NL8802546A - Drijfriem en dwarselement voor een dergelijke drijfriem alsmede een werkwijze voor de vervaardiging van het dwarselement. - Google Patents

Description

Van Doorne's Transmissie B.V.

Drijfriem en dwarselement voor een dergelijke drijfriem alsmede een werkwijze voor de vervaardiging van het dwarselement.

De uitvinding heeft betrekking op een dwarselement voor een drijfriem, geschikt voor toepassing op V-vormige poelies van een continu variabele transmissie, welke drijfriem is voorzien van één of meer eindloze dragers waarop de dwarselementen verschuifbaar zijn aangebracht, waarbij de dwarselementen zijn voorzien van een of meer uitsparingen voor het opnemen van de dragers, en elke uitsparing wordt begrensd door tenminste een aanligvlak voor aanligging tegen de binnenzijde van de drager alsmede door tenminste één begrenzingsvlak voor zijwaartse opsluiting van de drager.

Een dergelijk dwarselement is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.080.841 waarbij het aanligvlak voor aanligging met de binnenzijde van de drager, convex gekromd is uitgevoerd, waardoor grotendeels wordt voorkomen dat de drager zijdelings in kontakt komt met het dwarselement en slijtage respectievelijk beschadiging ten gevolge van dat kontakt aanzienlijk wordt verminderd en de levensduur van de drijfriem wordt verlengd.

Haar is gebleken wordt weliswaar het kontakt tussen de drager en het dwarselement aanzienlijk beperkt maar kan niet in alle gevallen een dergelijk kontakt worden voorkomen. Dit wordt met name veroorzaakt door de geometrie van de continu variabele transmissie waarin de drijfriem wordt toegepast. De poelies van een dergelijke continu variabele transmissie zijn namelijk voor slechts een beperkt aantal overbrengingsverhoudingen uitgelijnd, zoals in de Nederlandse octrooiaanvrage 8701134 uitvoerig is beschreven. De drijfriem loopt hierdoor veelal scheef tussen de poelies. Dit resulteert bij het in de poelies lopen van de dwarselementen in een zijwaartse verschuiving van de dwarselementen die niet direkt volledig door de drager wordt gevolgd waardoor in sommige extreme gevallen kontakt tussen de dwarselementen en de drager mogelijk is. Dit kontakt is ongewenst en resulteert in een niet optimale levensduur van de drijfriem.

De uitvinding beoogt de bezwaren van de bekende dwarselementen te beperken danwel te ondervangen.

Hiertoe is volgens de uitvinding het dwarselement van de bovenbeschreven soort daardoor gekenmerkt dat het zijwaartse begrenzingsvlak tenminste gedeeltelijk is afgerond, in langsrichting van het dwarselement.

Door deze maatregel kan in een aantal gevallen geen kontakt tussen de dwarselementen en de drager meer optreden, terwijl in die gevallen waarin desondanks kontakt plaats heeft, de aard en de intensiteit van het kontakt zodanig is afgezwakt dat geen overmatige slijtage respectievelijk beschadiging kan optreden waardoor de levensduur van de drijfriem aanzienlijk verbeterd is.

De uitvinding zal in het navolgende worden verduidelijkt aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en een tekening. In de tekening toont: . fig. 1 een schematische weergave van een drijfriem om de poelies van een continu variabele transmissie? fig. 2 een uitvoeringsvorm van een dwarselement? fig. 3 een tweede uitvoeringsvorm van een dwarselement? fig. 4 een bovenaanzicht gedeeltelijk in doorsnede van de drijfriem en de poelies volgens fig. 1? fig. 5 een werkwijze volgens de uitvinding en fig. 6 een andere werkwijze volgens de uitvinding.

In figuur 1 zijn twee poelies 1,2 van een continu variabele transmissie weergegeven. De poelies 1,2 zijn bevestigd op de assen 4 resp. 5. Om de poelies 1,2 is een drijfriem 3 aangebracht. De drijfriem 3 omvat een groot aantal dwarselementen 6 die verschuifbaar op een (fig. 2) of meer (fig. 3) dragers 7 zijn aangebracht. De drager 7 kan een enkele band omvatten maar b.v. ook uit één of meer bandenpakketten bestaan. De dwarselementen 6 zijn naar binnen enigszins taps uitgevoerd middels de flanken 8 voor samenwerking met de conische schijven van de poelies 1,2.

Figuur 2 toont een dwarselement 6 voor toepassing bij een enkele drager 7, welke drager 7 uit een of meer eindloze banden kan zijn opgebouwd. Het dwarselement 6 omvat daarbij een uitsparing 13 met een aanligvlak 9 voor aanligging met de binnenzijde van de drager 7. De drager 7 wordt voorts zijwaarts opgesloten door de begrenzingsvlak-ken 11 resp. 12 terwijl de drager 7 aan de bovenzijde wordt opgesloten door een sluitpen 10.

In figuur 3 is een dwarselement 6 weergegeven bij toepassing van twee dragers 7,7· die kunnen worden opgenomen in de uitsparingen 14,14'. De uitsparingen 14,14' zijn weer voorzien van een aanligvlak 9 voor aanligging met de binnenzijde van de drager 7 resp. 7'. De drager wordt aan de bovenzijde opgesloten door een dwarsstuk 15, De uitsparing 14 is aan de langszijde van het dwarselement 6 open en wordt aan de tegenoverliggende zijde begrensd door een begrenzingsvlak 16.

De convex gekromde vlakken 9 hebben een centrerend effekt op de daar tegen aanliggende dragers 7, waardoor de dragers steeds zullen trachten zich boven het hoogste punt van het convex gevormde vlak 9 te positioneren en kontakt met de begrenzingsvlakken 11,12 resp. 16 grotendeels wordt voorkomen. Toch kan, naar is gebleken, in een aantal extreme gevallen een dergelijk kontakt optreden.

Dit wordt, zoals weergegeven in fig. 4, met name veroorzaakt door de specifieke geometrie van de continu variabele transmissie waarbij de beide poelies slechts voor een beperkt aantal overbrengingsverhoudingen zijn uitgelijnd en de drijfriem dus veelal scheef tussen beide poelies loopt. Waar nu de drijfriem de poelie binnen loopt, in fig. 4 b.v. ter plaatse van poelie 2, resulteert dit in een zekere zijwaartse verschuiving van de dwarsele-menten 6 (weergegeven met een pijl naar rechts) die niet direkt volledig door de drager 7 wordt gevolgd. Hierbij komt de drager 7 veelal niet in kontakt met de begrenzingsvlakken 16 van de dwarselementen 6, echter in een aantal extreme gevallen blijkt dit kontakt niet te vermijden.

Om de aard en de intensiteit van genoemd kontakt tussen de drager en de begrenzingsvlakken 16 af te zwakken en in een aantal gevallen zelfs alsnog enig kontakt te voorkomen zijn de begrenzingsvlakken 16 enigszins afgerond, zoals weergegeven in figuur 4.

Bij voorkeur zijn tenminste de verticale randen van de begrenzingsvlakken 16 afgerond zodat een insnijden van die randen in de drager en daarmee beschadiging en slijtage worden voorkomen. Een geschikte afrondingsradius kan daarbij groter of gelijk aan 0,2 mm worden gekozen.

Tussen de afgeronde randen kan het overige deel van het begrenzingsvlak 16 recht maar ook gekromd zijn uitgevoerd. Het begrenzingsvlak 16 kan ook volledig convex zijn uitgevoerd waarbij de afrondingsstraal bij voorkeur groter öf gelijk is aan de helft van de dikte van het dwarselement 6 waarbij de dikte in langsrichting van de drijfriem is bedoeld.

De beoogde afronding van het begrenzingsvlak 16 van het dwarselement 6 kan op eenvoudige wijze worden aangebracht b.v. door het dwarselement 6 met de begrenzingsvlakken 16 (fig. 5a) middels een kantelbeweging langs een schuurmiddel zoals een schuurlint 17 te trekken. Een of meer dwarselementen 6 kunnen hiertoe b.v. in een sleuf 13 van een roterende schijf 19 worden geplaatst waarbij de dwarselementen 6 een voor een met hun begrenzingsvlak 16 langs het schuurlint 17 worden getrokken. Het zal duidelijk zijn dat b.v. in plaats van het dwarselement ook het schuurmiddel c.q. lint kantelend, al dan niet onder een hoek, langs het dwarselement 6 kan worden getrokken.

Een alternatieve werkwijze voor het afronden van de begrenzingsvlakken 16 kan worden gevonden in het stuiken van de begrenzingsvlakken 16 middels een stempel 20 (fig.

5b). Overigens laat deze bewerking zich uitstekend combineren met andere vormingswijze van de dwarselementen 6 zoals stansen of volgstansen (progressive die).

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet uitputtend is weergegeven aan de hand van een enkele uitvoeringsvorm en dat binnen het kader van de uitvinding nog diverse alternatieve uitvoeringsvormen denkbaar zijn die geacht worden binnen het kader van de uitvinding te vallen.

i

Claims (13)

1. Dwarselement voor een drijfriem, geschikt voor toepassing op V-vormige poelies van een continu variabele transmissie, welke drijfriem is voorzien van één of meer eindloze dragers waarop de dwarsele-menten verschuifbaar zijn aangebracht, waarbij de dwarselementen zijn voorzien van een of meer uitsparingen voor het opnemen van de dragers en elke uitsparing wordt begrensd door een aanligvlak voor aanligging tegen de binnenzijde van de drager alsmede door tenminste één begrensingsvlak voor zijwaartse opsluiting van de drager, met het kenmerk, dat het zijwaartse begrenzingsvlak tenminste gedeeltelijk is afgerond, in langsrichting van het dwarselement.

2. Dwarselement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste één van de verticale randen van het zijwaartse begrenzingsvlak is afgerond.

3. Dwarselement volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verticale rand is afgerond met een radius groter of gelijk aan 0,2 mm.

4. Dwarselement volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het tussen de randen gelegen gedeelte van het zijwaartse begrenzingsvlak, vlak is uitgevoerd.

5. Dwarselement volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het tussen de randen gelegen gedeelte van het begrenzingsvlak, convex is uitgevoerd.

6. Dwarselement volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het zijwaartse begrenzingsvlak convex is uitgevoerd.

7. Dwarselement volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het zijwaartse begrenzingsvlak convex is uitgevoerd met een afrondingsstraal groter of gelijk aan de halve dikte van het dwarselement.

8. Drijfriem voorzien van een dwarselement volgens een der voorgaande conclusies.

9. Werkwijze voor de vervaardiging van een dwarselement volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de tenminste gedeeltelijke afronding van het zijwaartse begrenzingsvlak wordt aangebracht middels een schuurbewerking.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het zijwaartse begrenzingsvlak met een kantelbeweging langs middelen voor de schuurbewerking worden bewogen.

11. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het dwarselemen t wordt gepositioneerd in een roterende schijf en door de schijf met het begrenzingsvlak langs het schuurmiddel wordt bewogen.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de schuurmiddelen een schuurlint omvatten.

13. Werkwijze voor de vervaardiging van een dwarselement volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de tenminste gedeeltelijke afronding van het begrenzingsvlak wordt aangebracht middels een stuikbewer-king.