BE1016504A3 - Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine. - Google Patents

Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1016504A3
BE1016504A3 BE2005/0211A BE200500211A BE1016504A3 BE 1016504 A3 BE1016504 A3 BE 1016504A3 BE 2005/0211 A BE2005/0211 A BE 2005/0211A BE 200500211 A BE200500211 A BE 200500211A BE 1016504 A3 BE1016504 A3 BE 1016504A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
insertions
value
threshold value
control
weft thread
Prior art date
Application number
BE2005/0211A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2005/0211A priority Critical patent/BE1016504A3/nl
Priority to EP06724018A priority patent/EP1874989B8/en
Priority to CN2006800137629A priority patent/CN101184877B/zh
Priority to PCT/EP2006/003063 priority patent/WO2006114187A1/en
Priority to DE602006019225T priority patent/DE602006019225D1/de
Priority to AT06724018T priority patent/ATE493529T1/de
Priority to US11/919,132 priority patent/US8170709B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1016504A3 publication Critical patent/BE1016504A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3026Air supply systems
    • D03D47/3053Arrangements or lay out of air supply systems
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3026Air supply systems
    • D03D47/3033Controlling the air supply

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine die een inrichting (10) voor het inbrengen van een inslagdraad (3,64) bevat die het regelen van een stuurparameter en het aanpassen van het aantal inserties om de gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen, bevat. Weefmachine die een inrichting (10) bevat om een voornoemde werkwijze toe te passen.

Description

Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine.
De uitvinding betreft een werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine. De uitvinding betreft tevens een weefmachine voor het toepassen van een dergelijke werkwijze.
Weefmachines, meer in het bijzonder luchtweefmachines waarbij perslucht aan een blazer wordt toegevoerd zijn gekend. Hierbij worden één of meerdere hoofdblazers en een aantal bijblazers voorzien voor het inbrengen van een inslagdraad in een weefvak. Dergelijke weefmachines bevatten een toevoerinrichting om perslucht aan een blazer toe te voeren, bijvoorbeeld zoals gekend uit EP 0 442 546 BI, EP 0 879 307 BI of EP 1 086 265 BI. Bij weefmachines waarbij verschillende types inslagdraden volgens een patroon in een weefvak worden gebracht, wordt voor elk van deze inslagdraden een bijhorend stel hoofdblazers met een bijhorende toevoerinrichting voor perslucht voorzien. Tijdens het inbrengen van een inslagdraad wordt perslucht op hoge druk aan de bijhorende hoofdblazers en bijblazers toegevoerd. Gedurende de overige tijd wordt perslucht op lage druk aan deze hoofdblazers toegevoerd om te vermijden dat een inslagdraad uit deze hoofdblazers zou vallen. De hoge druk bedraagt bijvoorbeeld tussen 2 en 7 bar, terwijl de lage druk bijvoorbeeld tussen 0,02 en 1 bar bedraagt.
Het toevoeren van perslucht op hoge druk gebeurt bijvoorbeeld door het sturen van een afsluitventiel dat opgesteld is tussen een buffervat met perslucht op hoge druk en een stel hoofdblazers. De hoeveelheid toegevoerde perslucht op hoge druk kan hierbij geregeld worden met behulp van een motorgestuurd smoorventiel dat opgesteld wordt tussen het buffervat en een voornoemd afsluitventiel. Volgens een alternatief kan dit smoorventiel opgesteld worden tussen een voornoemd afsluitventiel en een stel hoofdblazers. Een dergelijk motorgestuurd smoorventiel bevat bijvoorbeeld een stuurbare stappenmotor die door middel van een stuureenheid in beide richtingen met een gewenst aantal stappen kan gestuurd worden.
Het is gekend de hoeveelheid toegevoerde perslucht op hoge druk tijdens het weven te regelen in functie van een afwijking van een gemeten insertieparameter. Hierbij kan men bijvoorbeeld die hoeveelheid zodanig regelen, dat een ingebrachte inslagdraad bij een nagenoeg gewenste hoekpositie van de weefmachine het einde van het weefvak bereikt. Volgens een mogelijkheid bepaalt men hierbij de afwijking, meer in het bijzonder het verschil in tijd en/of in hoek tussen het ogenblik dat de inslagdraad het einde van het weefvak bereikt en het ogenblik dat de hoofdaandrijfas van de weefmachine een bepaalde hoekpositie bereikt. Vervolgens regelt men bijvoorbeeld het smoorventiel zodanig dat die afwijking, meer in het bijzonder dit verschil in tijd en/of in hoek onbestaande wordt.
Daar elke inslagdraad tijdens het inbrengen in een weefvak, ook insertie genaamd, zich anders gedraagt, is het gebruikelijk een gemiddelde afwijking voor een aantal opeenvolgende inserties van dergelijke inslagdraad te bepalen. Bijvoorbeeld kan men een gemiddelde bepalen van de afwijkingen op basis van een gemeten insertieparameter, welke afwijkingen gedurende bijvoorbeeld 32 opeenvolgende inserties werden bepaald. Het smoorventiel kan dan geregeld worden rekening houdende met die bepaalde gemiddelde afwijking. Het is ook gekend een drempelwaarde voor de gemiddelde afwijking in te voeren, meer in het bijzonder een minimale waarde die dient overschreden te worden vooraleer een regeling van het smoorventiel dient uitgevoerd te worden. Wanneer de gemiddelde afwijking die drempelwaarde overschrijdt, wordt het smoorventiel bijvoorbeeld rekening houdende met die afwijking passend gestuurd. De voornoemde werkwijze heeft als nadeel dat het smoorventiel soms veelvuldig en onnodig gestuurd wordt o£ dat het smoorventiel niet, te weinig of te laat gestuurd wordt. Bovendien kan de drempelwaarde voor het ene garen te laag zijn zodat het systeem te snel zal reageren, terwijl die drempelwaarde voor een ander garen te hoog kan zijn zodat het systeem te traag zal reageren.
Een doel van de uitvinding is een werkwijze en een inrichting die de voornoemde nadelen niet vertonen.
Tot dit doel bevat een werkwijze volgens de uitvinding het regelen van een stuurparameter in functie van een gemiddelde afwijking van een insertieparameter en het aanpassen van het aantal Inserties om een gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen.
Die werkwijze volgens de uitvinding biedt het voordeel dat bij een wezenlijke afwijking van een insertieparameter de stuurparameter relatief snel kan gewijzigd of aangepast worden, zonder dat een stuurparameter onnodig gewijzigd of aangepast wordt. Hierdoor wordt een zogenaamd stabiel systeem bekomen. Dergelijke werkwijze volgens de uitvinding is bijzonder geschikt om onregelmatige inslagdraden bij snellopende weefmachines in een weefvak in te brengen. Bovendien biedt dergelijke werkwijze nog talrijke voordelen die hierna nog nader zullen beschreven worden. De werkwijze laat ook toe de hoeveelheid toegevoerde perslucht op hoge druk beter te regelen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt een stuurparameter gewijzigd in functie van een gemiddelde afwijking van een insertieparameter en wordt het aantal inserties om de gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen aangepast in functie van het aantal inserties tussen minstens twee wijzigingen van een stuurparameter. Dit laat toe het voornoemde aantal inserties op voordelige wijze te wijzigen of aan te passen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat een werkwijze ook het aanpassen van een drempelwaarde voor de gemiddelde afwijking. Bij voorkeur wordt een drempelwaarde aangepast in functie van het aantal inserties om de gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm wordt een drempelwaarde verhoogd als het aantal inserties verhoogd wordt en wordt een drempelwaarde verlaagd als het aantal inserties verlaagd wordt. Dit laat toe de regeling van een stuurparameter nog te verbeteren.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat een werkwijze het initieel instellen van het aantal inserties. Dit biedt als voordeel dat bij een nieuw type inslagdraad onmiddellijk een startwaarde voor het aantal inserties kan ingesteld worden. Indien na een zekere tijd vastgesteld wordt, dat met het automatisch aangepast aantal inserties, het gewenste resultaat niet wordt bereikt, kan de initiële waarde of startwaarde terug ingesteld worden, meer in het bijzonder kan de initiële waarde of startwaarde terug manueel ingesteld worden.
De uitvinding betreft tevens een weefmachine die gebruik maakt van een voornoemde werkwijze.
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden en uit de volgconclusies, waarbij :
Figuur 1 schematisch een gedeelte van een luchtweefmachine volgens de uitvinding weergeeft; Figuur 2 een vloeischema voor een werkwijze volgens de uitvinding weergeeft;
Figuur 3 een variante van figuur 1 weergeeft.
In Figuur 1 wordt een inrichting 10 voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtweefmachine weergegeven. Die inrichting bevat twee hoofdblazers 1 en 2 die kunnen samenwerken met een inslagdraad 3. De inslagdraad 3 is afkomstig van een draadvoorraad 4. De inslagdraad 3 wordt door de hoofdblazers 2, 3 in een geleidingskanaal 5 geblazen en wordt vervolgens door luchtstralen vanuit de bijblazers 6 verder langsheen het geleidingskanaal 5 geblazen. Het geleidingskanaal 5 is bijvoorbeeld aangebracht in een riet 7 en wordt op gekende wijze in een weefvak opgesteld tijdens het inbrengen van een inslagdraad 3. De hoofdblazer 1, de bijblazers 6 en het riet 7 worden op gekende wijze op een weeflade 8 gemonteerd. De hoofdblazer 2 en de draadvoorraad 4 worden op het gestel van de luchtweefmachine gemonteerd. Aan het einde van het geleidingskanaal 5 dat tegenover de hoofdblazer 1 is opgesteld, wordt een draadwachter 9 aangebracht die kan bepalen wanneer een inslagdraad 3 aan die draadwachter 9 voorbij komt.
De luchtweefmachine bevat ook een toevoerinrichting 11 om perslucht aan de hoofdblazers 1, 2 en de bijblazers 6 toe te voeren. De toevoerinrichting 11 bevat een buffervat 12. Dit buffervat 12 is verbonden met een persluchttoevoer 13 en een drukregelaar 14. De drukregelaar 14 is bijvoorbeeld manueel instelbaar. Tussen het buffervat 12 en de hoofdblazer 1 wordt een eerste luchttoevoer voorzien om perslucht op hoge druk toe te voeren en wordt een tweede luchttoevoer voorzien om perslucht op lage druk toe te voeren. De eerste luchttoevoer bevat een afsluitventiel 15 en een motorgestuurd smoorventiel 16. De tweede luchttoevoer bevat een manueel instelbaar smoorventiel 17 en een terugslagklep 18. Tussen het buffervat 12 en de hoofdblazer 2 is tevens een eerste luchttoevoer voorzien om perslucht op hoge druk toe te voeren die een afsluitventiel 25 en een motorgestuurd smoorventiel 26 bevat en is een tweede luchttoevoer voorzien om perslucht op lage druk toe te voeren die een manueel instelbaar smoorventiel 27 en een terugslagklep 28 bevat. Tussen het buffervat 12 en een stel bijblazers 6 is een luchttoevoer voorzien om perslucht op hoge druk toe te voeren, die een afsluitventiel 23 en een motorgestuurd smoorventiel 24 bevat. Niettegenstaande in het weergegeven voorbeeld slechts één stel bijblazers 6 is weergegeven, kan een luchtweefmachine meerdere dergelijke stellen bijblazers bevatten die elk met een bijhorende luchttoevoer van perslucht op hoge druk worden voorzien, waarbij elke luchttoevoer een afsluitventiel en een smoorventiel kan bevatten. Zoals aangeduid in figuur 1 bevat de toevoerinrichting 11 tevens verbindingsleidingen voor de perslucht. Volgens een niet weergegeven variante kan zowel voor de hoofdblazers als voor de bijblazers een aparte buffertank voorzien worden.
De afsluitventielen 15, 23 en 25 en de smoorventiel en 16, 24 en 26 worden zoals weergegeven in figuur 1 gestuurd door een stuureenheid 19 van de luchtweefmachine. De smoorventielen 16, 24 en 26 bevatten bijvoorbeeld een stuurbare stappenmotor die door middel van de stuureenheid 19 in beide richtingen, met een gewenst aantal stappen en gedurende een gewenst tijdsinterval kan gestuurd worden. De afsluitventielen 15, 23 en 25 bestaan bijvoorbeeld uit elektromagnetische ventielen die door de stuureenheid 19 kunnen gestuurd worden.
Indien de afsluitventielen 15, 23 en 25 op gepaste ogenblikken tijdens een weefcyclus geopend worden door deze via de stuureenheid 19 aan te sturen, wordt perslucht vanaf het buffervat 12 via de smoorventielen 16, 24 en 26 en de afsluitventielen 15, 23 en 25 aan de bijhorende hoofdblazers 1, 2 of bijblazers 6 toegevoerd, zodat een inslagdraad 3 doorheen het geleidingskanaal 5 kan getransporteerd worden. Indien de afsluitventielen 15 en 25 gesloten zijn, wordt perslucht via de smoorventielen 17, 27 en de terugslagkleppen 18, 28 aan de bijhorende hoofdblazer 1, 2 toegevoerd. Door de instelling van de smoorventielen 17, 27 wordt hierbij perslucht op lage druk toegevoerd.
De in figuur 1 weergegeven weefmachine bevat tevens een aandrijfmotor 20 die via een hoofdaandrijfas 21 en een mechanisme 22 de weef lade 8 heen en weer aandrijft. Zoals gebruikelijk wordt de hoofdaandrijfas 21 bijvoorbeeld een volledige toer verdraaid gedurende elke insertie, zodat de hoekpositie van de hoofdaandrijfas 21 tevens de hoekpositie van de weefmachine is. De hoofdaandrijfas 21 werkt hierbij tevens samen met een hoeksensor 29 teneinde hoekpositie van de weefmachine aan de stuureenheid 19 door te geven. Verder is een ingave-eenheid 30 weergegeven om gegevens in de stuureenheid 19 in te geven. De stuureenheid 19 bevat een regeleenheid voor het regelen van minstens de smoorventielen 16, 26 en/of 24. De stuureenheid 19 bevat tevens een regeleenheid voor het aanpassen van het aantal inserties om de gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen, die later meer in detail zal beschreven worden.
De inrichting 10 volgens de uitvinding laat toe de hoeveelheid toegevoerde perslucht op hoge druk tijdens het weven te regelen in functie van een afwijking van een insertieparameter. Hierbij kan bijvoorbeeld een smoorventiel 16, 26 gestuurd worden zodanig dat bijvoorbeeld het verschil tussen het ogenblik dat een inslagdraad 3 aan de draadwachter 9 voorbij komt nagenoeg gelijk is aan het ogenblik dat de hoofdaandrijfas 21 een bepaalde hoekpositie inneemt. Dit laat toe de instelling van een smoorventiel 16, 26, 24 aan te passen aan de eigenschappen van de geweven inslagdraden, meer in het bijzonder de hoeveelheid toegevoerde perslucht aan te passen aan het gedrag van de ingebrachte inslagdraden. Dit betekent eveneens dat de hoeveelheid toegevoerde perslucht aan een inslagdraad automatisch kan aangepast worden in functie van metingen tijdens het inbrengen van een inslagdraad, waarbij de metingen bijvoorbeeld plaats vonden tijdens het inbrengen van een aantal vorige inslagdraden.
Bij luchtweefmachines is het gebruikelijk te weven met een weefsnelheid in de orde van grootte van 800 tot 1.200 inslagdraden per minuut. In dit geval neemt een insertie van een inslagdraad slechts een aantal milliseconden in beslag. Bij het weven van onregelmatige inslagdraden, bijvoorbeeld gesponnen inslagdraden, is het mogelijk dat bij opeenvolgende inslagdraden de afwijking van de gemeten insertieparameter van inslagdraad tot inslagdraad sterk verschilt. Dit heeft voor gevolg dat indien een stuurparameter voor de insertie, bijvoorbeeld de sturing of instelling van smoorventielen 16, 26 wordt gewijzigd in functie van een dergelijke afwijking, een dergelijke stuurparameter veelvuldig zal gewijzigd worden en dat veel wijzigen overbodig of zelfs foutief zullen zijn.
Om dit te vermijden wordt volgens een werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine een stuurparameter voor een insertie geregeld in functie van een gemiddelde afwijking van een insertieparameter die voor meerdere inserties werd bepaald. Het nemen van een dergelijk gemiddelde laat toe verschillen van insertie tot insertie uit te middelen. Volgens de uitvinding wordt het aantal inserties om de gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen aangepast, teneinde het aantal wijzigingen van een stuurparameter te beheersen. Hierbij wordt met beheersen onder meer bedoeld voldoende snel te kunnen reageren op een wijziging van een gemeten insertieparameter, maar niet te snel. Door dit beheersen kunnen overbodige of zelfs foutieve wijzingen vermeden worden.
Voorbeelden om onder meer een insertieparameter te regelen worden verduidelijkt aan de hand van figuur 2. Het aanpassen van het aantal inserties om een gemiddelde afwijking te bepalen wordt eveneens aan de hand van figuur 2 verduidelijkt. Een signaal 31 van een draadwachter 9 wordt vergeleken met een signaal 32 van een hoeksensor 29 door middel van een eenheid 33. Door de eenheid 33 wordt een verschilwaarde 34 gegenereerd die aan een eenheid 35 wordt toegevoerd. Die verschilwaarde 34 is bijvoorbeeld het tijdsverschil tussen een puls van de detector 9 en een puls van de hoeksensor 29. De eenheid 35 bepaalt een gemiddelde van voornoemde verschilwaarden 34 die gedurende een aantal inserties werden bepaald en voert een waarde 36 voor dit gemiddelde toe aan een eenheid 37. Met behulp van een ingave-eenheid 30, die bijvoorbeeld een klassiek toetsenbord bevat, wordt aan de eenheid 37 een initiële waarde 38 toegevoerd voor het voornoemde aantal inserties. Via de ingave-eenheid 30 wordt tevens een drempelwaarde 39 toegevoerd aan de eenheid 37. Indien de absolute waarde van de waarde 36 kleiner is dan de drempelwaarde 39, wordt de teller 40 door de eenheid 37 via een signaal 41 met een getaleenheid verhoogd. Indien de absolute waarde van de waarde 36 de drempelwaarde 39 overschrijdt, wordt een stuureenheid 42 via een stelsignaal 43 door de eenheid 37 gestuurd. Een drempelwaarde 39 bedraagt bij weefmachines die weven met een snelheid van 1200 inserties per minuut bijvoorbeeld tussen 0,5 en 2 milliseconden, bijvoorbeeld 1 milliseconde.
De stuureenheid 42 stuurt vervolgens op passende wijze de smoorventielen 16, 26, 24 in functie van dit stelsignaal 43. Hiertoe genereert de stuureenheid 42 stuursignalen 55, 56 of 57 om de smoorventielen 16, 26, 24 passend te sturen, teneinde de verschilwaarde 34 bijvoorbeeld minimaal te maken. Indien de waarde 36 aangeeft dat de inslagdraden te laat aankomen of hierbij bijvoorbeeld negatief is, zullen de stuursignalen 55, 56 of 57 de hoeveelheid toegevoerde perslucht via de smoorventielen 16, 26 of 24 verhogen. Indien de waarde 36 aangeeft dat de inslagdraden te vroeg aankomen of hierbij bijvoorbeeld positief is, zullen de stuursignalen 55, 56 of 57 de hoeveelheid toegevoerde perslucht via de smoorventielen 16, 26 of 24 verlagen. De stuureenheid 42 stuurt tevens een signaal 58 naar de teller 40 om de waarde van de teller 40 te stoppen. Afhankelijk indien het stelsignaal 43 een positieve waarde of een negatieve waarde heeft, stuurt de stuureenheid 42 respectievelijk een signaal 44 of een signaal 45 naar een eenheid 46, die een respectievelijke waarde voor een dergelijk signaal 44 of 45 in zijn geheugen opslaat.
Indien de teller 40 een aantal inserties tussen "125" en "1250" aangeeft op het ogenblik dat die een signaal 58 ontvangt, wordt de teller 40 terug op nul geplaatst. Door middel van de ingave-eenheid 30 kan de waarde 59 voor het voornoemde aantal van "125" inserties ingegeven worden en kan de waarde 60 voor het voornoemde aantal van "1250" inserties ingegeven worden. Tevens stuurt de teller 40 een signaal 47 naar de eenheid 46 die een eventueel in een geheugen van de eenheid 46 opgeslagen waarde voor een signaal 44 of 45 uit het geheugen van de eenheid 46 verwijdert. Indien de teller 40 een aantal inserties hoger dan "1250" aangeeft, stuurt de teller 40 een signaal 48 naar de eenheid 50 die op zijn beurt een signaal 49 naar de eenheid 35 stuurt, teneinde de waarde van het aantal inserties met een getaleenheid te verlagen. Indien de teller 40 een waarde kleiner dan "125" aangeeft, stuurt de teller 40 een signaal 51 naar een eenheid 46. Indien de eenheid 46 zowel een signaal 44 als een signaal 45 heeft ontvangen en vervolgens hiervoor een waarde heeft opgeslagen en indien dan een signaal 51 wordt toegevoerd, stuurt de eenheid 46 een signaal 52 naar de eenheid 50, zodanig dat de eenheid 50 een signaal 53 naar de eenheid 35 stuurt om de waarde van het aantal inserties met een getaleenheid te verhogen. Indien de teller 40 een aantal inserties hoger dan "2000" aangeeft, wordt de teller 40 terug op nul geplaatst.
De voornoemde werkwijze biedt als voordeel dat indien de drempelwaarde voor een groot aantal inserties niet wordt overschreden, dat men het aantal inserties voor het gemiddelde of voor de waarde 36 te bepalen mag verlagen. Indien de drempelwaarde reeds bij een klein aantal inserties is overschreden, laat de voornoemde werkwijze toe het voornoemde aantal te verhogen zodanig dat de drempelwaarde minder snel overschreden wordt. Indien kort na elkaar het stelsignaal 43 positief of negatief is en indien de teller 40 telkens minder dan "125" inserties aangeeft, betekent dit dat het systeem onstabiel is en dat het aantal inserties dient verhoogd te worden. Op die manier bekomt men een systeem waarbij de smoorventielen 16, 26 of 24 passend gestuurd worden, maar niet te frequent of onnodig gestuurd worden.
Volgens een variante kan zowel een drempelwaarde 39 voor bijvoorbeeld een positieve waarde 36 als een drempelwaarde 54 voor bijvoorbeeld een negatieve waarde 36 ingesteld worden. Bijvoorbeeld kan de drempelwaarde voor een te vroeg aangekomen inslagdraad relatief groter ingesteld worden dan de drempelwaarde voor een te laat aangekomen inslagdraad. Eveneens kunnen de waarden 59 en 60 en de initiële waarde 38 passend gewijzigd of ingesteld worden. Het aantal inserties waarbij de teller 40 terug op nul wordt geplaatst kan ook ingegeven worden via de ingave-eenheid 30.
Volgens een variante kan het aantal inserties voor het bepalen van de gemiddelde waarde 36 slechts verlaagd worden indien bijvoorbeeld twee of meer maal naeen meer dan "1250" inserties zonder overschrijding van de drempelwaarde 39 of 54 worden geweven. Analoog kan het aantal inserties voor de gemiddelde waarde 36 te bepalen slechts verhoogd worden indien een aantal maal naeen de drempelwaarde positief en negatief wordt overschreden. In het weergegeven voorbeeld wordt het aantal inserties reeds verlaagd als de voorwaarde van meer dan "1250" inserties zonder overschrijding van de drempelwaarde wordt bekomen, terwijl bij dit voorbeeld twee maal minder dan n125" inserties met overschrijding van de drempelwaarde, een positief signaal 44 en een negatief signaal 45 moeten bekomen worden vooraleer het aantal verhoogd wordt. De voorwaarden voor het verhogen van het aantal zijn hierbij strenger dan die om het aantal te verlagen.
Indien een regelmatige inslagdraad wordt geweven zal men bijvoorbeeld aanvangen met een intiële waarde 38 van bijvoorbeeld "32" en zal na verloop van tijd dit aantal naar "24" verlaagd worden. Voor een eerder onregelmatig te weven inslagdraad zal dit aantal bijvoorbeeld naar "96" verhoogd worden. Zoals hierboven beschreven wordt dit aantal per getaleenheid, dus met waarde "1" verhoogd of verlaagd. Het is echter eveneens mogelijk slechts gebruik te maken van enkele bepaalde waarden voor dit aantal en dit aantal te beperken tot "4", "6", "8", "16", "32", "48", "96" of "128". Indien men start bij "32" en de eenheid 50 ontvangt een signaal 48 om het aantal te verlagen, dan verlaagt de eenheid 50 in een enkele stap naar het aantal "16". Indien men start bij "32" en de eenheid 50 ontvangt een signaal 52 om het aantal te verhogen, dan verhoogt de eenheid 50 in een enkele stap naar het aantal "48". Analoog wordt gepast in één stap verhoogd of verlaagd naar een andere opeenvolgende hogere of lagere waarde.
De voornoemde werkwijze laat toe een stuurparameter voor een insertie te wijzigen in functie van een gemiddelde afwijking van een insertieparameter, meer in het bijzonder een stuursignaal 55, 56, 57 als stuurparameter te genereren om bijvoorbeeld een waarde 36 te minimaliseren. Hierbij wordt het aantal inserties om de gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen aangepast in functie van het aantal inserties tussen minstens twee wijzigingen van een stuurparameter voor een insertie, meer in het bijzonder in functie van de waarden van een teller 40.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm bevat de werkwijze tevens het aanpassen van minstens één drempelwaarde voor de gemiddelde afwijking, meer in het bijzonder de drempelwaarde voor een positieve afwijking of de drempelwaarde voor een negatieve afwijking. Volgens een mogelijkheid wordt een dergelijke drempelwaarde aangepast in functie van het aantal inserties om de gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen. Hiertoe kan de eenheid 50 een signaal 61 genereren om bijvoorbeeld de positieve drempelwaarde te verhogen en een signaal 62 genereren om bijvoorbeeld de negatieve drempelwaarde te verhogen.
Een voornoemde drempelwaarde kan in verhouding staan tot het voornoemd aantal inserties. Indien het aantal inserties voor het gemiddelde te bepalen laag is, betekent dit dat de inslagdraad relatief regelmatig is en kan de drempelwaarde verlaagd worden. Indien het aantal inserties voor het gemiddelde te bepalen hoog is, betekent dit dat de inslagdraad relatief onregelmatig is en dient de drempelwaarde best verhoogd te worden. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de drempelwaarde verhoogd als het voornoemde aantal inserties verhoogd wordt en wordt de drempelwaarde verlaagd als het voornoemde aantal inserties verlaagd wordt.
In figuur 2 is tevens een variante weergegeven waarbij de drempelwaarde, dit betekent de absolute drempelwaarde, de positieve drempelwaarde en/of de negatieve drempelwaarde bepaald wordt tijdens het weven. Hiertoe bepaalt men tevens de statistische spreiding van de waarde 34 over een aantal inserties met behulp van de eenheid 35. Die eenheid 35 stuurt naast een waarde 36 voor het gemiddelde tevens een waarde 63 voor de statistische spreiding naar de eenheid 37. De eenheid 37 bepaalt vervolgens de drempelwaarde bijvoorbeeld als het dubbel van de voornoemde spreiding. Indien men een regelmatige inslagdraad weeft, zal die spreiding tevens relatief klein zijn zodat de bijhorende drempelwaarde tevens relatief klein zal zijn. Indien men eerder onregelmatige inslagdraad weeft, zal die spreiding tevens relatief groot zijn zodat de bijhorende drempelwaarde tevens relatief groot zal zijn. De uitvinding biedt als voordeel dat voor regelmatige inslagdraden de drempelwaarde en het aantal inserties klein zal zijn, zodat zeer snel op een afwijking zal gereageerd kunnen worden. Bij onregelmatige draden zal de drempelwaarde en het aantal inserties groot zijn, zodat weinig gereageerd zal worden op een afwijking. Hierdoor is de uitvinding bijzonder geschikt om toegepast te worden voor het weven van eender welk type inslagdraad en zal de gevoeligheid van de regeling of de stabiliteit van de regeling nagenoeg niet beïnvloed worden door de regelmatigheid of onregelmatigheid van de inslagdraden. Hierdoor is de werkwijze geschikt om eender welk type inslagdraad feilloos te weven.
Voor het bepalen van de drempelwaarde kunnen ook combinaties van de voornoemde werkwijzen toegepast worden, bijvoorbeeld kan zowel van een waarde 63 als van een signaal 61, 62 gebruik gemaakt worden om de drempelwaarde of de drempelwaardes te bepalen. Hiertoe kan in de eenheid 37 een tabel opgeslagen worden die in functie van de waarde 63 en van de waarde die bepaald wordt door de signalen 61 of 62 een passende drempelwaarde aangeeft.
Het is duidelijk dat de termen waarde en signaal alleen als voorbeeld werden gegeven. Elke waarde kan vervangen worden door bijvoorbeeld een digitaal of een analoog signaal, terwijl elk signaal kan vervangen worden door een waarde. De termen waarde en signaal zijn meestal digitale signalen of waarden die in een stuureenheid 19 of microprocessor voorhanden zijn.
In figuur 3 is een variante weergegeven waarbij twee inslagdraden 3 en 64 volgens een patroon na elkaar worden geweven. In dit geval zal bijvoorbeeld het motorgestuurd smoorventiel 16 gestuurd worden in functie van metingen die verricht werden tijdens het inbrengen van de inslagdraad 3 en zal het motorgestuurd smoorventiel 66 gestuurd worden in functie van metingen die verricht werden tijdens het inbrengen van de inslagdraad 64. Voor de inslagdraad 64 wordt tevens nog een afsluitventiel 65 voorzien. Voor elk van de inslagdraden 3 en 64 zal een passend aantal inserties voor het bepalen van het gemiddelde of voor het bepalen van de spreiding ingesteld of geregeld worden en zal minstens één passende drempelwaarde ingesteld of geregeld worden. Indien meer dan twee inslagdraden volgens een patroon geweven worden, kunnen voor elk type inslagdraad een voornoemd aantal en/of voornoemde drempelwaarden bepaald worden.
De werkwijze volgens de uitvinding biedt tevens als voordeel dat het niet noodzakelijk is een draadwachter 9 en/of een hoeksensor 29 aan te wenden die zeer gevoelig zijn. Door de werkwijze volgens de uitvinding worden fouten bij de detectie eenvoudig uitgemiddeld. Het is duidelijk dat tevens op een andere wijze een afwijking of verschilwaarde 34 kan bepaald worden. Bijvoorbeeld kan de verschilwaarde 34 bepaald worden als het verschil tussen het ogenblik in de weefcyclus dat een draadwachter 9 een inslagdraad waarneemt en een ogenblik in de weefcyclus dat een signaal van de draadwachter 9 verwacht wordt. Het is eveneens duidelijk dat bij een regeling de verschilwaarde niet noodzakelijk nagenoeg nul dient te bedragen, maar dat de verschilwaarde ook kan vergeleken worden met een bepaalde gewenste waarde voor die verschilwaarde.
Het is duidelijk dat in plaats van een draadwachter 9 die aan het einde van het geleidingskanaal 5 is opgesteld, eveneens een draadwachter 72, 73 kan aangewend worden die bijvoorbeeld het aftrekken van een winding vanaf een voorafwikkelaar 74, 75 kan detecteren. Op zijn beurt trekt elke voorafwikkelaar 74, 75 inslagdraad vanaf een draadvoorraad 4, 76 af. Ook combinaties van meerdere draadwachters zijn mogelijk, hetgeen als voordeel biedt dat niettegenstaande één draadwachter een verkeerd signaal zou detecteren toch een correct signaal kan gegenereerd worden op basis van de signalen van meerdere detectors of dat voor een bepaalde inslagdraad dan geen signaal wordt gegenereerd indien de draadwachters tegenstrijdige informatie zouden detecteren.
Naast een regeling volgens de uitvinding kan tevens nog een zogenaamde snelle regeling voorzien worden, die bijvoorbeeld actief wordt, indien de afwijking gedurende één enkele of een paar inserties sterk afwijkt van een normale afwijking. In dit geval kan een actie ondernomen worden zonder rekening te houden met de gemiddelde afwijking over het bepaald aantal inserties en kan onmiddellijk op basis van een afwijking van één of een paar inserties een stelsignaal 43 gegenereerd worden. Indien men vaststelt dat deze snelle regeling meermaals actief wordt of onnodig actief wordt, kan het systeem dergelijke regeling uitschakelen. Dit zal bijvoorbeeld automatisch plaats vinden als de spreiding in de orde van grootte van bijvoorbeeld meer dan 2 milliseconden bedraagt.
Indien bepaalde types inslagdraad worden ingesteld, bijvoorbeeld vlas, kan bijvoorbeeld automatisch deze snelle regeling uitgeschakeld worden. Teneinde over te gaan tot een snelle regeling kan ook nog nagegaan worden of de verschilwaarde wel degelijk correct is, bijvoorbeeld door na te gaan of de detectie van een inslagdraad aan de draadwachter 9 in lijn is met andere detecties voor de inslagdraad, bijvoorbeeld met windingstijden die bepaald of gemeten worden met een draadwachter 72, 73 wanneer een bepaalde winding van een voorafwikkelaar 74. 75 wordt afgetrokken.
Volgens een mogelijkheid wordt de statistische spreiding van de afwijking, meer in het bijzonder van de verschilwaarde 34 bepaald over een aantal inserties dat gelijk is aan het aantal inserties voor het bepalen van de gemiddelde afwijking of verschilwaarde 34. Volgens een mogelijk alternatief wordt voor het bepalen van de voornoemde spreiding gebruik gemaakt van verschilwaarden over het dubbel aantal inserties dan het aantal inserties dat aangewend wordt voor het bepalen van de gemiddelde afwijking. Dit biedt als voordeel dat de zoals voornoemd bepaalde spreiding relatief constant zal zijn.
De uitvinding laat hierbij toe een interval te bepalen voor het nemen van een gemiddelde, meer in het bijzonder het aantal inserties om het gemiddelde te bepalen. Hierdoor wordt bekomen dat bij een onvoorziene wijziging van het gedrag van een inslagdraad tijdens opeenvolgende inserties relatief vlug kan gereageerd worden en dat tevens relatief langzaam op trendachtige wijzigingen wordt gereageerd. Indien het systeem op één of andere wijze zich onstabiel zou gedragen, kunnen alle parameters terug geïnitialiseerd worden. Het bijzondere aan de uitvinding is dat bij een laag aantal inserties voor het nemen van een gemiddelde normalerwijze de drempelwaarde of drempelwaarden laag zullen zijn, en bij een hoog voornoemd aantal inserties ook de bijhorende drempelwaarde of drempelwaarden hoog zullen zijn.
De stuureenheid 19 kan tevens met een weergave-eenheid 67 verbonden worden, waar alle waarden, verschilwaarden, initiële waarden, drempelwaarden, signalen, stelsignalen, stuursignalen en/of de waarde van de teller 40 zichtbaar kunnen gebracht worden. Indien één van de smoorventielen 16, 26 of 24 bijvoorbeeld volledig geopend wordt, kan via de stuureenheid 19 een waarschuwing gegeven worden op de weergave-eenheid 67 of via een ander systeem, zoals een waarschuwingslamp.
De toevoerinrichtingen 11 zijn uiteraard niet beperkt tot de weergegeven toevoerinrichtingen, maar kunnen vervangen worden door eender welke toevoerinrichting die de toevoer van perslucht kan instellen. De smoorventielen 17, 27 kunnen bijvoorbeeld ook motorgestuurd uitgevoerd worden. Dit laatste laat bijvoorbeeld toe de lage druk tijdens een stilstand van de weefmachine te reduceren, bijvoorbeeld voor het herstellen van een draadbreuk. Bij een machinestart kan de lage druk analoog verhoogd worden daar bij een machinestart de kans dat een inslagdraad uit een hoofdblazer valt normalerwijze groter is. Dergelijke motorgestuurde smoorventielen 17, 27 kunnen volgens een mogelijkheid bijvoorbeeld tevens met een stuurparameter in functie van een gemiddelde afwijking van een insertieparameter gestuurd worden.
Niettegenstaande in het weergegeven voorbeeld de stuursignalen 55, 56, 57 aangewend werden voor het regelen van de smoring van een smoorventiel, kunnen dergelijke stuursignalen uiteraard ook aangewend worden voor het regelen van een andere stuurparameter voor een insertie, bijvoorbeeld van de druk van de toegevoerde perslucht in geval bijvoorbeeld een motorgestuurde drukregelaar 14 wordt aangewend, van de stuurtijden van de afsluitventielen 15, 25, 23 of 65, van de stuurtijden van een magneetpin 77, 78 die het vrijgeven van een inslagdraad 4, 64 mogelijk maakt, van een extra in te schakelen toevoer voor perslucht o£ van nog andere dergelijke stuurparameters voor een insertie. De stuurparameters van de afsluitventielen 15, 25, 23, 65 worden respectievelijk met stuursignalen 68, 69, 70 en 71 gestuurd en de stuurparameters van de smoorventielen 16, 26, 24 en 66 via de stuursignalen 55, 56, 57 en 79.
In figuur 3 is verder weergegeven dat een stuureenheid 80 is voorzien die signalen van de draadwachters 72 en 73 kan ontvangen en die de magneetpinnen 77 en 78 kan sturen. Die stuureenheid 80 kan via een communicatielijn 81 signalen uitwisselen met de stuureenheid 19, meer in het bijzonder met de eenheid 33 of met de stuureenheid 42 die deel uitmaken van de stuureenheid 19. Die signalen kunnen bijvoorbeeld digitale en/of analoge signalen bevatten die serieel en/of parallel worden uitgewisseld.
De werkwijze volgens de uitvinding is bijzonder geschikt voor het regelen van een stuurparameter voor een insertie, zoals hierboven uitvoerig werd beschreven. De werkwijze is tevens geschikt voor het regelen van een stuurparameter voor de weefsnelheid van de weefmachine. Hierbij kan de stuureenheid 19, meer in het bijzonder de stuureenheid 42, een stuursignaal 82 genereren om de hoeksnelheid van de aandrijfmotor 20 te regelen. Indien een inslagdraad bijvoorbeeld gemiddeld te laat aankomt, zal men de hoeksnelheid van de aandrijfmotor 20 bijvoorbeeld verlagen zodanig dat de inslagdraad gewenst aankomt. Indien de inslagdraad bijvoorbeeld gemiddeld te vroeg aankomt, zal men de hoeksnelheid van de aandrijfmotor 20 bijvoorbeeld verhogen zodanig dat de inslagdraad gewenst aankomt. De aandrijfmotor 20 kan bijvoorbeeld gestuurd worden op basis van het stuursignaal 82 dat bepaalt of de aandrijfmotor 20 sneller of trager moet aangedreven worden. De snelheid van aandrijfmotor 20 kan gestuurd worden op een wijze analoog als beschreven in EP 1 032 867 BI en in functie van het stuursignaal 82.
Indien de werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast zal bijvoorbeeld bekomen worden dat het volgens de uitvinding aangepast aantal inserties voor verschillende bobijnen verschillend zal zijn of dat tijdens het aftrekken van inslagdraad van een bobijn dit aantal zich zal wijzigen.
Het is duidelijk dat het aantal inserties voor het bepalen van het gemiddelde niet steeds dient aangepast te worden volgens de uitvinding. Volgens een variante kan dit aantal manueel ingesteld worden, kan de werkwijze volgens de uitvinding gedurende een zekere tijd actief zijn tot een nieuwe waarde voor het aantal wordt bekomen en kan vervolgens die waarde behouden blijven, dit betekent de werkwijze volgens de uitvinding terug uitgeschakeld worden. De initiële waarde 38 kan bijvoorbeeld tussen 4 en 500 inserties manueel ingesteld worden. De ingave-eenheid 30 kan tevens nog een toets of element bevatten om de initiële waarde of drempelwaarde terug zoals origineel in te stellen. Dit is voordelig indien na zekere tijd zou blijken dat het systeem niet correct meer werkt, om te kunnen bekomen dat alle aangepaste waarden terug hun oorspronkelijke waarde innemen. Dit is een zogenaamde "reset" functie.
De stuureenheid 19 kan tevens een controle-eenheid 83 bevatten die waarden 84 van de teller 40 kan ontvangen en opslaan die representatief zijn voor het aantal inserties tussen twee wijzigingen van een stuurparameter. De controle-eenheid 83 kan hierbij bijvoorbeeld een gemiddeld aantal inserties tussen twee wijzigingen van een stuurparameter bepalen en kan dit doorgeven aan de weergave-eenheid 67 om dit aantal weer te geven. Dit laat bijvoorbeeld toe na te gaan of het gemiddeld aantal inserties tussen n125" en "1250" inserties ligt, meer in het bijzonder nabij "125" of nabij "1250" ligt.
Indien zoals weergegeven in figuur 3 twee of meer verschillende types inslagdraden 3 en 64 worden verweven, is het duidelijk dat voor elk van deze inslagdraden een respectievelijk aantal inserties voor het bepalen van een gemiddelde afwijking kan bepaald worden. In dit geval kan voor elk type inslagdraad een bijhorende stuureenheid 19 voorzien worden, of kan één enkele stuureenheid voorzien worden die de functie van de voornoemde stuureenheden 19 voor elke inslagdraad kan vervullen.
Het is duidelijk dat de weefmachine niet beperkt is tot een luchtweefmachine waarbij een inslagdraad met perslucht in een geleidingskanaal 5 wordt geblazen. In plaats van perslucht kan eender welk fluidum aangewend worden voor het inbrengen van een inslagdraad in een weefvak van een weefmachine. Hierbij is het tevens mogelijk normale perslucht aan te wenden die gemengd wordt met een ander gas of met een vloeistof of damp.
De werkwijze en de weefmachine volgens de in de conclusies weergegeven uitvinding zijn niet beperkt tot de weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar kunnen eveneens varianten en combinatie ervan bevatten die onder de conclusies vallen.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine die een inrichting (10) voor het inbrengen van een inslagdraad (3,64) bevat, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het regelen van een stuurparameter in functie van een gemiddelde afwijking van een insertieparameter en het aanpassen van het aantal inserties om een gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen, bevat.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat een stuurparameter wordt gewijzigd in functie van een gemiddelde afwijking van een insertieparameter en dat het aantal inserties om een gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen wordt aangepast in functie van het aantal inserties tussen minstens twee wijzigingen van een stuurparameter.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het aanpassen bevat van een drempelwaarde voor de gemiddelde afwijking.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat een drempelwaarde aangepast wordt in functie van het aantal inserties om een gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen.
5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de drempelwaarde verhoogd wordt als het voornoemde aantal inserties verhoogd wordt en dat de drempelwaarde verlaagd wordt als het voornoemde aantal inserties verlaagd wordt.
6. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het initieel instellen van het aantal inserties om de gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen bevat.
7. Werkwijze volgens conclusies 6, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het terug instellen van de initiële waarde of startwaarde van het aantal inserties om een gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen bevat, indien vastgesteld wordt, dat met het aangepast aantal inserties, het gewenste resultaat niet wordt bereikt.
8. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de stuurparameter een stuurparameter voor een insertie bevat.
9. Weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een inrichting (10) bevat om een werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 8 toe te passen.
10. Weefmachine volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een stuureenheid (19) bevat voor het aanpassen van het aantal inserties om een gemiddelde afwijking van een insertieparameter te bepalen.
BE2005/0211A 2005-04-25 2005-04-25 Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine. BE1016504A3 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0211A BE1016504A3 (nl) 2005-04-25 2005-04-25 Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine.
EP06724018A EP1874989B8 (en) 2005-04-25 2006-04-05 Method for introducing a weft thread in a weaving machine
CN2006800137629A CN101184877B (zh) 2005-04-25 2006-04-05 将纬纱线引入织机的方法
PCT/EP2006/003063 WO2006114187A1 (en) 2005-04-25 2006-04-05 Method for introducing a weft thread in a weaving machine
DE602006019225T DE602006019225D1 (de) 2005-04-25 2006-04-05 Er webmaschine
AT06724018T ATE493529T1 (de) 2005-04-25 2006-04-05 Verfahren zur einführung eines schussfadens in einer webmaschine
US11/919,132 US8170709B2 (en) 2005-04-25 2006-04-05 Method for introducing a weft thread in a weaving machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0211A BE1016504A3 (nl) 2005-04-25 2005-04-25 Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine.
BE200500211 2005-04-25

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1016504A3 true BE1016504A3 (nl) 2006-12-05

Family

ID=35455298

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2005/0211A BE1016504A3 (nl) 2005-04-25 2005-04-25 Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US8170709B2 (nl)
EP (1) EP1874989B8 (nl)
CN (1) CN101184877B (nl)
AT (1) ATE493529T1 (nl)
BE (1) BE1016504A3 (nl)
DE (1) DE602006019225D1 (nl)
WO (1) WO2006114187A1 (nl)

Families Citing this family (26)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1016504A3 (nl) * 2005-04-25 2006-12-05 Picanol Nv Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine.
ITVI20050169A1 (it) * 2005-06-09 2006-12-10 Smit Spa Dispositivo di alimentazione e controllo dell'aria per il trasporto pneumatico della trama in macchine per tessere a getto d'aria
BE1016900A3 (nl) * 2005-12-20 2007-09-04 Picanol Nv Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine, en weefmachine.
EP2163670B1 (en) 2008-09-12 2014-11-05 Picanol Method for controlling transportation of a weft thread through a shed
BE1018762A3 (nl) 2009-05-27 2011-08-02 Picanol Nv Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad en luchtweefmachine.
JP5304511B2 (ja) * 2009-07-23 2013-10-02 株式会社豊田自動織機 ジェットルームにおける緯入れ装置
BE1019702A3 (nl) 2010-12-14 2012-10-02 Picanol Werkwijze en inrichting voor het voeden van inslagdraad.
CN102534956A (zh) * 2010-12-22 2012-07-04 江苏万工科技集团有限公司 一种织机精密测长装置
JP5321662B2 (ja) * 2011-09-14 2013-10-23 株式会社豊田自動織機 空気噴射式織機の緯入れ装置
US9158875B2 (en) 2012-07-31 2015-10-13 Xerox Corporation Package definition system
US8994734B2 (en) 2012-07-31 2015-03-31 Xerox Corporation Package definition system
US8757479B2 (en) 2012-07-31 2014-06-24 Xerox Corporation Method and system for creating personalized packaging
US9314986B2 (en) 2012-10-31 2016-04-19 Xerox Corporation Method and system for applying an adaptive perforation cut to a substrate
US9245209B2 (en) 2012-11-21 2016-01-26 Xerox Corporation Dynamic bleed area definition for printing of multi-dimensional substrates
US8869083B1 (en) 2013-05-29 2014-10-21 Xerox Corporation Dynamic bridge generation in package definition systems
US9760659B2 (en) 2014-01-30 2017-09-12 Xerox Corporation Package definition system with non-symmetric functional elements as a function of package edge property
US9916399B2 (en) 2014-05-05 2018-03-13 Xerox Corporation Dynamic optimization of detailed flat design based on desired final structural attributes
US9892212B2 (en) 2014-05-19 2018-02-13 Xerox Corporation Creation of variable cut files for package design
WO2016032508A1 (en) * 2014-08-29 2016-03-03 Nissan Motor Co., Ltd. Variable magnetization machine controller
CN104790099B (zh) * 2015-04-28 2016-05-11 宁波市东盛纺织有限公司 一种具有导气杆的喷气织机
CN104790100B (zh) * 2015-04-28 2016-05-11 宁波市东盛纺织有限公司 一种喷气织机
CN104790101B (zh) * 2015-04-28 2016-08-24 宁波市东盛纺织有限公司 一种宽幅喷气织机
US9916401B2 (en) 2015-05-18 2018-03-13 Xerox Corporation Creation of cut files for personalized package design using multiple substrates
US9916402B2 (en) 2015-05-18 2018-03-13 Xerox Corporation Creation of cut files to fit a large package flat on one or more substrates
CZ2016520A3 (cs) * 2016-08-30 2017-11-22 VĂšTS, a.s. Způsob řízení zanášení útku do prošlupu na vzduchovém tkacím stroji a tkací stroj k jeho provádění
JP7260387B2 (ja) * 2019-05-06 2023-04-18 津田駒工業株式会社 水噴射式織機における緯入れ方法及び装置

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4716943A (en) * 1985-02-21 1988-01-05 Kabushiki Kaisha Toyota Chuo Kenkyusho Device for controlling weft yarn storing units for jet looms
EP0436218A1 (en) * 1989-12-28 1991-07-10 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Control method for jet pressure of picking nozzle in looms and control apparatus therefor
EP0442546A1 (en) * 1990-02-15 1991-08-21 Picanol N.V. Device for supplying weft thread in airjet weaving machines
EP0493328A1 (en) * 1990-12-27 1992-07-01 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Apparatus for controlling weft inserting air pressure in a jet loom
EP0522846A1 (en) * 1991-07-09 1993-01-13 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Method and apparatus for controlling weft inserting in jet loom
EP1209269A2 (en) * 2000-09-07 2002-05-29 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Weft inserting control device for fluid jet type loom
EP1209268A2 (en) * 2000-09-01 2002-05-29 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Weft inserting control device for fluid jet type loom

Family Cites Families (38)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7908357A (nl) * 1979-11-15 1981-06-16 Rueti Te Strake Bv Werkwijze voor het met behulp van een stromend medium transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een weefmachine, alsmede weefmachine, ingericht voor het toepassen van deze werkwijze.
NL8203808A (nl) * 1982-09-30 1984-04-16 Rueti Te Strake Bv Werkwijze voor het met behulp van een stromend medium transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een spoelloze weefmachine, alsmede weefmachine, ingericht voor het toepassen van deze werkwijze.
US4590972A (en) * 1982-10-28 1986-05-27 Tsudakoma Corp. Weft inserting apparatus for jet looms
BE899671A (nl) * 1984-05-16 1984-11-16 Picanol Nv Regelbare sturing van de inslagdraad van een weefgetouw.
US4625770A (en) * 1984-06-29 1986-12-02 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Method and apparatus for monitoring weft insertion in a fluid jet loom
US4781224A (en) * 1984-07-20 1988-11-01 Nissan Motor Co., Ltd. Loom equipped with weft picking control system
JPH0639735B2 (ja) * 1984-07-24 1994-05-25 日産自動車株式会社 流体噴射式織機の制御装置
JPH0733614B2 (ja) * 1985-04-05 1995-04-12 津田駒工業株式会社 よこ入れ制御方法およびその装置
US4758968A (en) * 1985-05-16 1988-07-19 North Carolina State University Method and apparatus for continuously measuring the variability of textile strands
IT1185450B (it) * 1985-10-16 1987-11-12 Nuovo Pignone Spa Stribbia ottica perfezionata,particolarmente adatta per open-end
JPS62117853A (ja) * 1985-11-15 1987-05-29 津田駒工業株式会社 よこ入れ制御方法およびその装置
JPH0759774B2 (ja) * 1986-10-04 1995-06-28 津田駒工業株式会社 無杼織機のよこ入れ自動調整方法
IT1201202B (it) * 1987-01-26 1989-01-27 Omv Off Mecc Vilminore Dispositivo di autoregolazione di alimentazione di filati di trama in telai di tessitura ad aria
JP2715072B2 (ja) * 1987-05-12 1998-02-16 津田駒工業株式会社 よこ入れ装置の自動調整方法
US5119308A (en) * 1988-08-26 1992-06-02 Murata Kikai Kabushiki Kaisha Control system for spinning machine
JP2820704B2 (ja) * 1989-02-08 1998-11-05 津田駒工業株式会社 織機の回転数のファジィ制御方法および装置
JPH0351345A (ja) * 1989-07-14 1991-03-05 Toyota Autom Loom Works Ltd 多色ジェットルームにおける緯入れ制御装置
DE4012616A1 (de) * 1990-04-20 1991-10-24 Dornier Gmbh Lindauer Verfahren zur steuerung des schussfadeneintrages an luftduesenwebmaschinen
JP2898773B2 (ja) * 1991-03-08 1999-06-02 津田駒工業株式会社 ジェットルームの緯入れ制御装置
JP3089056B2 (ja) * 1991-09-19 2000-09-18 津田駒工業株式会社 多色緯入れ織機における運転回転数制御装置
JP3075811B2 (ja) * 1991-11-12 2000-08-14 津田駒工業株式会社 ジェットルームの緯入れ制御装置
DE4235082C2 (de) * 1992-10-17 1994-07-14 Mayer Textilmaschf Verfahren und Vorrichtung zum Steuern der Fadenzufuhr bei einer Kettenwirkmaschine
JP2626465B2 (ja) * 1993-04-27 1997-07-02 村田機械株式会社 糸監視器の診断方法及び同装置
BE1010015A3 (nl) 1996-02-09 1997-11-04 Picanol Nv Inrichting voor het toevoeren van perslucht aan een hoofdblazer van een weefmachine.
BE1011560A3 (nl) 1997-11-21 1999-10-05 Picanol Nv Weefmachine en werkwijze voor het sturen en/of het starten en/of het stoppen van een aandrijfmotor.
JPH11256450A (ja) * 1998-03-10 1999-09-21 Tsudakoma Corp ジェットルームのファジィ制御装置
BE1012032A3 (nl) 1998-06-10 2000-04-04 Picanol Nv Luchttoevoerblok voor een weefmachine.
JP3316536B2 (ja) * 1998-09-24 2002-08-19 津田駒工業株式会社 多色緯入れ織機の緯入れ方法およびその装置
BE1013392A3 (nl) * 2000-04-14 2001-12-04 Picanol Nv Werkwijze en inrichting voor het instellen van een weefmachine.
DE10124290C1 (de) * 2001-05-17 2003-01-23 Dornier Gmbh Lindauer Düsenwebmaschine, insbesondere Lüftdüsenwebmaschnine mit einem Schussfadeneintragsystem
JP2003183950A (ja) * 2001-12-13 2003-07-03 Tsudakoma Corp 緯入れ制御方法及び装置
JP2004052171A (ja) * 2002-07-22 2004-02-19 Tsudakoma Corp エアジェットルームにおける緯入れ制御方法
JP4228651B2 (ja) * 2002-10-11 2009-02-25 株式会社安川電機 Ipmモータの制御方法および制御装置
JP2004339674A (ja) * 2003-04-29 2004-12-02 Sultex Ag 横糸を挿入するための方法および装置
DE102005004064A1 (de) * 2005-01-21 2006-07-27 Picanol N.V. Vorrichtung zum Eintragen von Schussfäden bei einer Luftdüsenwebmaschine
BE1016504A3 (nl) * 2005-04-25 2006-12-05 Picanol Nv Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine.
US7819142B2 (en) * 2005-11-21 2010-10-26 Picanol N.V. Method for introducing a weft thread in an air weaving machine and air weaving machine
BE1016900A3 (nl) * 2005-12-20 2007-09-04 Picanol Nv Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine, en weefmachine.

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4716943A (en) * 1985-02-21 1988-01-05 Kabushiki Kaisha Toyota Chuo Kenkyusho Device for controlling weft yarn storing units for jet looms
EP0436218A1 (en) * 1989-12-28 1991-07-10 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Control method for jet pressure of picking nozzle in looms and control apparatus therefor
EP0442546A1 (en) * 1990-02-15 1991-08-21 Picanol N.V. Device for supplying weft thread in airjet weaving machines
EP0493328A1 (en) * 1990-12-27 1992-07-01 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Apparatus for controlling weft inserting air pressure in a jet loom
EP0522846A1 (en) * 1991-07-09 1993-01-13 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Method and apparatus for controlling weft inserting in jet loom
EP1209268A2 (en) * 2000-09-01 2002-05-29 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Weft inserting control device for fluid jet type loom
EP1209269A2 (en) * 2000-09-07 2002-05-29 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Weft inserting control device for fluid jet type loom

Also Published As

Publication number Publication date
ATE493529T1 (de) 2011-01-15
US20090084461A1 (en) 2009-04-02
DE602006019225D1 (de) 2011-02-10
EP1874989B8 (en) 2011-02-23
CN101184877A (zh) 2008-05-21
US8170709B2 (en) 2012-05-01
EP1874989A1 (en) 2008-01-09
EP1874989B1 (en) 2010-12-29
CN101184877B (zh) 2011-01-26
WO2006114187A1 (en) 2006-11-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1016504A3 (nl) Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine.
EP1951941B1 (en) Method for introducing a weft thread in an air weaving machine and air weaving machine
BE1006295A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het registreren van draadbreukkenmerken bij weefmachines.
BE1004150A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren aan de gaap bij een weefmachine.
BE1013392A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het instellen van een weefmachine.
BE1002819A3 (nl) Werkwijze voor het weven van een weefsel met een weefselpatroon, en weefmachines die deze werkwijze toepassen.
EP1775359B1 (en) Method of determining defect in weft supply package in fluid jet loom
BE1016900A3 (nl) Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine, en weefmachine.
BE1016322A3 (nl) Regeltoestel in een straalweefgetouw voor het invoegen van de inslagdraad.
EP0503848B1 (en) Control device for weft inserting in jet loom
EP1891257B1 (en) Method for introducing weft threads and weaving machine for applying this method
US5502961A (en) False twister and method for controlling same
BE1018762A3 (nl) Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad en luchtweefmachine.
BE1016857A3 (nl) Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtweefmachine en luchtweefmachine.
US6997215B2 (en) Method for weaving low flaw cloths by means of the elimination of weft thread sections which have irregularities
JP5098299B2 (ja) エアジェット織機の流量制御弁の異常検出方法
BE1017721A6 (nl) Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een luchtweefmachine en luchtweefmachine.
BE1014071A3 (nl) Inrichting voor het instellen van de spanning in poolkettinggarens in een dubbelstukweefmachine.
NL1014537C2 (nl) Werkwijze voor het regelen van een weefinrichting, alsmede een weefinrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.
JPH03503298A (ja) 糸巻き貯蔵供給装置及びその制御方法
JPS6221845A (ja) 織機における止段発生防止方法
BE1004346A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bevoorraden van weefmachines met voorraadspoelen in een weverij.
CN109914013B (zh) 绒头高度异常检测方法、及具备异常检测装置的绒头织机
JP2002088617A (ja) 流体噴射式織機の緯入れ制御装置
JPH03213541A (ja) 織機の送り出し装置

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200430