NL8500313A

NL8500313A - Frameloos tweewielig motorvoertuig.

Info

Publication number: NL8500313A
Application number: NL8500313A
Authority: NL
Original assignee: Cortanze Andre
Priority date: 1978-02-24
Filing date: 1985-02-05
Publication date: 1985-05-01
Also published as: JPS5849435B2; DE2905776A1; IT7920453A0; CS229622B2; ATA141479A; SE7901607L; BR7901279A; DE2954374C2; GB2015949B; CA1127545A; IT1112196B; ES477766A1; SE438483B; DE2905776C2; US4265329A; JPS54122538A; NL7901467A; AT388350B; GB2015949A

Description

8 5 3 018/Tiiraner s

Aanvrager : André de Cortanze te Chevry, Frankrijk.

Korte aanduiding : Frameloos tweewielig motorvoertuig.

Oe uitvinding heeft betrekking op een frameloos tweewielig voertuig, bevattende een motoreenheid met een motor, een vóóreenheid met een bestuurbaar voorwiel met een normaal horizontale rotatie-as, beweegbare voorste verbindingsmidde-5 len voor het verbinden van de vóóreenheid met de motoreenheid, een achtereenheid met een achterwiel en beweegbare achterste verbindingsmiddelen voor het verbinden van de achtereenheid met de motoreenheid, alsmede een stuurstelsel, dat met de voor-eenheid en de motoreenheid is verbonden, waarbij de voorste ver-10 bindingsmiddelen een bovenste verbindingsarm en een onderste, nagenoeg daarmee evenwijdige verbindingsarm bevatten, de achtereinden van de voorste verbindingsarmen draaibaar om nagenoeg horizontale assen met de motoreenheid zijn verbonden en het vooreinde van elke voorste verbindingsarm beweegbaar op een 15 voorste draagelement is aangebracht, waarop tevens een as voor het draaibaar ondersteunen van het voorwiel is gemonteerd.

Een dergelijk motorvoertuig is reeds voorgesteld in de niet-voorgepubliceerde, op 21 November 1978 ter inzege gelegde, Nederlandse octrooiaanvrage.78 05 244. Bij een motorvoer-20 tuig van de in deze aanvrage beschreven soort werkt de remin-richting op het voorwiel van het voertuig. Bij het afremmen zal het voertuig een aanzienlijke doorknikreaktie vertonen, die weer een zogenaamde "saluuf’-reaktia tot gevolg heeft, hetgeen betekent, dat het voorwiel van de grond omhoog springt, waar-25 door de stabiliteit van het voertuig nadelig wordt beïnvloed.

De uitvinding beoogt bij dergelijke motorvoertuigen de stabiliteit te verhogen door de doorknikreaktie bij het remmen te verminderen.

Hiertoe wordt een motorvoertuig van de in de aanhef eAQ^SMUélnde so ort volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de 8500313 -2- dimensionele en geometrische parameters uan de vóór en achter-eenheid zodanig zijn gekozen, dat het momentane rotatiecentrum van het voorwiel, dat met de bovenste en onderste verbindings-arm is gekoppeld, altijd achter de as van het achterwiel en on-5 der een horizontaal vlak is gelegen, hetwelk het zwaartepunt van het gehele, door motorvoertuig en bestuurder bepaalde voertuig bevat.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

10 Fig.1 is een linker zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van een motorvoertuig volgens de uitvinding;

Fig.2 is een schematisch zijaanzicht van de voorwiel-ophanging;

Fig.3 is een schematisch perspektivisch aanzicht van 15 de stuurelementen;

Fig.4 is een perspektivische afbeelding van de voor-wielophanging met de voorwielrem;

Fig.5 is een rechter zijaanzicht van het motorvoertuig volgens de uitvinding; 20 Fig.6 toont schematisch de instelling van de voorwiel- ophanging van het motorvoertuig volgens de uitvinding.

Het motorvoertuig, dat in fig.1 is getoond, bevat een motor, die algemeen met het verwijzingscijfer 1 is aangegeven.

De motor is een dwarsgeplaatste viercilinder-inlijnmo-25 tor; uiteraard kan ook een ander type motor worden toegepast. Aan het vooreinde is de motor 1 voorzien van een plaat 4, die vast op de motor is bevestigd; deze plaat kan ook warden vervangen door een, bij het gieten van het motorcarter meegevormd, geschikt uitstekend deel.

30 De plaat 4 draagt twee scharnierpennen 8 en 9, die loodrecht op het vlak van tekening van fig.2 staan, en middels deze pennen twee armen 2 en 3 zodanig, dat deze een zwaaibewe-ging kunnen uitvoeren in een vlak evenwijdig aan het vlak van fig.2. De einden van deze twee armen dragen scharnierpennen 1G 35 en 11 met een gemeenschappelijke as 101, waarop een driehoekig element 5 kan draaien, dat de as 6 van het voorwiel 7 draagt.

®^^5e^j?ënnen -) g en 11 kunnen hoekverdraaiingen of rotatiebewegin-gen in het vlak van tekening uitvoeren langs cirkels, waarvan -3- • «.

het middelpunt wordt bepaald door de scharnierpennen 8 respek-tievelijk 9.

Fig.2 toont de ophanging in de ruststand, waarin de armen 2 en 3 zich in de laagste stand bevinden. Fig.2 toont 5 ook, met een overdreven weergegeven hoekverplaatsing, de positie van de voorwielophanging onder zware belasting. Onder deze omstandigheden verplaatsen de punten 10 en 11 zich naar de met de cijfers 10r en 11' aangegeven posities; de armen zijn in deze toestand aangegeven met getrokken lijnen tussen respektievelijk 10 de positie 10' en het draaipunt 8 enerzijds, en tussen de positie 11 1 en het draaipunt 9 anderzijds. Tijdens de naar boven gerichte verplaatsing der armen zal de scherpe hoek tussen de as 101 en de onderarm 3 groter morden; dit geldt ook voor de afstand tussen de as 6 en het draaipunt 9. 0e baan, die de as 6 15 tijdens deze verplaatsing beschrijft, is bij benadering een cirkel in het bijzonder door de kleine veeruitslagen; de door de baan bepaalde kromme kan dus beschouwd worden als een cirkel-segment. Door een juiste keuze van de respektieve plaatsen van de elementen 8, 9, 10 en 11 is het mogelijk deze kromme zo-20 danig te bepalen, dat het geometrisch middelpunt ervan achter het middelpunt van het achterwiel ligt, en dat de straal van de beschreven kromme, die dan tevens een juiste maat vormt voor de wielbasis van het voertuig, konstant is, zoals in verband met fig.6 nog nader zal worden toegelicht.

25 Het is ook mogelijk tussen het draaipunt 8 en de arm 2 een stang 81 op te nemen,, welke schroefdraad draagt en waarvan de lengte instelbaar is; een dergelijke stang kan ook aangebracht zijn tussen de arm 3 en het draaipunt 9., In het bijzonder bij experimentele voertuigen kan dit gunstig zijn, omdat dan 30 sneller bepaalde parameters voor produktiemodellen kunnen worden bepaald.

De voorwielophanging wordt in de gewenste stand gehouden door een dempingsveer 12, waarvan één einde is bevestigd aan de arm 3, terwijl het andere einde is bevestigd aan een 35 naar boven uitstekend neusvormig deel 13 van de plaat 4.

Fig.3 toont de onderdelen van de besturing van het voertuig. Zij bestaan uit een stuur 14, een beugel 15 met een BAD ORMÏINAIkale arm, die draaibaar is opgenomen in een buis 16, wel- 8500313 -4- ke wordt gedragen door een driepoot 161, die met het bovenste deel van de motor 1 is verbonden; een in hoofdzaak vertikaal staande instelstang 17, die met kruiskoppelingen 171 en 172 enerzijds met de beugel 15 en anderzijds met het einde van een 5 arm van een hoekstuk 18 is verbonden, waarvan de andere arm een vork 19 vormt; een koppelstang 20, die aan elk einde een oog draagt, waarin kogelkoppelingen zijn opgenomen; het ene einde van de stang 20 is via een scharnier met een vork 21 gekoppeld, die zich aan het einde van een hefboom 22 bevindt, 10 welke aan het driehoekige element 5 is bevestigd.

Fig.4 toont een remsysteem 23 van de voorwielophanging, dat op een remschijf 24 werkt. Daar het wiel 7 eenzijdig is opgehangen kan de schijf 24 in het middenvlak van dit wiel worden aangebracht.

15 Zoals fig.5 toont, is een vork 25, die het achterwiel 26 draagt, in hoofdzaak H-vormig met twee armen 27, 28, die zijn bevestigd aan koppelstukken 29 en 30, die met de motor 1 verbonden zijn. De vork 25 heeft nog twee armen 31, 32, die de .. achterwielnaaf dragen. Verder is een dempingsveer 33 aanwezig, 20 waarvan het boveneinde is bevestigd aan het koppelstuk 29, terwijl het ondereinde is bevestigd aan één einde van een arm 41, waarvan het andere einde scharnierend is verbonden met het onderste gedeelte van het koppelstuk 29. De veer 33 is voorts verbonden met één einde van een stang 39, waarvan het andere 25 einde is verbonden met de vork 25. Het ondereinde van de veer 33 is via een andere stang 40 verbonden met een neusvormig deel 34, dat uitsteekt vanaf de plaat 35, welke de rem 36 draagt, die een schijf 37 bevat; de plaat 35 kan in een hoek-stand ten opzichte van de achterwielnaaf worden ingesteld.

30 Zoals uit fig.6 blijkt, ligt het momentane rotatiemid- delpunt CIR van het voorwiel 7 - welk voorwiel met de armen 2 en 3 is opgehangen, die enerzijds met het driehoekige deel, dat het wiel draagt, en anderzijds met de aan de motor beves-: tigde plaat 4 zijn verbonden - achter het middelpunt 38 van het 35 achterwiel 26 en onder het horizontale vlak P, dat door het BAD?)1iiaMAêe<:*e^n^eerC*e Züjaar^ePun't: CG van het voertuig gaat.

Wanneer de verschillende elementen der wielophanging juist zijn ingesteld ligt het rotatiecentrum CIR op elk moment flRlUiTH

-5- in het gearceerd aangegeven gebied van fig.6. Door deze maatregelen ujordt de doorknikreaktie van het voertuig bij het afremmen en daarmede de zogenaamde '’saluutf,-reaktie aanzienlijk verminderd.

5 Een motorvoertuig volgens de uitvinding heeft boven dien het voordeel van een laag gewicht ten opzichte van het motorvermogen en een zwaartepuntsligging, die aanzienlijk lager is dan bij bekende motorvoertuigen het geval is; het vervallen van het frame en een vork resulteert uiteraard in een aanzien-10 lijke lagere produktiekosten.. Een lager gewicht leidt vanzelf tot een lager brandstofverbruik.

BAD ORIGINAL

8500313

Claims

-6- CONCLUSIE. Frameloos tweewielig motorvoertuig, bevattende een motoreen-heid met een motor, een vóóreenheid met een bestuurbaar voorwiel met een normaal horizontale rotatie-as, beweegbare voorste verbindingsmiddelen voor het verbinden van de vóóreenheid 5 met de motoreenheid, een achtereenheid met een achterwiel en beweegbare achterste verbindingsmiddelen voor het verbinden van de achtereenheid met de motoreenheid, alsmede een stuur-stelsel,. dat met de vooreenheid en de motoreenheid is verbonden, waarbij de voorste verbindingsmiddelen een bovenste verbin-10 dingsarm en een onderste, nagenoeg daarmee evenwijdige verbin-dingsarm bevatten, de achtereinden van de voorste verbindings-armen draaibaar om nagenoeg horizontale assen met de motoreenheid zijn verbonden en het voareinde van elke voorste verbin-dingsarm beweegbaar op een voorste draagelement is aangebracht, 15 waarop tevens een as voor het draaibaar ondersteunen van het voorwiel is gemonteerd, met het kenmerk, dat de dimensionale en geometrische parameters van de vóór- en achtereenheid zodanig zijn gekozen, dat het momentane rotatiecentrum (CIR) van het voorwiel (7), dat met de bovenste en onderste verbindings-20 arm (2, 3) is gekoppeld, altijd achter de as (38) van het achterwiel en onder een horizontaal vlak (P) is gelegen, hetwelk het zwaartepunt (CG) van het gehele, door motorvoertuig en bestuurder bepaalde voertuig bevat. BAD ORIGINAL 8500313