NL1021661C2 - Drijfriem met dwarselementen en stansinrichting voor de vervaardiging van dwarselementen. - Google Patents

Drijfriem met dwarselementen en stansinrichting voor de vervaardiging van dwarselementen. Download PDF

Info

Publication number
NL1021661C2
NL1021661C2 NL1021661A NL1021661A NL1021661C2 NL 1021661 C2 NL1021661 C2 NL 1021661C2 NL 1021661 A NL1021661 A NL 1021661A NL 1021661 A NL1021661 A NL 1021661A NL 1021661 C2 NL1021661 C2 NL 1021661C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
transverse element
transverse
drive belt
transverse elements
contact areas
Prior art date
Application number
NL1021661A
Other languages
English (en)
Inventor
Lucas Hendricus Robert Prinsen
Johannes Hendrikus Van Lith
Jeroen Herman Liempd
Original Assignee
Doornes Transmissie Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Doornes Transmissie Bv filed Critical Doornes Transmissie Bv
Priority to NL1021661A priority Critical patent/NL1021661C2/nl
Priority to KR1020057006514A priority patent/KR101019783B1/ko
Priority to EP03788932A priority patent/EP1554507B1/en
Priority to PCT/EP2003/010938 priority patent/WO2004036083A2/en
Priority to DE60304725T priority patent/DE60304725T2/de
Priority to JP2004544069A priority patent/JP4593281B2/ja
Priority to AT03788932T priority patent/ATE323852T1/de
Priority to CNB2003801014976A priority patent/CN100513821C/zh
Priority to AU2003293596A priority patent/AU2003293596A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1021661C2 publication Critical patent/NL1021661C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16GBELTS, CABLES, OR ROPES, PREDOMINANTLY USED FOR DRIVING PURPOSES; CHAINS; FITTINGS PREDOMINANTLY USED THEREFOR
    • F16G1/00Driving-belts
    • F16G1/22Driving-belts consisting of several parts
    • F16G1/26Driving-belts consisting of several parts in the form of strips or lamellae
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21DWORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21D53/00Making other particular articles
    • B21D53/14Making other particular articles belts, e.g. machine-gun belts
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16GBELTS, CABLES, OR ROPES, PREDOMINANTLY USED FOR DRIVING PURPOSES; CHAINS; FITTINGS PREDOMINANTLY USED THEREFOR
    • F16G5/00V-belts, i.e. belts of tapered cross-section
    • F16G5/16V-belts, i.e. belts of tapered cross-section consisting of several parts

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Transmissions By Endless Flexible Members (AREA)
  • Punching Or Piercing (AREA)
  • Belt Conveyors (AREA)
  • Perforating, Stamping-Out Or Severing By Means Other Than Cutting (AREA)
  • Automotive Seat Belt Assembly (AREA)

Description

DRIJFRIEM MET DWARSELEMENTEN EN STANSINRICHTING VOOR DE VERVAARDIGING VAN DWARSELEMENTEN
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een drijfriem zoals is 5 weergegeven in de aanheft van de navolgende conclusie 1.
Dergelijke drijfriemen zijn algemeen bekend. Een voorbeeld wordt gevormd door de Japanse octrooiapplicatie 260206/1986, ingediend op 30 oktober 1986. In dit voorbeeld bevat de op zich bekende drijfriem dwarselementen, hier ook wel dwarselementen genoemd, met een op onderling contact gericht hoofdvlak waarin 10 minimale verdikkingen zijn opgenomen. De verdikkingen bevorderen het onderling juist aanliggen van de dwarselementen en de produceerbaarheid daarvan. Bij dwarselementen met een relatief aanzienlijke dikteafwijking ten opzichte van de beoogde dikte van het dwarselement, d.w.z. de maatvoering van de dwarselement gezien loodrecht op het hoofdvlak daarvan in de omtreksrichting van de drijfriem, kan 15 het voorkomen dat de drijfriem, gezien over een veelvoud aan dergelijke dwarselementen, van een beoogde in hoofdzaak rechte lijn afwijkt. Populair gezegd is de drijfriem in zijn toepassing in een stel drijfwielen van een transmissie, bij de oversteek van een eerste drijfwiel naar het tweede drijfwiel, dan geneigd een in een ongewenste mate of richting gekromde baan aan te nemen. Een dergelijke afwijking is 20 ongunstig omdat de drijfriem door de drijfwielen in een rechte baan wordt gedwongen, hetgeen interne materiaalspanning oplevert en derhalve nadelig voor de levensduur van de snaar kan zijn. Het bovengeschetste fenomeen wordt hier ook wel aangeduid met de rechtuit-stabiliteit van de drijfriem.
De kans op afwijkingen in de dikte van het dwarselement wordt reeds tijdens de 25 productie daarvan door tal van maatregelen beperkt, terwijl tevens een strenge controle op deze eigenschap wordt toegepast. Onder meer ten einde het aantal de dikte bepalende contactgebieden tussen twee dwarselementen te beperken, ofwel de controle op dikteafwijking te vergemakkelijken, is een beperkt aantal verdikkingen in ten minste een hoofdvlak aangebracht, bijvoorbeeld zoals in het eerder genoemde 30 Japanse octrooidocument. In dit voorbeeld zijn de verdikkingen ofwel contactgebieden aangebracht in het kopdeel van de dwarselement, ofwel het deel van de dwarselement dat radiaal buiten de snarenpakketten uitsteekt, in het lijfdeel van de dwarselement, ofwel in het deel tussen de twee snarenpakketten, en in het buikdeel van de dwarselement, ofwel het deel van de dwarselement dat zich radiaal binnen de 35 snarenpakketten bevind. In totaal zijn in dit voorbeeld vijf contactgebieden aanwezig.
1 n?1RR1 i H Behalve dat het aantal op dikte te controleren contactgebieden nog aanzienlijk is, is H deze configuratie ook technisch sub-optimaal omdat een contact tussen twee objecten in principe reeds door drie aanligpunten bepaald is. Een voorbeeld van een op dit H laatste inzicht gebaseerd verbeterde dwarselement en drijfriem is gegeven in de 5 recentere Europese octrooiaanvraag EP 1061285. Ofschoon met de maatregel uit dit bekende voorbeeld de rechtuitstabiliteit op relatief eenvoudige wijze bevorderd kan I worden, zijn verdere verbeteringen of aanpassingen aan de dwarselement wenselijk, I onder meer in relatie tot het optimaal functioneren van de drijfriem en een voordelige I fabricage van de daarin toegepaste dwarselementen.
I 10 Volgens de uitvinding wordt een dergelijke verbetering gerealiseerd met de toepassing van de maatregelen uit het kenmerkende deel van de conclusie 1.
Door toepassing van een constructie met het voorgeschreven aanliggen tussen aangrenzende dwarselementen, ofwel een driepuntsoplegging met twee verdikkingen I 07%-eontactgebieden, dat wil zeggen relatief verhoogd gelegen contacteilanden, in het I 15 buikdeel van de dwarselement en met het derde contactgebied in het kopdeel van de dwarselement, wordt gerealiseerd dat de rechtuit-stabiliteit van de dwarselementen en daarmee van de drijfriem tijdens het bedrijf daarvan wordt aangegeven vanuit de inklemming van de drijfriem tussen de drijfwielen van een transmissie, dat wil zeggen I het de dwarselementen sturende contact met de drijfwielen heeft voordelig piaats nabij 20 twee van de drie contactgebieden op de dwarselementen. Met deze maatregel wordt I vermeden dat relatief grote interne spanningen in de dwarselementen optreden doordat, ten opzichte van de bekende constructie van de drijfriem, het krachtenkoppel tussen de krachten tussen de dwarselementen onderling ter plaatse van de I contactgebieden en de krachten ten gevolge van de inklemming en de aandrijving I 25 door de drijfwielen anderzijds voordelig wordt verkleind. Onder meer leidt dit er toe dat I de krachten die optreden zijn voor het opleggen van de rechtuitstabiliteit vermindert I worden en daarmee de interne spanningen in de dwarselement. Ter verdere I verbetering van het ontwerp volgens de uitvinding, dienen de twee contactgebieden in I het buikdeel ieder aangrenzend aan een axiale contactvlak van het dwarselement te I 30 zijn aangebracht, zodat genoemd krachtenkoppel minimaal is. Bovendien is ook de belasting die inwerkt op het relatief zwakke kopdeel van de dwarselement tijdens de I oversteek tussen de drijfwielen verminderd doordat zich aldaar slechts één van de drie contactgebieden bevindt, welk contactgebied bovendien centraal en nabij het nekdeel I is gelegen in plaats van op de uiteinden van de zich axiaal vrij -d.w.z. buiten het I 35 lijfdeel- uitstrekkende kopdelen, die ook wel worden aangeduid als de oren van de 3 dwarselement en die relatief gemakkelijk ten opzicht van overige delen van de dwarselement kunnen verbuigen of zelfs afbreken. Met de maatregel volgens de uitvinding worden diverse andere constructieve voordelen in het ontwerp van de dwarselement mogelijk welke dan ook als bijzondere uitvoeringsvormen als onderdeel 5 van de onderhavige uitvinding zijn opgenomen.
De constructie volgens de uitvinding is voorts gunstig omdat deze met behulp van een vernuftige en nieuwe wijze van stansen relatief eenvoudig met belangrijke voordelen kan worden uitgevoerd. Volgens deze nieuwe techniek worden de contactgebieden geproduceerd door de dwarselement op de overige plaatsen te 10 verdunnen door middel van materiaalverdringing of door op bijzondere wijze gebruik te maken van het zogenaamde intrekking-effect bij het stansen. Een voorbeeld van de voorgestelde wijze van stansen is dat het benodigde stansgereedschap relatief eenvoudig van ontwerp is, dat wil zeggen tenminste voorzien van een overigens vlak werkvlak met daarin opgenomen één aaneengesloten en centraal gelegen verhoogd 11» werkvlakdeel.
Bijzondere maatregelen die in combinatie met de onderhavige uitvinding kunnen worden opgenomen omvatten een mogelijke gewichtsvermindering van de dwarselement door een relatief verdund uitgevoerd zijn van het lijfdeel van de dwarselement -dat wil zeggen het deel tussen de axiale uitsparingen voor de 20 snarenpakketten- of door de oren, tenminste gezien in de hoogte richting van de dwarselement -dat wil zeggen gezien in de richting van het buikdeel naar het kopdeel-kleiner uit te voeren. Een en ander is thans mogelijk door de sterk verminderde spanningsgevoeligheid van het lijf en de oren in de nieuwe constructie. De relatieve verdunningen dragen bovendien bij aan de bepaling van de driepuntsoplegging, terwijl 25 de relatieve verdunning van de oren tevens bijdraagt aan een verlaagde gevoeligheid voor afkeur tijdens de productie van dwarselementen.
In verband met het laatst genoemde effect betekent het een en ander namelijk een vermindering van het nadelige effect dat een uiteinde van een oor kan hebben bij reeds gering getordeerde positie van het kopdeel van een dwarselement ten opzichte 30 van het lijfdeel of buikdeel in het onderling contact tussen twee dwarselementen. Een dergelijk torsie-effect kan in geringe mate optreden als gevolg van de noodzakelijke verwarming en afkoeling van de dwarselement tijdens fabricage. Omdat de oren in het nieuwe ontwerp in hoofdzaak geen dragende functie hebben in de omtreksrichting van de drijfriem, leidt dit tot een relatief grote ontwerpvrijheid voor de dwarselementen 35 welke in de onderhavige uitvinding benut is volgens de in de onderconclusies 1021661 I weergegeven maatregelen.
I In het navolgende zal de uitvinding bij wijze van voorbeeld nader worden uiteengezet aan de hand van een tekening: I Figuur 1 is een perspectivische weergave van een gedeeltelijk opengewerkte I 5 transmissie waarin de drijfriem volgens de uitvinding zijn toepassing vindt; I Figuur 2 is een doorsnede in de omtreksrichting van de drijfriem met daarin een I vooraanzicht van de dwarselement volgens de uitvinding welke de contouren van een hoofdvlak daarvan weergeeft. Ook geeft de figuur een zijaanzicht van de dwarselement weer; I 10 Figuur 3 vormt een schematische weergave van een bekende stansinrichting voor de productie van dwarselementen; I Figuur 4 geeft een zogenaamde uitwerper van een stansmachine waarmee de dwarselement volgens de uitvinding kan worden gevormd weer;
Figuur 5 illustreert in een schematische weergave van een stansproces voor de 15 productie van dwarselementen volgens de uitvinding het intrekking-effect waarvan in I de uitvinding gebruik wordt gemaakt; I Figuren 7 en 8 geven het vooraanzicht conform figuur 2 van een tweede en I derde uitvoeringsvorm van een dwarselement volgens de uitvinding; I Figuur 8 illustreert het torsie-effect voor een dwarselement zonder en I 20 respectievelijk met verdund uitgevoerde oren.
I In de figuren zijn overeenkomstige constructieve dwarselementen met gelijke I verwijzingscijfers aangegeven.
Figuur 1 toont de centrale delen een continue variabele transmissie voor de I aandrijving van bijvoorbeeld personenvoertuigen. De transmissie is op zich algemeen 25 bekend en omvat ten minste een eerste en een tweede schijvenpaar ofwel drijfwiel 1, I 2 en een tussen de schijven van de drijfwielen 1 en 2 opgenomen aandrijfriem 3. De schijven van een drijfwiel 1, 2 zijn conisch gevormd, waarbij ten minste één schijf I axiaal verplaatsbaar over een as van het respectievelijk drijfwiel 1, 2 aangebracht is.
I Hiertoe zijn doorgaans elektronisch regelbare en hydraulisch werkende I 30 verplaatsingsmiddelen in de transmissie opgenomen, welke middelen niet in de figuur zijn afgebeeld. De activering van deze verplaatsingsmiddelen leidt tot een axiale I verplaatsing van de respectievelijke schijf en daarmee tot een radiale aanpassing van I de positie van de drijfriem 3 tussen de schijven van de drijfwielen 1 en 2. De I aandrijfkracht van een drijfwiel 1,2 wordt door middel van wrijving in de conische I 35 contactvlakken tussen de schijven en de drijfriem 3 overgebracht. In dit voorbeeld zijn 5 zowel drijfriem 3 als de drijfwielen 1, 2 uit metaal vervaardigd.
Figuur 2 toont een doorsnede in de omtreksrichting van de drijfriem 3 uit figuur 1 met daarin een vooraanzicht van de dwarselement 16 en wel in een eerste uitvoeringsvorm conform de uitvinding. De drijfriem 3 omvat verder een tweetal in 5 zichzelf gesloten dragers 4, die ieder bestaan uit een stel geneste platte metalen ringen en die de dwarselementen 16 dragen en daarbij een radiale component van de tussen de drijfriem 3 en een drijfwiel 1, 2 optredende krachten opnemen. De dwarselementen 16 zijn in de omtreksrichting daarvan vrij beweegbaar ten opzichte van de dragers 4 in de drijfriem 3 opgenomen. In het aanzicht is een dwarsdoorsnede 10 van de dragers 4 opgenomen in de bedoelde positie en onderlinge oriëntatie. Het rechterdeel van de figuur 2 toont de dwarselement 16 in zijaanzicht, dat wil zeggen gezien in de breedterichting ofwel de axiale richting van de drijfriem.
De figuur 2 toont verder twee axiaal gerichte zijvlakken 5 in een onderste of buikdeel van het dwarselement 16 voor contact met de drijfwielen 1 en 2; een 15 uitstekende nop 6 in een bovenste of kopdeel van het dwarselement 16; een middelste ◦f lijfdeel 7 van het dwarselement 16 dat tussen de dragers 4 aanwezig is; zijdelen of oren 3 van het kopdeel die zich in axiale richting over de drager 4 uitstrekken; een zongenaamde kantellijn 9 waaronder het dwarselement 16 in dikte afneemt, in casu geleidelijk in dikte afneemt via een taps toelopend vlak 10. In het genoemde 20 zijaanzicht is tevens zichtbaar een uitsparing 11, waarin de nop 6 van een aangrenzend dwarselement 16 kan worden opgenomen.
De dragers 4 zijn opgenomen in een sleufvormige uitsparingen in het dwarselement 16, welke uitsparingen tenminste worden begrensd door het buikdeel, het lijfdeel 7 en een oor 8 van het dwarselement 16. De primaire functie van de oren 8 25 bestaat er dan ook uit de bewegingsvrijheid van de dragers 4 in de hoogterichting ofwel de radiale richting van de drijfriem te beperken. Voor een gunstige uitvoering van deze functie strekt een oor 8 zich in axiale richting minimaal uit tot aan het midden van de drager 4.
Verder is het dwarselement 16 volgens de uitvinding uitgevoerd met een drietal 30 gearceerd weergegeven zogenaamde contactgebieden 14, 15, welke elk worden gevormd door een aaneensluitend vlak dat relatief verhoogd is gelegen ten opzicht van overige delen van het dwarselement 16, dat wil zeggen alwaar de dikte van het dwarselement 16 plaatselijk enigszins groter is. Hierbij kan het van voordeel zijn indien de dikte ter plaatse van het bovenste contactgebied 14 in het kopdeel weer net iets 35 groter is dan de dikte ter plaatste van de onderste contactgebieden 15 in het buikdeel.
1021661 ' I Een en ander zodanig dat de contactgebieden 14 en 15 er voor zorgen dat in de I drijfriem 3 de dwarselement 16 altijd onder een weliswaar geringe hoek met elkaar zijn I georiënteerd, hetgeen tijdens gebruik een voordelige en stabiele drijfriemconfiguratie vertegenwoordigt. Het bovenste contactgebied 14 strekt zich bij voorkeur uit rondom I 5 de nop 6, bij voorkeur beginnend op enige afstand daarvan, in hoogterichting bij I voorkeur nagenoeg vanaf de onderzijde van de oren 8 tot aan de bovenste rand van I het dwarselement 16 en in breedterichting bij voorkeur over althans nagenoeg de breedte van het lijfdeel 7. De onderste contactgebieden 15 strekken zich ieder in I breedte richting bij voorkeur uit nagenoeg vanaf een rand van het dwarselement 16 bij I 10 een axiaal gericht zijvlak 5, bijvoorkeur tot over de helft van de axiale afmeting van de I sleufvormige uitsparing, en in hoogterichting bij voorkeur nagenoeg vanaf de kantellijn I 9 tot aan een rand van het dwarselement 16 bij de sleufvormige uitsparing. Conform I de uitvinding strekken de onderste contactgebieden 15 zich in de breedterichting zo I ver mogelijk naar de zijkanten van het dwarselement 16 uit, hetgeen voordelig leidt tot I 15 een stabiel onderling contact van de dwarselementen 16 en bovendien een goede beheersbaarheid van -de dikte van die gebieden 15. In alle gevallen zijn de I contactgebieden 14 en 15 bij voorkeur gevormd door een relatieve verdunning c.q.
I een verdringen of laten intrekken van het materiaal van het dwarselement 16 tijdens I het vormingsproces daarvan.
I 20 Conform de uitvinding is het aanbrengen van de contactgebieden 14 en 15 in de I hierboven beschreven configuratie van wezenlijk belang voor het optimaal I functioneren van een drijfriem 3. Door gebruik te maken van drie contactgebieden 14 I en 15 ontstaat een exact bepaald en stabiel aanliggen van naburige dwarselementen I 16 in drijfriem 3, waardoor deze tijdens gebruik op voordelige wijze, dat wil zeggen I 25 volgens een beoogde trajectorie en zonder ongewenst hoge inwendige spanningen I tussen de drijfwielen 1 en 2 kan oversteken. Bovendien zorgen de contactgebieden 14 I en 15 ervoor dat de juiste dikte van de dwarselementen 16 op relatief eenvoudige I wijze binnen zeer nauwe toleranties kan worden beheerst en gecontroleerd. Enerzijds I omdat deze beheersing en controle van de dikte immers slechts een relatief klein deel I 30 van het totale oppervlak van het hoofdvlak van het dwarselement 16 betreft, te weten I de contactgebieden 14 en 15, en anderzijds omdat de contactgebieden 14 en 15 tot I stand kunnen worden gebracht door in het stansproces op andere plaatsen juist I materiaal te verdringen of in te laten trekken, zodat de goed te controleren en te beheersen dikte van het basismateriaal waaruit de schakels worden gestanst en welke I 35 als het ware automatisch ontstaat ten gevolge van het noodzakelijke walsen van het 7 materiaal, overeenkomstig is aan de dikte ter plaatse van de contactgebieden 14 en 15. Het grote voordeel van laatstgenoemde wijze van produceren is dat er vermeden wordt dat er tijdens het stansen lokale verdikkingen moeten worden geproduceerd, die in principe slechts met moeite op de gewenste dikte zouden kunnen worden gebracht, 5 zodat er veel afkeur zou ontstaan of dat een nabewerkingproces noodzakelijk zou zijn waarin de dwarselementen 16 tenminste in de dikterichting nauwkeurig worden op maat worden gebracht, i.e. gekalibreerd. Het stansproces volgens de uitvinding is er dan ook op gericht een bestaande dikte op specifieke plaatsen, in casu de contactgebieden 14 en 15, te behouden.
10 De figuur 3 illustreert de bekende stansinrichting in doorsnede zoals die wordt toegepast bij de vervaardiging van het dwarselement 16 uit stripvormig basismateriaal 25. In de figuur is een deel 20 van een dwarselement 16, bijvoorbeeld een oor 8 in doorsnede zichtbaar dat uit het basismateriaal 25 is gesneden. Hiertoe is het basismateriaal ingeklemd tussen klemdelen 21, 22 van de stansinrichting, ofwel 15 tussen een leiplaat 22 (Engels: “guide plate”) en een snijplaat 21 (Engels: “cutting die") van de stansinrichting. Het te vormen dwarselement 16 inclusief het deel 20 daarvan is daarbij ingeklemd tussen een snijder 23 (Engels: ’’punch”) en een uitwerper 24 (“ejector”). De kracht waarmee de uitwerper 24 tegen het dwarselement 16 duwt kleiner dan die van de snijder 23 zodat het geheel van snijder 23, uitwerper 24 en 20 dwarselement 16 ten opzichte van de klemdelen 21, 22 naar beneden beweegt, zodanig dat het dwarselement 16 door de randen van de snijplaat 21 uit basismateriaal 25 wordt gesneden. Het is bekend om tussen de snijder 23 en de snijplaat 21 enige speling toe te passen, snijspleet genoemd, welke noodzakelijk is om tot een goede uitsnijding van het dwarselement 16 te komen. Deze stansinrichting en 25 opzet van het stansproces zijn zichzelf bekend.
Vertrekkend van het bekende stansproces stel de uitvinding voor om de contactgebieden 14 en 15 op het dwarselement tijdens het stansen te vormen door de overige delen van het dwarselement 16 eniger mate te verdringen, waarbij het te verdringen materiaal wegvloeit, bijvoorbeeld naar de randen van het dwarselement 16 30 of naar het taps toelopend vlak 10. Volgens de uitvinding kan deze materiaal verdringing met de in schematische vorm in een perspectivisch aanzicht aangegeven uitwerper 24 worden bereikt. Het naar het te vormen dwarselement 16 gerichte werkvlak 26 van de uitwerper 24 is daartoe ter plaatse van de te verdringen dwarselementdelen voorzien van verhoogd gelegen werkvlakdelen 27 en 28. Zoals 35 reeds vermeld, bezit deze werkwijze aanzienlijke voordelen die met name betrekking 1021661 I hebben op de nauwkeurigheid en de beheersbaarheid van de dikte van het I dwarselement 16. Een aspect van de uitvinding is dan ook dat de contactgebieden 14 I en 15 voor een dwarselement 16 in essentie worden gevormd door verdringing van het basismateriaal in naburige gebieden op het hoofdvlak het dwarselement 16 tijdens 5 het vormingsproces.
I In een nadere uitwerking van de uitvinding wordt op onverwachte en voordelige I wijze het zogenaamde intrekking-effect, zoals dat in het bekende stansproces I optreedt, benut. Dit intrekking-effect is in het linker deel van de figuur 5 geïllustreerd I en betreft het als vanzelf tijdens het stansen ontstaan van afgeronde, ofwel I 10 ingetrokken randen 29 aan de uitwerper 24 zijde van het stansproduct, in casu het I dwarselement 16 en meer in het bijzonder het genoemde deel 20 daarvan. De figuur 5 H toont voorts in het rechter deel, dat indien het genoemde deel 20 voldoende smal of I laag is de afrondingen van de randen 29 aan weerszijden daarvan elkaar kunnen overlappen, zodanig dat lokaal een dikte vermindering van het uitgangsmateriaal I 15 optreed. Dat wil dus zeggen dat een nominale dikte DO van een voldoende breed of I hoog detil 20 van het dwarselement tijdens het stansen onveranderd blijft ten opzichte I van de dikte van het basismateriaal 25, terwijl de dikte Dl van een voldoende smal of iaag deel 20 afneemt als gevolg van het intrekking-effect afneemt. Volgens een .
I vuistregel volgens de uitvinding treedt genoemde dikteafname op indien de breedte of I 20 noogte afmeting van genoemd deel kleiner is dan ongeveer 1,5 keer de dikte daarvan.
I In de genoemde nadere uitwerking van de uitvinding die gebruik maakt van het I intrekking-effect is de hoogte van de oren 8 dusdanig verkleind ten opzichte van de I oren 8 van het bekende dwarselement 16 dat de genoemde afrondingen van de I randen 29 daarvan elkaar gezien in dwarsdoorsnede inderdaad overlappen. De I 25 figuren 6 en 7 illustreren een tweede en derde uitvoeringsvorm van het dwarselement I volgens de uitvinding, waarbij de oren 8 met een ten opzichte van het bekende dwarselement 16 verkleinde hoogte zijn uitgevoerd en wel zodanig dat de dikte van de oren 8 over een groot deel van hun axiale of breedteafmeting 8 is afgenomen als gevolg van het hierboven omschreven intrekking-effect. Hierdoor wordt het bovenste 30 contactgebied 14 in de breedterichting begrensd, waarbij de figuren met de gearceerde contactgebieden 14 en 15 de delen van het dwarselement 16 illustreren I waar de nominale materiaaldikte onveranderd is gebleven. De onderhavige uitvoering van het dwarselement 16 heeft een gunstig effect op de vermogenscapaciteit van de drijfriem 3 omdat door de relatief kleine oren 8 de massa van de riem 3 lager uitvalt.
35 Conform de huidige nadere uitwerking van de uitvinding, waarin de 4 n O 4 G C 1 9 dwarselementen 16 zijn ontworpen met een relatief kleine hoogte van de oren 8, kunnen deze worden gestanst met behulp van een uitwerper 24 voordeligerwijs voorzien van slechts één aaneengesloten en centraal gelegen verhoogd werkvlakdeel 28, hetgeen ten goede komt aan de maakbaarheid en de kosten daarvan. Het 5 werkvlakdeel 28 is dan bepalend voor de begrenzing in hoogterichting van het bovenste contactgebied 14, welke begrenzing hier voordelig op nagenoeg dezelfde hoogte is gelegen als de onderzijde van de oren 8, en die in breedterichting van de onderste twee contactgebieden 15. De begrenzing in hoogterichting van de onderste twee contactgebieden 15 wordt daarbij overigens bepaald door de kantellijn 9 die de 10 overgang vormt naar het taps toelopend vlak 10 in het buikdeel.
In de uitvoering van het dwarselement volgens figuur 7 is het lijfdeel 7 voorzien van een taps in de richting van het buikdeel toelopende vorm waardoor ruimte ontstaat voor een lagere plaatsing van de nop 6, dat wil zeggen een plaatsing meer in de richting van het lijfdeel 7. Een dergelijk ontwerp maakt het mogelijk dat het kopdeel i5 kleiner kan. worden vormgegeven, meer in het bijzonder worden voorzien van een vlakkere bovencontour 19. Hierdoor sluiten de conform de uitvinding van een geringe hoogte voorziene oren 8 optimaal aan op het centrale deel van het kopdeel, zoals uit een vergelijking tussen de figuren 6 en 7 duidelijk blijkt. In een dergelijk ontwerp kan gezien in de breedterichting een hoogte verloop van het kopdeel duidelijk minder zijn, 20 hetgeen de maakbaarheid ten goede komt en waardoor bovendien de massa van het dwarselement 16 en de drijfriem 3 verder verlaagd wordt.
Ofschoon in figuren de ondergrens van het bovenste contactgebied 14 nagenoeg op gelijke hoogte ligt met de onderzijde van de oren 8, kan het de voorkeur hebben genoemde ondergrens hoger te lokaliseren, bijvoorbeeld ter hoogte van de 25 nop 6 of zelfs daarboven. Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt door genoemd verhoogd werkvlakdeel 28 van de uitwerper 24 overeenkomstig groter uit te voeren, bijvoorbeeld zodanig dat dit deel 28 zich over het volledige lijfdeel 7 uitstrekt of zelfs tot gedeeltelijk in het kopdeel. Genoemde voorkeur komt voort uit de geometrische bepaalde eigenschap dat hoe verder de onderste contactgebieden 15 en het bovenste 30 contactgebied 14 in hoogte richting uit elkaar liggen, hoe kleiner de invloed is van een gegeven absolute dikteafwijking ter plaatse van één van beide gebieden 14 of 15 op de uiteindelijke onderlinge positie tussen twee aangrenzende dwarselementen 16 in drijfriem 3. Met andere worden de toelaatbare tolerantie op de dikte is groter naarmate de contactgebieden 14 en 15 verder uit elkaar liggen.
35 Figuur 8 toont in een bovenaanzicht van een dwarselement 16 volgens de 4 Λ O 4 £ C Λ H uitvinding de verdunning die althans over een groot deel van de oren 8 optreedt en het daardoor ontstaan van het bovenste contactgebied 14. In de figuur 8 is verder een aanvullend gunstige effect van genoemde verdunning weergegeven. In het bovenste deel van de figuur is het bekende dwarselement 16 weergegeven. Van dergelijke 5 elementen is bekend dat het kopdeel ongewenst een licht getordeerde positie ten opzichte van het buikdeel kan hebben, zoals is weergegeven in de figuur. Een en ander waarschijnlijk als gevolg van het fabricageproces van het dwarselement 16 en meer in bijzonder van de warmtebehandelingen in dat proces zoals een afschrikproces toegepast voor het uitharden van het materiaal. De mate waarin een dergelijk torsie- 10 effect optreedt blijkt sterk te kunnen variëren tussen de dwarselementen 16 onderling.
Tijdens gebruik in de drijfriem 3 worden de dwarselementen 16 tenminste met hun buikdelen stevig tegen elkaar aangedrukt, dat wil zeggen dat de onderlinge afstand A1 in omtreksrichting tot nul wordt gereduceerd, zodat in gevallen waarin de kopdelen van een aangrenzend paar dwarselementen 16 een ongelijke mate van het torsie-effect
In vertonen een rotatie M1 aan deze kopdelen wordt opgelegd om genoemd aandrukken mogelijk te maken. De kracht F benodigd voor deze rotatie V11 onstaat vanuit de uiteindenden 30 van de oren 8, omdat aldaar het eerste contact tussen de aangrenzende dwarselementen 16 ontstaat. Deze kracht F heeft ongewenste en I bovendien variabele spanningen in het dwarselement 16 en met name in de oren 8 en I 20 het lijfdeel 7 daarvan tot gevolg, welke spanningen de levensduur van de drijfriem 3 nadelig kunnen beïnvloeden door een vroegtijdig afbreken van het kopdeel van het dwarselement 16 of van een oor 8 daarvan.
Uit het onderste deel van de figuur 8 blijkt dat, doordat de uiteinden van een oor I 8 van een dwarselement 16 volgens de uitvinding dunner zijn ten gevolge van het 26 intrekking-effect, de locatie 31 alwaar het genoemde eerste contact optreedt aanmerkelijk naar het axiale midden van het dwarselement 16 is verschoven, zodat bij I een gelijke mate van het torsie-effect zowel de onderlinge afstand A2 tussen de I dwarselementen, als de opgelegde rotatie M2 en dus ook de spanningen aanmerkelijk I en voordelig minder zullen zijn. Op deze wijze heeft een volgens de uitvinding 30 vormgegeven oor 8 eveneens een gunstig effect op de levensduur van een drijfriem, I waarbij wordt opgemerkt dat dit gunstig effect ook onafhankelijk van de toepassing I van de driepuntsoplegging volgens de uitvinding van voordeel kan zijn.
I De uitvinding heeft behalve op het in het voorgaande beschrevene eveneens I betrekking op alle details in de figuren en op al hetgeen is beschreven in de 35 navolgende conclusies.

Claims (13)

1. Drijfriem (3), in het bijzonder voor toepassing in een continue variabele overbrenging zoals voor personenvoertuigen met twee drijfwielen (1, 2) waartussen de o drijfriem (3) is opgenomen, welke drijfriem (3) twee in zichzelf gesloten dragers (4) omvat waarop een groot aantal dwarselementen (16) zijn opgenomen, welke dwarselementen (16) tenminste in de omtreksrichting van de dragers (4) vrij beweegbaar zijn, waarbij de dragers (4) zich bevinden in twee sleufvormige uitsparingen in de dwarselementen (16) met daartussen in breedterichting een lijfdeel 10 (7), daarboven een kopdeel, dat twee zich in breedterichting vrij uitstrekkende delen ofwel oren (8) omvat, en daaronder een buikdeel van het dwarselement (16), en welke dwarselementen (16) verder op onderling contact gerichte hoofdvlakken omvatten, waarbij op ten minste één van de hoofdvlakken drie contactgebieden (14, 15) zijn gedefinieerd met een ten opzichte van overige delen van het hoofdvlak (16) grotere i5 dikte, via welke contactgebieden (14, 15) een geometrisch bepaald stabiel contact tussen naburige dwarselementen (16) mogelijk is, met het kenmerk dat eert eerste, ofwel bovenste contactgebied (14) zich althans in hoofdzaak in het kopdeel bevindt en dat de resterende twee, ofwel onderste contactgebieden (15) zich althans in hoofdzaak in het buikdeel bevinden.
2. Drijfriem (3) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dikte van het dwarselement (16) ter plaatse van het bovenste contactgebied (14) enigszins groter is dan die Ier plaatse van de onderste twee contactgebieden (15).
3. Drijfriem (3) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een verschil in de dikte van het dwarselement (16) ter plaatse van de contactgebieden (14, 15) en ter 25 plaatse van de genoemde overige delen valt in het bereik van 10 tot 200 micrometer, bijvoorkeur kleiner dan 100 micrometer.
4. Drijfriem (3) volgens conclusie 1, 2 of 3, waarin het dwarselement (16) in het kopdeel is voorzien van een uit het genoemde hoofdvlak stekende nop (6), met het kenmerk dat het bovenste contactgebied (14) nop (6) althans grotendeels omgeeft.
5. Drijfriem (3) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het bovenste contactgebied (14) in breedterichting centraal op het dwarselement is gelegen.
6. Drijfriem (3) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het 1n?i66l H kenmerk dat het bovenste contactgebied (14) in hoogterichting zich in de onmiddellijke nabijheid bevindt van een bovencontour (19) van het dwarselement (16).
7. Drijfriem (3) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de twee onderste contactgebieden (15) zich ieder in de onmiddellijke 5 nabijheid bevinden van een axiaal georiënteerd zijvlak (5) van het dwarselement (16).
8. Drijfriem (3) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de twee onderste contactgebieden (15) zich ieder in breedterichting uitstrekken over meer dan de helft van de breedte van een drager (4), bij voorkeur over een afstand die nagenoeg gelijk is aan laatstgenoemde breedte.
9. Drijfriem (3) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de twee onderste contactgebieden (15) ten minste over de breedte van het lijfdeel (7) van elkaar zijn gescheiden.
10. Drijfriem (3) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de hoogte van de oren (8) zodanig is dat een materiaal intrekking (29) ten ‘5 gevolge van een stansproces, waarmee het dwarselement (16) wordt gevormd, zich uitstrekt over meer dan de helft van de breedte van het oor (8), bij voorkeur over de I volledige breedte daarvan.
11. Drijfriem (3) volgens een of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de hoogte van het oor (8) tenminste buiten het bovenste contactgebied 20 (14) gelijk of minder is dan 1,5 keer de lokale dikte van het dwarselement (16).
12. Drijfriem (3) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bovencontour (19) ter plaatse van een oor (8) een in hoofdzaak S- I vormig verloop heeft.
13. Stansinrichting voor het stansen van dwarselementen (16) geschikt voor I 25 toepassing in de drijfriem volgens een der voorgaande conclusies, welke inrichting is H voorzien van een uitwerper (24) waarvan de buitencontour althans een deel van de I buitencontour van het dwarselement (16) beschrijft, welke uitwerper (24) is voorzien I van een voor aanraking met het dwarselement (16) bedoeld werkvlak (26) waarin I tenminste één verhoogd gelegen werkvlakdeel (27, 28) is opgenomen, waarmee bij I 30 het stansen van het dwarselement (16) dit lokaal wordt voorzien van een of meer I verdunningen via materiaalverdringing. I Γ4 λ * a β 1
NL1021661A 2002-10-16 2002-10-16 Drijfriem met dwarselementen en stansinrichting voor de vervaardiging van dwarselementen. NL1021661C2 (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1021661A NL1021661C2 (nl) 2002-10-16 2002-10-16 Drijfriem met dwarselementen en stansinrichting voor de vervaardiging van dwarselementen.
KR1020057006514A KR101019783B1 (ko) 2002-10-16 2003-10-03 가로 요소를 구비한 구동 벨트 및 가로 요소를 제작하기위한 스탬핑 장치
EP03788932A EP1554507B1 (en) 2002-10-16 2003-10-03 Drive belt with transverse elements and stamping device for producing transverse elements
PCT/EP2003/010938 WO2004036083A2 (en) 2002-10-16 2003-10-03 Drive belt with transverse elements and stamping device for producing transverse elements
DE60304725T DE60304725T2 (de) 2002-10-16 2003-10-03 Treibriemen mit querelementen und stanzvorrichtung zum herstellen von querelementen
JP2004544069A JP4593281B2 (ja) 2002-10-16 2003-10-03 横要素がある駆動ベルトおよび横要素を作成するための打抜き装置
AT03788932T ATE323852T1 (de) 2002-10-16 2003-10-03 Treibriemen mit querelementen und stanzvorrichtung zum herstellen von querelementen
CNB2003801014976A CN100513821C (zh) 2002-10-16 2003-10-03 具有横向元件的传动带和生产该横向元件的冲压装置
AU2003293596A AU2003293596A1 (en) 2002-10-16 2003-10-03 Drive belt with transverse elements and stamping device for producing transverse elements

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1021661A NL1021661C2 (nl) 2002-10-16 2002-10-16 Drijfriem met dwarselementen en stansinrichting voor de vervaardiging van dwarselementen.
NL1021661 2002-10-16

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1021661C2 true NL1021661C2 (nl) 2004-04-27

Family

ID=32105704

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1021661A NL1021661C2 (nl) 2002-10-16 2002-10-16 Drijfriem met dwarselementen en stansinrichting voor de vervaardiging van dwarselementen.

Country Status (9)

Country Link
EP (1) EP1554507B1 (nl)
JP (1) JP4593281B2 (nl)
KR (1) KR101019783B1 (nl)
CN (1) CN100513821C (nl)
AT (1) ATE323852T1 (nl)
AU (1) AU2003293596A1 (nl)
DE (1) DE60304725T2 (nl)
NL (1) NL1021661C2 (nl)
WO (1) WO2004036083A2 (nl)

Families Citing this family (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1027876C2 (nl) * 2004-12-24 2006-06-27 Bosch Gmbh Robert Dwarselement met een gedefinieerd gebied voor het opvangen van intrekking.
JP2009519423A (ja) * 2005-12-15 2009-05-14 ロベルト ボッシュ ゲゼルシャフト ミト ベシュレンクテル ハフツング 駆動ベルトおよびその横断要素の形成方法
NL1030796C2 (nl) * 2005-12-27 2007-06-28 Bosch Gmbh Robert Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
JP4419998B2 (ja) 2006-08-28 2010-02-24 トヨタ自動車株式会社 伝動ベルトおよびその組み付け方法
JP2008116010A (ja) * 2006-11-07 2008-05-22 Toyota Central R&D Labs Inc 動力伝達用無端ベルト
NL1033140C2 (nl) * 2006-12-27 2008-06-30 Bosch Gmbh Robert Drijfriem voor een continu variabele transmissie met dwarselementen voorzien van conctactgebieden.
JP2009041609A (ja) * 2007-08-07 2009-02-26 Bando Chem Ind Ltd 高負荷伝動用vベルト
ATE518611T1 (de) 2007-12-28 2011-08-15 Bosch Gmbh Robert Verfahren zur herstellung von querelementen für einen antriebsriemen
WO2009084944A1 (en) 2007-12-28 2009-07-09 Robert Bosch Gmbh Method and device for inspecting a ring component produced in or for a drive belt manufacturing process
NL1036318C2 (en) 2008-12-16 2010-06-17 Bosch Gmbh Robert Method for forming defined contact zones on a surface of an element which is destined to be part of a push belt for a continuously variable transmission.
NL1038480C2 (en) 2010-12-28 2012-07-02 Bosch Gmbh Robert A transverse element for a drive belt and the drive belt.
JP5747798B2 (ja) * 2011-11-30 2015-07-15 トヨタ自動車株式会社 Cvtエレメントの打抜き加工方法及び打抜き加工用金型
NL1039270C2 (en) * 2011-12-28 2013-07-01 Bosch Gmbh Robert Divided blanking member for the purpose of blanking transverse elements for use in a drive belt for a continuously variable transmission.
JP2014228084A (ja) * 2013-05-23 2014-12-08 トヨタ自動車株式会社 無段変速機のベルトエレメント
CN106461020B (zh) * 2014-04-30 2018-09-21 罗伯特·博世有限公司 用于无级变速器的推式带的具有凸出的倾斜区域的横向段
CN108799410B (zh) 2017-04-28 2020-08-18 本田技研工业株式会社 无级变速器用金属元件的制造方法
JP6546633B2 (ja) * 2017-04-28 2019-07-17 本田技研工業株式会社 無段変速機用金属エレメントの製造方法

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS61260206A (ja) 1985-05-15 1986-11-18 Hitachi Ltd 重合方法並びに樹脂製品
JPS63115937A (ja) * 1986-10-30 1988-05-20 Fuji Heavy Ind Ltd 無段変速機用vベルト
EP0278545A1 (en) * 1987-01-23 1988-08-17 Van Doorne's Transmissie B.V. Transmission belt, cross element for a transmission belt and method and device for the production thereof
EP1061285A1 (en) 1999-06-18 2000-12-20 Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha Belt for continuously variable transmission
EP1069341A1 (en) * 1999-07-13 2001-01-17 Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha Belt for continuously variable transmission
JP2002213539A (ja) * 2001-01-18 2002-07-31 Nissan Motor Co Ltd Cvtベルト用エレメントとその製造方法

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH0537067Y2 (nl) * 1986-05-28 1993-09-20
JP3197023B2 (ja) * 1991-05-29 2001-08-13 ファン ドールネズ トランスミッシー ベスローテン フェンノートチャップ 輪郭をつけたベルト素子
JP3715126B2 (ja) * 1998-04-10 2005-11-09 本田技研工業株式会社 無段変速機用ベルト
JP3696462B2 (ja) * 1999-06-18 2005-09-21 本田技研工業株式会社 無段変速機用ベルト

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS61260206A (ja) 1985-05-15 1986-11-18 Hitachi Ltd 重合方法並びに樹脂製品
JPS63115937A (ja) * 1986-10-30 1988-05-20 Fuji Heavy Ind Ltd 無段変速機用vベルト
US4826473A (en) * 1986-10-30 1989-05-02 Fuji Jukogyo Kabushiki Kaisha Belt for a continuously variable transmission
EP0278545A1 (en) * 1987-01-23 1988-08-17 Van Doorne's Transmissie B.V. Transmission belt, cross element for a transmission belt and method and device for the production thereof
EP1061285A1 (en) 1999-06-18 2000-12-20 Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha Belt for continuously variable transmission
EP1069341A1 (en) * 1999-07-13 2001-01-17 Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha Belt for continuously variable transmission
JP2002213539A (ja) * 2001-01-18 2002-07-31 Nissan Motor Co Ltd Cvtベルト用エレメントとその製造方法

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 2002, no. 11 6 November 2002 (2002-11-06) *

Also Published As

Publication number Publication date
EP1554507A2 (en) 2005-07-20
KR101019783B1 (ko) 2011-03-04
AU2003293596A1 (en) 2004-05-04
KR20050065598A (ko) 2005-06-29
ATE323852T1 (de) 2006-05-15
EP1554507B1 (en) 2006-04-19
JP2006503236A (ja) 2006-01-26
CN1705834A (zh) 2005-12-07
DE60304725D1 (de) 2006-05-24
DE60304725T2 (de) 2007-02-08
CN100513821C (zh) 2009-07-15
WO2004036083A2 (en) 2004-04-29
JP4593281B2 (ja) 2010-12-08
WO2004036083A3 (en) 2004-06-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1021661C2 (nl) Drijfriem met dwarselementen en stansinrichting voor de vervaardiging van dwarselementen.
EP2115319B1 (en) Drive belt for a continuously variable transmission with transverse elements provided with contact zones
JPH02225840A (ja) 駆動ベルトの横断素子
NL1030702C2 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een dwarselement dat bestemd is om deel uit te maken van een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1020990C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
JP4440649B2 (ja) 連続的に変化可能な変速機のためのプッシュベルトのための連結要素を形成する工程
NL1030796C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
EP1899622B1 (en) Push belt with curved transverse elements
EP1963707B1 (en) Drive belt and method for forming a transverse element thereof
NL1023667C2 (nl) Metalen drijfriem.
EP1692414B1 (en) Fine-blanking device
JP6712340B1 (ja) ブレーキディスクを製造する方法及びブレーキディスク
JP5726748B2 (ja) プッシュベルトの横断要素の形成
CN102483128B (zh) 制造预定成为无级变速器的推送带的一部分的横向元件的方法
NL1027876C2 (nl) Dwarselement met een gedefinieerd gebied voor het opvangen van intrekking.
JP5921713B2 (ja) 接触領域を備えた横方向部材を有する、無段変速機用の駆動ベルト
US11300179B2 (en) Metal belt for belt-driven continuously variable transmission
JP6746823B1 (ja) ブレーキディスクを製造する方法及びブレーキディスク
EP2659161B1 (en) A transverse element for a drive belt and the drive belt
NL1039270C2 (en) Divided blanking member for the purpose of blanking transverse elements for use in a drive belt for a continuously variable transmission.
NL1039972C2 (en) Transverse segment for a pushbelt for a continuously variable transmission and method for blanking it.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20070501