NL8220235A - Werkwijze en inrichting voor het opbrengen van gedeeltelijke oppervlakbekledingen. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het opbrengen van gedeeltelijke oppervlakbekledingen. Download PDF

Info

Publication number
NL8220235A
NL8220235A NL8220235A NL8220235A NL8220235A NL 8220235 A NL8220235 A NL 8220235A NL 8220235 A NL8220235 A NL 8220235A NL 8220235 A NL8220235 A NL 8220235A NL 8220235 A NL8220235 A NL 8220235A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
coating
substrate
head
mass
textile
Prior art date
Application number
NL8220235A
Other languages
English (en)
Other versions
NL190419B (nl
NL190419C (nl
Original Assignee
Billeter Kunststoffpulver Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from CH105282A external-priority patent/CH663310GA3/de
Application filed by Billeter Kunststoffpulver Ag filed Critical Billeter Kunststoffpulver Ag
Publication of NL8220235A publication Critical patent/NL8220235A/nl
Publication of NL190419B publication Critical patent/NL190419B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL190419C publication Critical patent/NL190419C/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D06TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • D06BTREATING TEXTILE MATERIALS USING LIQUIDS, GASES OR VAPOURS
    • D06B11/00Treatment of selected parts of textile materials, e.g. partial dyeing
    • D06B11/0056Treatment of selected parts of textile materials, e.g. partial dyeing of fabrics
    • D06B11/0059Treatment of selected parts of textile materials, e.g. partial dyeing of fabrics by spraying
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05CAPPARATUS FOR APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05C1/00Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating
    • B05C1/003Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating incorporating means for heating or cooling the liquid or other fluent material
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05CAPPARATUS FOR APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05C1/00Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating
    • B05C1/04Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating for applying liquid or other fluent material to work of indefinite length
    • B05C1/08Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating for applying liquid or other fluent material to work of indefinite length using a roller or other rotating member which contacts the work along a generating line
    • B05C1/10Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating for applying liquid or other fluent material to work of indefinite length using a roller or other rotating member which contacts the work along a generating line the liquid or other fluent material being supplied from inside the roller
    • DTEXTILES; PAPER
    • D06TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • D06BTREATING TEXTILE MATERIALS USING LIQUIDS, GASES OR VAPOURS
    • D06B1/00Applying liquids, gases or vapours onto textile materials to effect treatment, e.g. washing, dyeing, bleaching, sizing or impregnating
    • D06B1/02Applying liquids, gases or vapours onto textile materials to effect treatment, e.g. washing, dyeing, bleaching, sizing or impregnating by spraying or projecting
    • DTEXTILES; PAPER
    • D06TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • D06BTREATING TEXTILE MATERIALS USING LIQUIDS, GASES OR VAPOURS
    • D06B21/00Successive treatments of textile materials by liquids, gases or vapours

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Application Of Or Painting With Fluid Materials (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)
  • Adhesives Or Adhesive Processes (AREA)
  • Laminated Bodies (AREA)
  • Coating Apparatus (AREA)
  • Polishing Bodies And Polishing Tools (AREA)

Description

W 6030-1 Ned./PCT.dB/LdB 8 2 0 2 3 5 P & c
Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het opbrengen van gedeel-telijke oppervlakbekledingen.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor 5 het opbrengen van gedeeltelijke oppervlakbekledingen op substraten of onderlagen van textiel, in het bijzonder van kleefmassa's in de fixeer-vullingentechniek, waarbij een tot vloeien in staat zijnde thermoplasti-sche of duroplastische bekledingsmassa op het substraat wordt gebracht en vast daarmee wordt verbonden. De uitvinding heeft ook betrekking op 10 een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.
Voor het bekleden van substraten van textiel, bijvoorbeeld vliezen, weefsels en gebreide stoffen, zijn verschillende werkwijzen be-kend. Het veruit grootste deel van de bekledingsmassa's zijn kleefmassa's die voor de vaste verbinding met het substraat in een kleeftoestand 15 worden opgebracht of na het opbrengen klevend worden gemaakt, waarbij na het vastkleven de kleefmassa in een houdbare toestand wordt gebracht. Aan dergelijke verbindingen worden in de textielindustrie hoge eisen gesteld wat betreft sterkte van de binding, duurzaamheid, ongevoeligheid voor uitwendige invloeden en elasticiteit, aan welke eisen in verschillende 20 mate door de bekende werkwijzen wordt voldaan, zoals blijkt uit het vol-gende overzicht.
De bekende foliebekleding, waarbij een afzonderlijk vervaardigde folie van thermoplastisch materiaal op een voorgewarmd textielsubstraat wordt gedrukt of een geextrudeerde folie in nog warme toestand direct op 25 het substraat wordt gelegd en gedrukt, en de oppervlakbekleding, waarbij een tot een pasta aangeroerd thermoplastisch poeder op een vlakke textiel-structuur wordt gerakeld, gedroogd, verwarmd en in licht vloeibare toestand d.m.v. walsdruk aan het substraat wordt gehecht, worden weliswaar nog gebruikt, maar nauwelijks nog in de textielsector, daar samenhangende, 30 ononderbroken thermoplastische bekledingen bij het daarna hechten aan andere textielsubstraten door temperatuur, tijd en druk, in het bijzonder voor de kledingindustrie,te hoge thermische en waskrimpwaarden hebben en bovendien het eindprodukt als niet-textielprodukt doen aanvoelen.
Bij de bekende strooi- of afloopwerkwijze wordt een op een 35 bepaalde korrelgrootteverdeling voorgemalen of uitgezeefd thermoplastisch bekledingsmateriaal op een voorverwarmde textielbaan gestrooid, in een oven verder verwarmd en daarna door walsdruk in licht vloeibare toestand volledig aan het textielsubstraat gehecht. Daar dergelijke bekledingen onregelmatig zijn, vertonen aldus beklede substraten na het vastkleven 40 aan andere, speciaal in de overhemden-en bloezen-Industrie gebruikelijke 8220235 - 2 - dunne en gladde bovenstoffen na een reinigingsbehandeling een onrustig sinaasappelschilachtig oppervlak van de lingerie of van het kledings-stuk.
Bij de netbekledingswerkwijze wordt een geextrudeerd net of een van 5 in de langsrichtirigVTnsnijdingen voorziene folie in de breedterichting ge-trokken en aan de voorgewarmde textielbaan gehecht. Het geheugen van het gerekte net doet bij verwarming de verbindingsplaatsen scheuren en de nu uit elkaar staande verlengingen trekken zich in de kruispunten van het net terug, zodat een onsamenhangende puntsgewijze bekleding met een uit-10 stekende r<rjetaati<jTeid ontstaat. Deze werkwijze wordt echter weinig gebruikt daar zij oneconomisch is.
De regelmatige gedeeltelijke, bijvoorbeeld puntvormige, bekleding van het substraat met een kleefmassa is een essentiele eis waarop de kledingindustrie met nadruk staat, natuurlijk ondervoldoen aan de hier-15 bovengenoemde eisen. Hiertoe zijn verschillende werkwijzen bekend.
Een grote verbreiding heeft het rotatiezeefdrukproces gevonden, waarbij d.m.v. bindmiddelen tot een pasta aangeroerd thermoplastisch poeder d.m.v. een rakel door de openingen van een over het bewegende substraat afrollen-de cilinder-zeefdrukvorm met het gewenste openingendessin op het substraat 20 wordt opgebracht. Na het drogen van het bindmiddel wordt het thermoplasti-sche materiaal gesmolten en door walsdruk met het substraat verbonden. Deze werkwijze is ook bekend onder toepassing van een gemalen thermoplastisch kleefmateriaal, maar daarbij wordt niet de gelijkmatigheid bereikt als bij de werking van pasta's. Het eindprodukt lijkt het meest op het met 25 het strooi- of afloopproces verkregen eindprodukt en heeft ook de zelfde nadelen.
Zeer economisch zijn de bekende werkwijzaivolgens het diepdruk-proces. Dit heeft ingang gevonden onder toepassing van een thermoplastisch poeder dat op een wals wordt gerakeld die verdiepingen volgens het gewen-30 ste patroon heeft. Een voorgewarmde textielbaan neemt het poeder op dat in een doorloopoven verder wordt verwarmd en daarna met walsdruk vast aan het substraat wordt gehecht.
Alle bekende werkwijzen werken met tot bepaalde korrelgrootten gemalen en/of uitgezeefde thermoplastische materialen, waardoor de werk-35 wijzen duur worden.
De u±handing beoogt een werkwijze van de in de aanhef beschreven soort zo uit be voeren dat de bekledingsmassa's van materialen in hun oor-spronkelijke, meestal gegranuleerde vorm, d.w.z. niet gemalen en/of uit-gezeefd,kunnen worden opgebracht en desondanks een zeer goede gedeelte-40 lijke oppervlakbekleding van het substraat mogelijk maken zonder daarbij 8220235 - 3 - beperkingen in de plaatsing en de vorm van deze bekleding op de koop toe te moeten nemen.
Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de bekledings -massa op het textielsubstraat wordt gebracht door het opbrengen uit een 5 onder druk werkend mondstuk. Voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding dient een inrichting, die is gekenmerkt door een bekledings-kop met tenminste een daaraan aangebracht bekledingsmondstuk, voorzien van een aandrijving, die aan de bekledingskop resp. een deel daarvan een van de hoofdbeweging van de bekledingskop ten opzichte van het sub-10 straat afwijkende extra beweging geeft.
De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enige uitvoeringsvoorbeelden zijn weerge-geven.
Fig. 1 is een blokschema van een bekledingsinrichting voor 15 het opbrengen van thermoplastische of duroplastische bekledingsmassa's op textielsubstraten.
Fig. 2 toont een deel van een blokschema van een bekledingsinrichting overeenkomstig die van fig. 1.
Fig. 3 toont een schematische inrichting voor het opbrengen van 20 bekledingsmassa's.
Fig. 4 toont een andere inrichting voor het opbrengen van bekledingsmassa's.
Fig. 5 toont een derde inrichting voor het opbrengen van bekledingsmassa's.
25 Fig. 6 is een doorsnede door een bekledingskop.
Fig. 7 toont een schematische bekledingsinrichting met ver-schillende bekledingsmoge1ijkheden.
Fig. 8 is een doorsnede door een andere bekledingskop.
De als blokschema weergegeven bekledingsinrichting volgens 30 fig. 1 dient voor het opbrengen van een thermoplastische smeltmassa en omvat een reservoir 1 voor het opnemen, opslaan en vloeibaar maken van de smeltmassa. Dergelijke inrichtingen zijn bekend, bijvoorbeeld uit het DAS 2836545 en worden hier niet nader beschreven. De bekledingsinrichting omvat verder een leiding 2, die het reservoir 1 verbindt met 35 een transportinrichting 3, die de vloeibare smeltmassa door de inrichting transporteert. De transportinrichting 3, bijvoorbeeld een pomp van het volumetype is mechanisch, bijvoorbeeld door een as 4, verbonden met een motor 5. Bovendien omvat de inrichting een bekledingskop 6 met een door een leiding 7 daarmee verbonden bekledingsmondstuk 8, die door een 40 leiding 9 met de transportinriching 3 is verbonden. De bekledingskop 6 8220235 is door een mechanische verbinding 11 verbonden met een motor 10.
- 4 -
De bekledingskop 6 kan als geheel of slechts een deel daarvan door de aandrijving 10 worden bewogen, bijvoorbeeld door het verschuiven van de kop 6 zijdelings ten opzichte van de substraatbeweging, of door roteren 5 van een deel ervan, zie fig. 6 en 7. De bekledingsinrichting heeft ook een besturing 12, waarvan de bevelen via leidingen 13, 14 aan de motoren 5, 10 worden toegevoerd.
In fig. 2 is een bekledingsinrichting met een gededltelijk blokschema weergegeven. Het verschil met fig. 1 is alleen de plaatsing 10 van de motor 10, die via mechanische verbindingen 11, 16 zowel met de bekledingskop 6 als ook met het bekledingsmondstuk 10 is verbonden. In dit geval kan naar keuze het mondstuk alleen of tezamen met de kop 6 wordaibewogen. De aandrijving 10 omvat in fig. 1 en 2 niet alleen de beweging van de gehele bekledingskop 6 maar ook de beweging van alle 15 delen die nodig zijn voor het opbrengen van de bekledingsmassa, bijvoorbeeld. kleppen, schakelaars voor verwarmingen of dergelijke. In plaats van een mechanische aandrijving kan natuurlijk ook een equivalente hydraulische, pneumatische of electrische aandrijving worden gebruikt.
De bekledingsinrichtingen volgens fig. 1 en 2 zijn niet alleen 20 geschikt voor het opbrengen van thermoplastische, maar ook van duroplas-tische bekledingen, waarbij eventueel in enkele toestellen kleine aan-passingen moeten worden uitgevoerd. In het algemeen hebben deze inrich-tingen echter het voordeel, dat zij eenvoudig van constructie zijn en geen ifemalen poeder nodig hebben, maar granulaten van de stoffen kunnen 25 worden gebruikt en desondanks gelijkmatige bekledingen worden verkregen.
De in fig. 3 tot 5 schematisch weergegeven inrichtingen tonen de totale opstelling voor het continu opbrengen van gedeeltelijke bekledingen op een textielbaan of op uitgesneden delen, die over een onderlaag worden getransporteerd. Gelijke verwijzingscijfers in fig. 3 30 tot 5 stellen gelijke onderdelen voor.
Het textielsubstraat 15 wordt door een afrolinrichting 16 afgerold, doorloopt een voorwarmzone 17 en komt in een eerste station 18 (fig. 3) waarin de ene zijde van het substraat indirect wordt bekleed, d.w.z. de bekledingsmassa wordt door de leiding 9, bijvoorbeeld een ver-35 warmde slang, in de bekledingskop 6 met de bekledingsmondstukken 8 ge-bracht en opgebracht op een wals 19, die al naar de aard van de gewenste gedeeltelijke bekleding een passende oppervlakvorm heeft en de opgebrachte bekleding op het substraat 15 overbrengt. Met de wals 19 wefckt een tegen-drukwals 20 samen, eveneens van verschillende oppervlakgedaante, voor 40 het kalandreren van het opgebrachte materiaal. Achter het eerste station 18 8220235 - 5 - is een tweede station 21 van gelijke opbouw aangebracht, waardoor een tweede indirecte opbrenging van materiaal op het substraat 15 plaats-vindt, waardoor nu de gehele gedeeltelijke bekleding. is opgebracht. Het is duidelijk dat het aantal toegepaste stations afhangt van de aard van 5 de gedeeltelijke bekleding, zodat een, twee of meer stations 18, 21 aanwezig kunnen zijn.
Na het station 21 komt het textielsubstraat 15 in een verwarmde doorloopbaan 22 voor verdere smelting van thermoplastische materialen of voor het drogen of uitcondenseren van de bekledingsmassa. Na het door-10 lopen van de verwarmde baan 22 vindt een volgend kalandreren plaats door een kalander 23 met walsen 24, 25, voor het verbeteren van het hechten van de bekledingsmassa aan het substraat 15, waarna het vervolgens door een oprolinrichting .26 wordt opgerold.
In de voorwarmzone 17 is de temperatuur instelbaar om het tex-15 tielsubstraat 15 zover te kunnen voorwarmen dat het overbrengen van de wals 19 op het substraat 15, resp. bij direct opbrengen, van het bekledings-mondstuk 8 op het substraat 15, zonder fouten plaatsvindt. De kalander 23 kan al naar het te verwerken substraat 15 ook worden weggelaten wanneer het kalandreren in de stations 18, 21 een goede hechting van de bekleding 20 op het substraatoppervlak waarborgt.
De inrichting volgens fig. 4 dient voor het direct opbrengen van debbekledingsmassa op het substraat 15, d.w.z. de bekledingsmassa wordt in een bekledingsstation 27 door een leiding 9, de bekledingskop 6 en het mondstuk 8 op het substraat 15 gebracht. Vervolgens wordt de 25 bekledingsmassa in de doorloopbaan 22 verder verwarmd en dan in de kalander 23 gekalandreerd. In het station 27 is. onder het substraat 15 een onderlaag 28 aangebracht, die stationair is of tezamen met het substraat 15 beweegt.
Fig. 5 toont een inrichting voor het cacheren, d.w.z. voor het 30 aan elkaar plakken van textielsubstraten 15, 15'. In een cacheerstation 29 wordt de kleefmassa direct op het ene substraat 15 gebracht. Vervolgens vindt tussen een wals 30 en een tegendrukwals 31 het kleven aan het tweede substraat 15' plaats. Na een verdere verwarming in de doorloopbaan 22 volgt het kalandreren in de kalander 23. In het cacheerstation 29 dient 35 de wals 30 tezamen met een andere wals 32 ook voor de geleiding van de band 33 over de vaste onderlaag 28. De band 33 beweegt daarbij met de snelheid van het substraat 15.
In fig. 6 is een bekledingskop 6 weergegeven die op een buiten-i zijde 34 een aansluitstuk 35 heeft, waarop de leiding 9 wordt aangesloten. 40 Aan een andere buitenwand 36 is het bekledingsmondstuk 8 aangebracht.
8220235 - 6 -
In het huis 37 van de kop 6 is een roteerbare schuif 38 met verdiepingen 39 aangebracht, waardoor de bekledingsmassa intermitterend aan het mondstuk 8 wordt toegevoerd, waarbij de massa door een kanaal 40 aan de verdiepingen 39 en vervolgens door het kanaal 41 aan het mondstuk 8 5 wordt toegevoerd. Met de roterende schuif 38 kan een nauwkeurige dosering van de uit het mondstuk 8 tredende massa worden bereikt. De bekledingskop 6 kan daarbij een, twee of meer mondstukken 8 hebben.
A1 naar het aantal mondstukken hebben het huis en de schuif 38 een passende lengte. Volgens fig. 6 vindt de dosering regelmatig plaats, 10 maar de dosering kan op onregelmatige afstanden plaatsvinden, waardoor verschillende opbreng effekten, resp. opbrengstijfheden kunnen worden bereikt, waarvan het aantal nog kan worden vergroot door verschillende verdiepingen 39. Wordt bovendien de bekledingskop in een vlak evenwijdig aan het vlak van het substraat zwenkbaar aangebracht, dan kan door 15 schuine plaatsing van de kop 6 ten opzichte van de bewegingsrichting van het substraat 15 worden bereikt dat de afstand tussen de afzonder-lijke mondstukken 8 wordt gewijzigd. Op deze wijze kunnen zeer dicht bij elkaar liggende gedeeltelijke bekledingen worden bereikt, hetgeen door de noodzakelijke afstand tussen twee mondstukken 8 bij loodrecht op de 20 substraatbeweging aangebracht kop 6 niet mogelijk zou zijn.
Een ononderbroken opbrengen op het substraat 15 kan ook door middel van bestuurde kleppen worden bereikt. Voor de bediening van deze kleppen kan hydraulische, pneumatische, electrische of mechanische energie worden gebruikt. Bij toepassing van een groot aantal naast 25 elkaar liggende mondstukken 8 is er ook een groot aantal kleppen. In dat geval kan door de roterende schuif 38 de zelfde werking worden bereikt als met een groot aantal kleppen. Daar thermoplastische en voor een deel ook duroplastische bekledingsmassa's een smerende werking hebben wordt met de roterende schuif 38 de zelfde bedrijfszekerheid bereikt als met 30 de afzonderlijke kleppen. Bovendien kan het oppervlak van de schuif 38 en :dat van de boring van het huis 37 behandeld zijn, bijvoorbeeld met polysiloxan, door hardverchromen of dergelijke. Wordt een aantal naast elkaar liggende schuiven 38 toegepast dan kunnen deze voor het bereiken van verschillende bekledingen met verschillende snelheden draaien.
35 Verdere bekledingseffekten kunnen ook worden bereikt met de vorm van de bekledingsmondstukken 8. Door wijziging van de breedte, de grootte en de vorm van de uitmondingen in de mondstukken kunnen eveneens verschillende bekledingseffekten worden bereikt. Dit is in het bijzonder gunstig wanneer op de te behandelen substraten 15 verschillende 40 verstijvingen moeten worden bereikt.
8220235 - 7 -
De verwarming in de voorwarmzone 17 en in de doorloopbaan 22 kan op verschillende wijze plaatsvinden, bijvoorbeeld door electrische verwarming, infrarood-verwarming of door verwarming door middel van een ventilator met warme lucht. Het substraat 15 moet zo voorzichtig mogelijk 5 worden afgerold en weer worden opgerold om vertrekken van het substraat te vermijden.
Met de in de bekledingskop 6 aangebrachte mondstukken 8 kan weliswaar een groot aantal gedeeltelijke bekledingspatronen worden bereikt, maar door de afmetingen van de mondstukken ontstaan moeilijkheden 10 wanneer bekledingspartijen zeer dicht naast elkaar moeten liggen. Weliswaar kan een verbetering worden bereikt met de beschreven zwenking van de bekledingskop 6 om een vertikale as, maar in dat geval moet een extra verstelinrichting worden aangebracht, niet alleen voor de kop 6 maar ook voor de onder het textielsubstraat 15 liggende ondersteuning 28. Deze 15 moeilijkheden kunnen met de bekledingsinrichting volgens fig. 7 worden vermeden, waarbij de bekleding enerzijds met een bekledingskop 6, bijvoorbeeld volgens fig. 4 en anderzijds met een in het inwendige van een ro-terende geperforeerde metalen cilinder 46 aangebrachte bekledingskop 50 wordt uitgevoerd. Bij de kop 50 wordt de onder druk staande smeltmassa 20 uit een mondstuk 49 op de binnenzijde van de cilinder 46 gebracht en van daar door de perforaties naar buiten gedrukt. Met de beide inrichtingen kan het opbrengen van'de smeltmassa indirect via een overbrengband of een overbrengrol of direct op het textielsubstraat 15 plaatsvinden. In fig. 7 is voor de bekledingskop 6 met niet weergegeven mondstukken het indirecte 25 opbrengen van de smeltmassa op een draagband 45, bijvoorbeeld van poly-tetrafluorethyleen, weergegeven, waarvan de smeltmassa op het substraat 15 wordt overgebracht. Voor het opbrengen met de metalen cilinder 46 is zowel het directe als het indirecte opbrengen met een overbrengwals 45 op het substraat 15 toepasbaar. Bij direct opbrengen vervalt de draag-30 band 45. Bij toepassing van de kop 6 biedt het indirecte opbrengen via de draagband 45 het voordeel, dat door zwenken van de kop 6 om een vertikale as de afstand tussen de mondstuk-uitmondingen kan worden ver-kleind. Daarbij moet de aan de andere zijde van de draagband 45 aangebrachte oplegarm 47 eveneens zwenkbaar zijn.
35 Bij de geperforeerde metalen cilinder 46 kan van de draagband 45 worden afgezien, daar in de cilinder de perforaties willekeurig dicht bij elkaar kunnen worden aangebracht. Bij het indirect opbrengen van de smeltmassa wordt een verwarmde overbrengwals 51 aangebracht, waarvan de smeltmassa op het substraat 15 wordt opgebracht. Bij het direct opbrengen 40 van de smeltmassa wordt een verwarmde overneemwals 52 gebruikt en meestal 8220235 - 8 - kan dan ook van de overbrengwals 51 worden afgezien,Wordt voor het indirect opbrengen van de smeltmassa de draagband 45 gebruikt, dan wordt de overbrengwals 51 als aandrijifwals voor de draagband 45 gebruikt.
5 Het substraat 15 wordt door een niet nader weergegeven afrol- inrichting 16 afgerold en komt via een omleidwals 53 op een voorwarmwals 54 en van daar op de overneemwals 52, waar het opbrengen van de smelt-massa direct of indirect plaatsvindt. Het gedeeltelijk beklede substraat 15 passeert een kalander met twee koelbare en, zie de pijl 57, van een 10 instelbare walsspleet voorziene kalanderwalsen 55, 56. Na het kalanderen komt het substraat 15 via twee koelwalsen 58, 59 en een omleidwals 62 op een opwikkelinrichting 61, waar het door een opwikkelaandrijving 62 wordt opgerold.
Van een andere afrolinrichting 63 wordt een ander substraat 15 15 afgewikkeld, via een omleidrol 64, een voorwarmwals 65 en de kalanderwals 56. gevoerd, waar het met het met de smeltmassa beklede substraat wordt gecacheerd. De inrichting maakt dus zowel het bekleden als het cacheren mogelijk. Voor de aandrijving van de verschillende walsen dient een niet nader weergegeven motor 56, die door middel van een omhullend or-20 gaan 67, bijvoorbeeld een schalmketting en met door streep-stiplijnen aangegeven tandwielen, de walsen 54, 58, 59 aandrijft. Het omhullend orgaan 67 drijft verder een schematisch weergegeven tandwiel 69 aan dat op zijn beurt, eventueel via tussenwielen, de walsen 52, 55, 65 aandrijft. De walsen 52, 55 drijven op hun beurt de walsen 51, resp. 57 aan. De draag-25 band 45 wordt door de overbrengwals 51 aangedreven en door een spaninrich-ting met een spanwiel 70 gespannen. Omleidwalsen 71, 72 dienen voor de geleiding van de draagband 45.
In de cilinder 46 kunnen willekeurige perforaties zijn aangebracht, bijvoorbeeld gaten, sleuven enz., in de meest verschillende 30 opstellingen, vormen en grootten.
De dosering van de smeltmassa kan plaatsvinden door: druk in de smeltmassa-toevoer, de grootte van de perforaties in de cilinder 46, de mondbreedte van de afdichtlippen 81 en de aanzetsnelheid van het substraat. De bekledingskop 50 in het inwendige van de cilinder 46 strekt 35 zich uit over de breedte van de machine resp. van de overneemwals 52, die bovendien, zie de pijl 73, wordt gebruikt voor het instellen van de walsspleet aan de overbrengwals 51. De bekledingskop 50 is een balk met een inwendige holle ruimte, die is samengesteld uit een toevoerkanaal 79, een hoofdkanaal 80 met een sleuf of naast elkaar liggende kanalen en een 40 uitmondingskamer 81, welke laatste is begrensd door twee afdichtlippen 82, 8220235 - 9 - die een uitmondingsspleet vormen. Daar het toevoerkanaal 69 en het geleidingskanaal 80 niet geheel tot aan de kopeinden van de balk reiken, behoeft alleen de uitmondingskamer 81 zijdelings te worden afgedicht.
Dit gebeurt door twee van de eindzijde inschuifbare, het profiel van de 5 uitmondingskamer 81 hebbende, profielstaven, die tegelijk ook bruikbaar zijn voor instelling van de breedte van de kamer 81, doordat verschillend lange profielstaven worden gebruikt of dat de profielstaven verschuif-baar zijn. Het materiaal van de profielstaaf is licht vervormbaar, bij-voorbeeld in de vorm van een geschikte kunststof, of een slang, om bij het 10 plaatsen van de balk op de geperforeerde cilinder 46 de afdichtlippen 82, bijvoorbeeld van kunststof of metaal, tegen de binnenzijde van de cilinder 46 te kunnen aanleggen. Verder zijn in de balk zich over de lengte ervan uitstrekkende kanalen 83 aangebracht, waarin verwarmingselementen kunnen worden aangebracht, waarmee een nauwkeurige temperatuur kan worden aan-15 gehouden en geregeld.
De cilinder 46 wordt door een niet-Weergegeven afzonderlijke regelaandrijving geroteerd. De smeltmassa wordt onder druk aan de inwendige bekledingskop 50 toegevoerd en door de door de afdichtlippen 82 gevormde uitmonding en de perforaties in de cilinder 46 op het 20 substraat 15 gebracht. Smeltmassa wordt in een niet weergegeven voorraad-reservoir tot vloeibare toestand verwarmd en door verdere warmtetoevoer tot aan en in de bekledingskop 50 op temperatuur geregeld. Door aan de buitenomtrek van de cilinder 46 aangebrachte infraroodstralers 77 kan de temperatuur bovendien nog worden belnvloed.
25 Teneinde een schoon loslaten van de smeltmassa bij het uittreden uit de perforaties van de cilinder 46 te waarborgen kan hete lucht waarvan de druk en de temperatuur instelbaar zijn, door mondstukken, zie de pijl 78, worden geblazen, bijvoorbeeld ter plaatse van het los-laatpunt tussen de cilinder 46 en het substraat 15. De in fig. 7 30 weergegeven inrichting kan worden vereenvoudigd door de smeltmassa slechts met e’en patroon aan te brengen en ook de cacheer inrich ting weg te laten.
Als toepassing wordt gewezen op de vervaardiging van spinvlie-zen van thermoplastische kleefvezels, die tot nu toe uit van insnij-dingen voorziene folies werden vervaardigd, echter slechts onder cache-35 ring met geprepareerd, bijvoorbeeld met polysiloxan behandeld, papier op de gewenste grootten konden worden gesneden, om aan elkaar kleven door de bij het snijden ontstaande mestemperatuur te beletten. Met de be-schreven bekledingswijzen kunnen spinvliezen eenvoudig worden vervaardigd. Het latere scheiden in stroken kan door een onderbreking bij het 40 opbrengen op het vlies worden vermeden. Daardoor worden de dure 8Z20235 - 10 - tussenlagen overbodig. Even snel kan op een andere opbrengwijze worden overgegaan, onafhankelijk van het feit of het om onderbroken of continue bekledingsvormen gaat.
De inrichting volgens fig. 7 dient vooral voor het aan elkaar 5 kleven van textielsubstraten met een thermoplastisch kleefmiddel, echter kunnen ook andere middelen, bijvoorbeeld verstijvingsmiddelen, worden opgebracht. Ook het opbrengen van thermohardende of duroplasten kan eveneens probleemloos in de inrichting plaatsvinden.
10 Voorbeeld 2
Op een vlakke textielstof of niet textiele stof van bijvoorbeeld 120 g/m 2 vlies voor kledingstukvullingen wordt met 19 g/m polyamide door een bekledingskop volgens fig. 8 en een geperforeerde cilinder met een verschoven patroon van 17 mesh (aanbrenging van de punten op een gelijk- 15 zijdige driehoek met hoeken van 60°) worden aangebracht, teneinde later in de confectie-industrie op algemeen bekende kleefpersen met 150° C en 2 een druk van 300 tot 500 g/cm gedurende 12 tot 15 sec. te kunnen worden gehecht aan een bovenstof, aan de achterzijde daarvan, voor versterking van deze stof.
20 Als bekledingsmassa1s voor de gedeeltelijke bekleding van textielsubstraten met thermoplastische kleefstoffen worden de volgende verbindingen gebruikt: copolymeren van etheen-vinylacetaat,copolymeren van etheen-ethyl-acrylaat, polystyreen-Butadieen-Polystyreen-Blockpolymeren, 25 polystyreen-isopreen-polystyreen-blockpolymeren, polyetheen, polypropeen, rubbers van het butylisobutyl- en Isopreentype, etheen-propeenrubber.
Polyvinylacetat en copolymeren van vinylacetaat, verzadigde polyesters en copolyesters, polyurethanen, polyamiden en copolyamiden.
30 De aldus gebruikte duroplasten, bijvoorbeeld fenol- en kresol- harsen evenals epoxydeharsen worden vloeibaar opgebracht en vormen na de harding brosse, drukvaste materialen.
V<5or de verknoping kunnen daaraan tot 60% vulstoffen worden toegevoegd door bijmenging.
35 40 8220235

Claims (16)

1. Werkwijze voor het opbrengen van gedeeltelijke oppervlak-bekledingen op textielsubstraten, in het bijzonder van kleefmassa's in de fixeervullingentechniek, waarbij een tot vloeien in staat zijnde thermoplastische of thermohardende bekledingsmassa op het substraat 5 wordt opgebracht en vast daarmee wordt verbonden, met het kenmerk, dat de bekledingsmassa als een tot vloeien in staat zijnde smeltmassa op het /* textielsubstraat wordt opgebracht door tenminste een onder druk staand mondstuk (8, 49).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 10 bekledingsmassa direct of indirect via een tussendrager, bijvoorbeeld een tezamen met het substraat (15) bewogen band (45) of een wals^5l), op het substraat (l5^ wordt opgebracht.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen het onder druk staande bekledingsmondstuk(49)en het textielsubstraat(15) 15 een geperforeerde band (45) synchroon met het textielsubstraat wordt bewogen, waarbij aan de opbrengplaats bij voorkeur hete lucht wordt toe-gevoerd.
4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bekledingsmassa in twee of meer opvolgende stappen wordt opgebracht, 20 bijvoorbeeld direct of indirect.
5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bekledingsmassa zOnegewijs, met verschillende dikte en/of verschillend patroon, op het textielsubstraat(15) wordt opgebracht.
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat de bekledingsmassa wordt vervaardigd van granulaten, zonder extra behandeling, zoals zeven en/of malen.
7. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door een bekledingskop (6, 50) met tenminste een daaraai aaigebracht bekledingsmondstuk (8, 49), dat is voorzien van een 30 aandrijving (10), die de bekledingskop (6, 50) resp. een deel (38, 46) daarvan een van de hoofdbeweging van de bekledingskop (6, 50) ten opzichte van het substraat (15) afwijkende extra beweging geeft.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bekledingskop (50) is uitgerust met het daaraan aangebrachte bekledings- 35 mondstuk (49), waarlangs een geperforeerde metalen cilinder (46) draai-baar is aangebracht. 8220235 * - 12 -
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de geperfore.erde metalen cilinder (46) tezamen met de bekledingskop (50) steunt op een roterende wals (52).
10. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de 5 bekledingskop (50) een zich over de machinebreedte uitstrekkende balk is, voorzien van een holle ruimte, bestaande uit een toevoerkanaal (79) een geleidingskanaal (80) in de vorm van een doorgaande sleuf of naast elkaar liggende kanalen en een uitmondingskamer (81), welke uitmondings-kamer is begrensd door twee afdichtlippen (82), die een uitmonding vormen. 10
11. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de breedte van de uitmondingskamer (81) is vastgelegd door van de beide einden ingevoerde profielstaven met de zelfde dwarsdoorsnede als de mondingskamer (81), door welke staven, bijvoorbeeld door het verwisselen tegen profielstaven met andere lengte, of door verschuiven van de pro-15 fielstaaf, de breedte van de uitmondingskamer (81) instelbaar is.
12. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat in de balk zich over de lengte van de balk uitstrekkende kanalen (83) zijn aangebracht, waarin instelbare verwarraingselementen zijn aangebracht.
13. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat bij twee 20 of meer aan de bekledingskop (6) aangebrachte bekledingsmondstukken (8) de bekledingskop (6) om een as vertikaal ten opzichte van het substraat-oppervlak draaibaar is.
14. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bekledingskop (6) een draaischuif (38) met uitsparingen (39) heeft, die 25 bekledingsmassa afgeeft aan het bekledingsmondstuk (8) in gedoseerde porties.
15. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de uitsparingen (39) naar keuze in grootte en in plaats verschillend zijn 30 uitgevoerd.
16. Inrichting voor het bekleden en/of cacheren van een textiel-substraat met een inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de inrichting tenminste een roterende overneemwals (52)) heeft, waar-achter een synchroon daarmee roterend paar kalanderwalsen (55, 66) is 35 aangebracht. 8220235
NLAANVRAGE8220235,A 1981-07-21 1982-07-16 Inrichting voor het opbrengen van een parti le oppervlaktebekleding. NL190419C (nl)

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
CH476781 1981-07-21
CH476781 1981-07-21
CH105282A CH663310GA3 (en) 1982-02-19 1982-02-19 Process and apparatus for producing partial surface coatings on textile substrates
CH105282 1982-02-19
PCT/CH1982/000089 WO1983000348A1 (en) 1981-07-21 1982-07-16 Method and device for applying partial coating layers
CH8200089 1982-07-16

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8220235A true NL8220235A (nl) 1983-06-01
NL190419B NL190419B (nl) 1993-09-16
NL190419C NL190419C (nl) 1994-02-16

Family

ID=25686493

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8220235,A NL190419C (nl) 1981-07-21 1982-07-16 Inrichting voor het opbrengen van een parti le oppervlaktebekleding.

Country Status (19)

Country Link
US (2) US4671205A (nl)
JP (1) JPS58501135A (nl)
AT (1) AT391899B (nl)
AU (1) AU8687782A (nl)
BR (1) BR8207795A (nl)
CA (1) CA1183736A (nl)
CS (1) CS253704B2 (nl)
DD (1) DD203741A5 (nl)
DE (2) DE3248889D2 (nl)
DK (1) DK125783D0 (nl)
FI (1) FI76127C (nl)
FR (1) FR2510152A1 (nl)
GB (1) GB2130125B (nl)
HU (1) HU191741B (nl)
IT (1) IT1152058B (nl)
NL (1) NL190419C (nl)
NO (1) NO830969L (nl)
SE (1) SE448750B (nl)
WO (1) WO1983000348A1 (nl)

Families Citing this family (32)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2156246A (en) * 1984-03-28 1985-10-09 Hd Engineering Limited Coating surfaces
WO1986002904A1 (en) * 1984-11-05 1986-05-22 Jakob Schlaepfer & Co. Ag Improvements in and relating to the production of transfers
SE452440B (sv) * 1985-02-14 1987-11-30 Tarkett Ab Sett och anordning for framstellning av dekorativa plastbanor eller -plattor varvid sprutmunstycken och berbana forskjutes relativt varandra samt dekorativ plastbana eller -platta
DE3638307A1 (de) * 1986-11-10 1988-05-19 Volker Ludwig Vorrichtung zum auftragen von fluessigen, pastoesen oder plastischen substanzen auf ein substrat
DE3826395A1 (de) * 1988-08-03 1990-02-15 Volker Ludwig Verfahren zum auftragen von fluessigen, pastoesen oder plastischen substanzen auf ein substrat
FR2641798B1 (fr) * 1989-01-13 1991-05-03 Picardie Lainiere Procede et appareillage de fabrication d'un produit thermocollant a base textile
DE3905342A1 (de) * 1989-02-22 1990-08-23 Volker Ludwig Verfahren und vorrichtung zum auftragen von fluessigen, pastoesen oder plastischen substanzen auf ein substrat
DE4028637A1 (de) * 1990-09-08 1992-03-12 Akzo Gmbh Verfahren zum partiellen beschichten von geweben
US5213033A (en) * 1991-05-10 1993-05-25 Illinois Tool Works Inc. Press-ready rotary screen printing apparatus
CA2065817A1 (en) * 1991-05-24 1992-11-25 Donald R. Scharf Apparatus and methods for coating objects with liquified coatings
DE9111789U1 (nl) * 1991-09-20 1991-11-14 Wako Walzen Konstruktion Systembau Gmbh, 4150 Krefeld, De
US5294258A (en) * 1992-04-08 1994-03-15 Nordson Corporation Apparatus for producing an integral adhesive matrix
DE9206304U1 (nl) * 1992-05-11 1992-09-17 Nordson Corp., Westlake, Ohio, Us
DE4244038C1 (de) * 1992-12-24 1994-03-03 Santrade Ltd Vorrichtung zum streifen- oder tropfenförmigen Ausbringen fließfähiger Massen
US5389148A (en) * 1993-01-28 1995-02-14 Nordson Corporation Spray apparatus utilizing porous sheet
FR2710864B1 (fr) * 1993-10-06 1995-12-08 Pont A Mousson Procédé et installation pour l'assemblage de parties de modèles gazéifiables utilisés en fonderie.
US5552177A (en) * 1995-03-21 1996-09-03 Minnesota Mining And Manufacturing Company Method for applying adhesive to the base of an orthodontic appliance
US5626673A (en) * 1995-04-12 1997-05-06 Nordson Corporation Static agitator for adjustable slot coater die in a rotary coater
IT1281217B1 (it) * 1995-06-07 1998-02-17 Sasib Spa Metodo e dispositivo per la fabbricazione di contenitori d'imballaggio da fogli d'imballaggio, in particolare per sigarette,
DE19522754A1 (de) * 1995-06-26 1997-01-02 Kurt Sebald Informationsstrukturschlüssel für Ausbringpistolen
JPH11509793A (ja) * 1995-07-18 1999-08-31 メイ コーティング テクノロジーズ インコーポレイテッド ホットメルト印刷方法および装置
DE19824912A1 (de) * 1998-06-04 1999-12-09 Sm Klebetechnik Auftragsvorrichtung für viskose Stoffe, insbesondere Kleber
DE19830728C2 (de) * 1998-07-09 2001-08-02 Reinhard Duespohl Maschb Gmbh Kleber-Auftragsvorrichtung
DE29921828U1 (de) * 1999-12-13 2000-07-27 Sm Klebetechnik Vertriebs Gmbh Auftragsvorrichtung
DE10020101A1 (de) 2000-04-22 2001-10-25 Beiersdorf Ag Verfahren zum Auftragen von flüssigen, pastösen oder plastischen Substanzen auf ein Substrat
DE10020102A1 (de) 2000-04-22 2001-10-25 Beiersdorf Ag Verfahren und Vorrichtung zum Auftragen hochviskoser Flüssigkeiten
DE10049706A1 (de) * 2000-09-18 2002-03-28 Kannegiesser Garment & Textile Verfahren zum Verstärken flächiger Materialien, insbesondere textiler Flächengebilde
US20060258249A1 (en) * 2005-05-11 2006-11-16 Fairbanks Jason S Elastic laminates and process for producing same
ITMI20080651A1 (it) * 2008-04-11 2009-10-12 O Pac S R L Macchina per la trasformazione in linea di prodotti monouso, stampati a caldo con cere e paraffine colorate
CN105599322A (zh) * 2016-03-11 2016-05-25 四川省新万兴碳纤维复合材料有限公司 一种碳纤维预浸料的涂敷装置
DE102019105920B4 (de) * 2019-03-08 2022-06-09 Canon Production Printing Holding B.V. Verfahren und Auftragswerk zum Auftragen einer Flüssigkeit auf ein Substrat
CN110064574A (zh) * 2019-04-29 2019-07-30 湖南天洋信息科技有限公司 一种光触媒碘钨灯水分烘干设备

Family Cites Families (24)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE545500A (nl) *
US537923A (en) * 1895-04-23 Designs upon paper
US2111761A (en) * 1933-12-18 1938-03-22 Barrett Co Process and apparatus for coating roofing
US2333382A (en) * 1941-07-12 1943-11-02 Curt P Kent Fabric printing apparatus
GB815433A (en) * 1954-09-13 1959-06-24 Carrie Steen Plastic stencilled material and process and means for stencilling
DE1103880B (de) * 1956-04-23 1961-04-06 Dornbusch & Co Verfahren und Vorrichtung zum dauerhaften Beschichten von Traegerbahnen mit netzartigen Kunststoff-Folien
US3106481A (en) * 1959-08-24 1963-10-08 Sorg Adam Method of coating tea bag paper to render it heat-sealable
GB1025463A (en) * 1961-08-02 1966-04-06 Courtaulds Ltd Fabrics having discontinuous polymer coatings
US3607808A (en) * 1966-12-19 1971-09-21 Phillips Petroleum Co Thermoplastic ink
AT325005B (de) * 1967-11-20 1975-09-25 Benno Saladin Verfahren und vorrichtung zum beschichten als endlose bahnen oder in formatzuschnitten auftretender unterlagen mit pulverförmigenwerkstoffen
US3768280A (en) * 1970-02-05 1973-10-30 Kannegiesser Maschinen Apparatus for printing on textile strips and pieces
DE2036948A1 (de) * 1970-07-25 1972-01-27 Mueller Franz Fa Vorrichtung zum Bemustern der Ober flache einer fortlaufend weiterbewegten Warenbahn
BE793782Q (fr) * 1970-09-04 1973-05-02 Stotz & Co Procede de preparation d'un renfort pour des parties de vetements
CH537815A (de) * 1971-05-10 1973-06-15 Caratsch Hans Peter Einrichtung zum Aufbringen eines thermoplastischen Kunststoffes auf ein Flächengebilde in Form von voneinander im Abstand vorgesehenen Ablagerungen
DE2140154A1 (de) * 1971-08-11 1973-02-22 Ludwig Ruettgers Verfahren und vorrichtung zum beschichten von flaechengebilden
AT314459B (de) * 1971-12-06 1974-04-10 Zimmer Peter Verfahren zum Färben oder Bedrucken von Warenbahnen
DE2300289C2 (de) * 1973-01-04 1985-01-10 Mitter & Co, 4815 Schloss Holte Vorrichtung zum Auftragen flüssiger oder pastöser Farbe für Siebdruckmaschinen
NL7414822A (nl) * 1973-11-16 1975-05-21 Zimmer Peter Werkwijze en inrichting voor het bedrukken van vezelmaterialen.
DE2461845B1 (de) * 1974-12-30 1975-09-25 Kufner Textilwerke Kg, 8000 Muenchen Vorrichtung zum Aufbringen von zwei viskosen Beschichtungsmassen in zwei rasterförmigen Schichten übereinander
SU831055A3 (ru) * 1975-07-23 1981-05-15 Куфнер Текстильверке Кг (Фирма) Способ нанесени порошкообразногоКлЕ HA лЕНТОчНый МАТЕРиАл и уСТРОйСТВО дл ЕгО ОСущЕСТВлЕНи
CH584785A5 (nl) * 1976-02-19 1976-12-31 Stotz & Co Ag
ATA287276A (de) * 1976-03-31 1979-02-15 Caratsch Hans Peter Verfahren und einrichtung zum aufbringen von kunstharzpulver in einer rasterfoermigen beschichtung auf bahnmaterial
DE2911648A1 (de) * 1979-03-24 1980-09-25 Winner Texplast Ag Anlage zur beschichtung und ausruestung von flaechenfoermigen materialbahnen und verfahren zur beschichtung und ausruestung von flaechenfoermigen materialbahnen
US4264644A (en) * 1979-04-13 1981-04-28 Schaetti & Co. Method for coating textile bases with powdery synthetic material

Also Published As

Publication number Publication date
WO1983000348A1 (en) 1983-02-03
AT391899B (de) 1990-12-10
NL190419B (nl) 1993-09-16
US5053254A (en) 1991-10-01
JPS58501135A (ja) 1983-07-14
SE8301477L (sv) 1983-03-18
GB2130125B (en) 1986-04-23
DK125783A (da) 1983-03-18
DE3248889C1 (nl) 1988-02-25
DE3248889D2 (en) 1983-07-07
HU191741B (en) 1987-04-28
FI76127C (fi) 1988-09-09
FI830892A0 (fi) 1983-03-17
US4671205A (en) 1987-06-09
NL190419C (nl) 1994-02-16
HUT37964A (en) 1986-03-28
CA1183736A (en) 1985-03-12
AU8687782A (en) 1983-03-17
CS253704B2 (en) 1987-12-17
FR2510152B1 (nl) 1985-02-08
SE8301477D0 (sv) 1983-03-18
BR8207795A (pt) 1983-06-21
ATA903882A (de) 1990-06-15
IT8222469A0 (it) 1982-07-20
FR2510152A1 (fr) 1983-01-28
FI830892L (fi) 1983-03-17
SE448750B (sv) 1987-03-16
GB8307344D0 (en) 1983-04-27
DK125783D0 (da) 1983-03-18
FI76127B (fi) 1988-05-31
GB2130125A (en) 1984-05-31
NO830969L (no) 1983-03-18
IT1152058B (it) 1986-12-24
DD203741A5 (de) 1983-11-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8220235A (nl) Werkwijze en inrichting voor het opbrengen van gedeeltelijke oppervlakbekledingen.
US6855205B2 (en) Apparatus for placing particles in a pattern onto a substrate
CN106183336B (zh) 热熔胶涂布贴合机
JPS5834185B2 (ja) リユウタイトチヤクホウホウトソノソウチ
US4746391A (en) Apparatus for continuous welding or sealing of seams of plastic films
AU2018319331B2 (en) Device for laminating a substrate with a thermoplastic coating material
US4264644A (en) Method for coating textile bases with powdery synthetic material
GB2047126A (en) Coating webs with powder
US3676269A (en) Method of and apparatus for coating fabrics
US4209553A (en) Method and apparatus for making material with a fusible backing
US2000077A (en) Apparatus for and method of applying surfacing material to a fabric web
US20070209587A1 (en) Dosing Device And Apparatus For Applying Adhesives To At Least One Dosing Device, And Substrate Web
CA1140719A (en) Processing hot melt adhesive
US4068618A (en) Apparatus for making material with fusible backing
US3699885A (en) Screen printing machine with transport band for temporarily adhesively securing web during printing
CN212883231U (zh) 一种强剥强韧tpe复合无纺毯生产用涂胶装置
CN206011937U (zh) 热熔胶涂布贴合机
US2340127A (en) Process of slitting and coating
EP0618071B1 (en) Device to apply a plastic coating to both sides of a support
KR20040083820A (ko) 합포섬유의 제조장치
CN209409498U (zh) 可降解高阻隔型包装袋的生产设备
CN113967568B (zh) 一种针织布的浆边处理系统
US1730568A (en) Sheet insulation
EP4035870A1 (en) Method and machine for wrapping profiles with a wrapping poil
JP3617210B2 (ja) ラミネート装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BC A request for examination has been filed
BK Erratum

Free format text: PAT.BUL.04/94 PAGE 577 CORR.:VILLARS AG MASCHINENBAU

SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: VILLARS AG MASCHINENBAU

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19990201