NL7908357A

NL7908357A - Werkwijze voor het met behulp van een stromend medium transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een weefmachine, alsmede weefmachine, ingericht voor het toepassen van deze werkwijze.

Info

Publication number: NL7908357A
Application number: NL7908357A
Authority: NL
Original assignee: Rueti Te Strake Bv
Priority date: 1979-11-15
Filing date: 1979-11-15
Publication date: 1981-06-16
Also published as: DE3043003C2; DE3043003C5; BE886167A; IT1205237B; CH649104A5; US4446893A; FR2470812B1; JPS643969B2; CA1144452A; GB2065726B; GB2065726A; JPS5696938A; FR2470812A1; IT8026010A0; DE3043003A1; JPH02229245A

Description

» >·' «t I

P & c

W 947-268 Ned.B/EvF

Werkwijze voor het met behulp van een stromend medium transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een weefmachine, alsmede weefmachine, ingericht voor het toepassen van deze werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een weefmachine met behulp van een aantal met een stromend transportmedium gevoede mondstukken.

Bij de huidige stand van de techniek kunnen met een stromend 5 transportmedium werkende inslagsystemen belangrijk hogere transportsnel-heden worden bereikt dan bij andere typen inslagtransportsystemen. In het bijzonder pneumatische weefmachines kunnen daardoor met belangrijk hogere toerentallen werken, dan weefmachines voorzien van andere inslagtransportsystemen.

10 Voor het bereiken van zo hoog mogelijke draadsnelheden bij het inslagtransport met een stromend medium is men afhankelijk van een goede impulsoverdracht van het transportmedium naar het inslaggaren. Er zijn reeds vele constructieve maatregelen voorgesteld om de voorwaarden voor een zo goed mogelijke impulsoverdracht bij garens van verschillende aard 15 (zoals gladdere garens en meer vezelige garens) te optimaliseren. Ook is het bekend om, wanneer bij een dergelijk inslagtransportsysteem op een ander soort inslaggaren wordt overgegaan, de machine op dit nieuwe inslaggaren aan te passen, door bijvoorbeeld de druk in een of meer van de mondstukken anders in te stellen en het toerental van de machine op de 20 hij dit nieuwe inslaggaren te bereiken snelheden aan te passen.

Naast een zo hoog mogelijke transportsnelheid van het inslaggaren is het voor het goed en efficiënt functioneren van de weefmachine van tenminste even groot belang, dat de opeenvolgende inslagdraden hun inslag-beweging met zo gering mogelijke afwijkingen op vooraf bepaalde tijd-25 stippen binnen de totale weefcyclus hebben beëindigd. Zowel een te vroeg, als een te laat binnen de betreffende weefcyclus aan het einde van zijn inslagbeweging komende inslagdraad kunnen namelijk fouten in het doek opleveren. In de praktijk gaat men daarom tot nu toe zo te werk, dat men binnen de weefcyclus een zo ruime tijdmarge voor de inslag toestaat en 30 zoveel transportmediumenergie toevoert, dat men er praktisch zeker van is, dat zowel de langzaamste als de snelste inslagdraad binnen deze marge zullen vallen. Deze wijze van werken is echter verre van economisch.

De uitvinding beoogt daarom maatregelen voor te stellen om aan dit bezwaar tegemoet te komen. Uitvoerige proeven hebben geleid tot het 30 inzicht, dat de tussen opeenvolgende inslagen met eenzelfde inslaggaren geconstateerde verschillen in inslagtijd c.q. transportsnelheid hun 790 83 57 r - 2 - oorzaak voornamelijk vinden in het garen zelf en met name het gevolg zijn van de spreiding in de luchtweerstand van het garen.

Gebruikmakend van dit inzicht nu wordt door de uitvinding voorgesteld de voor het gedrag van het inslaggaren representatieve grootheid, 5 zoals'.»' de snelheid ervan te gebruiken als regelgrootheid voor het besturen van de weefmachine. Daarbij kan men volgens twee verschillende principes te werk gaan.

Volgens een eerste principe wordt van elke inslagdraad de transport-snelheid gemeten, een voor de gemeten transportsnelheid representatief 10 signaal aan een regelsysteem toegevoerd, waarin dit signaal wordt omgezet in een stuursignaal, dat het toerental van de machine zodanig doet wijzigen, dat de voor het inslagtransport van een draad benodigde tijd een nagenoeg constant deel van de ogenblikkelijke door het toerental bepaalde weef-cyclustijd uitmaakt. Aldus wordt beeikt, dat men de machine op elk moment 15 met een zo hoog mogelijk toerental kan doen» draaien en wel met een toerental, dat zo hoog is als de op dat moment door het weefvak bewegende inslagdraad toelaat.

Volgens een tweede principe wordt van elke inslagdraad de transportsnelheid gemeten, een voor de gemeten transportsnelheid represen-20 tatief signaal aan een regelsysteem toegevoerd, waarin dit signaal wordt omgezet in een stuursignaal, dat de de snelheid van het inslaggaren bepalende componenten van het inslagtransportsysteem beïnvloedt. Hierbij wordt dus uitgegaan van een constant toerental van de machine en beoogt men door de regeling een constante inslagtijd te bereiken.

25 Een bijzondere regeling volgens het tweede principe wordt volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat men een continue meting van de voor het inslagtransport gebruikte tijd uitvoert, over een aantal opeenvolgende inslagen de gemiddelde inslagtijd bepaalt en deze vergelijkt met de gewenste inslagtijd, waarbij men een voor het te meten tijdverschil 30 representatief signaal toevoert aan een regelsysteem, waarin dit signaal wordt omgezet in een stuursignaal, dat de de snelheid van het inslaggaren bepalende componenten van het inslagtransportsysteem beïnvloedt.

Op deze wijze worden de voorwaarden voor een zo efficiënt mogelijk gebruik van de weefmachine geschapen, doordat bijvoorbeeld op elk tijd-35 stip de mondstukken slechts met zoveel stromend medium van een zo hoge druk worden gevoed, dat de gewenste inslagsnelheid nauwkeurig wordt bereikt. Zodra door de continue meting van de inslagtijd dus als het ware een trend tot verlaging van de inslagtijd wordt geconstateerd, betekent dit, dat er blijkbaar minder energie voor het inslagtransport 790 83 57

-S

- 3 - benodigd is en wordt aan het transportsysteem een dienovereenkomstig signaal gegeven, totdat weer de neiging tot verlenging van de inslagtijd wordt waargenomen.

Gebleken is, dat bij een zich aldus automatische "fijn" regelend 5 inslagtransportsysteem het aantal inslagfouten wezenlijk wordt verminderd en dus de kwaliteit van het doek wezenlijk wordt verbeterd.

Voorts is het op deze wijze mogelijk, de machine zich bij over-gang op een einder soort inslaggaren automatisch op dit nieuwe inslaggaren te doen instellen, wanneer eenvoudig een nieuw vergelijkingssignaal, 10 representatief voor de bij dit soort inslaggaren gewenste inslagtijd, in te voeren.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een tweetal uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht.

Fig. 1 toont een schema van een weefmachine van het type, waarbij 15 het inslagtransport plaatsvindt met behulp van een straal van een stromend medium, zoals water of lucht; fig. 2 toont in blokschema een eerste uitvoeringsvorm van het bij de machine volgens fig. 1 toe te passen regelsysteem volgens de uitvinding en 20 fig· 3 toont in blokschema een tweede uitvoeringsvorm van het bij de machine volgens fig. 1 toe te passen regelsysteem volgens de uitvinding.

In fig. 1 is met 1 op schematische wijze het het weefvak bevattende gedeelte van de weefmachine aangeduid. Met 2 is het aan het ene einde 25 van het weefvak opgestelde mondstuk aangegeven, waaraan enerzijds het inslaggaren i door de inslaggaren-voorbereidingsinrichting 3 wordt toegevoerd en dat anderzijds met een stromend medium, bijvoorbeeld water of perslucht, wordt gevoed vanuit een systeem 4, dat een bron voor het betreffende medium en de bijbehorende regelorganen omvat. Met 5 is de 30 hoofdaandrijving van de machine aangegeven, van welke hoofdaandrijving die van de inslaggaren-voorbereidingsinrichting 3 wordt afgeleid. Een aan het einde van de inslagbaan van een inslagdraad door het weefvak opgestelde inslagdetector is met 6 aangeduid.

In het regelsysteem volgens fig. 2 voedt een klokgenerator 7 35 een impulsteller 8, welke teller zodanig met de machine 5 is gekoppeld, dat de teller telkens op nul wordt gesteld en gestart op het moment, waarop een inslagdraad voor transport door het weefvak wordt vrijgegeven, bijvoorbeeld door het openen van een garenklem. De teller 8 is voorts 790 83 57 •y "*· - 4 - verbonden met de detector 6, zodanig, dat de teller wordt gestopt, zodra een van de detector 6 afkomstig signaal aangeeft, dat de kop van de betreffende inslagdraad het einde van zijn transportbaan door het weefvak heeft bereikt. De aldus door de teller verzamelde tijdimpulsen leveren 5 een uitgangssignaal s, dat een maat is voor de gemiddelde snelheid, waarmee de inslagdraad door het weefvak is bewogen. Het signaal s wordt, eventueel via een afvlakketen 9 toegevoerd aan een comparator 10, waaraan voorts een signaal n wordt toegevoerd, dat evenredig is met het toerental van de hoofdaandrijfinrichting 5. De comparator 10 is zodanig ingesteld, dat 10 deze een positief of negatief uitgangssignaal x levert, zodra de verhouding tussen de ingangssignalen s en n naar boven c.q. naar beneden afwijkt ten opzichte van een gewenste verhoudingswaarde. Wanneer de comparator bijvoorbeeld een positief uitgangssignaal x levert,- betekent dit, dat de inslagdraad zijn baan door het weefvak heeft afgelegd ruim binnen de daarvoor, 15 door het toerental van de machine bepaalde beschikbare tijd. De voor de inslag beschikbare tijd zou dus korter hebben kunnen zijn. Daarom wordt het . . (positieve) uitgangssignaal x in dat geval gebruikt om het toerental van de aandrijfinrichting 5 zodanig op te voeren, dat de beschikbare inslagtijd dichter bij de werkelijk benodigde inslagtijd komt te liggen 20 en het percentage onbenutte cyclustijd zo laag mogelijk wordt gehouden. Omgekeerd zal een negatief uitgangssignaal x worden gebruikt om de machine langzamer te doen lopen, wanneer blijkt dat de werkelijk benodigde inslagtijd langer blijkt dan de beschikbare inslagtijd.

Opgemerkt wordt hierbij, dat onder "beschikbare inslagtijd" die 25 tijd wordt verstaan, waarin reeds een zekere leeglooptijd als veiligheidsmarge is inbegrepen. Opgemerkt wordt voorts, dat de detector 6 niet noodzakelijkerwijs aan het einde van de inslagbaan door het weefvak behoeft te worden opgesteld, doch in principe op elke willekeurige plaats langs de inlagbaan zou kunnen worden opgesteld. In principe is het dus mogelijk 30 het toerental van de machine reeds tijdens het transport van de betreffende inslagdraad te corrigeren.

In het regelsysteem volgens fig. 3, zijn die componenten, welke overeenkomen met corresponderende componenten in het regelsysteem volgens fig. 2, met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

35 In afwijking van het regelsysteem volgens fig. 2 is in de uit voeringsvorm volgens fig. 3 met 9* een keten aangegeven, die zodanig is ingericht, dat over een aantal opeenvolgende inslagen, bijvoorbeeld tien inslagen, de gemiddelde inslagtijd wordt bepaald. Het signaal s', dat representatief is voor deze gemiddelde inslagtijd resp. inslagsnelheid 790 8 3 57 - 5 - ν·"~ "" ? wordt toegevoerd aan een comparator 10', waaraan voorts een signaal sq wordt toegevoerd, dat de gewenste gemiddelde inslagtijd resp. inslagsnelheid voorstelt. Het door de comparator geleverde verschilsignaal As wordt via een omvormer 11 toegevoerd aan het systeem 4 teneinde hetzij de druk, 5 hetzij de hoeveelheid van het aan het mondstuk 2 toe te voeren stromende medium te vergroten resp. te verkleinen, afhankelijk van het teken van het correctiesignaal.

10 15 20 25 30 35 790 83 57

Claims

1. Werkwijze voor het transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een weefmachine met behulp van een aantal met een stromend transportmedium gevoede mondstukken, met het kenmerk, dat van elke inslag- 5 draad de transportsnelheid wordt gemeten, een voor de gemeten transport-snelheid representatief signaal aan een regelsysteem toegevoerd,, waarin dit signaal wordt omgezet in een stuursignaal, dat het toerental van de machine zodanig doet wijzigen, dat de voor het inslagtransport van een draad benodigde tijd een nagenoeg constant deel van de ogenblikkelijke 10 door het toerental bepaalde weefcyclustijd uitmaakt.

2. Werkwijze voor het transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een weefmachine met behulp van een aantal met een stromend transportmedium gevoede mondstukken, met het kenmerk, dat van elke inslagdraad de transportsnelheid wordt gemeten, een voor de gemeten 15 transportsnelheid representatief signaal aan een regelsysteem toegevoerd, waarin dit signaal wordt omgezet in een stuursignaal, dat de de snelheid van het inslaggaren bepalende componenten van het inslagtransportsysteem beïnvloedt.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat men een 20 voor het te meten tijdsverschil representatief signaal toevoert aan een regelsysteem, waarin dit signaal wordt omgezet in een stuursignaal, dat de de snelheid van het inslaggaren bepalende componenten van het inslagtransportsysteem beïnvloedt.

4. Weefmachine van het type, waarbij de inslagdraad met behulp 25 van een stromend medium door het weefvak wordt getransporteerd, met het kenmerk, dat deze weefmachine is ingericht voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusies 1-3. 30 i 790 8 3 57