NL1003825C2

NL1003825C2 - Inrichting voor het geleiden van uitlaatgas en afvoerlucht op schepen.

Info

Publication number: NL1003825C2
Application number: NL1003825A
Authority: NL
Inventors: Guenther Dipl Ing Sell
Original assignee: Thyssen Nordseewerke Gmbh
Priority date: 1995-08-18
Filing date: 1996-08-16
Publication date: 1998-09-14
Also published as: CA2183604C; BR9603449A; FR2737880B1; DE19530362C1; PL181625B1; NO963404D0; ES2144903B1; FI110598B; ES2144903A1; FI963213A0; CA2183604A1; ITMI961744A1; KR970011304A; KR100422979B1; CN1148561A; NO963404L; US5732644A; FI963213A; PL315703A1; DK85696A

Description

Titel: Inrichting voor het geleiden van uitlaatgas en afvoerlucht op schepen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor uitlaatgas- en afvoerluchtgeleiding op schepen, die een aantal uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen omvat, die * scheepsbedrijfsystemen met de omgeving verbinden en welke 5 inrichting is voorzien van vasthoudorganen voor het ruimtelijk fixeren van de uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen.

Het plaatsen van de uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen in schepen geschiedt normaliter zodanig, dat eerst tijdens monteren van het schip een overeenkomstige opneemschacht 10 wordt vervaardigd en daarop aansluitend de vereiste buizen afzonderlijk binnen deze opneemschacht worden geplaatst, met elkaar verbonden en bevestigd. Deze werkwijze bezit een aantal nadelen. Ten eerste is het monteren en het verbinden van de afzonderlijke buissegmenten met elkaar relatief 15 tijdrovend, zodat dit een aanmerkelijk deel van de totale montagetijd van een schip in beslag neemt. Bovendien zijn de montage-omstandigheden binnen de schacht relatief nauw bemeten, zodat toepassing van montagehulpmiddelen slechts beperkt mogelijk is, en tijdens het uitvoeren van 20 laswerkzaamheden aanvullend speciale ventilatie-inrichtingen noodzakelijk zijn.

Uit het DE-T: HANSA; 1960, bladzijden 1728, 1733, 1734 is het reeds bekend een inrichting voor uitlaatgas- en afvoerluchtgeleiding op schepen toe te passen die voorzien 25 is van een aantal uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen. Door de buisleidingen worden scheepsbedrijfsystemen verbonden met de omgeving. Voor het ruimtelijk fixeren van de buisleidingen zijn vasthoudorganen aanwezig.

Overeenkomstig DE 35 19 394 Al zijn in het gebied 30 van een verticale schacht van het schip, die zich in verticale richting door een aantal scheepsdekken heen uitstrekt, ventilatiekanalen aangebracht.

1 003825 > la

In het GB-T: Marine Engineering/Log, Mei 1973, bladzijde 108 wordt voor op het gebied van de scheepstechniek gebruikte gasturbines de toepassing van uitlaatgasleidingen met geluidsdempers beschreven.

5 Uit het DE-T: HANSA, deel 5/1989, bladzijde 310/312 is het voor boordaggregaten van marineschepen bekend draagframes met profielvormige schoren toe te passen.

De bekende werkwijzen voor het monteren van uitlaatgas- en afvoerluchtgeleidingen zijn daardoor bijzonder 10 tijdrovend en veroorzaken dienovereenkomstig hoge kosten.

De onderhavige uitvinding heeft daarom tot doel een inrichting van de bovengenoemde soort zodanig te construeren, dat de montagetijd aan boord wordt verminderd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, door-15 dat de uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen op een draagframe zijn vastgezet, dat zelfdragend is uitgevoerd en in een verticale schacht van het schip inzetbaar is en dat het draagframe een hoogte bezit, die in hoofdzaak overeenkomt met een loodrechte uitstrekking van de uitlaatgas- en 10038251 2 afvoerluchtbuizen door een aantal scheepsvloeren tot aan een schoors teeneinds tuk.

Door de opstelling van de uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen binnen het draagframe is een zoveel 5 mogelijk vooraf monteren aan land mogelijk. Het draagframe is van alle zijden goed toegankelijk, zodat een eenvoudig monteren mogelijk is en een hoeveelheid montagehulpapparaten kunnen worden toegepast. Het kant en klaar gemonteerde en met de uitlaatgasbuizen uitgeruste draagframe wordt aan 10 boord in loodrechte richting vanaf boven in een van tevoren vervaardigde verticale schacht geplaatst en dan gefixeerd.

Teneinde trillingen te vermijden is het mogelijk het draagframe star te fixeren en de opbouwelementen elastisch te legeren. Alternatief is het ook denkbaar het draagframe 15 flexibel op te stellen en in een starre legering van de opbouwelementen te voorzien.

Na het monteren van het draagframe is het slechts noodzakelijk de noodzakelijke aansluitingen in het gebied van de eindstukken van de uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen 20 in de scheepsromp uit te voeren en eventueel aanvullende montagewerkzaamheden in het uitmondgebied van de uitlaatgasen afvoerluchtbuizen in de omgeving, respectivelijk in het gebied van zijdelingse vertakkingen en uitmondingen uit te voeren.

25 Voor de uitlaatgas- en afvoerluchtgeleiding voor een hoofdaandrijving en voor het waarborgen van een toereikende geluidsdemping wordt voorgesteld, dat in het gebied van het draagframe een hoofduitlaatgasbuis met een hoofdgeluids-demper is aangebracht.

30 Tevens is erin voorzien dat in het gebied van het draagframe ten minste één uitlaatgasleiding met een geluidsdemper is aangebracht.

Teneinde een goedkope vervaardiging te waarborgen wordt voorgesteld, dat het draagframe profielvormige steunbalken 35 omvat.

1 0 0 3825 3

Een modulaire toepassing kan daardoor worden ondersteund, dat het draagframe een in hoofdzaak rechthoekvormige dwarsdoorsnede omvat.

Een stabiele opbouw wordt daardoor ondersteund, dat 5 tussen de hoeksteunbalken dwarssteunbalken zijn aangebracht.

Een verdere verhoging van de draagkracht kan daardoor worden bereikt, dat in het gebied van ten minste één zijkant van het draagframe een verticale versteviging is aangebracht.

10 Teneinde de montagevriendelijkheid te verhogen wordt voorgesteld, dat ten minste één van de dwarsbalken losmaakbaar is aangebracht. In de tekeningen worden uitvoerings-voorbeelden van de uitvinding schematisch weergegeven, hierin tonen: 15 Fig. 1 een gedeeltelijke verticale doorsnede van een schip met een schematische weergave van de inbouwsituatie van de uitlaatgas- en de afvoerluchtgeleiding, fig. 2 een horizontale doorsnede op vergrootte schaal door de uitlaatgas- en de afvoerluchtgeleiding, 20 fig. 3 een zijaanzicht van het draagframe voor de uitlaatgas- en de afvoerluchtgeleiding, fig. 4 een ander zijaanzicht van het draagframe volgens figuur 3.

fig. 5 een schematische verticale snede van de 25 inbouwsituatie van het draagframe in het gebied van een verticale schacht van een schip, fig. 6 een elastische legering van het draagframe, en fig. 7 een verdere gedeeltelijke weergave van een horizontale doorsnede van de scheepsromp.

30 Figuur 1 toont een gedeeltelijke verticale weergave in doorsnede van een schip 1, dat is voorzien van een aandrijving en een aantal voedingsaggregaten. Voor het opnemen van uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen omvat het schip 1 een verticale schacht 3, die zich door een aantal 35 scheepsvloeren uitstrekt tot in het gebied van een schoorsteeneindstuk 4. De verticale schacht 3 omvat een 1003825 4 schachtbeschroeiing 5, die bij voorkeur uit plaatmateriaal is vervaardigd.

Figuur 2 toont een weergave in dwarsdoorsnede van de opstelling van een aantal uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen 5 binnen een draagframe 6. Het draagframe 6 spant in hoofdzaak blokvormig een inbouwruimte 7 op en bezit een bij benadering rechthoekvormige dwarsdoorsnede. Binnen de inbouwruimte 7 zijn een hoofd- of uitlaatgasbuis 8 met hoofd-geluidsdempers 9 alsmede verdere uitlaatgasleidingen 10 met geluidsdempers 10 11 aangebracht. Bovendien is voorzien in een ketelrookbuis 12, een rookbuis 13 van een vuilnisuitlaatinstallatie, een separator-afvoerluchtbuis 14 alsmede een keukenafvoerluchtbuis 15. Verder zijn een buisbaan 16 alsmede roosterwerken 17 aangebracht. De buisbaan 16 omvat 15 een bundel tankontluchtingsbuizen.

Het draagframe 6 wordt bij voorkeur uit rechte profielen vervaardigd die in het gebied van de eindstukken daarvan worden samengevoegd. Als profielen kunnen bijvoorbeeld L-profielen worden toegepast. Op deze wijze 20 wordt een uitlaatgas- en afvoerluchtmoduul verschaft dat op eenvoudige wijze te handhaven en te positioneren is.

Figuur 3 toont in een zijaanzicht de balkvormige opbouw van het draagframe 6. Naast de hoekbalken 18 omvat het draagframe 6 ter verstijving dwarsbalken 19. Teneinde de 25 montage te vergemakkelijken zijn sommige van de dwarsbalken 19 verwijderbaar. Bij voorbeeld is het mogelijk elke tweede dwarsbalk 19 verwijderbaar aan te brengen.

Uit de zijaanzicht volgens figuur 4 is duidelijk dat in het gebied van de een grotere breedte bezittende zij-30 onderdelen naast de dwarsbalken 19 verticale verstijvingen 20 zijn aangebracht, die bij benadering in het midden tussen twee hoekbalken 18 zijn aangebracht. Eveneens is te zien, dat het draagframe 6 in het gebied van een, tijdens het monteren in loodrechte richting, aan de bovenzijde 35 aangebrachte uitstrekking is voorzien van een verdunning 21, die trapsgewijs naar het overige gedeelte van het draagframe 6 is overgebracht.

1003825 5

Figuur 5 toont een principiële weergave van de inbouwsituatie van het draagframe 6 in het gebied van de verticale schacht 3 dat van een schachtbeschroeiing 5 is voorzien. Voor de duidelijkheid zijn de volgens figuur 2 in 5 de inbouwruimte 7 aangebrachte bouwelementen niet weergegeven.

Figuur 6 toont een principiële weergave van een elastische geleiding van het draagframe 6 in het gebied van de verticale schacht 3. Tussen het draagframe 6 en de 10 schachtbeschroeiing 5 zijn elastische zijgeleidingen 26 aangebracht. In het gebied van de schachtbeschroeiing 5 zijn in verticale richting vasthoudinrichtingen 27 aangebracht, die elastische steunelementen 28 dragen, waarop het draagframe 6 ligt. Een binnenruimte van een schip 1 wordt in 15 verticale richting door scheepsvloeren 21 onderverdeeld. De elastische zijgeleidingen 26 en de elastische steunelementen 28 waarborgen een elastische geleiding van het draagframe 6 in drie dimensies.

Figuur 7 toont een horizontale weergave in doorsnede 20 van de inbouwsituatie van de verticale schacht 3. Het is duidelijk zichtbaar, dat bij deze uitvoeringsvorm de verticale schacht 3 zodanig verplaatst ten opzichte van een scheepsmiddellijn 25 is aangebracht, dat een van de zijkanten van de verticale schacht 3, die een grotere 25 breedte bezit, in de nabijheid van de scheepsmiddellijn 25 is aangebracht.

1003825

Claims

6

1. Inrichting voor een uitlaatgas- en afvoerluchtgeleiding op schepen, die een aantal uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen omvat, die scheepsbedrijfsystemen met de omgeving verbinden en welke inrichting is voorzien van vasthoudorganen voor het 5 ruimtelijk fixeren van de uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen, met het kenmerk, dat de uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen in het draagframe (6) zijn vastgezet, dat zelfdragend is uitgevoerd en in een verticale schacht (3) van het schip (3) inzetbaar is en dat het draagframe (6) een hoogte bezit, die 10 in hoofdzaak overeenkomt met een loodrechte uitstrekking van de uitlaatgas- en afvoerluchtbuizen door een aantal scheeps-vloeren tot aan een schoorsteeneindstuk (4).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in het gebied van de draagframe (6) een hoofd-uitlaatgasbuis 15 met een hoofd-geluidsdemper (9) is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in het gebied van het draagframe (6) ten minste één uitlaatgasleiding (10) met een geluidsdemper (11) is aangebracht.

4. Inrichting volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het draagframe (6) in horizontale richting door ten minste één elastische zijgeleiding ondersteund is.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het draagframe (6) in verticale richting door 25 ten minste één elastisch steunelement (28) ondersteund is.

6. Inrichting volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het draagframe (6) star met het schip (1) is verbonden en dat inbouwonderdelen van het draagframe (6) relatief ten opzichte van het draagframe (6) elastisch zijn 30 gelegerd.

7. Inrichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het draagframe (6) profielvormige balken (18) omvat.

8. Inrichting volgens één der conclusies 1-7, met het 35 kenmerk, dat het draagframe (6) in het gebied van een in 1003825 7 loodrechte richting bovenste uitstrekking daarvan is voorzien van een verdunning (21).

9. Inrichting volgens één der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het draagframe (6) een in hoofdzaak 5 rechthoekvormig doorsnedevlak omvat.

10. Inrichting volgens één der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat tussen de hoekbalken (18) dwarsbalken (19) zijn aangebracht.

11. Inrichting volgens één der conclusies 1-10, met het 10 kenmerk, dat in het gebied van ten minste één van de zijkanten van het draagframe een verticale verstijving (20) is aangebracht.

12. Inrichting volgens één der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat ten minste één van de dwarsbalken (19) 15 losmaakbaar is aangebracht. 1003825