NL8402245A

NL8402245A - Drukbehandelingswals.

Info

Publication number: NL8402245A
Application number: NL8402245A
Authority: NL
Original assignee: Kleinewefers Gmbh
Priority date: 1983-07-14
Filing date: 1984-07-16
Publication date: 1985-02-01
Also published as: US4520723A; FR2548929A1; SE8403581L; FI842793A; SE8803485D0; JPH0148410B2; CH664607A5; DE3325385C2; NL187277C; GB2143302B; SE8803485L; NL187277B; GB2143302A; SE458386B; SE8403581D0; SE465046B; FR2612430A1; GB8417182D0; NO162256B; DE3325385A1

Description

* .<♦ f * fc c j H AL/lh/38 r v

E

t

Drukbehandelingswals. ;

De uitvinding betreft een drukbehandelingswals met een mantel, die door een vaststaande, aan zijn einde in een staander af gesteunde drager wordt doorlopen en op over de \ mantellengte verdeelde langerdelen aangrijpende, door f 5 hydraulische drukgevers bélaste steunelementen gelagerd is, ! die de walsmantel tegen tenminste één andere wals verplaatsen j i en aandrukken, waarbij elk manteleinde een samen met dit | lagerbare lagereenheid heeft, waarvan het binnenste j lagerelement voor het afsteunen van' axiale krachten en/of voor | 10 het afdichten mét aan de drager bevestigde delen samenwerkt. !

Dergelijke behandelingswalsen zijn voor talrijke !

toepassingsdoelen geschikt, bijvoorbeeld voor kalander, J

» glanswerk, drukpartijen van papier-, celstof-, en drukmachines of walswerk voor staal, kunststof en dergelijke.

15 Bij een bekende drukbehandelingswals van een dergelijke soort (GB-PS 641 466} worden de steunelementen telkens door j

de \kopvlakken van de 2uiger van de hydraulische drukgevers I

gevormd, die in een naar de andere wals toegekeerde rij in het j drukbehandelingsvlak aangebracht zijn. Door overeenkomstige 20 drukbelasting van de drukgeveis kan een ophef- en aandruk-beweging van de mantel ten opzichte van de naburige wals bereikt worden. De lagereenheid vertoont een met de mantel verbonden buitenste lagerelement en een binnenste lagerelement, waartussen zich een walslagerring bevindt. Via 25 deze lagereenheid kunnen axiale krachtcomponenten van de mantel op de drager geleid worden. Wanneer de naar de drukgevers toe te voeisidruk afgeschakeld wordt, werkt het binnenste lagerelement als aanslag, die de radiale verschuifbaarheid van de walsmantel begrenst. Voorts dient de lagereenheid 30 in verbinding met afdichtelementen ervoor, de binnenruimte van de walsmantel naar buiten toe af te dichten.

Opdat bij zulke drukbehandelingswalsen de manteleinden slechts in het drukbehandelingsvlak gelagerd worden, wordt het binnenste lagerelement op de drager bevestigde 8402245 -2- v /i v , « geleidingen radiaal geleid. De. geleiding bestaat bijvoorbeeld uit twee .zich in het drukbehandelingsvlak uitstrekkende radiaal-stiften (DE-PS 10 26 609) , uit een zich in het drukbehandelingsvlak uitstralende diameterboring of twee aan het drukbehande-5 lingsvlak parallele geleidingsvlakfeerf DE-PS 22 54 392) . In bedrijf is het gebleken, dat dergelijke drukbehandelings-walsen zich niet fijngevoelig laten verstellen en dat met deze geen precieze regeling van de lijndruk mogelijk is.

Er is verder een drukbehandelingswals bekend (DE-PS 10 29 42 002), waarbij hydrostatische lagerelementen telkens door twee of meer in de omtreksrichting versprongen druk-gevers belast zijn, waarvan het drukmiddel met verschillende druk toegevoerd kan worden. De lagerelementen kunnen ook op tegenover elkaar .“liggende zijden van de drager aangebracht zijn.

15 Op deze wijze is een instelling van de walsmantelRekeninghoudend met de op de walsmantel aangrijpende, resulterende kracht mogelijk. Een van dwarskrachten afkomstige verplaatsing of doorbuiging van de walsmantel in de dwarsrichting kan verhinderd worden.

20 De uitvinding heeft ten doel, een drukbehandelings wals van de in de aanhef . beschreven soort voor te stellen, -die een zeer precieze instelling van de plaats van de wals resp. van de sektielast mogelijk' maakt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding zodanig opgelost, 25 dat voor elk lagerdeel tenminste twee in de omtreksrichting versprongen steunelementen en voor elk steunelement tenminste twee in de omtreksrichting versprongen, drukge-vers aangebracht zijn en dat voor het positioneren van de assen van de manteleinden bij benadering in . het drukbehandelings-30 vlak een drukregelaar voor de de drukgevers toe te voeren .. . druk aanwezig .. is, waarmee de som van alle dwarskracht-componenten, die door de drukgevers loodrecht op het drukbehandelingsvlak op de mantel overgebracht worden, op zijn minst bij benadering gelijk gehouden wordt aan de 35 som van de van buiten op de mantel werkende dwarskracht-componenten.

Deze uitvoeringsvorm berust op de. overweging, dat bij bekende walsen bij een belasting van de mantel door dwars- · krachten het binnenste lagerelement tegen de aan de drager bevestigde 8402245 r « -3- geleiding gedrukt wordt. Dit veroorzaakt een aansluiting door in dwarsrichting. Bovendien ontstaan door het aandrukken van het binnenste lagerelement tegen de geleiding aanzienlijke vlaktedrukken, die bij een lagering ; - 5 van de mantel tegen de andere wals tot onkontroleerbare wrijvingskrachten leiden. Dit word't nog verergerd, doordat het binnenste lagerelement door een door de mantel over het lagervlak aangebrachte draaimoment belast is en daarom de vlaktedruk . niet gelijkmatig over de geleiding 10 verdeeld is. Dientengevolge wordt de walsmantel door de drager quasi vastgehouden. Hierdoor en door de aansluiting door vorm ontstaan aan het ma«teleinde persingen, dieefijngevoelige vervorming van de mantel resp. het precieze instellen van de sektielast in de walsspleet verhinderen.

15 Zorgt men er echter. ...voor, dat met hulp van de steun elementen dwarskrachtcomponenten op de mantel . opgebracht kunnen worden, dan laten de van buiten op de mantel werkende dwarskrachten zich compenseren. De door het binnenste lagerelement op de drager .over te dragen dwarskrachten kunnen 20 daarmee klein gehouden of helemaal op nul gebracht worden.

Aan het einde van de mantel treden daarbij geen bijkomende persingen door een aansluiting door vorm of een quasi-vasthouden op.

Doordat aan elk lagerdeél telkens tenminste twee in de 25 omtreksrichting versprongen steunelementen toegevoegd zijn, zijn voldoend grote dwarskrachtcomponenten te verkrijgen, zonder dat de resulterende radiaalkracht in het drukbehande-lingsvlak te groot behoeft te worden.

Daar de mantel door het aanwenden van met verschillende 30 druk gevoede drukgevers rond het midden gehouden en radiaal gelagerd kan worden, heeft men voor dit doel geen geleiding nodig tussen het binnenste lagerelement en de drager.

In tegenstelling tot alle tot nu toe bekende constructies van dergelijke drukbehandelingswalsen in het bijzonder door-35 buigings'vereffeningswalsen, ontstaat êr een walsmantel,.

die ideaal vervormbaar is, dat wil zeggen die zich aan de tegenwals fijngevoelig aanvlijt, resp. een precies instelbare sektielast in de walsspleet en daardoor een beïnvloeding van de 8402245 -4- ΐ κ Λ ' dikte en andere eigenschappen van de goederenbaan over de gezamenlijke walslengte mogelijk maakt. Dit doel wordt bereikt, daar de voor het voortbrengen van de sektielast en voor het stabiliseren van de mantel vereiste draag- en 5 stabiliseringskrachtën .via··-de drukgevers van de-steunelementen opgebracht worden, waarvan de drukken door druk-regelaars beïnvloedbaar zijn, en storende persingen aan de einden van de mantel verhinderd worden. Dit maakt het ook mogelijk, de walsmantel dunner uit te voeren, bijvoorbeeld 10 met slechts 20 tot 50% van de tot nu toe gebruikt wanddikte. Dunnere walsmantèls laten zich ook nog fijngevoeliger aan de gewenste omstandigheden aanpassen. In het bijzonder bij het toepassen van een wals met elastische bekleding wordt de vervorming van het bekledingsmateriaal en daarmee de temperatuur 15 daarvan zich over de gezamenlijke walslengte zeer precies binnen de perken géhoudea. Beschadigingen door te hoge temperatuur worden daarmee uitgesloten. Door de exacte positionering van de mantel · ten opzichte van de as is het ook mogelijk, gedurende de spleetsluiting de paralleliteit van de mantel-.20 lijnen van de naburige walsen precies aan te houden.

Op doelmatige wijze zijn de in de omtreksrichting versprongen steunelementen symmetrisch ten opzichte van het drukbehandelingsvlak aangebracht. De wals is dan geschikt voor beide draairichtingen. Asymmetrische kracht- 25 verdelingen zijn gemakkelijk door overeenkomstige te verschillende drukken in de drukgeversvverwezenlijken.

Bij een bijzonder eenvoudige uitvoeringsvorm is er voor gezorgd, dat telkens twee in de omtreksrichting versprongen steunelementen aangebracht zijn, die in de nabijheid 30 van het drukbehandelingsvlak op diametraal tegenover elkaar liggende zijden van de drager aangebracht zijn.

Grotere dwarskrachtcomponenten zijn op te wekken wanneer drie steunelementen aangebracht zijn, waarvan het ene in de nabijheid van het drukbehandelingsvlak op de naar de 35 andere wals toegekeerde zijde van de drager en de beide andere op de tegenoverliggende zijde van de drager symmetrisch aan beide zijden van het drukbehandelingsvlak aangebracht zijn.

- - Verder is het gunstig,, wanneer de steunelementen in 8402245 * · ·: -5-.

de omtreksrichting een grotere maat dan in axiale i a richting hebben. Op deze wijze kunnen de steunelementen 'i axiaal dicht naast elkaar aangebracht worden en verhoudings- f gewijs grotere steunkracht op dei mantel uitoefenen.

5 Het is zinvol, een meedraaien van het binnenste lager- ;: element als gevolg van hst op de mantel over het lagervlak uitgeoefende draaimoment, in het bijzonder bij snelheids- ^ veranderingen van de mantel, te verhinderen, opdat > een v Ï-: relatieve rotatiebeweging slechts tussen het buitenste en het 10 binnenste lagerelement resulteert. Dan immers behoeven bij de overgangsplaats tussen het binnenste lagerelement en de r drager geen voor het draaien vereiste vlak- en grondstof- g paren aangebracht te worden en de daar aangebrachte afdich- f; tingsringen worden ontzien. Voor het verhinderen van deze ^ 15 draaiing is in vele gevallen - in het bijzonder bij zeer wrijvingsarme lagereenheden - een nog overgebleven geringe | wrijving tussen het binnenste lagerelement en het vast met da |

drager verbonden deel resp. dé zich 'daartussen bevindende afdichting ... . p voldoende ' - S

In alle andere gevallen wordt het aanbevolen, dat de . binnenste i 20 lagerelementen door in hoofdzaak slechts door het door de mantel uitgeoefende draaimoment belaste, met tegenvlakken | samenwerkende draaimomentsteunen tegen verdraaien geborgd [; zijn. Deze draaimomentsteunen behoeven slechts verhoudings- f

gewijs kleinere krachten over te brengen, op grond waarvan F

25 geen de manteleinde beïnvloedende persingen kunnen optreden.

In het bijzonder kunnen de draaimomentsteunen met de tegenvlakken met speling samenwerken. Deze speling vergemakkelijkt het regelproces bij het positioneren van de wals-einden en vereenvoudigt het bevestigen en de montage. De 30 speling is bij voorkeur zo bemeten, dat deze zich nog binnen het elastische vormbereik van een tussen het binnenste lagerelement cn het met de.drager vast verbonden deel bevindende afdichting bevindt.

De draaimomentsteunen kunnen als bouten of dergelijke 35 uitgevoerd zijn. De mogelijkerwijs optredende wrijvings-krachten zijn wegens de kleine draaimomentkrachten gering.

Met bijzonder voordeel echter hebben de draaimomentsteunen aanslagen, die bij radiale verschuiving langs de ; 8402245

4 V

-6 — tegenvlakken wrijvingsarm zijn. Dit biedt de grootst mogelijke zekerheid, dat aan de manteleinden geen storende persingen optreden. Daar over de draaimomentsteunen slechts geringe krachten geleid behoeven te worden, kan men deze uit een 5 groot aantal- van wrijvingsarme steuninrichtingen kiezen.

In het bijzonder aanbevelingswaardig zijn aanslagen, die onder rolwrijving met de tegenvlakken samenwerken, zoals bijvoorbeeld walslagers.

In het eenvoudigste geval zijn de aanslagen echter 10 rollen. Deze hebben weliswaar slechts een klein opleg- vlak. Desondanks treden geen ontoelaatbare vlaktedrukken op, daar de te overdragen krachten gering zijn.

De draaimomentsteunen kunnen aan het binnenste lagerelement aangebracht zijn en op tegenvlakken van de staander 15 aangrijpen. Het heeft echter de voorkeur, dat de draaimomentsteunen aan de drager aangebracht zijn en met tegenvlakken aan het binnenste lagerelement samenwerken. Ook andere opstellingen zijn denkbaar, bijvoorbeeld de draaimomentsteunen aan het binnenste lagerelement en de tegenvlakken aan de drager.

20 Constructief is het aanbevelenswaardig, dat de tegen vlakken door de zijwanden van een groef gevormd zijn, die van de naar de drukgevers toegekeerde kopzijde van het binnenste lagerelement uitgaat. Een dergelijke groef laat zich gemakkelijk maken. Bovendien laten de draaimoment-25 steunen zich in dit gebied plaatsbesparend aanbrengen.

Het aantal van de draaimomentsteunen kan gering zijn. In het eenvoudigste geval is het voldoende, wanneer de draaimomentsteunen en de tegenvlakken slechts op één zijde van de drager aangebracht zijn.

30 Een zeer eenvoudige uitvoeringsvorm doet zich voor, wanneer telkens een draaimomentsteun met speling tussen twee tegenvlakken aangebracht is. Deze draaimomentsteun, bijvoorbeeld een rol, is dan in staat draaimomenten in beide richtingen op te vangen.

35 Bij voorkeur zijn de draaimomentsteunen dichter: bij de mantel dan bij de drager aangebracht. Daardoor ontstaat een verhoudingsgewijs grotere radiale afstand van de walsas.

. Overeenkomstig klein zijn de bij gegeven draaimoment te 8402245 5r * .-7- overdragen krachten.

De lagereenheid kan verder een kogelgewricht vormen, dat als toevoeging aangebracht kan worden aan een de drager lagerend kogelgewricht. Op deze wijze kan het binnenste 5 lagerelement zijn relatieve 'Stand ten opzichte van de drager behouden; desondanks kan de hoekstand van de walsas zich vrij instellen.

Het is doelmatig, wanneer een buitenste lagerelement hydrostatisch over de omtrek van het binnenste lagerelement 10 is gelagerd. Hierdoor worden de door de mantel op het binnenste lagerelement overgedragen draaimomenten klem gehouden.

In deze samenhang strekt het ook tot aanbeveling, dat de voor het overdragen van axiafe.krachten vanaf het buitenste lagerelement .op het binnenste lagerelement dienende *kopvlak-15 ken hydrostatische lagers vormen. Daarmee worden ook over deze kopvlakken over te dragen draaimomenten klein gehouden.

Bij een andere uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat t voor het overdragen van axiale krachten vanaf het binnenste lagerelement op de drager met tegenvlakken samenwerkende 20 axiaalkrachtsteunen aangebracht zijn, die bij radiale .verschuiving langs de tegenvlakken wrijvingsarme aanslagen vertonen.

In het bijzonder kunnen deze aanslagen ook rollen zijn. Op deze wijze wordt verhinderd, dat bij het optreden van bovenmatige axiate-krachten storende wrijvingskrachten op de tegen-25 vlakken optreden, die een vrije beweeglijkheid van de mantel-einden nadelig kunnen beïnvloeden.

In een verdere uitvoeringsvorm zijn positie-sensoren aangebracht, die de stand van de lagereenheid met betrekking tot de drager vaststellen en de drukregelaar zodanig bein-30 vloeden, dat de as van de lagereenheid in het drukbehandelings-vlak gehouden wordt. Dergelijke positie-sensoren vormen een zeer eenvoudige mogelijkheid, om vast te stellen, dat de totale som van alle op de mantel werkende dwarskracht-compo-nenten gelijk aan nul is.

35 Bij voorkeur zijn'hierbij twee radiale positie-sensoren loodrecht op het drukbehandelingsvlak aan tegenover elkaar liggende zijden van de drager aangebracht..

Verplaatsingen van de walsas uit dit drukbehandelingsvlak worden onmiddellijk vastgesteld.

8402245 -8-

Bovendien kan een derde radiale positie-sensor in het drukbehandelingsvlak aangebracht zijn. Met de hulp daarvan kan de hef- en aandrukbeweging van de mantel bewaakt worden.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van in de tekening 5 afgeheelde, de voorkeur hebbende uitvoeringsvoorbeelden verder verklaard. In de tekening tonen:

Fig. 1 een gedeelte van een langsdoorsnede over een drukbehandelingswals volgens de uitvinding,

Fig. 2 een dwarsdoorsnede langs de lijn A-A in fig. 1, 10 Fig. 3 een dwarsdoorsnede langs de lijn B-B in fig. 1,

Fig. 4 een gedeelte van èen langsdoorsnede over een tweede uitvoeringsvorm,

Fig. 5 een dwarsdoorsnede langs de lijn C-C in fig. 4,

Fig. 6 een gedeelte van een langsdoorsnede over een 15 derde uitvoeringsvorm,

Fig. 7 een dwarsdoorsnede langs de lijn D-D in fig. 6,

Fig. 8 een gedeelte van een langsdoorsnede door een vierde uitvoeringsvorm,

Fig. 9 een dwarsdoorsnede langs de lijn E-E in fig. 8, 20 Fig. 10 een gedeelte van een langsdoorsnede over een vijfde uitvoeringsvorm,

Fig. 11 een dwarsdoorsnede langs de lijn F-F in fig. 10,

Fig. 12 een dwarsdoorsnede over een zesde uitvoeringsvorm, 25 Fig. 13 een dwarsdoorsnede over een uitvoeringsvorm, waarbij het drukbehandelingsvlak in een hoek ten opzichte van de vertikaal staat.

Fig. 14 een dwarsdoorsnede over een afgeleide uitvoeringsvorm volgens de afbeelding van fig. 12 en 30 Fig. 15 een dwarsdoorsnede over een uitvoeringsvorm met twee tegenwalsen.

In fig. 1-3 is een drukbehandelingswals 1 afgeheeld, die met een tegenwalc 2 samenwerkt. De drukbehandelingswals 1 vertoont een holle cilindrische mantel 3, die door een 35 drager 4 doorlopen wordt. Deze wordt aan beide einden bij een zwenkiager 5 draaivast in een staander 6 gehouden.

' Aan axiaal naast elkaar liggende lagergedeelten 7 aan de binnenomtrek van de mantel 3 grijpen aan ten opzichte van elkaar liggende zijden van de. drager 4 steunelementen 8402245 -9- 8 en 9 aan. Deze zijn, volgens fig. 2, telkens door twee drukgevers 10,11 resp, 12,13 belast. Elke drukgever vertoont een aan de drager bevestigde zuiger 14 en een aan het lagerelement gemaakte cilinder 15. De zo gevormde drukruimte 16 5 staat enerzijds via een radiaalkanaal 17 en een axiad. kanaal 18 met een door een pomp gevoede drukregelaar 19 in verbinding en anderzijds via een smoorkanaal 20 met een lagerzak 21 van een aan het oppervlak van het steunelement 8 resp. 9 uitgevoerd hydrostatisch lager.

10 Elk einde van de mantel 3 vertoont een lagereenheid 22, die een door het walseinde gevormde buitenste iager-element 23 en een husvormig binnenste lagerelement 24 heeft, .· waartussen zich een walslager 25 bevindt, waarvan loopringen door kopzijdige aanslagen, bijvoorbeeld de borg-15 ring 26, zodanig aan het binnenste en buitenste lagerelement bevestigd zijn, dat axiale krachten overgedragen kunnen worden.

Het walslager 25 is aan de buitenkant van een afdichting 27 voorzien. Het binnenste lagerelement draagt aan de kcpzijde-een afdichtjring 28, die tegen een plaat 29 aanligt, die tegen draaien 20*aan de drager 4 gehouden is. De axiale stand van het binnenste lagerelement 24 is door een trap 30 aan de drager 4 en door een op de plaat 29 aangrijpende borgring 31 geborgd.

Tussen het binnenste lagerelement 24 en de drager 4 is een spelingsruimte 32 aangebracht, die een vrije beweging 25 van de manteleinden toestaat. De onderste positie ontstaat door het aanliggen van het binnenste lagerelement 24 tegen de drager 4, wanneer aan de drukgevers geen druk toegevoerd wordt. De precieze stand van de lagereenheid 22 wordt met hulp van drie positie-sensoren 33,34 en 35 vast-30 gesteld, die de relatieve stand van het binnenste lagerelement 24 met betrekking tot het gedeelte 36 van de drager 4 vaststellen. De sensor 35 meet de plaatsafwijking Δγ in de richting van het drukbehandelingsvlak 37. De sensoren 33 en 34 meten de afwijkingen Δχ^ resp. Δχ2 van het drukbehande-35 lingsvlak. Als positie-sensoren kunnen op zich bekende mechanische, elektrische, optische, pneumatische, hydraulische en andere weg- resp. stahdopnemers aangewend worden.

Deze door de sensoren gemeten 'waarden worden naar een 8*02245 1 1 -10- • £ rekenapparaat 38 gevoerd, dat ingangen 39 heeft, waaraai verdere signalen toe te voeren zijn, bijvoorbeeld de uitgangssignalen van druk- of kracht-sensoren, die voor het bewaken van het krachtenevenwicht in elk gedeelte van de 5 mantel 3 aangebracht zijn en de belasting van deze mantel-. gedeelten vaststellen of van sensoren, die goederenbaan-eigenschappen vaststellen. Verder kunnen op deze plaats nornwaarden voor de sektielast ingevoerd worden of programma's die een veelvoud van verschillende parameters 10 in aanmerking nemen. Dit rekenapparaat 38 stuurt de drukregel aar 19 in afhankelijkheid van de door de sensoren verschafte waarden en van de werkwijzeparameters van' het wals-systeem (bijvoorbeeld het walstemperatuurprofiel) na het vergelijken met van voorafbepaalde normwaarden of een van 15 voorafbepaald programma.één en ander zodanig, dat aan de drukruimte 16 ^an elke drukgever een zodanige druk toegevoerd wordt, dat de gewenste sektielast in de spleet 40 aanwezig- is, dat de mantel 3 zowel in de richting van het drukbehandelingsvlak 37 als loodrecht daarop een voorheen be-20 'paalde vorm heeft en dat de mantelas in het bereik van de einden ondanks het aanwezig zijn van van buiten werkende dwarskrachten in het drukbehandelingsvlak 37 wordt gehouden. Hierbij is het voor het opwekken van dwarskrachtcomponenten vereist/ . dat de beide drukgevers van elk steunelement 25 verschillende drukken toegevoerd krijgen, terwijl het voor het opwekken van de passende samenhang tussen krachtcompo-nenten die in het drukbehandelingsvlak liggen, en .zich loodrecht daarop uitstrekksde krachtcomponenten noodzakelijk is, aan de drukgevers van de- bovenste steunelementen 8 een hogere druk 30 toe te voeren dan aan de drukgevers van de onderste steunelementen 9. Hierbij kunnen ook telkens meerdere in axiale richting naburige drukgevers samengenomen en via een gemeenschappelijke drukleiding verzorgd worden. In plaats van de aanschouwelijk gemaakte twee kunnen ook drie of meer druk-35 gevers op één steunelement aangrijpen.

De walsmantel is op deze wijze uitsluitend door de hydrostatische steunelementen gelagerd. De voor het opwekken van de sektielast en voor de stabilisering van de stand van de mantel vereiste draag- en stabiliseringskrachten worden alleen 8402245 -11- door de drukgevers opgebracht. De krachtwerking daarvan is door de aansturing vanaf de drukregelaar 19 precies vastgesteld. Persingen aan de manteleinden zijn praktisch volledig uitgeschakeld. De manteleinden met inbegrip van de 5 lagereenheden 22 worden door dwarskrachtcompensatie in hun middelste stand gehouden. Een verdraaiing van het binnenste lagerelement 24 wordt door de geringe wrijving tussen de afdichtring 28 en plaat 29 verhinderd. Daardoor vindt een verplaatsing van da walsas binnenin het drukbehandelingsvlak 10 37 praktisch ongehinderd plaats. De materialen van het binnenste lagerelement 24 en de plaat 29 behoeven geen glij-lagereigenschappen te hebben.

Bij hét samenkomen van de walsen kan de plaats van de mantel 3 ook direkt ten opzichte van de tegenwals 2 15 bepaald worden. De plaatsbepaling en de sturing van de paral-liteit van de mantellijnen gedurende het sluiten van de spleet kan onder gebruikmaking van op zich bekende positie-sensoren uitgevoerd worden.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 en 5 worden 20 voor identieke delen dezelfde en voor overeenkomstige delen ten opzichte van fig. 1-3 met 100 verhoogde aanduidingstekens gebruikt. Aan de -naar de drukgevers toegekeerde kopzijde 41 van het binnenste lagerelement 124 bevindt zich een diameter-groef 42, die zich tot in een flens 43 uitstrekt, die nagenoeg 25 tot aan de mantel 3 reikt. In deze flens is op elke zijde van de drager 4 een draaimomentsteun 44 resp. 45 aangebracht, die als een draaibare rol is uitgevoerd. Elke draaimomentsteun is met speling tussen twee tegenvlakken 46 en 47 gehouden, die door de zijwanden van de groef 42 gevormd zijn en zich 30 parallel aan . het drukbehandelingsvlak uitstrekken, dat de assen van^ieide walsen 1 en 2 met elkaar verbindt en de walsspleet 39 doorloopt. De draaimomentsteunen 44 en 45 zijn aan een stoplid 48 draaibaar gelagerd.

De verplaatsing van de mantel 3 in de richting van 35 het drukbehandelingsvlak 37 is in gezamenlijke omvang van de spelingsruimte 32 mogelijk en in dwarsrichting tenminste in het kadervan de speling, dat tussen de draaimomentsteunen 44 en 45 en iir^beide tegenvlakken 46 en 47 verblijft, voor-. . zover niet het stoplid 48 zijnerzijds over een zekere maat 8*02245

* N

-12- elastisch vervormbaar is. Een verdraaiing van het binnenste lagerelement 124 wordt door de draaimomentsteunen 44 en 45 verhinderd. Daar deze slechts met geringe kracht tegen de tegenvlakken liggen en bovendien wrijvingsarm gesteund zijn, 5 vindt de verplaatsing van de walsas binnen het drukbehande-lingsvlak ongehinderd plaats.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 6 en 7 worden voor identieke delen dezelfde en voor overeenkomstige delen met ten opzichte van fig. 1-3 met 200 verhoogde aanduidingstekens 10 gebruikt. Aan het stoplid 248 zijn axiaalkrachtsteunen 50 en 51 in de vorm van rollenparen aangebracht, die met een tegenvlak 52 aan het binnenste lagerelement 224 samenwerken. Verder zijn aan dit: lagerelement axiaalkrachtsteunen 53 en 54 in de vorm van rollenparen aangebracht, die met een 15 tegenvlak 55 aan de plaat 29 samenwerken. Er kunnen zodoende door de mantel 3 grotere axide .componenten op de drager 4 • overgedragen worden, zonder dat daardoor bij radiale beweging . de mantel in het drukbehandelingsvlak 37 aan onkontroleerbare wrijvingskrachten blootgesteld zou worden.

20 Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 8 en 9 worden voor gelijke delen dezelfde aanduidingstekens als in de fig. T-3 en bij overeenkomstige delen met 300 verhoogde aanduidingstekens gebruikt. De als rol uitgevoerde draai-momentsteun 344 bevindt zich slechts op één zijde van de 25 drager 4 en is met speling tussen tegenvlakken 346 en 347, die van de zijwanden van één van de kopzijden uitgaande groef 342 gevormd zijn, aangebracht. Voor het vasthouden van de rol dient een vorkvormige houder 348, die in de drager 4 ingezet is.

30 Bij de uitvoeringsvorm van fig. 10 en 11 worden voor gelijke delen dezelfde kentekens als in fig. 1-3 en voor overeenkomstige delen met 400 verhoogde kentekens gebruikt.

De draaimomentsteunen 444 en 445 zijn aan het binnenste lagerelement 424 aangebracht en liggen als rollen met speling 35 tussen tegenvlakken 446 en 447, die aan de staander 406 aangebracht zijn. In dit geval heeft de plaat 429 een kleinere diameter en het lagerelement 424 draagt de afdichting 428 aan een naar binnen stekende flens 60.

- - Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 12 zijn wegens 8402245

-13- V

V * e' het soepele lopen van de hydrostatische lagereenheid 522 δ- wederom geen draaimomentsteunen vereist. Deze constructie ~ toont een variant van de lagereenheid 22 van fig. 1. Voor fe overeenkomstige delen worden dezelfde en voor overeenkomstige ï 5 delen met 500 verhoogde kentekens gebruikt. Het buitenste lagerelement 523 bestaat uit twee lagerringen 61 en 62, die via. een kogelvlak 63 op elkaar gesteund zijn, zodat fe een kogelgewricht ontstaat. Het binnenste lagerelement 524 < bezit een hydrostatisch lagervlak 64, waarop de binnenste i ff- 10 ring 62 van het buitenste lagerelement 523 gelagerd is. p

Aan beide zijden van dezebinnenste lagerring 62 bevinden [; Γ zich · kcpzijdige lagervlakken 65 en 66, die eveneens hydro- |

Sf; statisch uitgevoerd zijn. Overeenkomstige olietoevoer- f leidingen 67 verzorgen dit hydrostatische lager, om een h

15 wrijvingsarm bedrijf mogelijk te maken. I

In fig. 13 draagt de mantel 3 een elastische bekleding 1 68, bijvoorbeeld van papier. Het is aanschouwelijk gemaakt, % dat de walsen 1 en 2 niet vertikaal boven elkaar behoeven te t £ liggen, maar dat het drukbehandelingsvlak 37 ook een hoek | 20 ten opzichte van de vertikaal kan innemen. In dit geval f werkt reeds het gewicht G van de mantel 3 op een zodanige jj wijze, dat toegevoegd aan de krachtcomponent P, die in het ï drukbehandelingsvlak loopt, een dwarskrachtcomponent Q ί optreedt. In dit geval moeten de aan de .drukgevers 11 en 13 f; 25 toegevoerde drukken groter zijn dan de aan de drukgevers f 10 en 12 toegevoerde drukken, opdat de dwarskrachtcompo- ; nent Q gecompenseerd wordt. Wanneer tijdens bedrijf nog t toegevoegde dwarskrachten optreden, zijn de aan de afzonderlijke drukgevers toe te voeren drukken overeenkomstig te 30 veranderen. In fig. 14 is een variant van fig. 13 zichtbaar gemaakt. Voor gelijke delen worden dezelfde kentekens, voor overeenkomstige delen met 600 verhoogde kentekens gebruikt.Het lager 604 heeft een ongeveer driehoekige doorsnede.

In de nabijheid van elk lagerdeel 7 zijn telkens drie steun-35 elementen 608 alsmede70 en 71 ,aangebracht. Met de buiten het drukbehandelingsvlak 37 aangebrachte steunelementen 70 en 71 · laten zich vergelijkbaar grote dwarskrachtcoraponenten op- \ brengen, zonder dat gelijktijdig ook grote krachtcomponenten [ in de richting van het drukbehandelingsvlak opgewekt — - — 8402245 -14- behoeven te worden.

In fig. 15 is zichtbaar gemaakt, dat de wals 1 ook met twee tegenvlakken 2 en 602 kan samenwerken. In dit geval moet het ene steunelement 608 in de richting van een 5 drukbehandelingsvlak 37 en het tweede steunelement 70 in de richting van het andere drukbehandelingsvlak 637 verstelbaar zijn.

8402245

Claims

1. Drukbehandelingswals met een mantel, die door een vaststaande, aan zijn einde in een staander afgesteunde drager wordt doorlopen en op over de mantellengte verdeelde lagerdelen aangrijpende, door hydraulische drukgevers 5 belaste steunelementen gelagerd is, die de walsmantel tegen tenminste één andere wals verplaatsen en aandrukken, waarbij elk manteleinde een samen daarmee lagerbare lager-eenheid heeft, waarvan het binnenste lagerelement voor het afsteunen van axiale krachtem en/of voor het afdichten met aan 10 'de drager bevestigde delen samenwerkt, met het kenmerk, dat voor elk lagerdeel (7) tenminste twee in de omtreksrichting versprongen steunelementen (8,9; 608, 70, 71) en voor elk steunelement tenminste twee in de omtreksrichting versprongen drukgevers (10,11,12,13) aangebracht zijn en dat 15 voor het positioneren van de assen van de manteleinden bij benadering in het drukbehandelingsvlak (37; 637) een drukregelaar (19; 619) voor de de drukgevers toe te voeren druk aanwezig is, waarmee de som van alle dwarskracht-componenten, die door de drukgevers loodrecht op het 20 drukbehandelingsvlak op de mantel (3) overgebracht worden, op zijn minst bij benadering gelijk gehouden wordt aan de som van de van buiten op de mantel werkende dwarskracht-componenten.

2. Drukbehandelingswals volgens conclusie 1, 25 met het kenmerk, dat in de omtreksrichting de versprongen steunelementen (8,9; 608,70,71) symmetrisch ten opzichte van het drukbehandelingsvlak zijn ingericht.

3. Drukbehandelingswals volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat telkens twee in de omtreksrichting 30 versprongen steunelementen aanwezig zijn, die in de nabijheid van het drukbehandelingsvlak (37) op diametraal tegenover elkaar liggende zijden van de drager (4) aangebracht zijn.

4. Drukbehandelingswals volgens conclusie 1 of 2, 35 met het kenmerk, dat drie steunelementen (608,70,71) aanwezig zijn waarvan het ene in de nabijheid van het drukbehandelingsvlak (37) op de naar. de andere wals toegekeerde zijde van de drager (4) en de beide andere op de tegenoverliggende 8402245 * V -16- * * zijde van de drager symmetrisch aan beide zijden van het drukbehandelingsvlak aangebracht zijn.

5. Drukbehandelingswals volgens één van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de steunelementen (8,9) in 5 omtreksrichting een grotere maat dan in axiale richting hebben.

6. Drukbehandelingswals volgens één van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de binnens e lagerelementen (124;224;324;424) door in hoofdzaak slechts door het door de 10 mantel uitgeoefende draaimoment belaste, met tegenvlakken (46,47; 246 ,247;346,347; 446,447) samenwerkende draaimoment-steunen (44,45; 244,245; 344;444,445) tegen verdraaien geborgd . zijn.

7. Drukbehandelingswals volgens conclusie 6, 15 met het kenmerk, dat de draaimomentsteunen (44,45; 244,245; 344; 444,445) met speling met de tegenvlakken (46,47; 246, 247; 346,347; 446,447) samenwerken.

8«. Drukbehandelingswals volgens één van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de draaimomentsteunen (44,45; 20 244,245; 344,444,445) bij radiale verschuiving langs de tegenvlakken (46,47; 246,247; 346,347; 446,447) wrijvings-arme aanslagen hebben.

9. Drukbehandelingswa1s volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de aanslagen onder rolwrijving met de 25 tegenvlakken samenwerken.

10. Drukbehandelingswals volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de aanslagen rollen zijn.

11. Drukbehandelingswals volgens één van aë conclusies 6-10, met het kenmerk, dat de draaimomentsteunen (444,445) 30 aan het binnenste lagerelement (424) aangebracht zijn en aan · . tegenvlakken (446,447) van de staander (406) aangrijpen.

12. Drukbehandelingswals volgens één van de conclusies 6-10, met het kenmerk, dat de draaimomentsteunen (44,45; 35 344) aan de drager (4) aangebracht zijn en met tegenvlakken (46,47; 246,247; 346,347) aan het binnenste lagerelement (124; 224; 324) samenwerken. 8402245 , k -17-

13. Drukbehandelingswals volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de tegenvlakken {46,47; 246,247; 346, 347. door de zijwanden van een groef gevormd zijn," die uitgaat van de naar de. drukgever toegekeerde kopzijde van het binnenste 5 lagerelement (124; 224; 324).

14. Drukbehandelingswals volgens één der conclusies 5- 13, met het kenmerk, dat de draaimomentsteunen (344) en de tegenvlakken (346,347) slechts aan één zijde van de drager (4) aangebracht zijn.

15. Drukbehandelingswals volgens één der conclusies 6- 14, met het kenmerk, dat telkens een draaimomentsteun (44,45; 244,245; 344) met speling tussen twee tegenvlakken (46,47; 246,247; 346,347) aangebracht is.

16. Drukbehandelingswals volgens conclusie 15, 15 met het kenmerk, dat de draaimomentsteunen (44,45) dichter bij de mantel (3) dan bij de drager (4) aangebracht zijn.

17. Drukbehandelingswals volgens één der conclusies 1-16, met het kenmerk, dat de lagereenheid (522) een kogelgewricht (61,62) vormt.

18. Drukbehandelingswals volgens één der conclusies 1-17, met het kenmerk, dat een buitenste lagerelement (523) hydrostatisch om de omtrek van het binnenste lagerelemenl: (524) gelagerd is.

19. Drukbehandelingswals volgens conclusie 18, 25 met het kenmerk, dat ook de voor de overdracht van axiaJLe tot krachten van het buitenste lagerelement (523) op het binnenste lagerelement (524) dienende kopvlakken (65,66) hydrostatische lagers vormen.

20. Drukbehandelingswals volgens één der conclusies 30 1-18, met het kenmerk, dat voor het overdragen van axiaal- krachten van het binnenste lagerelement (224) op de drager (4) met tegenvlakken (52; 55) samenwerkende axiaalkracht-steunen (50,52; 53,54) aangebracht zijn die bij radiaal-verschuiving langs de tegenvlakken wrijvingsarme aanslagen 35 'hebben.

21. Drukbehandelingswals volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de aanslagen van de axiaalkrachtsteunen (50,51; 53,54) eveneens rollen zijn. 8402245 C- -18-

22. Drukbehandelingswais volgens één van de conclusies 1-21, met het kenmerk, dat positie-sensoren (33,34,35) aangebracht zijn, die de plaats van de lagereenheid (22) met betrekking tot de drager (4) vaststellen en de 5 •drukregelaar (19) zodanig beinvloeden, dat de as van de lagereenheid in het drukbehandelingsvlak (37) gehouden wordt.

23. Drukbehandelingswais volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat twee radiale positie-sensoren (33,34) 10 loodrecht op het drukbehandelingsvlak (37) op tegenover elkaar liggende zijden van de drager (4) aangebracht zijn.

24. Drukbehandelingswais volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat een derde radiale positie-sensor (35) in het drukbehandelingsvlak (37) aangebracht is.

25. Drukbehandelingswais volgens één der conclusies 1-24, met het-kenmerk, dat de mantel (3) een elastische overtrek (68) draagt. 8402245