van de drager liggen. Deze uit-35 voeringsvorm zal met name in die gevallen effectief zijn voor het tegengaan van trillingen in de Y-Y' richting (fig.

'Ê?0..Ö ! S 6

Eindhoven, 16 januari 1987 N737/AT/as -6- (26), met name bij dwarselementen, waarbij de hoogte in dezelfde orde van grote ligt als de breedte van het dwarselement, of groter is.

Ter toelichting volgt een beschrijving aan de 5 hand van de tekening van uitvoeringsvormen van het dwarselement volgens de uitvinding en een uitvoeringsvorm van de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding.

In de tekening zijn: figuur 1 tot en met 7 en figuur 9 t/m 11 vooraanzichten van 10 drie typen dwarselementen, waarin verschillende varianten van de uitvinding zijn belichaamd; figuur 8 een zijaanzicht van het dwarselement volgens figuur 7; ,· figuur 12 tot en met 21 schematische aanzichten ter 15 illustratie van de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding; figuur 22 een doorsnede over de kantellijn van het dwarselement volgens figuur 11; de figuren 23 en 24 aanzichten van het afschuinen van 20 respectievelijk het zadelvlak en het aanligvlak van het oor voor het bandenpakket, waarbij tevens aanwezige bramen worden weggedrukt; toont figuur 25 een vooraanzicht van een dwarselement volgens de uitvinding met twee verhoogd liggende 25 gecalibreerde oppervlakken; en toont figuur 26 een schematisch aanzicht Van een drijfriem met poelies.

In de verschillende uitvoeringsvormen zijn overeenkomstige onderdelen met gelijke verwijzingscijfers 30 aangegeven.

Het in de figuren 1, 4, 7, 9, 10, 11 en 25 weergegeven dwarselement is van een type waarbij de drijfriem is voorzien van een drager bestaande uit twee eindloze banden die van weerszijden in de uitsparingen 1 35 van de dwarselementen worden geschoven. Het dwarselement heeft twee hoofdzijden 2 en 3 die in aanraking komen met de

Eindhoven, 16 januari 1987 61 π a <? £ β· & v t; i 5 ö r - p· N737/AT/as -7- hoofdzijden van voorgaande en volgende dwarselementen op de drager. Hoofdzijde 3 is voorzien van een afschuining 4 (4*). De overgang van het evenwijdige deel van zijde 3 naar de afschuining is een afrolzone of kantellijn 5, die het 5 mogelijk maakt dat de drijfriem in een ongeveer halfcirkelvormige baan tussen twee poelie-helften kan lopen. De vlakken 4 komen dan in contact met de zijden 2 van voorgaande en volgende elementen.

Het dwarselement is voorzien van koppelingsmid-10 delen in de vorm van een uitstulping 6 op zijde 2 en een uitsparing 7 in zijde 3. De vlakken, waarvan een nauwkeuriger maatvoering verlangd wordt zijn die, welke met de eindloze drager in aanraking komen (11, 12, 12') en die welke samenwerken met de V-vormige schijven (13) en die, 15 welke als referentievlakken dienen voor verdere bewerkingen (10). Deze worden in de verschillende werkstations van het volgstempel met een zekere overmaat gestanst. Dit overtollige materiaal wordt dan in twee of drie werkstations van het stempel in opeenvolgende nabewerkingen weggeschaafd 20 ten einde de gewenste maatnauwkeurigheid te bereiken. In het laatste werkstation wordt daarbij nog ca. 0,05 mm verwijderd, terwijl een oorspronkelijke overmaat van ca.

0,40 mm aanwezig was. Verwijdering hiervan vergt in het algemeen drie werkstations waarin achtereenvolgens 0,25, 25 0,10 en 0,05 mm wordt weggenomen.

Voor de uitvoeringsvorm volgens de figuren 2 en 3 respectievelijk 5 en 6 gelden overeenkomstige beschouwingen, deze vormen zijn echter ingericht om samen te werken met een enkele eindloze band.

30 Figuur 1 toont een variant van het dwarselement volgens de uitvinding, die voorzien is van drie gescheiden gecalibreerde oppervlakken, waarvan er twee voorkomen op het bovenste deel van het dwarselement (9, 9'), gelegen boven de uitsparingen 1 voor het opnemen van de eindloze 35 drager en waarvan er een (4, 4") voorkomt op het onderste deel van het element, gelegen onder de uitsparingen 1 voor

Eindhoven, 21 januari 1987 P ? n f\ i e β

V ; V V f V

• «* N737/AT/as -8- het opnemen van de eindloze drager. Langs de vlakken 12 (zadelvlakken) en langs het gecalibreerde oppervlak (4, 4” ,5) is een verdiept liggend gedeelte 18 aangebracht, waarin overtollig materiaal, dat bij het calibreren van het 5 oppervlak 4" wegvloeit, kan worden opgenomen. Tevens kan hier een eventueel aanwezige braam worden weggedrukt, die dan het functioneren van het element niet meer kan beïnvloeden, omdat deze braam niet meer in aanraking kan komen met de hoofdzijde van een naburig element. Een 10 overeenkomstige verdiept liggende rand 18' is aanwezig langs het vlak 11 aan de bovenste delen van het element, ook wel oor genoemd. Hiervoor gelden overeenkomstige beschouwingen als voor het verdiept liggend gedeelte langs het zadelvlak 12.

15 De in de figuren 2 en 3 weergegeven varianten zijn dwarselementen, geschikt voor samenwerking met een enkel eindloos bandenpakket. Dit bandenpakket wordt opgenomen in de uitsparingen 1, het gecalibreerde oppervlak (4, 4") heeft weer een afrolzone of kantellijn 5. Het oppervlak 20 4 staat onder een dusdanige hoek, dat het element voldoende ruimte vindt om te kantelen om de kantellijn 5, wanneer het in bedrijf in aanraking komt met de poelies. Het vlak 4' staat onder een overeenkomstige hoek. De verhoogd liggende, gecalibreerde oppervlakken 9 en 9' zijn dusdanig aange-25 bracht., dat de uitsparingen 7 daardoor niet omvat worden in Figuur 2. Het is echter ook mogelijk om de uitsparingen 7 te laten omvatten door de beide verhoogd liggende gecalibreerde oppervlakken 9 en 9', zoals in figuur 3 is aangegeven. De in de figuren 1, 2 en 3 weergegeven 30 uitvoeringsvoorbeelden vertonen elk drie gescheiden gecalibreerde oppervlakken, waarbij het onderste gecalibreerde oppervlak (4, 4") zich niet noodzakelijkerwijs over de volle breedte van het element hoeft uit te

Eindhoven, 19 januari 1987 8700156 * + N737/AT/as -9- strekken. Het kan gewenst zijn om het oppervlak 4, 4" dusdanig te dimensioneren, dat dit slechts over een gedeelte van de breedte van het element uitstrekt, waardoor een betere werking met het oog op het tegengaan van trillingen 5 kan worden bereikt.

In de figuren 4, 5 en 6 zijn dwarselementen volgens de uitvinding weergegeven met gescheiden, verhoogd liggende, gecalibreerde oppervlakken, die zich aan weerszijden van de symmetrie-as van het dwarselement bevinden 10 (figuur 4, figuur 5), waarbij in figuur 6 drie verhoogd liggende gecalibreerde oppervlakken aanwezig zijn, waarvan er zich een aan een zijde van de symmetrie-as bevindt en de anderen aan de andere zijden. De uitvoeringsvormen volgens de figuren 4, 5 en 6 zijn in het bijzonder effectief voor 15 het tegengaan van trillingen van de duwband in bedrijf in een richting evenwijdig aan de assen van de poelies. Met name zullen de uitvoeringsvormen volgens de figuren 4, 5 en 6 effectief zijn in die gevallen, waarin de breedte afmeting van het element groter is dan de hoogte afmeting, 20 omdat in dat geval trillingen in een richting evenwijdig aan de assen van de poelies zullen overheersen. Langs het zadelvlak 12 en aan de onderzijde van het oor, langs het vlak 11, is weer een verdiept liggende rand (18, 18') aanwezig, evenals langs het tussenliggend verbindings-25 gedeelte tussen zadelvlak en oor, die de hierboven omschreven functies heeft.

Figuur 7 toont een variant van het dwarselement volgens de uitvinding, geschikt voor een drager met twee bandenpakketen, die elk in de uitsparing 1 wor-30 den opgenomen, dat is voorzien van 4 in een zelfde vlak liggende gecalibreerde gescheiden oppervlakken (9, 9', 4", 4,,f). Tevens is langs de vlakken, die in aanraking komen met de drager (11, 12) en langs het verbin-dingsgedeelte tussen oor en zadel een verdiept liggen-35 de rand (18) aangebracht. De vlakken 4 en 4* staan weer onder de gewenste hoek ten opzichte van

Eindhoven, 28 november 1986 B < V : j 5 0 · N737/AT/as -10- de hoofdzijden van de drager. Het dwarselement volgens figuur 7 bezit alle hiervoor geschetste voordelen. In figuur 7 is met het verwijzingscijfer 18 de verdiept liggende rand langs het zadelvlak 12 en het draagvlak voor de band langs 5 het oor aangegeven. In de overige figuren is in het algemeen eveneens met het verwijzingscijfer 18 het verdiept liggende gedeelte of de rand langs het zadelvlak 12 aangegeven. Dit verdiepte gedeelte of de rand 18 kan zich bij bepaalde, uitvoeringsvormen uitstrekken over de rand 10 langs het draagvlak 11 aan het oor en over het verbin-dingsgedeelte tussen beide draagvlakken. Het verwijzingscijfer 18' geeft in het algemeen het verdiept liggende gedeelte langs het draagvlak 11 aan het oor aan.

Figuur 9 toont een uitvoeringsvorm van een 15 dwarselement volgens de uitvinding, dat voorzien is van 3 gecalibreerde oppervlakken, waarvan er een aanwezig is op het bovenste deel van het dwarselement (9) en er twee aanwezig zijn op het onderste gedeelte van het dwarselement (4", 4111). Bij een juiste keuze van de afmetingen van deze 20 gecalibreerde oppervlakken worden trillingen van de band in bedrijf eveneens effectief tegengegaan. Desgewenst kan ook in dit geval weer rondom de uitstulping 7 een verdieping zijn aangebracht teneinde te bevorderen dat de uitsparing 7 en de uitstulping 6 bij het binnentreden van het element 25 tussen de beide poeliehelften in bedrijf van de band van elkaar losgekoppeld worden.

Ten aanzien van het zijaanzicht van het dwarselement volgens figuur 7, weergegeven in figuur 8 kan nog worden opgemerkt, dat het vlak 4' niet noodzakelijkerwijs 30 onder een hoek hoeft te staan, mits dit vlak 4' voldoende diep ligt om te voorkomen, dat het tijdens de kantelende beweging tussen de poelies raakt aan het hoofdvlak 2 van

Eindhoven, 19 januari 1987 87Θ0156 ί N737/AT/as -11 - het naburige element.

Figuur 25 toont een dwarselement volgens de uitvinding, waarbij twee gecalibreerde verhoogde oppervlakken 9 en 4, 411 aanwezig zijn. Desgewenst kan het gecalibreerde 5 oppervlak 9 dusdanig zijn aangebracht, dat de uitstulping 7 daardoor niet wordt omvat, zoals met een stippellijn in het bovenste gedeelte van het element is aangegevén. Deze uitvoeringsvorm voorkomt effectief trillingen in een richting y-y1 in het vlak loodrecht op de rechte voortbewegingsrich-10 ting van de drager (fig. 26),

Figuur 10 toont een verdere variant van het dwarselement volgens de uitvinding, die als het ware is voorzien van een enkel gecalibreerd oppervlak 9, 4'. Door het aanbrengen van de verdiept liggende rand 18 langs za-15 delvlak en oor en het tussenliggende verbindingsgedeelte (lijf) wordt een ruimte gecreeerd voor het opnemen van bramen, die met name langs die gedeelten van zadelvlak, oor en tussenliggend gedeelte, waarlangs de verdiept liggende rand 18 is aangebracht, moeilijk te verwijderen zouden zijn 20 geweest. Bovendien biedt de verdiepte rand 18 ruimte voor het opnemen van overtollig materiaal, dat tijdens het cali-breren van het vlak 9 moet kunnen wegvloeien. In de variant van het dwarselement volgens de uitvinding, weergegeven in figuur 11, is de verdiept liggende rand 18 aangebracht 25 langs de gehele omtrek van het element en heeft het element als het ware weer een enkel gecalibreerd oppervlak 9, 4’. Met name, wanneer de hoogte en breedte van· de dwars-elementen volgens de figuren 10 en 11 niet al te groot zijn kunnen goede resultaten worden bereikt. In figuur 22 is nog 30 eens schematisch de functie van de verdiept liggende rand 18 voor het opnemen van bramen 19 aangegeven. Overtollig materiaal, dat bij het stempelen van het door de rand 18 omgeven vlak zijdelings wegvloeit, vindt voldoende ruimte in de verdiept liggende rand 18.

35 In de figuren 12 tot en met 21 zijn schematisch de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding weerge-

Eindhoven, 20 januari 1987 8700156

* V

N737/AT/as -12- geven.

In figuur 12 wordt bandvormig materiaal toegevoerd aan een stansinrichting met stempels 20 en 21. Nog niet uitgestanste omtrekslijnen van het element zijn met 5 stippellijnen aangegeven, terwijl uitgestanste omtrekslijnen voluit zijn getrokken. Met het verwijzingscijfer 8 is het gedeeltelijk vrijgestanste element weergegeven. In figuur 12 wordt het element 8 gedeeltelijk vrijgestanst met behulp van stempels 20 en 21. Centreergaten 16 zorgen voor 10 een juiste centreering van het materiaal. In figuur 13 is het verder vrij stansen van het element aangegeven met behulp van stempels 22 en 23. Wanneer het materiaal is bewerkt in het in ‘ figuur 13 aangegeven station zijn twee elementen 8 ontstaan, die met de oorgedeelten aan elkaar zijn verbonden en zijn 15 verbonden aan ringen, waarin het centreergat 16 aanwezig is.

Volgens de werkwijze wordt de afschuining 4' tot stand gebracht door stempeldruk uit te oefenen in een werkstation met een volgstempel 25, 26, zoals schematisch is aangegeven in fig. 14. Hierin is het desbetreffende werk-20 station in bovenaanzicht weergegeven. Hierin worden de delen 4' afgeschuind onder een hoek van ca. 5° vanaf de kan-tellijn 5 die in de figuren met een stippellijn is aangegeven. Tevens is in deze figuur 14 te zien hoe ieder element aan de gedeeltelijk af te schuinen hoofdzijden wordt 25 voorzien van een tweetal verhogingen 9, 9' en een tweetal verhogingen (4", 4111). Deze vier (9, 9' en 4", 4*'1) verhogingen komen in aanraking met de gladde hoofdzijde van het aangrenzende element hetgeen voorkomt dat de elementen ten opzichte van elkaar kunnen kantelen anders dan om de 30 kantellijn 5, die overigens in figuur 14 nog niet is aangebracht. De elementen komen er dan tenslotte uit te zien zoals aangegeven in de figuren 7 en 8. De verhogingen 9, 9/ 4" en 41 * * strekken zich uit tot in de nabijheid van de vlakken 11 en 12 die de ruimten 1 begrenzen waarin de eindloze 8700156

Eindhoven, 28 november 1986 , .

* t N737/AT/as -13- banden worden aangebracht. In de nabijheid van deze vlakken 11 en 12 vermindert dus de dikte ten opzichte van de oorspronkelijke dikte. Wanneer nu, zoals figuren 23 en 24 schematisch tonen, de randen van deze snijvlakken met een 5 afgeschuind stempel worden vervormd om een zekere "boiling" van de vlakken 11 en 12 te verkrijgen, kan het weggedrukte materiaal zich in de gootvormige rand 18 ophopen. Deze gootvormige rand kan overigens ook dienen om een braam 19 onschadelijk te maken, die dus niet behoeft te worden ver-10 wijderd zoals figuren 22 en 23 schematisch weergeven.

Vervolgens worden in het volgstempel volgens figuur 15 met het stempel 27 de vlakken 9 en 9' dusdanig gestempeld en gecalibreerd, dat deze planparallel verlopen met de andere hoofzijden van het element. Op overeenkom-15 stige wijzen worden de vlakken 4" en 4’11 gecalibreerd, terwijl tevens de kantellijn 5 wordt aangebracht, zodat de vlakken 4 zich onder de gewenste hoek uitstrekken.

Figuur 16, 17 en 18 tonen schematisch de stations voor het nauwkeurig afwerken van de vlakken 10, 11, 20 12 en 13. Het gedeeltelijke losgestanste element is met 8 aangegeven en voorts zijn met 16 centreergaten aangeduid.

Een viertal ponsen 17 (14, 15) met in hoofdzaak Ci-vormige doorsnede zorgen voor de gewenste nabewerkingen, waarbij tevens aanwezige bramen die in voorafgaande stans-stations 25 zijn ontstaan, worden verwijderd en achtereenvolgens 0,25, 0,10 en 0.05 mm wordt weggenomen langs de vlakken 10, 11, 12 en 13 en langs het vlak en het lijf.

Met het volgstempel 28 volgens figuur 19 en het volgstempel 29 volgens figuur 20 worden de afschuiningen 30 aangebracht, die zijn weergegeven in de figuren 23 en 24 aan respectievelijk de vlakken 11 en 12, waarbij de volgorde van het aanbrengen van de afschuiningen niet relevant is. Met de verwijzingscijfers 30 en 31 zijn opspaninrich-tingen aangegeven die het element tijdens de afschuinbewer-35 king vasthouden. In het volgstempel volgens figuur 20 kan tenslotte nog de uitsparing 7 of de uitstulping 6 ook wel 8-00156

Eindhoven, 19 januari 1987 N737/AT/as -14- respectievelijk kuil en nop genoemd worden aangebracht. In figuur 21 tenslotte wordt met behulp van het stempel 32 een geheel lossnijden van het element 8 bereikt. Door de beschreven maatregelen wordt een dwarselement verkregen dat 5 in het beschreven volgstempel geheel gereed gemaakt kan worden. Met name is slijpen van de dragersteunvlakken niet meer nodig, en ook trommelen ter verwijdering van bramen kan achterwege blijven. Niet alleen is dit gunstig voor de productiviteit, ook is de stabiliteit van de duwband 10 groter, vooral in de rechte stukken van zijn baan. Staande trillingen worden door toepassing van de uitvinding effectief tegengegaan. .

Eindhoven, 19 januari 1987 0700155

Claims

1. Dwarselement voor een samengestelde drijfriem welk dwarselement in gemonteerde toestand met de hoofd- 5 zijden tegen de hoofdzijden van er tegen aanliggende dwars-elementen rust, met het kenmerk, dat het oppervlak van tenminste êên hoofdzijde tenminste drie in éên zelfde vlak liggende gecalibreerde gescheiden oppervlakken vertoont, welke ten opzichte van de direkte omgeving van de 10 oppervlakken verhoogd zijn en welk vlak loodrecht staat op de rechte voortbewegingsrichting van de drijfriem tijdens bedrijf.

2. Dwarselement voor een samengestelde drijfriem welk dwarselement in gemonteerde toestand met de hoofd- 15 zijden tegen de hoofdzijden van er tegen aanliggende dwars-elementen rust, met het kenmerk, dat het oppervlak van tenminste een hoofdzijde twee in éên zelfde vlak en ten opzichte van hun direkte omgeving verhoogd liggende, gecalibreerde, gescheiden oppervlakken vertoont, die 20 aan weerszijden van de symmetrie-as van het element liggen welk gemeenschappelijk vlak voor de gecalibreerde oppervlakken loodrecht staat op de rechte voortbewegingsrichting van de drijfriem tijdens bedrijf.

3. Dwarselement voor een samengestelde drijfriem 25 welk dwarselement in gemonteerde toestand met de hoofdzijden tegen de hoofdzijden van er tegen aanliggende dwars-elementen rust, met het kenmerk, dat aan tenminste êên van de hoofdzijden langs althans een deel van de omtrek van het element een verdiept liggende rand is 30 aangebracht.

4. Dwarselement voor een samengestelde drijfriem welk dwarselement in gemonteerde toestand met de hoofdzijden tegen de hoofdzijden van er tegen aanliggende dwarselementen rust, met het kenmerk, dat het oppervlak van 35 tenminste éên hoofzijde twee in êên zelfde Eindhoven, 26 november 1986 8700156 N737/AT/as -16- y v • * vlak en ten opzichte van hun direkte omgeving verhoogd liggende, van elkaar gescheiden, gecalibreerde oppervlakken vertoont, die aan weerszijden van de ruimte(n) voor het opnemen van de drager liggen, welke gecalibreerde oppervlak-5 ken loodrecht staan op de rechte voortbewegingsrichting van de drijfriem tijdens bedrijf.

5. Dwarselement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste twee van de gescheiden oppervlakken voor komen op de bovenzijden, (zoals in de beschrijving ge-10 definieerd) van het dwarselement ter weerszijden van de symmetrie-as daarvan en dat het c.g. de oppervlak(ken) op de onderzijde (zoals in de beschrijving gedefinieerd) van het dwarselement een vloeiend overgaande kantelzone heeft ter plaatse van de kantellijn.

6. Werkwijze voor de vervaardiging van de dwars- elementen volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat een vlakke metalen strip wordt onderworpen aan een aantal opeenvolgende snij- en stempelbewerkingen in een volgstempel met een aantal werkstations, in elk waarvan een 20 bewerking of een kombinatie daarvan wordt uitgevoerd, waarna tenslotte de elementen uit de band worden losgesneden.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat a) de verhoogde oppervlakken in een zelfde station worden aangebracht tegelijkertijd met de vorming 25 van een tapstoelopende onderzijde van het dwarselement b) in het daaropvolgende station de oppervlakken zodanig worden gecalibreerd dat de oppervlakken in één vlak liggen en een vloeiend overgaande kantelzone ter plaatse van de kantellijn wordt aangebracht en c) in daaropvolgende 30 stations de nabewerkingen plaatsvinden.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat na het calibreren en het aanbrengen van de kantelzone, in een aantal volgstatións het dwarselement tenminste ter plaatse van de overgang van een zijkant naar een 35 verhoogd oppervlak aan een schaafbewerking wordt onderworpen ter verwijdering van materiaal van het dwarselement en Eindhoven, 28 november. 1986 P fi A λ s" a (Lr > ij (t | N fk - s v S ^ y * * «ft N737/AT/as -17- van tenminste een gedeelte van de braam, waarna eventueel in een volgend station de rest van de braam wordt weggenomen.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het ken-5 merk, dat het restant van de braam langs de begrenzingen van de zadels wordt weggedrukt in de ruimte voor de verhoogde oppervlakken door tegen elkaar in werkende afgeschuinde stempels.

10. Inrichting kennelijk bestemd voor de uit-10 voering van de werkwijzen volgens de conclusies 6-9.

11. Drijfriem voor toepassing in een aandrij-vingsmechanisme met traploos regelbare snelheid, met het kenmerk, dat deze is voorzien van dwarselementen volgens conclusie 1-5. Eindhoven, 28 november 1986

07 CO 156