NL193627C - Werkwijze voor het kneden van stukken vlees, zoals hammen. - Google Patents

Description

1 193627

Werkwijze voor het kneden van stukken vlees, zoals hammen

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het kneden van stukken vlees, zoals hammen, in een om een hellende as draaibare trommel, waarbij de stukken vlees via het ene, boven liggende einde van de 5 trommel naar binnen worden gebracht en na een gekozen verblijfstijd in de draaiende trommel via hetzelfde einde uit de trommel worden afgevoerd. Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Franse octrooischrift 2.357.182.

Het kneden van stukken vlees, zoals hammen, heeft o.a. tot doel de malsheid, de soepelheid, de kleur alsook de toegankelijkheid voor pekelvloeistof en de gelijkmatige verdeling daarvan te verbeteren.

10 Bij de bekende werkwijze volgens het bovengenoemde Franse octrooischrift wordt het kneden van de stukken vlees bewerkstelligd door de stukken vlees gedurende een gekozen tijd in de draaiende trommel rond en over elkaar te laten tuimelen. Het kneedeffect zal daarbij voornamelijk worden bereikt door het onderlinge contact tussen de stukken vlees. In dit opzicht vormt de werkwijze volgens het hier beschouwde Franse octrooischrift een verbetering ten opzichte van de klassieke werkwijze, waarbij het kneden plaats-15 vindt in een verticaal opgesteld vat met behulp van een in het vat ronddraaiende mengschoep (zie b.v. het Amerikaanse octrooischrift 4.038.426). Hoewel de draaisnelheden bij het kneden van stukken vlees, zoals hammen, in het algemeen betrekkelijk laag zijn, kunnen de armen van een mengschoep bij de traditionele werkwijze toch vaak tot ongewenste kneuzingen leiden. Het gevaar voor dergelijke ongewenst kneuzingen nu is bij een werkwijze als die volgens het Franse octrooischrift 2.357.182 niet aanwezig of in elk geval 20 aanzienlijk minder. Daar staat tegenover dat de kneedwerking volgens het Franse octrooischrift 2.357.182 minder intensief is en niet voor alle soorten vlees (ham) even effectief is.

De uitvinding nu beoogt een zodanige verbetering van de in de aanhef omschreven werkwijze, dat een intensieve kneedwerking wordt bereikt, zonder dat de kans op ongewenste kneuzingen daardoor wordt vergroot.

25 Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat de kneedwerking wordt uitgevoerd in een trommel met vanaf de trommelmantel naar binnen reikende, ten opzichte van de as schroeflijnvormig verlopende geleidingsuitsteeksels, waarbij de draairichting van de trommel na het inbrengen van de stukken vlees zo wordt gekozen, dat de geleidingsuitsteeksels een naar het andere, gesloten einde van de trommel gerichte krachtcomponent op de stukken vlees uitoefenen en waarbij de draairichting vervolgens ten minste eenmaal 30 wordt omgekeerd alvorens de behandelde stukken vlees uit de trommel af te voeren.

Bij de door de uitvinding voorgestelde werkwijze komen de stukken vlees niet alleen met elkaar, doch ook met de geleidingsuitsteeksels in aanraking. Anders dan bij de klassiek in een verticaal vat met een horizontale mengschoep uitgevoerde werkwijze leidt deze aanraking met de geleidingsuitsteeksels echter niet tot ongewenste kneuzingen doch juist tot een intensivering van het onderlinge contact van de stukken 35 vlees en daarmede tot een verbetering van het kneedeffect. Om de stukken vlees na de uitgevoerde kneedwerking automatisch uit de trommel te doen afvoeren is het nodig de draairichting van de trommel om te keren, waarna de schroeflijnvormig verlopende geleidingsuitsteeksels de stukken vlees in de richting van het bovengelegen einde transporteren.

Het kan echter van voordeel zijn de op de van het bovenliggende invoereinde naar het onderliggende 40 gesloten einde van de trommel bewegende stukken vlees uitgeoefende kneedwerking nog een of meer keren te herhalen. In dat geval verdient het aanbeveling het invoereinde van de trommel uiterlijk op het tijdstip van de (eerste) omkering van de draairichting van de trommel te sluiten en pas weer te openen, nadat de trommeldraairichting ten minste voor een tweede maal is omgekeerd. Daarbij is het duidelijk, dat de uiteindelijke draairichting voor afvoer van de bewerkte stukken vlees tegengesteld moet zijn aan die, 45 welke het eerst is toegepast.

Opgemerkt dient te worden dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3.665.735 een inrichting in de vorm van een om een hellende as draaibare trommel met vanaf de trommelwand naar binnen reikende, ten opzichte van de as schroeflijnvormig verlopende geleidingsuitsteeksels bekend is. Deze bekende inrichting is echter ontwikkeld en bestemd voor het prepareren van huiden. Daarbij gaat het om de behandeling van huiden in 50 opeenvolgende chemische baden, waarmede ongewenste bestanddelen worden verwijderd. Uiteindelijk vindt dan het looien van de huiden plaats.

Gezien in het licht van het Amerikaanse octrooischrift 3.665.735 is de onderhavige uitvinding in feite terug te voeren op de verrassende vondst, dat de voor het behandelen van huiden ontwikkelde inrichting volgens het Amerikaanse octrooischrift 3.665.735 ook bijzonder geschikt is voor het kneden van stukken 55 vlees en dat daarbij uiteenlopende soorten vlees optimaal kunnen worden behandeld, met inbegrip van beenham.

193627 2

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin twee uitvoeringsvormen van de inrichting die bij de werkwijze volgens de uitvinding worden toegepast, zijn weergegeven.

Figuur 1 is een langsdoorsnede door de trommel.

Figuur 2 is een eindaanzicht volgens ll-ll van figuur 1, waarbij de trommel wordt gezien in de richting 5 naar het open einde, bij gesloten deur.

Figuur 3 is een gedeeltelijke langsdoorsnede met details van de eerste uitvoeringsvorm van de inrichting met de deur in gesloten en met streep-stiplijnen in de open stand.

Figuur 4 is een detaildoorsnede van een versterkingsflens van de deur en een versterkingsflens om het open trommeleinde.

10 Figuur 5 is een dwarsdoorsnede volgens V-V van figuur 1 door de trommel, gezien in de richting naar het open trommeleinde.

Figuur 6 is een dwarsdoorsnede volgens VI-VI van figuur 1 van de trommel, gezien in de richting naar het gesloten trommeleinde.

Figuur 7 toont een detail in doorsnede van een schroefgang en de bevestiging daarvan aan de 15 trommelwand.

Figuur 8 is een doorsnede door een luik in de zijwand van de trommel.

Figuur 9 is een eindaanzicht van de tweede uitvoeringsvorm van de inrichting met een deurbedienings-mechanisme, waarbij een deel van de scharnierende verankering voor het mechanisme in doorsnede is weergegeven.

20 Figuur 10 is een zijaanzicht van het mechanisme van figuur 9 met deurzwenkcilinder en zuiger voor de beweegbare arm, tezamen met elektromagnetische vacuümkleppen voor bediening van de zwenkcilinder en cilinders voor de klemorganen.

Figuur 11 is een bovenaanzicht van het mechanisme van figuur 9 met de deur in geopende toestand in streep-stiplijnen.

25 Eerst wordt nu de eerste uitvoeringsvorm volgens figuur 1 tot 8 beschreven.

De inrichting voor het kneden van een groot aantal stukken vlees, heeft een roteerbare trommel 10 van roestvrij staal, die door middel van blazen met glasbolletjes is afgewerkt, gemonteerd volgens een met de horizontaal hellende hartlijn en gesteund door voetstukken 11,12.

30 De trommel heeft een zijwand 13, bestaande uit vier segmenten, 13A, 13B, 13C en 13D, waarbij segment 13A taps verloopt van een gesloten einde 14 van de trommel af naar een grotere diameter om het middendeel 13B en daarna taps verloopt in de segmenten 13C en 13D geleidelijk naar een kleinere diameter aan het open einde van de trommel. Het gesloten einde 14 heeft een centraal gelegen, inwendig, conisch huis 15. Dit huis is gevormd uit een deel 16 van de eindwand 14, een conische binnenwand 17 en 35 een centraal cirkelvormig segment 18 binnen de trommel 10. Het conische huis 15 begrenst een gebied waar doorheen een conventionele rechtstreekse hydrostatische aandrijving 19 kan worden gekoppeld met het gesloten einde 14 van de trommel. De hydrostatische aandrijving 19 is zelf gemonteerd op het voetstuk 11 en vormt daarbij de montagesteun voor de trommel aan dit einde.

Het voetstuk 12 is gelegen rond de zijwand 13 en heeft op een afstand van het gesloten einde 14 nog 40 een montagesteun voor de trommel. Op het voetstuk 12 zijn rollen 20 aangebracht, waardoor een leibaan 21 aan de zijwand 13D van de trommel kan draaien. Daardoor is de trommel roteerbaar om zijn langs-hartlijn, die met de horizontaal helt in een gebied tussen 10 en 15°, bij voorkeur 12°.

De trommel 10 heeft een open einde 22, dat afsluitbaar is met een deur 23, hetgeen nodig kan zijn bij de werking van de trommel. De schroefgangen zijn gemonteerd aan de binnenzijde van de zijwand 13 en 45 verlopen ongeveer over de gehele lengte van de trommel tussen het gesloten en het open einde. De schroefgangen bestaan uit twee schroeflijnvormige schoepen 24, die 180° faseverschil met elkaar hebben. De spoedhoek van de schoepen 24 is zodanig gekozen ten opzichte van de zijwandsegmenten 13A tot 13B, dat bij rotatie in een eerste richting de stukken vlees, zoals hammen 25 in de trommel naar het gesloten einde 14 toe worden bewogen. Bij rotatie in de tegengestelde richting wordt de inhoud 25 gedrukt naar het 50 open einde 22 en wanneer de deur 23 open is worden de producten afgevoerd door het open einde van de trommel. De spoedhoek in de middendelen 13B en 13C van de trommel bedraagt ongeveer 26° en is iets kleiner in het afvoerdeel 13D door de afnemende diameters van de zijwand 13.

De schoepen 24 (figuur 6) ontmoeten de conische wand 17 aan het gesloten einde 14 ongeveer loodrecht en dit is verkregen door lippen 26 aan te brengen, die ongeveer loodrecht staan op het normale 55 platte deel 27 van de schoepen 24. Door dit loodrechte verloop van de schoepen 24 op de wand 17 worden de stukken vlees 25 niet wigvormig vastgeklemd in een vernauwend hoekdeel, dat zou bestaan wanneer de schoepen 27 geleidelijk overgingen in de conische wand 17.

3 193627

De rand 28 van de schoepen 24 heeft een verdikte dwarsdoorsnede 29 voor het verminderen van schadelijke werking op de voedselstukken tijdens de werking van de trommel. Die werking kan zijn kneuzen van de stukken vlees of ongewenst losmaken an stukjes vlees van de grotere stukken 25. De verdikte doorsnede 29 is gevormd door het vastlassen van een buisvormig pijpdeel 29 aan de bovenzijde van de 5 plaat, die de schoepen 24 vormt.

De deur 23 (figuur 3) bestaat uit een schotelvormige plaat 30. Midden in de plaat 30 is een doorgaande opening 31 aangebracht, welke is verbonden met een pijp 32. Tussen de opening 31 en het inwendige van de trommel is een zeef 33 aangebracht, die belet dat deeltjes van het vlees in de opening 31 en de pijp 32 komen. Rond de plaat 30 is een cirkelvormige versterkingsflens 24 (figuur 4) aangebracht, voorzien van een 10 cirkelvormige sleuf 35, waarin een afdichtring 36 is opgenomen. De flens 34 heeft een taps ten opzichte van het vlak van de plaat 30 verlopende rand 37, welke kan aanliggen tegen een tapse rand 38, gevormd in een cirkelvormige versterkingsflens 39, welke is gelast aan het segment 13D van de trommel aan het einde 40 namelijk het open einde 22 van de trommel. De bij elkaar horende tapse randen 37, 38 vergemakkelijken het zelf uitlijnen van de deur 23 ten opzichte van het open einde 22, zodat een luchtdichte afdichting kan 15 worden verkregen met de afdichtring 36, die aanligt tegen de tapse rand 38.

In de zijwand van de trommel zijn twee mangaten 54, 55 (figuur 8) aangebracht. Deze liggen verschoven ten opzichte van elkaar zowel in dwars- als in langsrichting. Elk mangat heeft een opening 56 in de zijwand 13 en een deksel 57 dat axiaal kan worden geplaatst in en in aanraking kan komen met de opening 56, waardoor deze openingen doelmatig kunnen worden afgedicht. Een afdichtring 58 ligt aan tegen de mond 20 59 rond de opening 56. Met een handwiel 60 en een dwarsstang 62 kunnen de deksels 57 doelmatig worden bediend.

Rond het open einde 22 van de trommel is een scherm 61 gemonteerd dat de montagerollen 20 en de leibaan 21 afdekt, evenals de opening 22, van delen van de trommel en aandrijfmechanisme 19 die liggen achter het scherm 61 in de richting naar het gesloten einde 14 van de trommel. Aan het scherm 61 is een 25 afvoertrechter 62 bevestigd, zodat uit de trommel afgevoerde stukken vlees 25 op geschikte wijze naar afvoerorganen kunnen worden gebracht.

In het inwendige van de trommel kan vacuüm worden getrokken door de pijp 32 door middel van een vacuümpomp 41, gemonteerd aan het frame 42 beneden de trommel 10. In het algemeen heeft de pijp 32 een voorste deel 43, dat met de opening 31 is verbonden en dat met een roterende koppeling 44, een 30 elleboog 45, is verbonden met een buigzame vacuümbuis 46. In de pijp 32 kan op een willekeurig geschikt punt een afsluiter worden aangebracht, zodat de vacuümpomp 41 en de trommel naar wens met elkaar kunnen worden verbonden of van elkaar afgesloten. In sommige gevallen kan de koppeling 44 worden verwijderd en kan de afsluiter worden gesloten nadat een geschikt vacuüm via de pijp 32 is getrokken. De vacuümpomp 41 is dan afgesloten van de deur 23 en de trommel.

35 De deur 23 (figuur 3) is verbonden met een arm 47, die van de deur uitsteekt en van het eerste deel 43 van de pijp 32 naar een steun 48 die zijdelings op afstand van de zijwand 13 van de trommel is gelegen.

De steun 48 van de arm 47 vormt een scharnier 49, waarom de deur beweegbaar is. Doordat het scharnier op afstand van de deurplaat 30 is gelegen heeft de deur voldoende flexibiliteit om zelfuitlijning te krijgen met het open trommeleinde 22. Van de steun 48 verloopt een stang 50, die is verbonden met een zuigerstang 40 51 van een cilinder 52. Dit zuigercilindersamenstel kan pneumatisch worden gedreven via toevoerleidingen 53 voor het openen en sluiten van de deur 23. Voor de werking van de behandelingsinrichting wordt de deur 23 geopend en worden stukken vlees 25 in de trommel gebracht. Indien gewenst kan ook een verduurzamingsmiddel 63 in de trommel worden gebracht tot het gewenste niveau. Ook kan de verduurzamingsvloeistof 63 worden geïnjecteerd in de stukken vlees 25 vóór het brengen in de trommel.

45 Daarna wordt de deur 23 gesloten en de trommel geroteerd in een eerste richting waardoor een kracht ontstaat in hoofdzaak naar het gesloten einde 14. Hierdoor worden de stukken vlees 25 gemasseerd totdat de gewenste eigenschappen ervan zijn verkregen. Vervolgens wordt de trommel ook in de tegengestelde richting geroteerd en in dat geval wordt bij gesloten deur een tegengestelde kracht op de stukken vlees 25 uitgeoefend, waardoor het vlees andere eigenschappen krijgt. Bij sommige processen kan de trommel 50 gedurende bepaalde gewenste perioden stilstaand worden gehouden, waardoor het vlees weer andere eigenschappen krijgt.

De afvoer van het vlees wordt verkregen door het openen van de deur 23 en het roteren van de trommel in de juiste richting, zodanig dat het vlees naar omhoog wordt gebracht naar het open einde 22, vanwaar de stukken vallen in de afvoergoot 62 en worden verwijderd.

55 Bij een andere toepassing van de uitvinding wordt een geschikt vacuüm getrokken in de trommel bij gesloten deur 23, welk vacuüm tot ongeveer 98 kpa kan bedragen, door het in werking stellen van de vacuümpomp 41. Een manometer 64 meet het vacuüm in de trommel. Met de roterende koppeling 44 wordt 193627 4 de vacuümpomp 41 verbonden gehouden met de trommel. In andere gevallen kan de vacuümbuis 46 worden losgemaakt van de deur. Het vacuüm bevordert bepaalde eigenschappen van het vlees en vergroot ook de snelheid waarmee bepaalde eigenschappen aan het vlees worden gegeven. Voor andere uitvoeringsvormen van de onderhavige werkwijze kunnen andere waarden van vacuüm en druk in de 5 trommel worden toegepast.

Bij een bepaalde uitvoeringsvorm van de inrichting voor het masseren van de stukken vlees met of zonder been worden de stukken vlees met een soortelijk gewicht tussen 0,78-0,91 Kg per dm3 in de trommel gebracht. De stukken worden geïnjecteerd met tot 40% verduurzamingspekel 63. Behalve uitgelekte geïnjecteerde pekel en een zeer kleine hoeveelheid vrije pekel is weinig vloeistof in de lading 10 aanwezig. Tijdens het masseren wordt al het vrije vocht geabsorbeerd door het vlees. Aan het einde van het proces is de lading meer visceus, maar blijft glad en gemakkelijk hanteerbaar. Warmte kan worden toegevoerd door injectie van stoom of op ander wijze. Ook kunnen geschikte smaakstoffen worden toegevoegd.

Controle van de inhoud van de trommel is mogelijk door de mangaten 54, 55. Doordat deze, zoals 15 aangegeven ten opzichte van elkaar zijn verplaatst op de trommel is controle van verschillende gebieden van de trommel mogelijk. De mangaten vergemakkelijken het spoelen van de trommel bij het reinigen. Het reinigen geschiedt aldus dat de spoelvloeistof wordt toegevoerd aan de trommel, waarna de mangaten 54, 55 worden gesloten evenals de deur 23. Voorts wordt de trommel geroteerd in een der beide richtingen. Daarna wordt de spoelvloeistof afgevoerd via de mangaten 54, 55 of door het open einde 22 wanneer de 20 trommel 10 in tegengestelde richting wordt geroteerd.

Doordat de ring 36 is gemonteerd in de flens 34 van de deur 23 is het mogelijk de ring 36 eenvoudig te verwijderen voor vergemakkelijking van de reiniging van de sleuf 35, waardoor de inrichting zuiver en steriel kan worden gehouden.

Een geschikte toevoertrechter is aangebracht op zwenkwielen voor het toevoeren van de stukken vlees 25 25 aan de trommel 10 en in dit verband is het gewenst dat de toevoertrechter een goot heeft, die het open einde 22 van de trommel kan binnengaan. Hierdoor wordt verspillen van vloeistof met hoog eiwitgehalte vermeden en hierdoor kan eveneens een verlies aan eindopbrengst van het product worden voorkomen.

De vacuümpomp 41 kan los van het frame 42 worden gemonteerd. Er kan worden gezorgd voor een automatische geprogrammeerde werking van de vacuümpomp 41 en van de hydrostatische aandrijving 19, 30 zodat bepaalde werkcycli bij de behandeling kunnen worden gevolgd.

De voordelen van het gebruik van de inrichting omvatten een vergrote productiviteit met minder apparatuur dan het gebruik van andere bekende inrichtingen voor dezelfde productiviteit. Een eenheid volgens de uitvinding met een capaciteit van 6800 Kg is bijvoorbeeld equivalent aan negen massage-inrichtingen met verticale schoepen met elk een capaciteit van 770 Kg. Terwijl de eenheid volgens de 35 uitvinding, werkend onder vacuüm, slechts een cyclus van 6 a 7 uur nodig heeft, hebben de inrichtingen met verticale schoepen drie maal zoveel tijd nodig voor dezelfde hoeveelheid gemasseerd eindproduct. Evenzo zijn bij het systeem van het rondwentelen onder vacuüm volgens de bovengenoemde Amerikaanse octrooischriften 4.029.824, 4.036.122 en 3.746.316 twee inrichtingen nodig voor dezelfde hoeveelheid product.

40 Onder atmosferische druk vindt massage plaats gedurende een periode van 18 tot 24 uur. De rotatie-snelheid bij het masseren is normaal 2 tot 4 omwentelingen per minuut. Voorlopige proeven met de uitvinding hebben aangetoond dat snel masseren van stukken vlees mogelijk is bij een snelheid van 10 omwentelingen per minuut zonder schadelijke effecten aan het product.

De uitgevonden werkwijze geeft, bij werking met lage rolsnelheid of bij hogere masseersnelheid, een 45 beter product met minder beschadigingen, onafhankelijk van het feit of de werking plaatsvindt onder vacuüm of bij atmosferische druk.

Verder kan de massageinrichting ook dienen voor het rondwentelen van vlees of andere voedselstukken bij atmosferische druk of onder vacuüm bij een snelheid tot 12 toeren per minuut en deze universele toepassingsmogelijkheid van de uitvinding is een extra belangrijk voordeel op het gebied van voedsel-50 behandelinrichtingen.

De investeringskosten zijn belangrijk lager bij de werkwijze volgens de uitvinding, evenals de loonkosten en andere kosten bij de werking. De kosten en het werk voor het reinigen van de inrichting zijn minder en dit kan worden uitgevoerd bij een rotatiesnelheid van 10 tot 12 toeren per minuut.

Bij andere uitvoeringsvormen volgens de uitvinding is het mogelijk een spoedhoek toe te passen van de 55 schoepen 24 in de centrale delen 13B, 13C van de trommel in een gebied tussen 20 en 45°. Het blijkt dat de meest gewenste schoephoek in de buurt ligt van 25 tot 30°. Een factor die bepalend is voor de gewenste spoedhoek, is de hellingshoek van de trommel met de horizontaal, welke eveneens variabel is, afhankelijk 5 193627 van speciale producteisen.

Bij nog een andere uitvoeringsvorm is het mogelijk de mangaten 54, 55 slechts in langsrichting of slechts in dwarsrichting ten opzichte van elkaar te verplaatsen. De mangaten 54, 55 kunnen zich bevinden in een enkel deel 13A, 13B, 13C of 13D van de zijwand 13, terwijl zij midden tussen de schoepen 24 van de 5 schroeflijnen kunnen liggen.

In plaats van pneumatisch kunnen de zuiger 51 en de cilinder 52 en dus de deur 23 ook hydraulisch worden bediend of met een andere geschikte bedieningsinrichting.

In nog een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kan een andere afdichting worden toegepast tussen de deur 23 en het open trommeleinde 22. De deur 23 kan dan zijn voorzien van een vlak in plaats 10 van een flens 34, welke aanligt tegen de omtrek van het open einde 22, terwijl tussen dit vlak en de omtrek een afdichting 36 is aangebracht.

Bij sommige uitvoeringsvormen is de deur gemonteerd aan een steunconstructie welke deel uitmaakt van de fundatie om de trommel. Ondanks juist uitlijning van de trommel en de deur wanneer de inrichting nieuw is, is gebleken dat door slijtage, bijvoorbeeld van de rollen, waarop de trommel steunt, of door fabricage-15 toleranties, een verkeerde uitlijning kan optreden tussen de mond van de trommel en de deur. Daar het belangrijk is dat deze afsluiting dicht is, zodat vacuüm kan worden getrokken, is gebleken dat de werking van de eerste uitvoeringsvorm van de trommel volgens figuren 1 tot 8 niet altijd voldoende doelmatig is.

Door deze verkeerde uitlijning kunnen ongewenste spanningen optreden in het trommelmontage-mechanisme en in het bijzonder in het scharnier van het deurbedieningsmechanisme, dat een verlengd deel 20 is van de fundatie waarop de trommel rust.

De tweede uitvoeringsvorm, die nu wordt beschreven aan de hand van figuren 9 tot 11, betreft een deurbedieningsmechanisme waardoor een beweegbare houder en de deur voor de mond van de houder kunnen worden uitgelijnd, zodanig dat het niet op een lijn liggen door slijtage of overigens normale fabricagetoleranties wordt verminderd en beschadiging wordt belet van de deurmontage met scharnierende 25 steun en andere schadelijke effecten aan de steunorganen van het deurbedieningsmechanisme. Verder worden middelen verschaft voor het instellen van de relatieve stand van de deur ten opzichte van de trommel, op gemakkelijke wijze, zodat doelmatige afdichting tussen deur en trommelmond kan worden bereikt.

Het deurbedieningsmechanisme voor een deur 310 voor de mond 311 van een roteerbare trommel 312 30 heeft een klemorgaan 313. Dit klemorgaan bestaat uit een paar hefboomelementen 314, die elk aan hun einde een paar bekken 315 hebben. De bekken kunnen worden geplaatst om een holle as 316 waardoorheen vacuüm in de trommel 312 kan worden getrokken. Op een afstand van de bekken 315 hebben de hefboomelementen 314 een gemeenschappelijk draaipunt 317 aan het einde van een verlengstuk 318 van een arm 319, die deel uitmaakt van beweegbare organen 320 voor het bewegen van de deur 310 van een 35 stand waarin de mond 311 van de trommel 312 wordt afgesloten naar een stand op een afstand van de mond.

Tussen de arm 319 en het verlengstuk 318 is een montageplaat 321 aangebracht, waarop een paar pneumatische cilinders 322 zijn bevestigd. De einden van de cilinders 322 hebben zuigers 323, welke zijn verbonden met de vrije einden 324 van de hefboomelementen 314. De andere einden 325 van de cilinder 40 322 zijn verbonden met een pneumatische krachtbron via slangen 326, welke zijn aangesloten op een T-stuk 327. De slang 328 is verbonden met een pneumatische krachtbron via een elektromagnetische klep 329 en een slang 330, hetgeen hieronder nader wordt besproken.

Het einde 331 van de arm 319 op een afstand van het verankeringsorgaan 313 is bevestigd aan een buisvormige wand 332, die de scharnierende verankering 333 voor de deur 310 vormt.

45 De buiswand 332 is zwenkbaar gemonteerd om een centrale scharnierpen 334, die roteerbaar is om een in hoofdzaak loodrecht op de rotatiehartlijn 335 van de trommel 312 staande hartlijn. De scharnierpen 334 wordt op zijn plaats gehouden door middel van twee stellen van vier stelhouten 336 aan de bovenzijde en vier stelhouten 336 aan de onderzijde van de pen 334. De bouten 336 liggen over de omtrek verdeeld rond de pen 334, ongeveer op afstanden van 90°.

50 De bouten 336 zijn geschroefd in een cirkelvormige steunring 337 en met stelmoeren 338 kan het uitsteken van de bouten 336 binnen de wand 332 worden geregeld. De scharnierpen 334 van de verankering 333 kan in dwarsrichting en axiaal ten opzichte van de rotatiehartlijn 335 van de trommel 312 worden bewogen. Uitlijnen van de deur 310 ten opzichte van de mond 311 van de trommel 312 kan nu nauwkeurig worden uitgevoerd en ingesteld in verband met fabricagetoleranties en slijtage tijdens de werking van de 55 trommel.

De wand 332 vormt tezamen met bussen 339, een afstandsplaat 340 en een drukringleger 341, een samengesteld huis voor het scharnierend ankerorgaan 333. Een steunarm 342 is met bouten 343 bevestigd 193627 6 aan een kolom 344 van de fundering 345 voor het deurmechanisme. Deze kolom 344 maakt deel uit van de fundatie 345 waarop de trommel 312 is gemonteerd. Tussen de trommel 312 en de fundering 345 zijn rollen en een leibaan aangebracht, waarop de trommel 312 kan roteren.

Onder de scharnierende verankering 333 is een steun 200 aangebracht, waarop twee elektromagneti-5 sche kleppen 329 en 346 zijn gemonteerd. Een slang 347 is via een elleboog 348 verbonden met een opening 349 voor het openen van de deur, van een deurzwenkcilinder 350. Een slang 351 is via de elleboog 348 verbonden met een opening 352 van de cilinder 350, voor het sluiten van de deur.

Een steun 342 vormt een eindwand 353, waarin een opening is aangebracht voor een as 354 die het verlengde is van het einde 355 van de deurzwenkcilinder 350. De as 354 is gemonteerd aan lippen 356, 10 bevestigd aan het einde 355. Moeren 357 aan weerszijden van de eindwand 353 maken instelling van de as 354 mogelijk en dus instelling van de relatieve stand tussen de deurzwenkcilinder 350 en de beweegbare arm 320. Hierdoor is de effectieve bewegingsafstand naar voren en naar achteren van de zuiger 358 instelbaar. Daardoor kan de bewegingsafstand van of de druk van de deur 310 op de mond 311 van de trommel 312 naar wens worden gewijzigd. Het einde van de zuiger 358 heeft een oog 359, waardoor een 15 bout 360 steekt voor verbinding van een paar lippen 361 met het oog 359. De bout 360 is vastgezet met een moer 362. De lippen 361 steken uit van de zijwand 332 van de verankering 333 en wanneer de zuiger 358 van de deurzwenkcilinder 350 naar voren en naar achteren beweegt, wordt de arm 319 bewogen van de stand waarin de deur 310 is gesloten naar de stand waarin de deur van de mond 311 is verwijderd en omgekeerd.

20 Rond de omtrek 201 van de deur 310 zijn lippen 202 op onderlinge afstanden aangebracht, welke passen om de mond 311 van de trommel 312. Deze lippen 202 dragen bij tot het uitlijnen van de deur 310 ten opzichte van de mond 311, zodat wanneer er ongewenste slijtage is opgetreden of een sterke misuitlijning aanwezig is, de lippen 202 aankomen tegen de omtrek 201 van de buitenzijde van de wand 364 van de trommel 312.

25 De holle as 316 is bevestigd aan het vlak 203 van de deur 310 door een montageplaat 365, gevormd in het deurvlak 203, ongeveer centraal rond de rotatiehartlijn 335 van de trommel. Het einde van de holle as 316 nabij de plaat 365 heeft een bijbehorende plaat 366, welke op geschikte wijze met bouten 367 kan worden bevestigd aan het deurvlak 203. Het andere einde 368 van de as 316 heeft schroefdraad 369 voor aansluiting van een vacuüminrichting. Op een afstand binnen de schroefdraad 369 bevindt zich een kraag 30 370 zodat tussen een andere kraag 300 aan de as 316 en deze kraag 370 een bepaalde afstand aanwezig is voor het opnemen van de breedte van de bekken 315 tussen de einden 204 en 205 van de hefboom-elementen 314, die de verankering met de deuras 316 geven. Zoals is weergegeven in figuur 11 bestaat een kleine spleet 371 van ongeveer 6 mm tussen het einde van de kraag 370 en het einddeel 372 van de bekken 315. Deze spleet bestaat wanneer de deur 310 is gesloten op de mond 311 en de arm 319 in zijn 35 verste stand is uitgebracht door het uitbrengen van de zuiger 358. In deze stand zijn de bekken 315 buiten ingrijping gebracht met de buitenzijde van de as 316.

Bij het begin van de werking van het deurbedieningsmechanisme zijn de bekken 315 in ingrijping met de holle as 316 en is de deur open. Nadat de trommel 312 is geladen wordt de deur gesloten door het bedieningsmechanisme. Nadat het vacuüm in de trommel 312, veroorzaakt door de vacuümpomp, de 40 waarde van 100 mm kwik heeft bereikt, worden de bekken 315 van de hefboomelementen 314 buiten ingrijping gebracht met de as 316 door bediening van de zuigers 323 van de cilinders 322. De trommelas 316 is nu vrij te roteren met de deur 310 en de trommel 312 als eenheid. Hierdoor worden de krachten, bewegingen en trillingen, uitgeoefend op de as 316 en het scharniermechanisme van de verankering 333 aan de kolom 344 door de arm 319 tot een minimum teruggebracht. Op deze wijze wordt een doelmatige 45 afdichting van de trommel door de rand 311 en de deur 310 gehandhaafd met minimale slijtage van de as 316 en de verankering 333. Er blijft een restdruk aanwezig in de deurzwenkcilinder 350 zodat na het losnemen van de bekken 315 van de as 316 de arm 319 iets verder naar binnen zwenkt, naar het deurvlak 203, door deze restdruk. Hierdoor ontstaat de spleet van 6 mm tussen het einde 372 van de bekken 315 en de kraag 370.

50 Bij wegvallen van het vacuüm in de trommel 312 verzekert de kraag 370 dat de bekken 315 om de holle as 316 blijven vasthouden, zodat, hoewel de as 316 niet wordt belet te roteren, de kraag 370 en de bekken 315 de as 316 tegenhouden en beletten dat de deur 310 ongewenst van de arm 319 wordt gescheiden.

Naarmate de trommel tijdens het bedrijf slijt kan een noodzakelijke verstelling van de stand van de deur 310 ten opzicht van de trommel 312 worden uitgevoerd door verplaatsing van de stelhouten 336 op de 55 verankering 333, waardoor de deur kan worden bewogen in dwarsrichting of langsrichting ten opzichte van de as 335.

Wanneer het proces is voltooid, wordt het vacuüm opgeheven en bij ongeveer 100 mm kwik doet de

Claims (2)

7 193627 deurzwenkzuiger 350 de arm 319 zwenken, waarbij het einde 372 van de bekken 315 aankomt tegen de kraag 370. Na een tijdvertraging van 1 seconde, worden de cilinders 322 bediend en doen de bekken 315 klemmen om de as 316. Wanneer de druk binnen de trommel vrijwe! tot atmosferische druk is teruggebracht, trekt de arm 319 onder invloed van de deurzwenkzuiger 350 de deur 310 van de trommelwand. 5 Tussen de deur 310 en de mond 311 van de trommel is een O-ringafdichting aangebracht teneinde te verzekeren dat een doelmatige afdichting van de gesloten trommel kan worden bereikt. De trommel 312 heeft aan de binnenzijde 206 van de wand 364 de hiervoor beschreven schroeflijnschoepen waarmee de trommelinhoud wordt behandeld, welke bestaat uit stukken vlees. De hartlijn 335 van de trommel 312 is hellend aangebracht ten opzichte van de horizontaal. Het andere einde van de trommel dan de mond 311 is 10 een gesloten einde. Hoewel bij de beschreven uitvoeringsvorm de as 316 hol is en wordt gebruikt om vacuüm in de trommel te trekken, is het mogelijk deze as ook massief uit te voeren en een geschikte vacuümaansluiting aan te brengen op een geschikt centraal punt in de langshartlijn aan het gesloten trommeleinde. In plaats van een as 316 voor het opnemen van de klemorganen 313 kan een ander opneemorgaan aan de deur worden 15 aangebracht voor ingrijping met het klemorgaan 313. Hoewel verder een tijdvertraging van 1 seconde is aangegeven tussen de beweging van de bekken 315, aanliggend tegen de kraag 370 en het tijdstip van aanraking van de bekken 315 met de as 316, is duidelijk dat ook andere tijdsintervallen kunnen worden toegepast in overeenstemming met andere werkomstandigheden. Bij een andere uitvoeringsvorm met deur, wanneer de trommel werkt onder atmosferische of hogere 20 druk, kan een geschikte vergrendeling worden toegepast om de deur vast te houden aan de trommel, vrij van de montageorganen. 25

1. Werkwijze voor het kneden van stukken vlees, zoals hammen, in een om een hellende as draaibare trommel, waarbij de stukken vlees via het ene, boven liggende einde van de trommel naar binnen worden gebracht en na een gekozen verblijfstijd in de draaiende trommel via hetzelfde einde uit de trommel worden afgevoerd, met het kenmerk, dat de kneedwerking wordt uitgevoerd in een trommel met vanaf de trommel-30 mantel naar binnen reikende, ten opzichte van de as schroeflijnvormig verlopende geleidingsuitsteeksels, waarbij de draairichting van de trommel na het inbrengen van de stukken vlees zo wordt gekozen, dat de geleidingsuitsteeksels een naar het andere, gesloten einde van de trommel gerichte krachtcomponent op de stukken vlees uitoefenen en waarbij de draairichting vervolgens ten minste eenmaal wordt omgekeerd alvorens de behandelde stukken vlees uit de trommel af te voeren.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het invoereinde van de trommel uiterlijk op het tijdstip van de (eerste) omkering van de draairichting van de trommel wordt gesloten en pas wordt geopend, nadat de trommeldraairichting ten minste voor een tweede maal is omgekeerd. Hierbij 6 bladen tekening