NL8203808A

NL8203808A - Werkwijze voor het met behulp van een stromend medium transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een spoelloze weefmachine, alsmede weefmachine, ingericht voor het toepassen van deze werkwijze.

Info

Publication number: NL8203808A
Application number: NL8203808A
Authority: NL
Original assignee: Rueti Te Strake Bv
Priority date: 1982-09-30
Filing date: 1982-09-30
Publication date: 1984-04-16
Also published as: US4722370A; IN162061B; DE3369712D1; JPS5982447A; EP0105561B1; BR8305363A; JPH0350019B2; EP0105561A1

Description

P & c - W 947-295 Ned. B/EvP * ' ' ~ I t ' <·

Korte aanduiding: Werkwijze voor het met behulp van een stromend medium transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een spoelloze weefmachine, alsmede weef machine, ingericht voor het toepassen van deze werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een spoelloze weefmachine door middel van een inslagtransportsysteem met een aantal met een stromend transportmedium gevoede mondstukken, waarbij van elke 5 inslagdraad de transportsnelheid wordt gemeten, een voor de gemeten trans-portsnelheid representatief signaal wordt toegevoerd aan een regelsysteem, waarin dit signaal wordt omgezet in een stuursignaal, dat de de snelheid van het inslaggaren bepalende componenten van het inslagtransportsysteem beïnvloedt.

10 Ben dergelijke werkwijze is bijvoorbeeld bekend uit de

Nederlandse octrooiaanvrage 7908357. Hierin wordt reeds gewezen op het feit, dat in pneumatische weefmachines te verwerken inslaggarens een zekere natuurlijke spreiding vertonen wat betreft de voor de inslagdraad benodigde inslagtransporttijd. Ter compensatie van de als gevolg hiervan optredende 15 variaties in inslagtransporttijd wordt in deze octrooiaanvrage als voorbeeld een regeling voorgesteld, die erop neer komt, dat men over een aantal opeenvolgende inslagen de gemiddelde inslagtijd bepaalt, deze vergelijkt met een ingestelde streefwaarde en afhankelijk van deze •vergelijking bijvoorbeeld de druk in het hoofdblaasmondstuk van het 20 inslagtransportsysteem regelt. Op deze wijze kunnen ”langzame” variaties, dat wil zeggen variaties die zich voordoen over garenlengten, die meerdere malen de inslagbreedte bestrijken, op doeltreffende wijze worden gecompenseerd.

De uitvinding nu beoogt een regeling ter compensatie van 25 inslagtijdverschillen, die het gevolg zijn van zich binnen de tijdschaal van één transportcyclus voordoende variaties in "transportgeschiktheid” van het inslaggaren.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt doordat men de snelheid telkens in de beginfase van de inslag meet en in afhankelijkheid 30 van de gemeten waarde een hulpbekrachtigingsbron voor het inslagtransport-„ systeem eerder dan wel later doet inschakelen, resp. de hoofdbekrachtigings-bron eerder dan wel later doet uitschakelen, één en ander zodanig, dat het betreffende inslagdraadstuk het inslagtraject op een vooraf bepaald tijdstip zal voltooien.

35 In een eerste praktische uitvoeringsvorm wordt naast een hoofdbron een tweede bron van een stromend medium toegepast, waarvan de 8203808 5 - 2 - « · 1 f druk hoger is dan die van de hoofdbron en die door middel van een elektrisch . gestuurd ventiel kan worden bediend.

Als hulpbron kan echter ook gebruik worden gemaakt van een voor de ingang van het (eerste) mondstuk van het inslagtransportsysteem aan 5 te brengen rem, waarmede men de inslagdraad, afhankelijk van de gemeten snelheid daarvan in meerdere of mindere mate af remt.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekeningen met enkele uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht.

Fig. 1 toont een schema van een weefmachine volgens de 10 uitvinding, waarbij als hulpbekrachtigingsbron voor het inslagtransportsysteem een tweede bron van het stromend transportmedium is toegepast; fig. 2 toont het weg-tijddiagram van een "snelle" en een "langzame" inslagdraad bij toepassing van de weefmachine volgens fig. 1; fig. 3 toont een schema van een weefmachine volgens de 15 uitvinding, waarbij als hulpbekrachtigingsbron voor het inslagtransportsysteem een voor de ingang van het blaasmondstuk aangebrachte, bijvoorbeeld elektro-magnetisch bestuurde rem is aangebracht; fig. 4 toont een weg-tijddiagram van een "snelle" en een "langzame" inslagdraad bij toepassing van de machine volgens fig. 3; 20 fig. 5 toont een elektrisch blokschema van het bij de weef machine volgens fig. 1 en 3 toegepaste regelsysteem; fig. 6 stelt een alternatieve uitvoeringsvorm voor waarbij één enkele bekrachtigingsbron voor het transportluchtsysteem wordt toegepast, welke bron via een elektrisch gestuurde klep op een vroeger dan wel 25 later tijdstip buiten werking kan worden gesteld; en fig. 7 toont het op de uitvoeringsvariant van fig. 6 betrekking hebbende weg-tijddiagram van een "snelle" en "langzame" inslagdraad.

In fig. 1 is met 1 op schematische wijze het het weefvak bevattende gedeelte van de weefmachine aangeduid. Met 2 is een aan het ene einde 30 van het weefvak opgesteld mondstuk aangegeven, waaraan enerzijds het inslaggaren i door de inslaggaren-voorbereidingsinrichting 3 wordt toegevoerd en dat anderzijds met een stromend medium, bijvoorbeeld perslucht met een druk wordt gevoed via een ventiel 4. Het ventiel 4 wordt op bekende wijze, bijvoorbeeld langs mechanische weg door middel 35 van een draaiende nok 5, periodiek geopend en wel telkens bij het begin van de inslagfase van een weefcyclus.

Met 6 is een voor de ingang van het mondstuk 2 geplaatste garenklem aangegeven, terwijl een aan het einde van de inslagbaan van een 8203808 ff ^ i I f - 3 - inslagdraad door het weefvak opgestelde inslagdetector met 7 is aangeduid. Tot zover is de weefmachine van een bekende uitvoering. Volgens de uitvinding nu is het mondstuk 2 aangesloten op een tweede ventiel 4' via welk ventiel het mondstuk kan worden gevoed met perslucht, waarvan de 5 druk p2 hoger is dan p^. Bij het begin van een inslag (i.e.

bij openen van de garenklem 6, nadat kort daarvoor het ventiel 4 is geopend) bevindt zich het ventiel 4' in de gesloten stand. De vraag of en op welk tijdstip het ventiel 4' wordt geopend, hangt af van de snelheid, die de inslagdraad kort na het lanceren door het mondstuk 2 heeft bereikt.

10 Hiertoe is op de met x aangegeven plaats in het weefvak, op korte afstand van de linker doekrand 8 een detector 9 geplaatst met behulp waarvan het tijdstip kan worden bepaald, waarop de kop van de gelanceerde inslagdraad het punt x passeert. Het is duidelijk, dat naarmate de detector 9 de kop van de gelanceerde inslagdraad op een eerder of later 15 tijdstip na het openen van de garenklem 6 signaleert, de inslagdraad een hogere dan wel lagere snelheid heeft. Het bij het signaleren van de kop van de inslagdraad door de detector 9 opgewekte signaal nu wordt gebruikt als stuursignaal voor het openen van het elektro-magnetisch uitgevoerde ventiel 4'. Dit ventiel wordt daarbij zodanig bestuurd, 20 dat het met een grotere vertraging opent, naarmate het kopeinde van de inslagdraad op een eerder tijdstip is gesignaleerd. Wanneer men dus op grond van het signaleringstijdstip kan concluderen met een betrekkelijk "snelle" inslagdraad te maken te hebben, zal voor het verdere transport van deze inslagdraad door het weefvak slechts een 25 korte extra drukpuls p2 aan het mondstuk 2 worden toegevoerd boven de konstante drukpuls p^, terwijl deze extra drukpuls gedurende een langere tijd wordt toegevoerd, naarmate men met een minder snelle inslagdraad te maken heeft.

In het diagram volgens fig. 2 hebben de krommen a en b 30 betrekking op resp. een snelle en een langzame inslagdraad. Van de "snelle" inslagdraad a is de passage van het kopeinde van de inslagdraad bij het punt x aan het begin van het weefvak geconstateerd op een betrekkelijk vroeg tijdstip t^, terwijl de passage van het kopeinde van de minder snelle draad b is geconstateerd op het latere tijdstip t2· Door 35 toepassing van de compenserende regeling, als hierboven beschreven in verband met fig. 1, hebben de kopeinden van beide inslagdraden het tegenover liggende einde van het weefvak echter op hetzelfde, gewenste tijdstip t bereikt. Ter vergelijking is met streeplijnen aangegeven, hoe het 8203808 - 4 - I · r % weg-tijddiagram van de "langzame" inslagdraad geweest zou zijn zonder de beschreven compenserende regeling. De aanvankelijk langzame inslagdraad zou zijn inslagtransportbaan dan eerst op het tijdstip t' hebben

O

voltooid.

5 De extra drukpulsen via het elektro-magnetische ventiel 4' zouden ook aan een afzonderlijk hulpmondstuk kunnen worden toegevoerd, dat dan stroomafwaarts in serie met het getekende mondstuk 2 zou worden geplaatst.

Van de in fig. 3 weergegeven weefmachine zijn die componenten, 10 welke overeenkomen met corresponderende delen van de weefmachine volgens fig. 1, met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

Afwijkend van de weefmachine volgens fig. 1 is bij de weefmachine volgens fig. 3 een door de detector 9 gestuurde garenklem 4” tussen het mondstuk 2 en de garenklem 6 toegepast. Aan de toepassing van 15 de rem 10 ligt de gedachte ten grondslag, dat het van voordeel kan zijn de inslagdraad gedurende het laatste gedeelte van de inslagfase af te remmen, daardoor de spanningspiek, die bij het straktrekken aan het einde van de inslagfase optreedt, te verlagen en daarmede de kans op breuk te verkleinen. Volgens de uitvinding nu kan via de garenklem 10 eveneens 20 de geweste compenserende regeling worden verkregen, door de afremduur en/of de remkracht te regelen in afhankelijkheid van de door de detector 9 in de beginfase geconstateerde snelheid van de inslagdraad. Zo zal men in het voorbeeld van fig. 3 het actieve element 10a van de garenklem 10 op een later tijdstip (volgens de pijlrichting) in zijn werkzame stand 25 doen treden, naarmate de detector 9 een lagere snelheid in de beginfase van de betreffende inslagdraad heeft geconstateerd. Omgekeerd zal een snellere inslagdraad op een vroeger tijdstip worden afgeremd.

In het diagram volgens fig. 4 zijn met a' en b' een "snellere" resp. minder snelle inslagdraad aangegeven, die door middel van de 30 compenserende regeling van de weefmachine volgens fig. 3 toch in een gelijke tijd hun inslagtransportweg hebben voltooid. Van de "snelle" inslagdraad a' is de passage van het kopeinde bij punt x van het weef vak geconstateerd op het vroege tijdstip t^. Ter compensatie is het afremmen van de draad reeds begonnen op het eveneens betrekkelijk 35 vroege tijdstip t^. Van de betrekkelijk langzame inslagdraad b' werd de passage bij punt x echter pas gesignaleerd op het betrekkelijk late tijdstip t2, ter compensatie waarvan het afremmen van deze draad werd uitgesteld tot het eveneens betrekkelijk late tijdstip t^.

8203808 -nf· - 5 -..

f · ' '

In plaats van de detector 9 op de met x aangeduide plaats binnen het weefvak aan te brengen, sou deze ook kunnen worden toegepast in de nabijheid van de garenvoorbereidingsinrichting 3, die in de beide getekende uitvoeringsvoorbeelden van het trommeltype is. Met name zou 5 de detector 9 daarbij op de met y aangegeven plaats (fig. 1) in de aftrekbaar van het inslaggaren kunnen worden aangebracht en aldus signaleren, op welke tijdstippen de opeenvolgende windingen van het voorbereide inslagdraadstuk het punt y passeren.

De sturing van het hulpventiel 4' resp. de variabele 10 garenrem 10 is weergegeven in het blokschema volgens fig. 5. In dit blokschema voedt een klokgenerator 11 een impulsteller 12, die zodanig met de hoofdaandrijving van de machine is gekoppeld (van welke hoofdaandrijving die van de nok 5 en de garenvoorbereidingsinrichting 3 worden afgeleid) dat de teller telkens op nul wordt gesteld en gestart op het 15 moment, waarop een inslagdraad voor transport door het weefvak wordt vrijgegeven, dus op het moment van openen van de garenklem 6. De teller 12 is voorts verbonden met de detector 9, zodanig, dat de teller wordt gestopt, zodra de detector 9 de passage van het kopeinde van de betreffende inslagdraad constateert. De aldus door de teller verzamelde 20 tijdimpulsen leveren een uitgangssignaal s, dat een maat is voor de snelheid van de inslagdraad in de beginfase van de inslag. Het signaal s wordt toegevoerd aan een keten 13, die met een van de waarde van het signaal s afhankelijke vertragingsfactor een bekrachtigingssignaal toevoert aan het ventiel 4' in fig. 1 respectievelijk het aktieve 25 garenelement 10a in fig. 3.

De uitvoeringsvorm volgens fig. 6 kan worden beschouwd als een modificatie van de uitvoering volgens fig. 3. waarin de rem 10 is komen te vervallen en de nokbesturing 5 van het ventiel 4 is vervangen door een elektrische besturingsketen, die het ventiel 4 eerder dan wel 30 later doet sluiten afhankelijk van het van de detector 9 ontvangen signaal.

8203808 I .

35

Claims

1. Werkwijze voor het transporteren van een inslagdraad door het weefvak bij een spoelloze weefinachine door middel van een inslag-transportsysteem met een aantal met een stromend transportmedium gevoede mondstukken, waarbij van elke inslagdraad de transportsnelheid 5 wordt gemeten, een voor de gemeten transportsnelheid representatief signaal wordt toegevoerd aan een regelsysteem, waarin dit signaal wordt omgezet in een stuursignaal, dat de de snelheid van het inslaggaren bepalende componenten van het inslagtransportsysteem beïnvloedt, met het kenmerk, dat men de snelheid, telkens in de beginfase van de inslag meet en in 10 afhankelijkheid van de gemeten waarde een hulpbekrachtigingsbron voor het inslagtransportsysteem eerder dan wel later doet inschakelen, resp. de hoofdbekrachtigingsbron eerder dan wel later doet. uitschakelen, één en ander zodanig dat het betreffende inslagdraadstuk het inslagtraject op een vooraf bepaald tijdstip zal voltooien.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men als hulpbron een tweede bron van een stromend medium toepast, waarvan de druk hoger is dan die van de hoofdbron en die door middel van een elektrisch gestuurd ventiel wordt bediend.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men als 2Ö hulpbron gebruik maakt van een voor de ingang van het (eerste) mondstuk van het inslagtransportsysteem aangebrachte garenklem, met behulp waarvan men de inslagdraad, afhankelijk van de gemeten snelheid daarvan, in meerder of mindere mate af remt.

4. Pneumatische weef machine, ingericht voor het uitvoeren van de 25 werkwijze volgens conclusies 1-3. 8203808