NL1032701C2 - Gedeeld stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie. - Google Patents

Gedeeld stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie. Download PDF

Info

Publication number
NL1032701C2
NL1032701C2 NL1032701A NL1032701A NL1032701C2 NL 1032701 C2 NL1032701 C2 NL 1032701C2 NL 1032701 A NL1032701 A NL 1032701A NL 1032701 A NL1032701 A NL 1032701A NL 1032701 C2 NL1032701 C2 NL 1032701C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
punching
punching member
parts
push belt
transverse elements
Prior art date
Application number
NL1032701A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Pasteuning
Original Assignee
Bosch Gmbh Robert
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bosch Gmbh Robert filed Critical Bosch Gmbh Robert
Priority to NL1032701A priority Critical patent/NL1032701C2/nl
Priority to DE112007002458T priority patent/DE112007002458T5/de
Priority to CN2007800384122A priority patent/CN101522336B/zh
Priority to JP2009533263A priority patent/JP5382530B2/ja
Priority to PCT/NL2007/000263 priority patent/WO2008051070A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1032701C2 publication Critical patent/NL1032701C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21DWORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21D53/00Making other particular articles
    • B21D53/14Making other particular articles belts, e.g. machine-gun belts

Description

f
Titel: Gedeeld stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van een stans-proces waarin dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie uit basismateriaal worden gestanst, 5 welke dwarselementen een relatief breed basisgedeelte met poelie-schijf-contactvlakken voor contact met poelieschijven van poelies van de continu variabele transmissie en ondersteuningsvlakken voor het ondersteunen van dragers van de duwband, een topgedeelte, en een relatief smal nekgedeelte dat het basisgedeelte en het topgedeelte 10 met elkaar verbindt, hebben, welk stansorgaan op overeenkomstige wijze een basisgedeelte, een nekgedeelte en een topgedeelte heeft, en twee tegen elkaar plaatsbare delen omvat, die elk een ander gedeelte van het basisgedeelte omvatten, waarbij één van de stans-orgaandelen uitsluitend een gedeelte van het basisgedeelte omvat, en 15 waarbij een denkbeeldig scheidingsvlak tussen de stansorgaandelen uitsluitend in het basisgedeelte is gelegen.
De onderhavige uitvinding heeft voorts betrekking op een stans-inrichting waarin het stansorgaan is toegepast, een werkwijze voor het vervaardigen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor 20 een continu variabele transmissie, waarbij het stansorgaan wordt toegepast om de dwarselementen uit basismateriaal te stansen, een dwarselement dat onder toepassing van die werkwijze vervaardigd is, en een duwband met een aantal van dergelijke dwarselementen.
25 Een duwband voor een continu variabele transmissie is algemeen bekend. Een dergelijke duwband omvat doorgaans twee oneindige, in zichzelf gesloten lintvormige dragers voor het dragen van een relatief groot aantal dwarselementen. De dwarselementen zijn over de gehele omtrek van de dragers aangebracht, waarbij ze tijdens bedrijf 30 van de continu variabele transmissie in staat zijn tot het doorgeven van krachten die samenhangen met een beweging van de duwband.
ï Ö3 Z J 0 1 2
In de hiernavolgende beschrijving van een dwarselement refereren de genoemde richtingen aan de situatie waarin het dwarselement deel uitmaakt van de duwband. Een lengterichting van het dwarselement komt overeen met een omtreksrichting van de duwband.
5 Een hoogterichting van het dwarselement komt overeen met een radiale richting van de duwband. Een breedterichting van het dwarselement komt overeen met een richting haaks op zowel de lengterichting als de hoogterichting.
Het dwarselement is in breedterichting aan weerszijden voorzien 10 van uitsparingen voor het althans gedeeltelijk opnemen van de dragers van de duwband. Ten behoeve van het ondersteunen van de dragers omvat het dwarselement ondersteuningsvlakken. Ten behoeve van contact tussen het dwarselement en poelieschijven van een poelie van de continu variabele transmissie is het dwarselement in breedte-15 richting aan weerszijden voorzien van in de richting van de ondersteuningsvlakken ten opzichte van elkaar divergerende poelieschijf-contactvlakken. De in het hiernavolgende gebezigde begrippen "boven" en "onder" zijn gerelateerd aan de richting van divergentie; deze wordt gedefinieerd als van onder naar boven.
20 Het dwarselement omvat in hoogterichting van onder naar boven achtereenvolgens een basisgedeelte, een nekgedeelte waarvan de afmetingen in breedterichting kleiner zijn dan die van het basisgedeelte, en een topgedeelte waarvan de afmetingen in breedterichting ter plaatse van de aansluiting op het nekgedeelte groter 25 zijn dan die van het nekgedeelte. Het basisgedeelte omvat de ondersteuningsvlakken en de poelieschijf-contactvlakken. In de duwband bevindt het basisgedeelte zich aan de zijde van de binnenomtrek van de duwband, terwijl het topgedeelte zich aan de zijde van de buitenomtrek van de duwband bevindt.
30
Het dwarselement wordt door middel van een stansproces uit plaatvormig basismateriaal vervaardigd. In het bijzonder is dit stansproces een zogeheten fijnstansproces, waarbij twee stans-organen, te weten een snij orgaan en een ondersteuningsorgaan worden 35 toegepast, waarbij het snijorgaan bestemd is om het dwarselement onder invloed van een snijkracht uit het basismateriaal te snijden, en waarbij het ondersteuningsorgaan bestemd is om het dwarselement tijdens het stansproces met een ondersteuningskracht te ondersteunen. Tijdens het stansproces dringt het snijorgaan onder druk 40 door het basismateriaal, waarbij een onderlinge beweging van het 3 gestanste dwarselement en het basismateriaal wordt toegestaan. Op deze wijze wordt het dwarselement volledig van een omringend gedeelte van het basismateriaal losgemaakt.
Evenals bij het te stansen dwarselement zijn bij zowel het 5 snijorgaan als het ondersteuningsorgaan een basisgedeelte, een nek-gedeelte en een topgedeelte te onderscheiden. Een omtrek van zowel het snijorgaan als het ondersteuningsorgaan is in hoofdzaak gelijk aan een gewenste omtrek van het dwarselement. In het hiernavolgende wordt aangenomen dat de diverse richtingen die in verband met het 10 dwarselement zijn gedefinieerd, op overeenkomstige wijze op de stansorganen betrekking hebben.
Het is mogelijk dat één van het snijorgaan en het ondersteuningsorgaan ten minste twee delen omvat. Zo toont WO 2004/004942 15 een ondersteuningsorgaan met twee delen, waarbij één van de onder-steuningsorgaandelen het basisgedeelte en een gedeelte van het nekgedeelte dat aan het basisgedeelte grenst, omvat, terwijl een ander van de ondersteuningsorgaandelen het topgedeelte en een gedeelte van het nekgedeelte dat aan het topgedeelte grenst, omvat. 20 Een toepassing van een ondersteuningsorgaan dat in twee delen verdeeld is, heeft een aantal voordelen ten opzichte van een toepassing van een ondersteuningsorgaan uit één stuk. Zo kan de vorming van de dwarselementen tijdens het stansproces beter beheerst worden, doordat kantelbewegingen van beide ondersteuningsorgaandelen, die in 25 de praktijk onder invloed van de tijdens het stansproces heersende krachten plaatsvinden, minder effect hebben op een nauwkeurigheid waarmee de dwarselementen gevormd worden dan een totale kantel-beweging van een enkel ondersteuningsorgaandeel. Een ander positief punt is het feit dat beide ondersteuningsorgaandelen afzonderlijk 30 bekrachtigd kunnen worden, waardoor de totale nauwkeurigheid waarmee de dwarselementen worden gevormd, toeneemt. Bovendien kunnen beide ondersteuningsorgaandelen afzonderlijk geoptimaliseerd worden, hetgeen eveneens bijdraagt aan een nauwkeuriger vormingsproces van de dwarselementen. In het algemeen geldt daarbij, dat het gemakkelijker 35 is een gedeeld ondersteuningsorgaan met een gewenste nauwkeurigheid te vervaardigen, dan een ondersteuningsorgaan uit één stuk, vooral omdat in het laatste geval zich moeilijk toegankelijke uitsparingen in het ondersteuningsorgaan bevinden.
4 EP 1 132 648 toont een snijorgaan met twee delen, waarbij één snijorgaandeel specifiek dient om een kuil in het topgedeelte van een te stansen dwarselement te vormen.
5 Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een gedeeld stansorgaan met ten minste twee delen te verschaffen, waarbij de verdeling zodanig is gekozen, dat het gedeelde stansorgaan volgens de onderhavige uitvinding nog een aantal voordelen meer heeft dan het uit WO 2004/004942 bekende gedeelde stansorgaan. Dit doel wordt 10 bereikt door een stansorgaan dat twee tegen elkaar geplaatste delen omvat, die elk een ander gedeelte van het basisgedeelte omvatten, waarbij één van de stansorgaandelen uitsluitend een gedeelte van het basisgedeelte omvat, en waarbij een denkbeeldig scheidingsvlak tussen de stansorgaandelen uitsluitend in het basisgedeelte is 15 gelegen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat het denkbeeldige scheidingsvlak is gedefinieerd ter plaatse waar vlakken van de stansorgaandelen tegen elkaar aan liggen. In de praktijk ontstaat op een positie die correspondeert met deze plaats waar de stansorgaandelen tegen elkaar aan liggen, dat wil zeggen, op een positie die 20 correspondeert met een positie van het denkbeeldige scheidingsvlak, een lijnvormige uitstulping op een vlak van het dwarselement waar het stansorgaan tijdens het stansproces tegen aan gedrukt wordt. Wanneer het gedeelde stansorgaan volgens de onderhavige uitvinding wordt toegepast, dan wordt gewaarborgd dat deze uitstulping uit-25 sluitend in het basisgedeelte van het dwarselement wordt gevormd.
Dat blijkt met het oog op de sterkte en de levensduur van het dwarselement gunstiger te zijn dan wanneer deze uitstulping in het nek-gedeelte wordt verkregen, zoals dat bij een toepassing van het uit WO 2004/ 004942 bekende gedeelde stansorgaan het geval is.
30 Een voordeel van de toepassing van een gedeeld stansorgaan in het algemeen is dat op relatief eenvoudige wijze een hoogteverschil tussen stansvlakken van de stansorgaandelen kan worden gecreëerd, waarbij de grootte van het hoogteverschil desgewenst optimaal kan worden afgestemd op eigenschappen van het basismateriaal waaruit de 35 dwarselementen gestanst worden. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt, dat met de term stansvlakken de vlakken van de stansorgaandelen die tijdens het stansproces tegen het te vormen dwarselement aanliggen, en die zich in hoofdzaak haaks op een richting van de relatieve beweging tussen het te vormen dwarselement en het 40 basismateriaal uitstrekken, bedoeld worden. De toepassing van het 5 stansorgaan volgens de onderhavige uitvinding maakt het mogelijk een vlak van het dwarselement over ten minste een gedeelte van het top-gedeelte en het nekgedeelte enigszins dieper te laten uitkomen dan het overgrote deel van het basisgedeelte, hetgeen in veel gevallen 5 wenselijk is om vermoeiingsverschijnselen van de dwarselementen in de duwband te voorkomen door te waarborgen dat met name vrije delen van het relatief brede basisgedeelte van opeenvolgende dwarselementen tegen elkaar aan liggen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van het stansorgaan volgens de 10 onderhavige uitvinding is één van de stansorgaandelen ingericht om een ander van de stansorgaandelen in ten minste één richting vast te houden, zodat de stansorgaandelen in die richting ten opzichte van elkaar fixeerbaar zijn. Eén van de stansorgaandelen kan bijvoorbeeld een uitsteeksel hebben, waarbij een breedte van het uitsteeksel op 15 een bepaald gedeelte groter is dan een breedte van het uitsteeksel bij een basis van het uitsteeksel. Een ander van de stansorgaandelen heeft dan een uitsparing waar het uitsteeksel precies inpast, zodat de stansorgaandelen als puzzelstukken in één richting in elkaar kunnen worden geschoven, en uitsluitend in die richting losneembaar 20 zijn.
Een voordeel van de uitvoeringsvorm van het stansorgaan waarin de stansorgaandelen in ten minste één richting ten opzichte van elkaar fixeerbaar zijn, is dat de stansorgaandelen elkaar in die ten minste ene richting vasthouden wanneer het stansorgaan gehanteerd 25 wordt, bijvoorbeeld in een situatie waarin het stansorgaan uit een stansinrichting wordt verwijderd. Hiermee wordt bijvoorbeeld voorkomen dat een stansorgaandeel onverwacht op de grond kan vallen en schade kan oplopen.
Het denkbeeldige scheidingsvlak tussen de stansorgaandelen kan 30 bijvoorbeeld U-vormig zijn, waarbij eventueel een bodemgedeelte van het scheidingsvlak vlak is. In een praktische uitvoeringsvorm van het stansorgaan sluiten aan twee zijden van het stansorgaan een oppervlak van het basisgedeelte en een oppervlak van het nekgedeelte via een gegolfd oppervlak op elkaar aan. In deze uitvoeringsvorm is 35 het gunstig wanneer eindgedeeltes van het U-vormige denkbeeldige scheidingsvlak op de gegolfde oppervlakken uitkomen. Op deze wijze wordt namelijk gewaarborgd dat het denkbeeldige scheidingsvlak zich niet bevindt op een plaats van het stansorgaan die correspondeert met een kritische plaats op het te stansen dwarselement, dat wil 40 zeggen, een plaats op het dwarselement waarvan de oppervlakte- 6 kwaliteit van belang is voor een standtijd van het dwarselement en daarmee een standtijd van een duwband waarin het dwarselement wordt toegepast.
Het is tevens praktisch wanneer het gegolfde oppervlak dat zich 5 tussen een oppervlak van het basisgedeelte en een oppervlak van het nekgedeelte uitstrekt, een convex gedeelte en een concaaf gedeelte omvat, waarbij het eindgedeelte van het U-vormige denkbeeldige scheidingsvlak op het gegolfde oppervlak uitkomt op een positie waar een overgang tussen het convexe gedeelte en het concave gedeelte is. 10 Bovendien is het gunstig wanneer op een positie waar het denkbeeldige scheidingsvlak op een oppervlak van het stansorgaan uitkomt, het scheidingsvlak zich in hoofdzaak haaks ten opzichte van dat oppervlak uitstrekt. Een juiste positie van het denkbeeldige scheidingsvlak draagt bij aan een gunstige belasting van de af-15 zonderlijke stansorgaandelen tijdens een stansproces waarin het stansorgaan wordt toegepast, waarbij de kans op breuk van de stansorgaandelen minimaal kan zijn.
Het stansorgaan volgens de onderhavige uitvinding kan een snij-orgaan of een ondersteuningsorgaan zijn. In een praktische uit-20 voeringsvorm is het stansorgaan geschikt om als snijorgaan te worden toegepast, en is één van de stansorgaandelen ingericht om een kuil in de te stansen dwarselementen te vormen.
De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de 25 hand van de hiernavolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding onder verwijzing naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van een continu variabele 30 transmissie met duwband; figuur 2 een aanzicht is van hoofdlichaamsvlak van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie; figuur 3 een zijaanzicht is van het in figuur 2 getoonde dwarselement ; 35 figuur 4 schematisch een langsdoorsnede toont van een stansgebied van een stansinrichting, en van daarin geplaatst basismateriaal; figuur 5 schematisch een fase van een stansbeweging toont; figuur 6 een vooraanzicht is van een gedeeld stansorgaan volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het stansorgaan in samenstelling is 40 getoond; 7 figuur 7 een schematische en perspectivische explosietekening is van het in figuur 6 getoonde gedeelde stansorgaan; figuur 8 een schematisch en perspectivisch aanzicht is van het in figuur 6 getoonde gedeelde stansorgaan, waarbij het stansorgaan in 5 samenstelling is getoond; en figuur 9 een zijaanzicht is van het in figuur 6 getoonde gedeelde stansorgaan, waarbij stansorgaandelen van het stansorgaan zich in een voor het stansen van een dwarselement geschikte configuratie bevinden.
10
Figuur 1 toont schematisch een continu variabele transmissie, die in het bijzonder geschikt is voor gebruik in een motorvoertuig. De continu variabele transmissie is in zijn algemeenheid aangeduid met het verwijzingscijfer 1.
15 De continu variabele transmissie 1 omvat twee op afzonderlijke poelie-assen 2, 3 aangebrachte poelies 4, 5. Een oneindige, in zichzelf gesloten duwband 6 is om de poelies 4, 5 aangebracht en dient voor het overdragen van koppel tussen de poelie-assen 2, 3. Elk van de poelies 4, 5 omvat twee poelieschijven, waarbij de duwband 6 20 tussen genoemde twee poelieschijven is gepositioneerd en ingeklemd, zodat met behulp van wrijving een kracht tussen de poelies 4, 5 en de duwband 6 kan worden overgedragen.
De duwband 6 omvat ten minste één oneindige drager 7 die doorgaans is opgebouwd uit een aantal ringen. Over de gehele lengte van 25 de drager 7 zijn dwarselementen 10 aangebracht, waarbij de dwars- elementen 10 onderling tegen elkaar aanliggen en in omtreksrichting beweegbaar ten opzichte van de drager 7 zijn. Ter wille van de eenvoud is in figuur 1 slechts een aantal van deze dwarselementen 10 getoond. Zowel de drager 7 als de dwarselementen 10 zijn uit metaal 30 vervaardigd.
Figuren 2 en 3 tonen een dwarselement 10. Een eerste hoofd-lichaamsvlak van het dwarselement 10 is in zijn algemeenheid aangeduid met het verwijzingscijfer 11, terwijl een tweede hoofd-35 lichaamsvlak van het dwarselement 10 in zijn algemeenheid is aangeduid met het verwijzingscijfer 12. De hoofdlichaamsvlakken 11, 12 strekken zich in het algemeen haaks op de lengterichting van het dwarselement 10 uit. Tussen de hoofdlichaamsvlakken 11, 12 bevindt zich een omtreksvlak 13.
8
Het dwarselement 10 omvat in hoogterichting achtereenvolgens een basisgedeelte 14, een relatief smal nekgedeelte 15 en een top-gedeelte 16. In de duwband 6 bevindt het basisgedeelte 14 zich aan de zijde van de binnenomtrek van de duwband 6, terwijl het top-5 gedeelte 16 zich aan de zijde van de buitenomtrek van de duwband 6 bevindt. Voorts ligt in een duwband 6 ten minste een gedeelte van het eerste hoofdlichaamsvlak 11 van het dwarselement 10 aan tegen ten minste een gedeelte van het tweede hoofdlichaamsvlak 12 van een aangrenzend dwarselement 10, terwijl ten minste een gedeelte van het 10 tweede hoofdlichaamsvlak 12 van het dwarselement 10 aanligt tegen ten minste een gedeelte van het eerste hoofdlichaamsvlak 11 van een ander aangrenzend dwarselement 10. Het basisgedeelte 14 van het dwarselement 10 zoals getoond in figuur 2 omvat bij de overgang naar het nekgedeelte 15 twee ondersteuningsvlakken 17 die dienen voor het 15 ondersteunen van twee dragers 7 van de duwband 6. Voorts omvat het basisgedeelte 14 twee poelieschijf-contactvlakken 18. Wanneer het dwarselement 10 over een poelie 4, 5 van de continu variabele transmissie 1 beweegt, dan wordt via genoemde poelieschijf-contactvlakken 18 contact tussen het dwarselement 10 en contactvlakken van de 20 poelieschijven van de poelie 4, 5 bewerkstelligd. Zowel de onder steuningsvlakken 17 als de poelieschijf-contactvlakken 18 maken deel uit van het omtreksvlak 13.
Het topgedeelte 16 omvat twee opsluitvlakken 19 die tegenover de ondersteuningsvlakken 17 zijn gelegen, en die deel uitmaken van 25 het omtreksvlak 13. Wanneer het dwarselement 10 in een duwband 6 is opgenomen, dan wordt een ruimte waarin de dragers 7 zich bevinden in hoogterichting afgebakend door de ondersteuningsvlakken 17 enerzijds en door de opsluitvlakken 19 anderzijds.
Op het eerste hoofdlichaamsvlak 11 van het dwarselement 10 is 30 een nop 21 aangebracht. De nop 21 bevindt zich in het getoonde voorbeeld op het topgedeelte 16, en correspondeert met een kuil 22 in het tweede hoofdlichaamsvlak 12. In de duwband 6 bevindt de nop 21 van het dwarselement 10 zich althans gedeeltelijk in de kuil 22 van een aangrenzend dwarselement 10. De nop 21 en de corresponderende 35 kuil 22 dienen om onderlinge verschuiving van aangrenzende dwars- elementen 10 in een vlak haaks op de omtreksrichting van de duwband 6 te voorkomen.
Het dwarselement 10 wordt vervaardigd door middel van een 40 stansproces, in het bijzonder een zogeheten fijnstansproces, waarbij 9 een snijorgaan 30 en een ondersteuningsorgaan 40 worden toegepast.
Het snijorgaan 30 dient om het dwarselement 10 tijdens het stans-proces uit plaatvormig basismateriaal 50 te snijden, terwijl het ondersteuningsorgaan 40 dient om het dwarselement 10 tijdens het 5 stansproces te ondersteunen. Oppervlakken van het basismateriaal 50 kunnen volledig vlak zijn, maar dit is niet noodzakelijk. Er kan daarom ook getrapt basismateriaal 50 worden toegepast.
Een stansvlak 31 van het snijorgaan 30, met andere woorden, een vlak 31 van het snijorgaan 30 dat bestemd is om tijdens het stans-10 proces tegen het basismateriaal 50 gedrukt te worden, op een gedeelte dat bestemd is om een hoofdlichaamsvlak 11, 12 van het te stansen dwarselement 10 te vormen, heeft in hoofdzaak dezelfde omtrek als het te stansen dwarselement 10. Hetzelfde geldt voor een stansvlak 41 van het ondersteuningsorgaan 40. Daardoor kan bij het 15 snijorgaan 30 en het ondersteuningsorgaan 40, evenals bij het dwarselement 10, een basisgedeelte, een relatief smal nekgedeelte en een topgedeelte worden onderscheiden. In de hiernavolgende beschrijving van het snijorgaan 30 en het ondersteuningsorgaan 40 komt een hoogterichting overeen met de richting waarin het basisgedeelte, het 20 nekgedeelte en het topgedeelte achtereenvolgend zijn gelegen. Een lengterichting komt overeen met een richting haaks op het stansvlak 31, 41. Een breedterichting komt overeen met een richting haaks op zowel de lengterichting als de hoogterichting.
25 Hieronder zal een op zich bekend stansproces van het dwars element 10 aan de hand van figuren 4 en 5 worden toegelicht.
In figuur 4 zijn een stansgebied van een stansinrichting 60 en daarin geplaatst plaatvormig basismateriaal 50 schematisch weergegeven. De stansinrichting 60 omvat zowel het snijorgaan 30 als het 30 ondersteuningsorgaan 40, waarbij het snijorgaan 30 is opgenomen in een geleidingsruimte 61 in een geleidingsplaat 62 die als belangrijke functie het geleiden van het snijorgaan 30 tijdens een stans-beweging heeft. Het ondersteuningsorgaan 40 is in het verlengde van het snijorgaan 30 opgesteld, en is opgenomen in een opneemruimte 63 35 in een matrijs 64 die als belangrijke functie het tijdens een stans-beweging geleiden van zowel het ondersteuningsorgaan 40 als het dwarselement 10 heeft. Een binnenomtrek van de opneemruimte 63 correspondeert in hoofdzaak met de omtrek van het snijorgaan 30, het ondersteuningsorgaan 40 en het dwarselement 10. Het basismateriaal 40 50 bevindt zich initieel tussen het snijorgaan 30 en de geleidings- 10 plaat 62 enerzijds en het ondersteuningsorgaan 40 en de matrijs 64 anderzijds. Een gedeelte van het basismateriaal 50 dat zich tussen het snijorgaan 30 en het ondersteuningsorgaan 40 bevindt, is bestemd om het dwarselement 10 te vormen, en zal hiernavolgend worden aan-5 geduid als stansgedeelte 51. Een ander gedeelte van het basismateriaal 50, namelijk het gedeelte dat zich tussen de geleidings-plaat 62 en de matrijs 64 bevindt, zal hiernavolgend worden aangeduid als restgedeelte 52.
Tijdens een stansbeweging worden het snijorgaan 30 en het 10 ondersteuningsorgaan 40 enerzijds en de geleidingsplaat 62 en de matrijs 64 anderzijds ten opzichte van elkaar bewogen. Als gevolg van deze relatieve beweging wordt het snijorgaan 30 door het basismateriaal 50 heen gedrukt, waarbij het dwarselement 10 wordt gevormd doordat het stansgedeelte 51 van het restgedeelte 52 wordt los-15 gemaakt. Gedurende de stansbeweging blijft het stansgedeelte 51 door het ondersteuningsorgaan 40 ondersteund.
In figuur 5 is schematisch een langsdoorsnede van het stans-gebied van de stansinrichting 60 weergegeven, waarbij de diverse onderdelen van de stansinrichting 60 in een onderlinge stand zijn 20 weergegeven die representatief is voor een fase van het stansproces waarin het snijorgaan 30 reeds zo ver in de matrijs 64 is gedrukt dat het stansgedeelte 51 volledig is losgesneden van het restgedeelte 52 en zich in de matrijs 64 bevindt, terwijl het is ingeklemd tussen het snijorgaan 30 en het ondersteuningsorgaan 40.
25 Zodra het stansgedeelte 51 uit de stansinrichting 60 wordt vrijgegeven, kan het vervolgens als dwarselement 10 in een duwband 6 worden toegepast, na eventueel verder te zijn bewerkt.
Volgens een voorkeursoptie die binnen het kader van de onder-30 havige uitvinding bestaat, is het snijorgaan 30 gedeeld, waarbij het snijorgaan 30 twee snijorgaandelen 30a, 30b omvat. Figuur 6 is een vooraanzicht van dit gedeelde snijorgaan 30 volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de snijorgaandelen 30a, 30b tegen elkaar aan liggen. Figuren 7 en 8 zijn perspectivische aanzichten van het 35 gedeelde snijorgaan 30, waarbij in figuur 7 de snijorgaandelen 30a, 30b op afstand van elkaar zijn getoond. Omwille van de duidelijkheid is in figuren 7 en 8 een nop 32 van het snijorgaan 30, die dient om de kuil 22 in het dwarselement 10 aan te brengen, niet getoond. In dit verband wordt opgemerkt, dat het een praktische mogelijkheid is 40 om een apart element toe te passen voor het vormen van de kuil 22 in 11 het dwarselement 10, waarbij het snijorgaan 30 een uitsparing heeft waarin het element is opgenomen, en waarbij het element beweegbaar ten opzichte van de overige delen van het snijorgaan 30 is opgesteld.
5 In figuren 6-8 is duidelijk te zien dat een eerste snijorgaan- deel 30a het topgedeelte 33, het nekgedeelte 34 en een gedeelte 35a van het basisgedeelte 35 van het snijorgaan 30 omvat. Daarentegen omvat een tweede snijorgaandeel 30b uitsluitend een gedeelte 35b van het basisgedeelte 35, waarbij dit gedeelte 35b het overgrote deel 10 van het basisgedeelte 35 is. Het andere gedeelte 35a van het basisgedeelte 35 is uitsluitend een deel van het basisgedeelte 35 dat op het nekgedeelte 34 aansluit. Omwille van de duidelijkheid, en gelet op de oriëntatie van het gedeelde snijorgaan 30 zoals getoond in figuur 6, zal het gedeelte 35a van het basisgedeelte 35, dat op het 15 nekgedeelte 34 aansluit en dat deel uitmaakt van het eerste snijorgaandeel 30a worden aangeduid als bovenste gedeelte 35a van het basisgedeelte 35, terwijl het andere gedeelte 35b van het basisgedeelte 35, dat het overgrote deel van het basisgedeelte 35 is en dat deel uitmaakt van het tweede snijorgaandeel 30b, zal worden aan-20 geduid als onderste gedeelte 35b van het basisgedeelte 35.
De configuratie van de snijorgaandelen 30a, 30b zoals getoond in figuren 6 en 8 is een configuratie die samenhangt met de toepassing van het snijorgaan 30 tijdens een stansproces. In deze configuratie is het van belang dat de snijorgaandelen 30a, 30b ter 25 plaatse van een denkbeeldig scheidingsvlak 36 tussen de snijorgaan-delen 30a, 30b nauwkeurig en praktisch zonder tussenruimte op elkaar aansluiten. Wanneer dat niet het geval zou zijn, dan zou een onregelmatigheid in het dwarselement 10 verkregen worden, die bij toepassing van het dwarselement 10 in een duwband 6 tot vroegtijdige 30 breuk van het dwarselement 10 zou kunnen leiden, of andere problemen zou kunnen veroorzaken.
Ondanks een nauwkeurige aansluiting van de snijorgaandelen 30a, 30b op elkaar is het in de praktijk toch zo, dat op een plaats van het dwarselement 10 die correspondeert met de plaats van het denk-35 beeldige scheidingsvlak 36 tussen de snijorgaandelen 30a, 30b, enigszins een rand ontstaat. De specifieke verdeling van het stans-orgaan 30 zoals getoond in figuren 6-8 is echter zo gekozen, dat dit geen noemenswaardig negatief effect op de sterkte van het dwarselement 10 heeft, of schadelijk kan zijn voor een aangrenzend dwars-40 element 10 in de duwband 6. Dit hangt samen met het feit dat het 12 denkbeeldige scheidingsvlak 36 tussen de twee snijorgaandelen 30a, 30b zich uitsluitend in het basisgedeelte 35 van het snijorgaan 30 bevindt. In ieder geval is het voor de eigenschappen van de dwars-elementen 10 die met behulp van het snijorgaan 30 worden gevormd, 5 beter dat het denkbeeldige scheidingsvlak 36 tussen de snijorgaan-delen 30a, 30b zich volledig in het basisgedeelte 35 bevindt, dan dat het zich in het nekgedeelte bevindt, zoals dat bij het uit WO 2004/004942 bekende gedeelde ondersteuningsorgaan het geval is, of in het topgedeelte, zoals dat bij het uit EP 1 132 648 bekende 10 gedeelde snijorgaan het geval is.
In het getoonde voorbeeld is het denkbeeldige scheidingsvlak 36 tussen de snijorgaandelen 30a, 30b U-vormig, waarbij een basisgedeelte 36a van het U-vormige vlak 36 in hoofdzaak vlak is. Afmetingen in breedterichting van het nekgedeelte 34 van het gedeelde 15 snijorgaan 30 zijn kleiner dan afmetingen in breedterichting van het bovenste gedeelte 35a van het basisgedeelte 35 dat met het nekgedeelte 34 verbonden is. Vlakke eindgedeeltes 36b van benen 36c van het U-vormige denkbeeldige scheidingsvlak 36 zijn in een richting naar het nekgedeelte 34 toe naar elkaar toe gericht. Als gevolg 20 hiervan is het niet mogelijk de snijorgaandelen 30a, 30b door een beweging haaks op snijvlakken 37 van het tweede snijorgaandeel 30b, die dienen om de ondersteuningsvlakken 17 van de dwarselementen 10 uit te snijden, en die aan één zijde via een gegolfd oppervlak 38 aansluiten op een zijvlak 39 van het nekgedeelte 34, tegen elkaar 25 aan te leggen. Een ingang van een sleuf 45 die zich in het tweede snijorgaandeel 30b bevindt en die dient om het gedeelte 35a van het eerste snijorgaandeel 30a dat overeenkomt met het bovenste gedeelte 35a van het basisgedeelte 35 op te nemen, is niet groot genoeg om het bovenste gedeelte 35a van het basisgedeelte 35 bij een beweging 30 in genoemde richting binnen te laten. Het is daarom alleen mogelijk de snijorgaandelen 30a, 30b met een beweging in een richting haaks op het stansvlak 31 van het snijorgaan 30 op de juiste wijze tegen elkaar aan te leggen. Door de specifieke vormgeving van de gedeeltes 35a, 35b van het basisgedeelte 35, die elk van een ander snijorgaan-35 deel 30a, 30b deel uitmaken, is het alleen mogelijk de snijorgaan- delen 30a, 30b als puzzelstukken in elkaar te passen. Een belangrijk voordeel hiervan is dat de snijorgaandelen 30a, 30b niet zonder meer van elkaar kunnen worden afgenomen. Er is dan een beweging over de volledige lengte van de snijorgaandelen 30a, 30b nodig. Doordat de 40 snijorgaandelen 30a, 30b in staat zijn elkaar vast te houden, is het 13 mogelijk het gedeelde stansorgaan 30 in de praktijk grotendeels als een stansorgaan 30 uit één stuk te behandelen.
Zoals hierboven is opgemerkt, komen de eindgedeeltes 36b van de benen 36c van het denkbeeldige scheidingsvlak 36 tussen de snij-5 orgaandelen 30a, 30b uit op gegolfde oppervlakken 38 die zich tussen zijvlakken 39 van het nekgedeelte 34 en ondersteuningsvlak-snij-vlakken 37 van het basisgedeelte 35 uitstrekken. Dit is gunstig met het oog op het feit dat het geen kwaad kan om op een corresponderende plaats van het dwarselement 10 enigszins een rand te hebben, 10 vooral wanneer deze plaats op een overgang van een convex gedeelte van het gegolfde oppervlak 38 naar een concaaf gedeelte is gelegen. Dit is in het getoonde voorbeeld dan ook het geval. In het algemeen is het dan verder nog gunstig wanneer de eindgedeeltes 36b van de benen 36c van het denkbeeldige scheidingsvlak 36 in hoofdzaak haaks 15 op de gegolfde oppervlakken 38 uitkomen, en wordt hiermee breuk van de snijorgaandelen 30a, 30b voorkomen.
Figuur 9 is een zijaanzicht van het gedeelde snijorgaan 30. In deze figuur wordt een mogelijke onderlinge positionering van de 20 snijorgaandelen 30a, 30b ten behoeve van een stansproces getoond.
Overigens hebben de snijorgaandelen 30a, 30b in het getoonde voorbeeld dezelfde lengte, maar dat is in het kader van de onderhavige uitvinding niet noodzakelijk.
In het bijzonder worden de snijorgaandelen 30a, 30b in lengte-25 richting enigszins verschoven ten opzichte van elkaar gepositioneerd, waarbij een stansvlak 31a van het eerste snijorgaandeel 30a enigszins verder uitsteekt dan een stansvlak 31b van het tweede snijorgaandeel 30b. Hiermee wordt bereikt dat in het dwarselement 10 ten minste een gedeelte van het topgedeelte 16 en het nekgedeelte 30 15, en een gedeelte van het basisgedeelte 14 enigszins verdiept komen te liggen ten opzichte van het overgrote deel van het basisgedeelte 14. Zodoende wordt gewaarborgd dat de dwarselementen 10 in de duwband 6 via de basisgedeeltes 14 in contact met elkaar zijn, en wordt breuk van de dwarselementen 10 als gevolg van vermoeiings-35 verschijnselen voorkomen.
Hieronder worden volledigheidshalve een aantal algemene voordelen van de toepassing van een gedeeld stansorgaan zoals het gedeelde snijorgaan 30 volgens de onderhavige uitvinding beschreven.
14
Een eerste voordeel hangt samen met het reeds beschreven gegeven dat het mogelijk is de stansvlakken 31a, 31b van de snij-orgaandelen 30a, 30b op een verschillend niveau te hebben, en dat het niveauverschil naar wens kan worden bepaald. Het veranderen van 5 het niveauverschil is gewenst wanneer een dwarselement 10 met een andere vorm dient te worden vervaardigd en/of wanneer basismateriaal 50 met een andere vorm en/of andere afmetingen wordt toegepast. In een dergelijk geval kan de onderlinge positie van de snijorgaandelen 30a, 30b eenvoudig worden aangepast, bijvoorbeeld door een geschikt 10 vulplaatje toe te passen, dat dan tegen achtervlakken van de snij-orgaandelen 30a, 30b wordt geplaatst.
Het gegeven dat het aanpassen van de configuratie van de snij-orgaandelen 30a, 30b op uiterst eenvoudige wijze kan plaatsvinden heeft grote waarde voor de praktijk, omdat deze configuratie vaak 15 proefondervindelijk wordt afgestemd op de gewenste vorm van het dwarselement 10.
Een tweede voordeel van de toepassing van het gedeelde snij-orgaan 30 is dat de snijorgaandelen 30a, 30b onafhankelijk van elkaar kunnen worden afgestemd op eisen die gelden ten aarizien van 20 de delen van het dwarselement 10 waarmee de snijorgaandelen 30a, 30b corresponderen. Op deze manier kan een hoge nauwkeurigheid worden bereikt.
Een derde voordeel van de toepassing van het gedeelde snij-orgaan 30 is dat de snijorgaandelen 30a, 30b verschillend kunnen 25 worden bekrachtigd tijdens het stansproces. Bij de toepassing van een ongedeeld snijorgaan 30 is vaak het topgedeelte 33 zo groot, dat het topgedeelte 16 van het dwarselement 10 groter dan noodzakelijk is voor het opvangen van de belasting die het dwarselement 10 tijdens bedrijf van de duwband 6 ondervindt. Dit wordt veroorzaakt 30 door het feit dat er tijdens het stansen met een ongedeeld snijorgaan 30 een evenwichtige verdeling moet zijn tussen de krachten die ter plaatse van het basisgedeelte 35 en ter plaatse van het topgedeelte 33 op het snijorgaan 30 werken, teneinde breuk van het snijorgaan 30 te voorkomen. Onder toepassing van een gedeeld snij-35 orgaan 30 kan het topgedeelte 33 kleiner zijn, waardoor in het uiteindelijke dwarselement 10 gewicht wordt bespaard.
Een vierde voordeel van de toepassing van het gedeelde snijorgaan 30 is dat het snijorgaan 30 tijdens het stansproces niet noemenswaardig zal worden belast door een koppel, en dat een neiging 40 tot kantelen en eventuele daadwerkelijke kantelbewegingen van de 15 snijorgaandelen 30a, 30b uitblijven. Er hoeft derhalve in het ontwerp van de snijorgaandelen 30a, 30b geen rekening te worden gehouden met een verwachte neiging tot kantelen en een eventuele daadwerkelijke kanteling, hetgeen de nauwkeurigheid waarmee dwars-5 elementen 10 gevormd worden, ten goede komt.
Een vijfde voordeel van de toepassing van het gedeelde snij-orgaan 30 is dat een dergelijk snijorgaan 30 relatief gemakkelijk te vervaardigen is. Alle oppervlakken van het snijorgaan 30 kunnen gemakkelijk worden bereikt, bewerkt en/of van coatings worden voor-10 zien.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties 15 daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
In het voorgaande is een gedeeld snijorgaan 30 beschreven. Het is echter ook mogelijk dat het ondersteuningsorgaan 40 gedeeld is. Verder is het niet essentieel dat het snijorgaan 30 is ingericht om 20 de kuil 22 in de te stansen dwarselementen 10 te vormen; het snijorgaan 30 zou zelf van een kuil voorzien kunnen zijn en daarmee toegepast kunnen worden om de nop 21 op de te stansen dwarselementen 10 te vormen.
25 De onderhavige uitvinding is als volgt samen te vatten. Bij een stansorgaan 30 dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van een stansproces waarin dwarselementen 10 voor gebruik in een duwband 6 voor een continu variabele transmissie 1 uit basismateriaal 50 worden gestanst, zijn in hoofdzaak drie gedeeltes te onderscheiden, 30 te weten een relatief breed basisgedeelte 35, een topgedeelte 33, en een relatief smal nekgedeelte 34 dat het basisgedeelte 35 en het topgedeelte 33 met elkaar verbindt. Het stansorgaan 30 is gedeeld, en omvat twee stansorgaandelen 30a, 30b, waarbij één 30b van de stansorgaandelen 30a, 30b uitsluitend een gedeelte 35b van het 35 basisgedeelte 35 omvat, en waarbij een denkbeeldig scheidingsvlak 36 tussen de stansorgaandelen 30a, 30b uitsluitend in het basisgedeelte 35 is gelegen. Het is hierbij mogelijk dat de stansorgaandelen 30a, 30b zodanig gevormd zijn, dat ze in elkaar grijpen wanneer ze tegen elkaar aan worden geplaatst om het stansorgaan 30 te vormen, waarbij 16 de stansorgaandelen 30a, 30b in ten minste één richting ten opzichte van elkaar fixeerbaar zijn.
1032701

Claims (13)

1. Stansorgaan (30) dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van een stansproces waarin dwarselementen (10) voor gebruik in een duwband (6) voor een continu variabele transmissie (1) uit basismateriaal (50) worden gestanst, welke dwarselementen (10) een 5 relatief breed basisgedeelte (14) met poelieschijf-contactvlakken (18) voor contact met poelieschijven van poelies (4, 5) van de continu variabele transmissie (1) en ondersteuningsvlakken (17) voor het ondersteunen van dragers (7) van de duwband (6), een topgedeelte (16), en een relatief smal nekgedeelte (15) dat het basisgedeelte 10 (14) en het topgedeelte (16) met elkaar verbindt, hebben, welk stansorgaan (30) op overeenkomstige wijze een basisgedeelte (35), een nekgedeelte (34) en een topgedeelte (33) heeft, en twee tegen elkaar plaatsbare delen (30a, 30b) omvat, die elk een ander gedeelte (35a, 35b) van het basisgedeelte (35) omvatten, waarbij één (30b) 15 van de stansorgaandelen (30a, 30b) uitsluitend een gedeelte (35b) van het basisgedeelte (35) omvat, en waarbij een denkbeeldig scheidingsvlak (36) tussen de stansorgaandelen (30a, 30b) uitsluitend in het basisgedeelte (35) is gelegen.
2. Stansorgaan (30) volgens conclusie 1, waarbij één (30a) van de stansorgaandelen (30a, 30b) is ingericht om door een ander (30b) van de stansorgaandelen (30a, 30b) in ten minste één richting vastgehouden te worden, zodat de stansorgaandelen (30a, 30b) in die richting ten opzichte van elkaar fixeerbaar zijn. 25
3. Stansorgaan (30) volgens conclusie 1 of 2, waarbij een denkbeeldig scheidingsvlak (36) tussen de stansorgaandelen (30a, 30b) in hoofdzaak U-vormig is.
4. Stansorgaan (30) volgens conclusie 3, waarbij aan twee zijden van het stansorgaan (30) een oppervlak (37) van het basisgedeelte (35) en een oppervlak (39) van het nekgedeelte (34) via een gegolfd oppervlak (38) op elkaar aansluiten, en waarbij eindgedeeltes (36b) van het U-vormige denkbeeldige scheidingsvlak (36) op de gegolfde 35 oppervlakken (38) uitkomen. 10327 0 1
5. Stansorgaan volgens conclusie 4, waarbij het gegolfde oppervlak (38) een convex gedeelte en een concaaf gedeelte omvat, en waarbij het eindgedeelte (36b) van het U-vormige denkbeeldige scheidingsvlak (36) op het gegolfde oppervlak (38) uitkomt op een positie waar een 5 overgang tussen het convexe gedeelte en het concave gedeelte is.
6. Stansorgaan (30) volgens een willekeurige der conclusies 1-5, waarbij een denkbeeldig scheidingsvlak (36) tussen de stansorgaan-delen (30a, 30b) op een positie waar dit vlak (36) op een oppervlak 10 (38) van het stansorgaan (30) uitkomt, zich in hoofdzaak haaks ten opzichte van dat oppervlak (38) uitstrekt.
7. Stansorgaan (30) volgens een willekeurige der conclusies 1-6, waarbij een stansvlak (31b) dat bestemd is om tegen het basis- 15 materiaal (50) waaruit de dwarselementen (10) gestanst worden, te worden gedrukt, en dat deel uitmaakt van het stansorgaandeel (30b) dat uitsluitend een gedeelte (35b) van het basisgedeelte (35) omvat, enigszins verdiept ten opzichte van een stansvlak (31a) van het andere stansorgaandeel (30a) is gelegen. 20
8. Stansorgaan (30) volgens een willekeurige der conclusies 1-7, waarbij één van de stansorgaandelen (30a, 30b) ingericht is om een kuil (22) in de te stansen dwarselementen (10) te vormen.
9. Stansorgaan (30) volgens een willekeurige der conclusies 1-8, dat bestemd is om tijdens het stansproces door het basismateriaal (50) heen te dringen en een dwarselement (10) uit het basismateriaal (50) te snijden.
10. Stansinrichting (60), voorzien van ten minste één gedeeld stansorgaan (30) volgens een willekeurige der conclusies 1-9.
11. Werkwijze voor het vervaardigen van dwarselementen (10) voor gebruik in een duwband (6) voor een continu variabele transmissie 35 (1), waarbij het gedeelde stansorgaan (30) volgens een willekeurige der conclusies 1-9 wordt toegepast om de dwarselementen (10) uit basismateriaal (50) te stansen.
12. Dwarselement (10) voor gebruik in een duwband (6) voor een continu variabele transmissie (1), dat onder toepassing van de werkwijze volgens conclusie 11 vervaardigd is.
13. Duwband (6) voor een continu variabele transmissie (1), om vattende dwarselementen (10) die onder toepassing van de werkwijze volgens conclusie 11 vervaardigd zijn. 1032701
NL1032701A 2006-10-18 2006-10-18 Gedeeld stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie. NL1032701C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1032701A NL1032701C2 (nl) 2006-10-18 2006-10-18 Gedeeld stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie.
DE112007002458T DE112007002458T5 (de) 2006-10-18 2007-10-16 Unterteiltes Stanzelement, das zum Ausstanzen von Querelementen zur Verwendung in einem Schubband für ein stufenlos veränderbares Getriebe bestimmt ist
CN2007800384122A CN101522336B (zh) 2006-10-18 2007-10-16 专门应用于冲裁使用于无级变速器的推进带中的横向元件的分割的冲裁构件
JP2009533263A JP5382530B2 (ja) 2006-10-18 2007-10-16 無段変速機用のプッシュベルトに使われるブランキング横断素子のために用いるよう設計される分割型ブランキング部材
PCT/NL2007/000263 WO2008051070A1 (en) 2006-10-18 2007-10-16 Divided blanking member which is destined to be applied for the purpose of blanking transverse elements for use in a push belt for a continuously variable transmission

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1032701A NL1032701C2 (nl) 2006-10-18 2006-10-18 Gedeeld stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1032701 2006-10-18

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1032701C2 true NL1032701C2 (nl) 2008-04-22

Family

ID=38024134

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1032701A NL1032701C2 (nl) 2006-10-18 2006-10-18 Gedeeld stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie.

Country Status (5)

Country Link
JP (1) JP5382530B2 (nl)
CN (1) CN101522336B (nl)
DE (1) DE112007002458T5 (nl)
NL (1) NL1032701C2 (nl)
WO (1) WO2008051070A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN104094016A (zh) * 2011-12-28 2014-10-08 罗伯特·博世有限公司 用于冲切在无级变速器的传动带中使用的横向元件的分体式冲切件

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2010029918A (ja) * 2008-07-30 2010-02-12 Aisin Aw Co Ltd Cvtベルト用エレメントの打抜き加工方法及び打抜き加工用金型
JP5616172B2 (ja) * 2010-09-10 2014-10-29 本田技研工業株式会社 打ち抜き加工用パンチ

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004004942A1 (en) * 2002-07-03 2004-01-15 Van Doorne's Transmissie B.V. Method for forming a transverse element for a push belt for a continously variable transmission

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL182128C (nl) * 1979-02-22 1988-01-18 Volvo Car Bv Werkwijze voor het vervaardigen van uit metaalplaat gestanste krachtoverbrengende dwarselementen.
NL8700156A (nl) * 1987-01-23 1988-08-16 Doornes Transmissie Bv Drijfriem, dwarselement voor een drijfriem en werkwijze en inrichting voor de vervaardiging daarvan.
JP3703678B2 (ja) 2000-03-06 2005-10-05 本田技研工業株式会社 無段変速機用ベルトのエレメントの打抜き加工方法
NL1019639C2 (nl) * 2001-12-21 2003-06-24 Werkwijze voor het vormen van een schakel voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
JP2005074510A (ja) * 2003-09-03 2005-03-24 Mitsui High Tec Inc 積層金型装置

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004004942A1 (en) * 2002-07-03 2004-01-15 Van Doorne's Transmissie B.V. Method for forming a transverse element for a push belt for a continously variable transmission

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN104094016A (zh) * 2011-12-28 2014-10-08 罗伯特·博世有限公司 用于冲切在无级变速器的传动带中使用的横向元件的分体式冲切件
CN104094016B (zh) * 2011-12-28 2016-04-27 罗伯特·博世有限公司 用于冲切在无级变速器的传动带中使用的横向元件的分体式冲切件

Also Published As

Publication number Publication date
JP2010506732A (ja) 2010-03-04
JP5382530B2 (ja) 2014-01-08
CN101522336A (zh) 2009-09-02
DE112007002458T5 (de) 2009-10-08
CN101522336B (zh) 2011-08-31
WO2008051070A1 (en) 2008-05-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1031963C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een kantelzone op een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1032701C2 (nl) Gedeeld stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL7900923A (nl) Samengestelde drijfriem voorzien van dwarselementen met koppelingsmiddelen, en dwarselement voor een drijfriem.
NL8700156A (nl) Drijfriem, dwarselement voor een drijfriem en werkwijze en inrichting voor de vervaardiging daarvan.
NL1040477C2 (en) Method for manufacturing a transverse segment for a pushbelt for a continuously variable transmission and a transverse segment thus obtained.
JP5212064B2 (ja) 伝動ベルト用エレメントの成形方法および成形装置
NL1019639C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een schakel voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
US9212712B2 (en) Brake lining for railway vehicle, and disc brake equipped with the same
EP3546394B1 (en) Support structure with improved fastening means for an articulated-link conveyor
NL1021661C2 (nl) Drijfriem met dwarselementen en stansinrichting voor de vervaardiging van dwarselementen.
EP1128088A1 (en) Method and apparatus for blanking elements of belt for continuously variable transmission
NL1030796C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1020990C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1034881C2 (nl) Stanssamenstel dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1039270C2 (en) Divided blanking member for the purpose of blanking transverse elements for use in a drive belt for a continuously variable transmission.
NL1027876C2 (nl) Dwarselement met een gedefinieerd gebied voor het opvangen van intrekking.
NL1022072C2 (nl) Dwarselement met een afstandsvlak tussen een ondersteuningsvlak en een poelieschijf-contactvlak.
JP5013873B2 (ja) 無段変速機用のプッシュベルトのためのトランスバース(横断)素子のブランキング(打ち抜き)処理におけるバリの形成防止
NL1036318C2 (en) Method for forming defined contact zones on a surface of an element which is destined to be part of a push belt for a continuously variable transmission.
EP2797706B1 (en) Method for forming a tilting zone on a transverse element for a push belt for a continuously variable transmission
JP2009125802A (ja) ピニオンシャフトのかしめ方法およびピニオンシャフトのかしめ装置
JP7026503B2 (ja) 無段変速機に用いられる駆動ベルトのための横断部材の製造方法
EP2659161B1 (en) A transverse element for a drive belt and the drive belt
JP2013504722A (ja) 無段変速機用プッシュベルトの一部として設計された横断素子の製造方法
JP2020506058A (ja) 無段変速機に用いられる駆動ベルトのための横断部材を製造する方法

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20201101