BE1025918A1

BE1025918A1 - Uitvoerhopper voor mediaverwerkingsinrichtingen

Info

Publication number: BE1025918A1
Application number: BE20185786A
Authority: BE
Inventors: Graham Marshall; Konstantinos Tsiopanos; Thomas R Helma; Noel R Bankston
Original assignee: Zebra Tech Corp
Priority date: 2017-11-08
Filing date: 2018-11-08
Publication date: 2019-08-08
Also published as: US20240166462A1; WO2019094175A1; BE1025918B1; US11884501B2; FR3073172B1; US10633208B2; BE1025918A9; GB2581067A; DE112018005354T5; CN111315672A; CN111315672B; GB2581067B; US20200216284A1; US20190135569A1; FR3073172A1; GB202005445D0

Abstract

Een beschreven voorbeeld-uitvoerhopper omvat een holte voor het ontvangen van media-eenheden van een uitvoer van een mediaverwerkingsinrichting, waarbij de holte de media-eenheden een stapel laat vormen in een eerste richting; een eerste deur die zwenkbaar verstelbaar is tussen een gesloten positie en een open positie, waarbij de eerste deur er is om de media-eenheden in de holte vast te houden wanneer in de gesloten positie; een tweede deur die verstelbaar is tussen de gesloten positie en de open positie, waarbij de tweede deur er is om de media-eenheden in de holte vast te houden wanneer in de gesloten positie; waarbij de eerste deur is ingericht om om een eerste as te zwenken die hoofdzakelijk parallel aan de eerste richting is; en de tweede deur is ingericht om te zwenken om een tweede as die hoofdzakelijk parallel aan de eerste richting is.

Description

UITVOERHOPPER VOOR MEDIAVERWERKINGSINRICHTINGEN

ACHTERGROND

Sommige mediaverwerkingsinrichtingen zijn ingericht om media-eenheden te verwerken, zoals identiteitskaarten (bijvoorbeeld rijbewijzen of werknemerspasjes). Zoals hierin gebruikt, verwijst de term media-eenheid naar een discrete media-eenheid. Hoewel sommige hierin beschreven voorbeelden worden beschreven gebruikmakend van de term “kaart,” is een kaart een voorbeeldtype van een media-eenheid en zijn voorbeeld-werkwijzen en inrichtingen die hierin zijn beschreven toepasbaar op ieder geschikt type van media-eenheid (eenheden).

Een mediaverwerkingsinrichting verwerkt een media-eenheid door bijvoorbeeld onderscheidingstekens te printen op één of meerdere oppervlakken van de media-eenheid en/of het coderen van de mediaeenheid met voor de machine-leesbare data. Nadat de media-eenheid is verwerkt, geeft de mediaverwerkingsinrichting de media-eenheid uit op een manier die de verwerkte media-eenheid toegankelijk maakt voor een gebruiker. De mediaverwerkingsinrichting geeft bijvoorbeeld de mediaeenheid uit in een holte die is ingericht voor het ontvangen en vasthouden van een meervoudig aantal media-eenheden. De holte wordt gedefinieerd door een structuur waarnaar wordt verwezen als een uitvoerhopper.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Volgens de uitvinding, is voorzien in een uitvoerhopper omvattende een holte voor het ontvangen van media-eenheden van een uitvoer van een mediaverwerkingsinrichting, waarbij de holte de mediaeenheden een stapel laat vormen in een eerste richting, een eerste deur die zwenkbaar verstelbaar is tussen een gesloten positie en een open

BE2018/5786 positie, waarbij de eerste deur er is voor het in de holte houden van de media-eenheden wanneer in de gesloten positie, een tweede deur die verstelbaar is tussen de gesloten positie en de open positie, waarbij de tweede deur er is voor het in de holte houden van de media-eenheden wanneer in de gesloten positie, waarbij de eerste deur is ingericht om te zwenken om een eerste as die hoofdzakelijk parallel aan de eerste richting is en de tweede deur is ingericht om te zwenken om een tweede as die hoofdzakelijk parallel aan de eerste richting is.

De eerste richting kan zich bij voorkeur uitstrekken vanaf een bodemoppervlak van de uitvoerhopper.

De holte kan bij voorkeur zodanig worden ingericht dat de media-eenheden rusten op het bodemoppervlak.

Het bodemoppervlak van de uitvoerhopper kan bijvoorbeeld een inspringing omvatten die is ingericht voor het verschaffen van ruimte tussen het bodemoppervlak en een oppervlak van een onderste van de media-eenheden.

De eerste deur kan bij voorkeur zwenkbaar worden bevestigd aan een eerste zijde van de uitvoerhopper en de tweede deur kan zwenkbaar worden bevestigd aan een tweede zijde van de uitvoerhopper, waarbij de eerste zijde tegenovergesteld is aan de tweede zijde.

De eerste deur kan worden verzwenkt van de gesloten positie naar de open positie in een eerste rotatierichting en de tweede deur kan worden verzwenkt van de gesloten positie naar de open positie in een tweede rotatierichting die verschilt van de eerste rotatierichting.

De eerste deur kan voordeligerwijs worden voorgespannen naar de gesloten positie en de tweede deur kan worden voorgespannen naar de gesloten positie.

Wanneer de eerste en de tweede deur in de gesloten positie verkeren, kan een eerste vasthoudend gedeelte van de eerste deur bij

BE2018/5786 voorkeur op afstand worden geplaatst van een tweede vasthoudend gedeelte van de tweede deur met een eerste afstand.

Wanneer de eerste en de tweede deur in de open positie verkeren, kan het eerste vasthoudende gedeelte bij voorkeur op afstand worden geplaatst van het tweede vasthoudende gedeelte met een tweede afstand die groter is dan de eerste afstand.

Het eerste media-vasthoudende gedeelte kan bijvoorbeeld worden ingericht om een kleinere rand van de media-eenheden aan te grijpen wanneer in de gesloten positie.

De eerste deur kan bij voorkeur een eerste uitsnijding bij een eerste bovenrand van de eerste deur omvatten, de tweede deur kan een tweede uitsnijding bij een tweede bovenrand van de tweede deur omvatten, en de eerste en tweede uitsnijding kunnen het de mediaeenheden mogelijk maken over de eerste en de tweede rand te glijden wanneer een capaciteit van de holte wordt overschreden.

De eerste as kan bij voorkeur een media-eenheidsvlak doorsnijden dat is gedefinieerd door een oppervlak van één van de mediaeenheden.

Volgens een ander aspect van de uitvinding is voorzien in een mediaverwerkingsinrichting omvattende een media-eenheid transportsamenstel dat is ingericht voor het geleiden van een verwerkte media-eenheid naar een media-eenheid uitvoer, en een uitvoerhopper voor het ontvangen van de verwerkte media-eenheid, de uitvoerhopper omvattende een eerste deur die zwenkbaar is bevestigd aan een behuizing van de mediaverwerkingsinrichting, waarbij de eerste deur een eerste vasthoudend gedeelte omvat, een tweede deur die zwenkbaar is bevestigd aan de behuizing van de mediaverwerkingsinrichting, waarbij de tweede deur een tweede vasthoudend gedeelte omvat, waarbij het eerste vasthoudende gedeelte op afstand is geplaatst van het tweede

BE2018/5786 vasthoudende gedeelte met een eerste afstand wanneer de eerste en de tweede deur in een gesloten positie verkeren, en het eerste vasthoudende gedeelte is op afstand geplaatst van het tweede vasthoudende gedeelte met een tweede afstand die groter is dan de eerste afstand wanneer de eerste deur in een open positie verkeert.

De eerste afstand kan bij voorkeur minder zijn dan een lengte van een rand van de verwerkte media-eenheid en de tweede afstand kan bij voorkeur groter zijn dan de lengte van de rand van de verwerkte media-eenheid.

De mediaverwerkingsinrichting kan verder een printkop omvatten om onderscheidingstekens te genereren op een media-eenheid.

De eerste deur kan bij voorkeur worden bewogen naar de open positie in een eerste rotatierichting rondom een eerste as.

De eerste as kan hoofdzakelijk parallel zijn aan een richting waarin media-eenheden worden gestapeld in een holte van de uitvoerhopper.

De eerste as kan bijvoorbeeld een media-eenheidsvlak doorsnijden dat is gedefinieerd door een oppervlak van de verwerkte media-eenheid.

De uitvoerhopper kan bij voorkeur zijn ingericht voor het mogelijk maken dat verwerkte media-eenheden de uitvoerhopper verlaten wanneer een capaciteit van de uitvoerhopper wordt overschreden.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE VERSCHEIDENE AANZICHTEN VAN DE TEKENINGEN

FIG. 1 toont een voorbeeld-mediaverwerkingsinrichting die een uitvoerhopper heeft die is geconstrueerd in overeenstemming met de leer van deze beschrijving.

BE2018/5786

FIG. 2 toont een voorbeeld-media-eenheid die moet worden verwerkt door de voorbeeld-mediaverwerkingsinrichting van FIG. 1.

FIG. 3 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van de voorbeeldmediaverwerkingsinrichting van FIG. 1.

FIG. 4 is een vooraanzicht van de uitvoerhopper.

FIG. 5 toont de uitvoerhopper in een gesloten positie.

FIG. 6 toont de uitvoerhopper in een open positie.

FIG. 7 toont een voorbeeld-manier voor het verwijderen van een stapel van media-eenheden uit de uitvoerhopper.

FIG.8 toont een voorbeeld-manier voor het verwijderen van een media-eenheid uit de uitvoerhopper.

FIG. 9 toont een andere voorbeeld-manier voor het verwijderen van een media-eenheid uit de uitvoerhopper.

FIG. 10 toont een teveel aan media-eenheden.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

Figuur 1 toont een voorbeeld-mediaverwerkingsinrichting 100 geconstrueerd in overeenstemming met de leer van deze beschrijving. De voorbeeld-mediaverwerkingsinrichting 100 is ingericht voor het verwerken van media-eenheden, zoals kaarten (bijvoorbeeld identiteitskaarten). Een voorbeeld-media-eenheid 200 die moet worden verwerkt door de voorbeeldmediaverwerkingsinrichting 100 wordt getoond in FIG. 2. De voorbeeldmedia-eenheid 200 omvat een eerste kleinere rand 202, een tweede kleinere rand 204, een eerste grotere rand 206 en een tweede grotere rand 208. De kleinere randen 202 en 204 zijn korter in lengte dan de grotere randen 206 en 208. De voorbeeld-media-eenheid 200 omvat een eerste oppervlak 210 en een tweede oppervlak (niet getoond in FIG. 2) tegenovergesteld aan het eerste oppervlak 210. De voorbeeld-mediaeenheid 200 heeft een dikte tussen het eerste oppervlak 210 en het tweede

BE2018/5786 oppervlak. In het geïllustreerde voorbeeld definieert het eerste oppervlak 210 een vlak waarnaar hierin wordt verwezen als het “mediaeenheidsvlak”. Hoewel het eerste oppervlak 210 wordt gebruikt om te verwijzen naar het “media-eenheidsvlak” hierin, kan het tweede oppervlak worden gebruikt om te verwijzen naar het “media-eenheidsvlak.” Een voorbeeldnormaal 212 die zich uitstrekt vanaf het eerste oppervlak 210 wordt getoond in FIG. 2. Anders gezegd, de voorbeeld-normaal 212 van FIG. 2 strekt zicht loodrecht uit van het media-eenheidsvlak vandaan. Als media-eenheden op elkaar worden gestapeld, vormt de stapel zich langs de voorbeeldnormaal 212.

Terug verwijzend naar FIG. 1 omvat de mediaverwerkingsinrichting 100 een behuizing die gedefinieerd wordt door een meervoudig aantal panelen. De media-verwerkingsinrichting 100 slaat een voorraad van niet-verwerkte media-eenheden op in een invoerhopper. In dit voorbeeld is de invoerhopper een gebruikerstoegankelijke holte die gepositioneerd is binnen de behuizing 104. De invoerhopper van FIG. 1 is toegankelijk vanaf het buitenste van de mediaverwerkingsinrichting 100 via een invoerhopperdeur 108. De voorraad van media-eenheden wordt geplaatst in de invoerhopper door het openen van de invoerhopperdeur 108 en het invoeren van de mediaeenheden in de blootgestelde holte. De voorbeeldmediaverwerkingsinrichting 100 van FIG. 1 omvat een hulp-invoersleuf 112 voor invoering van een enkele media-eenheid in de invoerhopper.

De mediaverwerkingsinrichting 100 van FIG. 1 beweegt een media-eenheid van de invoerhopper naar verwerkingselementen, die de media-eenheid verwerken door bijvoorbeeld onderscheidingstekens te genereren op één of meerdere oppervlakken van de media-eenheid. Het verwerken van de media-eenheid wordt hierna in detail beschreven in relatie tot FIG. 3. De onderscheidingstekens aangebracht op de media

BE2018/5786 eenheid worden geput uit een cassette (bijvoorbeeld een strookcassette) ondersteund binnen de behuizing 104. De cassette is toegankehjk vanaf het buitenste van de mediaverwerkingsinrichting 100 via een cassettetoegangsdeur 124.

In sommige voorbeelden, wanneer er een kwestie is met een media-eenheid en/of het verwerken daarvan, wordt de media-eenheid afgewezen. In dit voorbeeld worden afgewezen media-eenheden gerouteerd naar een afwijsgebied nabij een binnen-oppervlak van de cassettetoegangsdeur 124. Het afwijsgebied wordt hierna in detail beschreven in verbinding met FIG. 3.

Als de media-eenheid zonder probleem wordt verwerkt, geeft de mediaverwerkingsinrichting 100 de media-eenheid uit in een verwerkte media-uitvoer. In dit voorbeeld is de verwerkte media-uitvoer een uitvoerhopper 116, die gebruikers toegang verschaft tot de verwerkte media-eenheden via een uitvoeropening 120. De voorbeeld-uitvoerhopper 116 van FIG. 1 die hierna in detail wordt beschreven, is geconstrueerd in overeenstemming met de leer van deze beschrijving. Met name is de uitvoerhopper 116, die geassocieerd wordt met verwerkte media (dat wil zeggen niet-afgewezen kaarten) gescheiden van het afwijsgebied nabij het binnen-oppervlak van de cassettetoegangsdeur 124.

Richtend op FIG. 3, wordt een dwarsdoorsnede aanzicht van de voorbeeld-mediaverwerkingsinrichting 100 van FIG. 1 getoond. Zoals gezien in FIG. 3 omvat de mediaverwerkingsinrichting 100, binnen de behuizing 104, een niet-verwerkte media-invoer in de vorm van een invoerhopper 300. De invoerhopper 300 is ingericht voor het opslaan van een meervoudig aantal media-eenheden 200, zoals identiteitskaarten, in een stapel 304. De invoerhopper 300 van FIG. 3 kan media-eenheden van een verscheidenheid aan diktes opslaan. In het geïllustreerde voorbeeld is de invoerhopper 300 geladen met media-eenheden 200 die een dikte

BE2018/5786 tussen ongeveer 0.2mm en ongeveer Imm hebben. Typisch heeft de volledige voorraad van media-eenheden in de invoerhopper 300 op een gegeven tijd dezelfde dikte. Echter in sommige voorbeelden is de mediaverwerkingsinrichting 100 ook ingericht om media-eenheden te verwerken die een verschillende dikte hebben.

Een selectie-roller (pick-roller) 308 is geplaatst bij een uitlaat 312 van de invoerhopper 300 en is ingericht om een enkele media-eenheid 200 uit te geven van de invoerhopper 300 naar een mediatransportsamenstel dat is ingericht om de media-eenheid 200 te geleiden langs een mediaverwerkingspad 316. De mediaverwerkingsinrichting 100 omvat ook een invoerroller 320 bij de sleuf 112, die is ingericht om een enkele media-eenheid 200 die in de sleuf 112 is gestoken onder de stapel 304 te drijven die al aanwezig is (indien aanwezig) in de invoerhopper. De enkele media-eenheid 200 die in de sleuf 112 is gestoken wordt dan uitgegeven vanaf de invoerhopper 300 voor transport langs het mediaverwerkingspad 316. Met andere woorden, de mediaverwerkingsinrichting 100 is ingericht voor het verwerken van media-eenheden 200 die zijn verkregen van de stapel 304 in de invoerhopper 300, als ook enkele-toevoer media-eenheden 200 die zijn ontvangen via de invoersleuf 112.

De invoerhopper 300 bevat ook een voorspanningssamenstel 324 dat is geplaatst boven de media-eenheidsstapel 304. De selectie-roller 308 geeft de onderste media-eenheid 200 uit van de stapel 304 door met wrijving op de onderste media-eenheid 200 aan te grijpen. Als onvoldoende kracht wordt uitgeoefend door de onderste media-eenheid 200 op de selectie-roller 308, kan de wrijvingsaangrijping tussen de selectie-roller 308 en de media-eenheid 200 te zwak zijn voor de selectie-roller 308 om de media-eenheid 200 uit te geven. Wanneer de invoerhopper 300 vol is, kan het gewicht van de media-eenheidsstapel 304 alleen voldoende kracht

BE2018/5786 uitoefenen voor aangrijping tussen de onderste media-eenheid 200 en de selectie-roller 308. Het voorspanningssamenstel 324 is ingericht voor het uitoefenen van een progressief grotere kracht op de bovenkant van de stapel 304 als de stapel 304 krimpt in formaat, waarmee dus een hoofdzakelijk constante kracht op de onderste media-eenheid 200 wordt onderhouden. Het voorspanningssamenstel 324, in het onderhavige voorbeeld, is geïmplementeerd als een Sarrus-verbinding die is voorgespannen naar een open positie waarin het voorspanningssamenstel 324 een kracht uitoefent op de media-eenheidstapel 304 (de verbinding wordt in een gesloten, of ingetrokken positie getoond in FIG. 3) door één of meerdere voorspannende elementen, zoals een combinatie van spiraalveren.

Het media-transportsamenstel omvat een meervoudig aantal rollers en geleidingsoppervlakken. Het mediaverwerkingspad 316, zoals gezien in FIG. 3, strekt zich uit vanaf de invoerhopper 300 naar een verwerkingskop 328, zoals een printkop die is ingericht voor het faciliteren van de generatie van onderscheidingstekens op de media-eenheid 200 door het overbrengen van inkt van een inktstrook naar de media-eenheid 200. In dit voorbeeld is de mediaverwerkingsinrichting 100 een thermische overdrachtprinter en is de printkop 328 voorzien van een inktstrook van een cassette 332 die verwijderbaar wordt ondersteund binnen de behuizing 104. De behuizing 104 omvat een opening (niet getoond in FIG. 3) die toegang tot de cassette 332 mogelijk maakt. De bovenvermelde cassette-toegangsdeur 124 heeft een gesloten positie (getoond in FIG. 3) voor het obstrueren van de opening om toegang tot de cassette 332 te voorkomen en een open positie voor het toestaan van plaatsing en verwijdering van de cassette 332 in en uit de mediaverwerkingsinrichting 100.

BE2018/5786

Gedurende printbewerkingen reist de inktstrook (niet getoond) van een toevoerroller 336 van de cassette 332 naar de printkop 328, en dan naar een opneemroller 340 van de cassette 332. Als de inktstrook en de media-eenheid 200 de printkop 328 passeren, is de inktstrook in contact met de media-eenheid 200. Om de bovenvermelde onderscheidingstekens te genereren worden zekere elementen (bijvoorbeeld printkop stippen) van de printkop selectief geactiveerd (bijvoorbeeld verhit) in overeenstemming met voor de machine leesbare instructies (bijvoorbeeld print-lijn-data of een bitmap). Wanneer geactiveerd, dienen de elementen van de printkop 328 energie (bijvoorbeeld hitte) toe aan de inktstrook om inkt over te brengen naar specifieke gedeeltes van de media-eenheid 200.

In sommige voorbeelden omvat het verwerken van de mediaeenheid 200 het coderen van data in een geïntegreerd circuit, zoals een radio-frequentie-identificatie (RFID) label, magnetische strip, of combinatie daarvan, ingebed in de media-eenheid 200. Het coderen kan gebeuren op een locatie van de boven genoemde printkop 328 of bij een afzonderlijk tweede verwerkingselement stroomopwaarts of stroom neerwaarts van de printkop 328 lang het mediaverwerkingspad 316.

Na de printkop 328 te hebben doorkruist wordt de mediaeenheid 200 getransporteerd naar een media-eenheid herbestemmer (redirector) 344 die regelbaar is om de media-eenheid 200 te keren of te draaien door het ontvangen van de media-eenheid 200, te roteren met ongeveer 180 graden, en de media-eenheid 200 uit te drijven. In het geïllustreerde voorbeeld is de herbestemmer 344 ingericht voor het uitvoeren van de bovenstaande functies (ontvangen, draaien, en uitdrijven van een media-eenheid 200) onder aandrijfkracht die wordt voorzien door een enkele bron zoals een motor.

Dienovereenkomstig is het mediatransportsamenstel ingericht om werkzaam te zijn in twee tegenovergestelde richtingen langs ten

BE2018/5786 minste een gedeelte van het mediaverwerkingspad 316 (geïllustreerd met dubbele lijnen). Specifiek gaat het mediaverwerkingspad 316 verder in een retour-richting (in plaats van een uitgaande richting van de invoerhopper 300 naar de printkop 328 en de herbestemmer 344, boven beschreven) vanaf de herbestemmer 344 naar de printkop 328. Het draaien van de media-eenheid 200 bij de herbestemmer 344 heeft tot gevolg dat op de retourpassage van de printkop 328 een tegenovergestelde zijde van de media-eenheid 200 wordt blootgesteld aan de printkop 328 dan op de uitgaande passage van de printkop 328. De mediaverwerkingsinrichting 100 is, met andere woorden, in staat om onderscheidingstekens aan beide zijdes van de media-eenheid 200 aan te brengen, voordat de mediaeenheid 200 wordt getransporteerd langs de rest van het mediaverwerkingspad 316 naar de uitvoerhopper 116.

Alvorens de herbestemmer 344 binnen te gaan, wordt de mediaeenheid 200 getransporteerd door drijf-rollers 346 en 347 van het bovenvermelde transportsamenstel, om één of meerdere registratiesamenstellen te doorkruisen. Ten minste één van de registratiesamenstellen is ingericht om de media-eenheid 200 uit te lijnen met de richting van reizen langs het mediaverwerkingspad 316 voordat de media-eenheid 200 de herbestemmer 344 binnengaat. In sommige voorbeelden is het registratiesamenstel ingericht om zich terug te trekken van het mediaverwerkingspad 316 vandaan als de media-eenheid 200 de herbestemmer 344 verlaat in de retourrichting.

De media-eenheid 200 die reis langst het mediaverwerkingspad 316 kan op alternatieve wijze worden geredigeerd vanaf het mediaverwerkingspad 316 naar een hulp-verwerkingspad 348, waarnaar ook wordt verwezen als een media-afwijspad. In het geïllustreerde voorbeeld is de herbestemmer 344 regelbaar, bijvoorbeeld responsief op een detectie van foutief uitgelijnde onderscheidingstekens die zijn

BE2018/5786 aangebracht bij de printkop 328, een mislukte data-schrijfbewerking naar een ingebed circuit in de media-eenheid 200 of ander defect, om te roteren naar een afwijspositie op een hoek anders dan 180 graden vanaf de rustpositie getoond in FIG. 3. Na te zijn geroteerd naar de afwijspositie, is de herbestemmer 344 ingericht om de media-eenheid 200 uit te werpen, die wordt getransporteerd langs het afwijspad 348 naar een mediaeenheidhouder 350 die een opslaggebied definieert voor afgewezen mediaeenheden.

Zoals boven aangegeven, wanneer de media-eenheid 200 op juiste wijze is verwerkt (dat wil zeggen niet afgewezen) gaat de mediaeenheid 200 verder langs het mediaverwerkingspad 316 in de retourrichting naar de uitvoerhopper 116. FIG. 3 illustreert een stapel media-eenheden die zich vormt in de uitvoerhopper 116 wanneer meerdere media-eenheden de uitvoerhopper 116 binnengaan.

FIG. 4 is een vooraanzicht van de uitvoerhopper 116. De uitvoerhopper 116 omvat oppervlakken die een holte 400 definiëren die is ingericht voor het ontvangen van de media-eenheid 200 in een specifieke oriëntatie. In het geïllustreerde voorbeeld is de holte 400 gedefinieerd door een achter-oppervlak 402, een eerste en een tweede zijoppervlak 404 en 406 (FIG. 5) een bodemoppervlak 408, en een eerste en een tweede deur 410 en 412. De eerste kleinere rand 202 van de media-eenheid 200 gaat de uitvoerhopper binnen voor de tweede kleinere rand 204. Dat wil zeggen, de media-eenheid 200 valt in de holte 400, waarbij de eerste kleinere rand 202 de tweede kleinere rand 204 leidt. Wanneer dus de media-eenheid 200 in de holte 400 valt, is de eerste kleinere rand 202 van de media gelokaliseerd nabij (bijvoorbeeld rakend aan) de eerste en de tweede deur 410 en 412, is de tweede kleinere rand 204 gelokaliseerd nabij het achteroppervlak 402, is de eerste grotere rand 206 gelokaliseerd nabij het eerste zij-oppervlak 404 en is de tweede grote rand 208 gelokaliseerd nabij het

BE2018/5786 tweede zij-oppervlak 406. Anders gezegd, wanneer de media-eenheid 200 tot stilstand komt in de holte 400, strekt de tweede kleinere rand 204 zich uit langs het achter-oppervlak 402 vanaf het eerste zij-oppervlak 404 naar het tweede zij-oppervlak 406. Verder, wanneer de media-eenheid 200 tot stilstand komt in de holte 400, strekken de eerste en de tweede grotere rand 206 en 208 zich langs respectievelijk het eerste en het tweede zijoppervlak 404 en 406 uit vanaf het achter-oppervlak 402 naar respectievelijk de eerste en de tweede deur 410 en 412.

In het geïllustreerde voorbeeld helt een voorgedeelte van het bodemoppervlak 408 neerwaarts in een richting van het achter-oppervlak 402 vandaan. Bijkomend omvat het bodemoppervlak 408 een inspringing (bijvoorbeeld een kom vormig oppervlak) 414 om het een gebruiker mogelijk te maken bijvoorbeeld een vinger of duim onder een onderste media-eenheid in de holte 400 te plaatsen om de media-eenheid (eenheden) te verwijderen. Verwijdering van de media-eenheid (-eenheden) en de inspringing 414 worden in meer detail hierna besproken.

Als de media-eenheden 200 in de uitvoerhopper 116 vallen, vormt zich een stapel van media-eenheden in een richting normaal op het media-eenheidsvlak. Dat wil zeggen, de stapel vormt zich in een richting die hoort bij de normaal 212 die zich uitstrekt vanaf het eerste oppervlak 210, dat boven is beschreven in relatie tot FIG. 2. Op een nog andere manier gesteld vormt de stapel van media-eenheden in de holte 400 zich in een richting die zich uitstrekt van het bodemoppervlak 408 vandaan en naar een plafond van de uitvoerhopper 116.

Zoals getoond in FIG. 4 verkeren de eerste deur 410 en de tweede deur 412 in een gesloten positie. In de gesloten positie behouden de eerste en tweede deur 410 en 412 media-eenheden die geplaatst zijn in de holte 400. In het bijzonder omvat de eerste deur 410 een eerste vasthoudend gedeelte 416, en omvat de tweede deur 412 een tweede

BE2018/5786 vasthoudend gedeelte 418. Elk van de vasthoudende gedeeltes 416 en 418 omvat een zijde die is ingericht om een gedeelte van de eerste kleinere rand 202 van de media-eenheid 200 aan te grijpen die is geplaatst in de holte 400 wanneer de deuren 410 en 412 in de gesloten positie verkeren. Een kanaal of ruimte scheidt het eerste vasthoudende gedeelte 416 van de eerste deur 410 van het tweede vasthoudende gedeelte 418 van de tweede deur 412. Vanwege het kanaal wordt een middelste gedeelte van de eerste kleinere rand 202 niet aangegrepen door het eerste en het tweede vasthoudende gedeelte 416 en 418. Dat wil zeggen, een gedeelte van de media-eenheid (-eenheden) geplaatst in de holte 400 is toegankehjk voor gebruikers door het kanaal zelfs wanneer de eerste en de tweede deur 410 en 412 in de gesloten positie verkeren. Wanneer de eerste en de tweede deur 410 en 412 in de gesloten positie verkeren is het kanaal daartussen kleiner dan een lengte van de eerste kleinere rand 202 van de mediaeenheid 200, en dus wordt de media-eenheid 200 vastgehouden in de holte 400 door het eerste en het tweede vasthoudende gedeelte 416 en 418 van de eerste en de tweede deur 410 en 412.

De eerste deur 410 omvat een eerste uitsnijding 420 bij een bovenrand en de tweede deur 412 omvat een tweede uitsnijding 422 bij een bovenrand. De eerste en de tweede uitsnijding 420 en 422 verschaffen ruimte tussen de bovenste randen van de respectievelijke vasthoudende gedeeltes 416 en 418, en een bovenkant van de holte 400. Zoals hierna besproken in relatie tot FIG. 9, verschaft de ruimte, die is verschaft door de eerste en de tweede uitsnijding 420 en 422, een werkwijze voor het verwijderen van één of meerdere media-eenheden uit de holte 400. Dat wil zeggen, een gebruiker kan de media-eenheid omhoogwaarts in de holte schuiven totdat ruimte gevormd door de uitsnijdingen 420 en 422 wordt bereikt, en dan de media-eenheden uit de holte 400 trekken, dit alles zonder de eerste en de tweede deur 410 en 412 te bewegen. Bovendien,

BE2018/5786 zoals hierna verder besproken in relatie tot FIG. 10, maken de eerste en de tweede uitsnijding 420 en 422 het mogelijk dat media-eenheden uit de holte 400 glijden in het geval dat een capaciteit van de uitvoerhopper 116 wordt overschreden, waarmee bijvoorbeeld blokkering van de mediaverwerkingsinrichting 100 wordt voorkomen.

FIG. 5 illustreert een eerste rotatierichting 500 waarin de eerste deur 410 beweegt van de gesloten positie naar een open positie. Bijkomend illustreert FIG. 5 een tweede rotatierichting 502 waarin de tweede deur 412 beweegt van de gesloten positie naar de open positie. De eerste deur 410 is zwenkbaar bevestigd aan een eerste zijde van de behuizing 104, en de tweede deur 412 is zwenkbaar bevestigd aan een tweede zijde van de behuizing 104. In het geïllustreerde voorbeeld is elk van de eerste en de tweede deur 410 en 412 zwenkbaar bevestigd bij een meervoudig aantal locaties langs de eerste en de tweede zijde van de behuizing 104. Het bevestigen van de eerste en de tweede deur 410 en 412 wordt hierna verder besproken in relatie tot FIG. 6.

Om de eerste deur 410 te bewegen in de eerste rotatierichting 500 oefent een gebruiker een kracht uit op de eerste deur 410. Om de tweede deur 412 in de tweede rotatierichting 502 te bewegen oefent de gebruiker een kracht uit op de tweede deur 412. Opgemerkt wordt dat de eerste deur 410 onafhankelijk beweegbaar is ten opzichte van de tweede deur 412 en vice versa. De eerste deur 410 kan bijvoorbeeld zwenken in de eerste rotatierichting 500 terwijl de tweede deur 412 stil kan blijven. Verder kan de tweede deur 412 zwenken in de tweede rotatierichting 502 terwijl de eerste deur stil kan blijven. Verder kunnen de eerste en de tweede deur 410 en 412 beide tegelijkertijd bewegen.

In het geïllustreerde voorbeeld zijn de eerste en de tweede deur 410 en 412 voorgespannen naar de gesloten positie, en dus is de toegepaste kracht die nodig is om de eerste en de tweede deur 410 en 412

BE2018/5786 te bewegen groot genoeg om het voorspannen van de eerste en de tweede deur 410 en 412 te overwinnen. De kracht kan direct worden uitgeoefend (bijvoorbeeld via een vinger in contact met de eerste deur 410). Bijkomend of als alternatief kan de kracht indirect worden uitgeoefend door, bijvoorbeeld, aan één of meerdere media-eenheden te trekken die in de holte 400 zijn gepositioneerd, waardoor de één of meerdere mediaeenheden de eerste deur 410 in de eerste rotatierichting 500 laten bewegen en de tweede deur 412 in de tweede rotatierichting 502 laten bewegen.

Zoals getoond in FIG. 5 zwenkt de eerste deur 410 om een eerste as in de eerste rotatierichting 500 en zwenkt de tweede deur 412 om een tweede as in de tweede rotatierichting 502. Op gemerkt wordt dat de eerste en de tweede as waarom de eerste en de tweede deur 410 en 412 zwenken hoofdzakelijk parallel zijn aan de richting waarin de media-eenheden worden gestapeld in de holte 400. Anders gezegd, de eerste en de tweede as waaromheen respectievelijk de eerste en de tweede deur 410 en 412 zwenken zijn hoofdzakelijk parallel aan de voorbeeldnormaal 212 van FIG.

2. Nog anders gezegd zijn de eerste en de tweede as waaromheen de respectievelijke eerste en de tweede deur 410 en 412 zwenken hoofdzakelijk uitgelijnd met de richting waarin de media-eenheden worden gestapeld in de holte 400. Nog anders gezegd doorsnijden de eerste en de tweede as doorsnijden het media-eenheidsvlak wanneer de bijbehorende media-eenheid is geplaatst in de holte 400.

FIG. 6 illustreert de eerste en de tweede deur 410 en 412 in de open positie. Als de eerste deur 410 beweegt in de eerste rotatierichting 500 (FIG. 5) en/of de tweede deur 412 beweegt in de tweede rotatierichting 502 (FIG. 5) neemt het kanaal tussen de eerste en de tweede deur 410 en 412 in formaat toe. Dat wil zeggen, de ruimte tussen het eerste en het tweede vasthoudende gedeelte 416 en 418 neemt toe als één en/of beide

BE2018/5786 van de eerste en de tweede deur 410 en 412 bewegen naar de open positie. De eerste en de tweede deur 410 en 412 zijn ingericht om het kanaal te vergroten, door te zwenken in de eerste en de tweede rotatierichting 500 en 502, tot een formaat groot genoeg om de media-eenheden geplaatst in de holte 400 de uitvoerhopper 116 te laten verlaten door het kanaal. Vóórheeldverwijderingen van media-eenheden vanuit de holte worden hierna besproken met betrekking tot FIGS. 7-9.

Wanneer de kracht die de eerste en de tweede deur 410 en 412 naar de open positie het bewegen is verwijderd (of verminderd tot een mate die niet het voorspannen naar de gesloten positie te boven komt), keren de eerste en de tweede deur 410 en 412 terug naar de gesloten positie door het voorspannen van de eerste en de tweede deur 410 en 412 naar de gesloten positie. Om terug te keren naar de gesloten positie beweegt de eerste deur 410 in een derde rotatierichting 600 (FIG. 6) tegenovergesteld aan de eerste rotatierichting 500 en de tweede deur 412 beweegt in een vierde rotatierichting 602 (FIG. 6) tegenovergesteld aan de tweede rotatierichting 502.

Zoals getoond in FIG. 6 is de tweede deur 412 zwenkbaar bevestigd aan de behuizing 104 door eerste, tweede en derde bevestigingsarmen 604-608. In het geïllustreerde voorbeeld zijn de eerste en de derde arm 604 en 608 gekoppeld aan de bevestigingselementen van de behuizing 104 (bijvoorbeeld via een paal van de behuizing 104 die wordt opgenomen door een opening op de arm). In het geïllustreerde voorbeeld is de tweede arm 606 een voorspanningselement dat de tweede deur 412 voorspant naar de gesloten positie. In het geïllustreerde voorbeeld is de tweede arm 606 een buigingsbalk die werkt tegen het frame om de deur 412 dicht te veren. Ieder geschikt type voorspanningselement kan worden gebruikt om de tweede deur 412 voor te spannen naar de gesloten positie. Hoewel niet zichtbaar in FIG. 6 is de eerste deur 410 zwenkbaar bevestigd

BE2018/5786 aan de behuizing 104 en voorgespannen naar de gesloten positie op een vergelijkbare wijze als de tweede deur 412.

FIGS. 7-9 illustreren voorbeeld-manieren waarop mediaeenheden kunnen worden verwijderd van de uitvoerhopper 116. In FIG. 7 is een stapel media-eenheden (bijvoorbeeld de stapel 304 van FIG. 3) gevormd in de holte 400. De stapel 304 wordt verwijderd in FIG.7 door bijvoorbeeld een bovenkant van de stapel 304 en een onderkant van de stapel 304 vast te pakken, en te trekken in een uitgangsrichting 700 van het achter-oppervlak 402 van de uitvoerhopper 116 vandaan. Om de stapel 304 vast te pakken heeft de gebruiker toegang tot een oppervlak van de onderste media-eenheid via de inspringing 414 in het onderoppervlak 408. De inspringing 414 vormt een voorwaartsgedeelte van het bodemoppervlak 408 en verschaft een ruimte door naar beneden te duiken ten opzichte van een achterwaarts gedeelte van het bodemoppervlak 408. Als de gebruiker de stapel 304 trekt in de uitgangsrichting 700, dwingt de stapel 304 de eerste en de tweede deur 410 en 412 open naar de open positie door het uitoefenen van een kracht op het eerste en het tweede vasthoudende gedeelte 416 en 418. Wanneer de stapel 304 is verwijderd (dat wil zeggen het tweede kleinere oppervlak 204 is in de uitgangsrichting gereisd langs het eerste en het tweede vasthoudende gedeelte 416 en 418), keren de eerste en de tweede deur 410 en 412 terug naar de gesloten positie.

In FIG. 8 wordt een enkele media-eenheid 200 verwijderd vanuit de holte 400 op een vergelijkbare manier als de stapel 304 van FIG.

7. De enkele media-eenheid 200 wordt vastgepakt door een gebruiker en getrokken in de uitgangsrichting 700 zodat de eerste en de tweede deur 410 en 412 worden gedwongen om te bewegen van de gesloten positie naar de open positie. Wanneer de media-eenheid 200 het eerste en het tweede

BE2018/5786 vasthoudende gedeelte 416 en 418 vrijmaakt, keren de eerste en de tweede deur 410 en 412 terug naar de gesloten positie.

In FIG. 9 wordt, in plaats van het trekken aan de enkele mediaeenheid 200 om de eerste en de tweede deur 410 en 412 open te laten gaan, de media-eenheid 200 omhoog getild in een opwaartse richting 900 totdat de media-eenheid boven de eerste en de tweede uitsnijding 420 en 422 is. Zodra de media-eenheid 200 boven de eerste en de tweede uitsnijding 420 en 422 is, wordt de media-eenheid 200 weggetrokken van en uit de holte 400 over de eerste en de tweede deur 410 en 412.

FIG. 10 illustreert een voorbeeldmaatregel van overloopbescherming van de voorbeeld-mediaverwerkingsinrichting 100. De eerste en de tweede deur 410 en 412, inclusief de eerste en de tweede uitsnijding 420 en 422, zijn ingericht om het de media-eenheden 200 mogelijk te maken te worden uitgegeven in de uitvoerhopper 116 om te ontsnappen over de eerste en de tweede deur 410 en 412 mocht de stapel in de holte 400 te groot worden. Liever dan volledig omhuld te zijn, is de holte 400 voorzien van een uitvoer via de eerste en de tweede uitsnijding 420 en 422 zodat de media-eenheden uit de uitvoerhopper 116 kunnen glijden, mocht een gebruiker bijvoorbeeld nalaten om de uitvoerhopper te legen alvorens de mediaverwerkingsinrichting 100 te instrueren om één of meerdere media-eenheden te verwerken die de capaciteit van de uitvoerhopper 116 zouden overschrijden. Door uit de uitvoerhopper 116 te glijden, blokkeren de media-eenheden bijvoorbeeld niet de mediaverwerkingsinrichting 100.

In de voorgaande specificatie, zijn specifieke uitvoeringsvormen beschreven. Echter, zoals de vakman begrijpt, kunnen verscheidene aanpassingen en veranderingen worden gemaakt zonder te afstand te nemen van de beschermingsomvang van de uitvinding zoals hierna uiteengezet in de conclusies. Dienovereenkomstig dienen de specificatie en

BE2018/5786 figuren te worden beschouwd op een illustratieve, in plaats van een restrictieve wijze, en al dergelijke aanpassingen zijn bedoeld om te zijn omvat binnen de omvang van de onderhavige beschrijving. Ten behoeve van duidelijkheid en een beknopte beschrijving zijn kenmerken hierin beschreven als onderdeel van dezelfde of afzonderlijke uitvoeringsvormen. Opgemerkt wordt echter dat de beschermingsomvang van de uitvinding uitvoeringsvormen kan omvatten die combinaties hebben van alle of sommige van de beschreven eigenschappen. De getoonde uitvoeringsvormen kunnen dezelfde of vergelijkbare componenten hebben behalve als ze als verschillend zijn beschreven.

Bovendien kunnen in dit document relatieve termen zoals eerste en tweede, bovenkant en onderkant en dergelijke worden gebruikt slechts om één entiteit of actie te onderscheiden van een andere entiteit of actie zonder noodzakelijkerwijs te vereisen of te impliceren dat enige echte relatie of orde bestaat tussen dergelijke entiteiten of acties. De termen “omvat,” “omvattende,” “heeft,” “hebbende,” “bevat,” “bevattende” of iedere andere variatie daarop is bedoeld om een niet-uitsluitende inclusie te dekken, zodat een proces, werkwijze, artikel of inrichting die een lijst van elementen omvat, heeft, of bevat niet alleen deze elementen omvat maar ook andere elementen kan omvatten die niet uitdrukkelijk zijn vermeld of inherent zijn aan dergelijk proces, werkwijze, artikel of inrichting. Een element vooraf gegaan door “omvat... een”, “heeft ... een”, “bevat ... een” sluit niet, zonder meer beperkingen, het bestaan van additionele identieke elementen uit in het proces, werkwijze, artikel of inrichting die het element omvat, heeft of bevat. De term “een” is gedefinieerd als één of meer tenzij expliciet anders is gesteld hierin. De termen “hoofdzakelijk,” “essentieel,” “ongeveer” of iedere andere versie daarvan zijn gedefinieerd als zijnde dicht bij zoals begrepen door de vakman, en in één nietbeperkende uitvoeringsvorm is de term gedefinieerd als zijnde binnen

BE2018/5786

10% , in een andere uitvoeringsvorm binnen 5%, in een andere uitvoeringsvorm binnen 1% en in een andere uitvoeringsvorm binnen 0.5%.

Opgemerkt wordt dat enkele uitvoeringsvormen één of meerdere generieke of gespecialiseerde processors (of “verwerkingsinrichtingen”) kunnen omvatten zoals microprocessors, digitale signaalprocessoren, opmaat-gemaakte processoren, en veld-programmeerbare poort-arrays (FPGAs) en uniek opgeslagen programma instructies (omvattende zowel software als firmware) die de één of meerdere processors regelen om in samenwerking met zekere niet-processor circuits, sommige, meeste of alle functies van de hierin beschreven werkwijze en/of inrichting te implementeren. Als alternatief zouden sommige of alle functies kunnen worden geïmplementeerd door een toestandsmachine die geen opgeslagen programma-instructies heeft, of in één of meerdere applicatie-specifieke geïntegreerde circuits (ASICs), waarin elke functie of sommige combinaties van bepaalde functies worden geïmplementeerd als maatlogica. Uiteraard zou een combinatie van de tweede aanpakken kunnen worden gebruikt. Het enkele feit dat bepaalde maatregelen worden gereciteerd in onderling verschillende conclusies geeft niet aan dat een combinatie van deze maatregelen niet kan worden gebruikt voor een voordeel. Veel varianten zullen duidelijk zijn voor de vakman. Alle varianten worden verondersteld te zijn omvat in de beschermingsomvang van de uitvinding, gedefinieerd in de volgende conclusies.

Claims

CONCLUSIES

1. Uitvoerhopper omvattende:

een holte voor het ontvangen van media-eenheden vanaf een uitvoer van een mediaverwerkingsinrichting, waarbij de holte de media-eenheden een stapel laat vormen in een eerste richting;

een eerste deur die zwenkbaar verstelbaar is tussen een gesloten positie en een open positie, waarbij de eerste deur er is voor het in de holte houden van de media-eenheden wanneer in de gesloten positie;

een tweede deur die verstelbaar is tussen de gesloten positie en de open positie, waarbij de tweede deur er is voor het in de holte houden van de media-eenheden wanneer in de gesloten positie; waarbij:

de eerste deur is ingericht om te zwenken om een eerste as die hoofdzakelijk parallel aan de eerste richting is; en de tweede deur is ingericht om te zwenken om een tweede as die hoofdzakelijk parallel aan de eerste richting is.

2. Uitvoerhopper van conclusie 1, waarbij de eerste richting zich uitstrekt van een bodemoppervlak van de uitvoerhopper vandaan.

3. Uitvoerhopper van conclusie 2, waarbij de holte is ingericht zodat de media-eenheden rusten op het bodemoppervlak.

4. Uitvoerhopper van conclusie 2 of 3, waarbij het bodemoppervlak van de uitvoerhopper een inspringing omvat die is ingericht om ruimte te verschaffen tussen het bodemoppervlak en een oppervlak van een onderste van de media-eenheden.

5 hoofdzakelijk parallel aan een richting is waarin media-eenheden worden gestapeld in een holte van de uitvoerhopper.

18. Mediaverwerkingsinrichting van conclusie 16 of 17, waarbij de eerste as een media-eenheidsvlak doorsnijdt dat is gedefinieerd door een oppervlak van de verwerkte media-eenheid.

5. Uitvoerhopper van één van de voorgaande conclusies, waarbij:

de eerste deur zwenkbaar is bevestigd aan een eerste zijde van de uitvoerhopper; en de tweede deur zwenkbaar is bevestigd aan een tweed

BE2018/5786

6. Uitvoerhopper van één van de voorgaande conclusies, waarbij:

de eerste deur van de gesloten positie naar de open positie moet zwenken in een eerste rotatierichting; en de tweede deur van de gesloten positie naar de open positie moet zwenken in een tweede rotatierichting verschillend van de eerste rotatierichting.

7. Uitvoerhopper van één van de voorgaande conclusies, waarbij:

de eerste deur voorgespannen is naar de gesloten positie; en de tweede deur voorgespannen is naar de gesloten positie.

8. Uitvoerhopper van één van de voorgaande conclusies, waarbij, wanneer de eerste en de tweede deur in de gesloten positie verkeren, een eerste vasthoudend gedeelte van de eerste deur op afstand is geplaatst van een tweede vasthoudend gedeelte van de tweede deur met een eerste afstand.

9. Uitvoerhopper van conclusie 8, waarbij, wanneer de eerste en de tweede deur in de open positie verkeren, het eerste vasthoudende gedeelte op afstand is geplaatst van het tweede vasthoudende gedeelte met een tweede afstand die groter is dan de eerste afstand.

10 19. Mediaverwerkingsinrichting van één van de voorgaande conclusies

10. Uitvoerhopper van conclusie 8 of 9, waarbij het eerste mediavasthoudende gedeelte is ingericht om een kleinere rand van de mediaeenheden aan te grijpen wanneer in de gesloten positie.

11. Uitvoerhopper van één van de voorgaande conclusies, waarbij:

de eerste deur een eerste uitsnijding bij een eerste bovenrand van de eerste deur omvat;

de tweede deur een tweede uitsnijding bij een tweede bovenrand van de tweede deur omvat; en de eerste en de tweede uitsnijding het de media-eenheden mogelijk maken over de eerste en de tweede bovenrand te glijden wanneer een capaciteit van de holte wordt overschreden.

BE2018/5786

12. Uitvoerhopper van één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste as een media-eenheidsvlak doorsnijdt dat is gedefinieerd door een oppervlak van één van de media-eenheden.

13. Mediaverwerkingsinrichting omvattende:

een media-eenheid transportsamenstel dat is ingericht om een verwerkte media-eenheid naar een media-eenheiduitvoer te geleiden; en een uitvoerhopper voor het ontvangen van de verwerkte mediaeenheid, waarbij de uitvoerhopper omvat:

een eerste deur die zwenkbaar is bevestigd aan een behuizing van de mediaverwerkingsinrichting, waarbij de eerste deur een eerste vasthoudend gedeelte omvat;

een tweede deur die zwenkbaar is bevestigd aan de behuizing van de mediaverwerkingsinrichting, waarbij de tweede deur een tweede vasthoudend gedeelte omvat, waarbij:

het eerste vasthoudende gedeelte op afstand is geplaatst van het tweede vasthoudende gedeelte met een eerste afstand wanneer de eerste en de tweede deur in een gesloten positie verkeren; en het eerste vasthoudende gedeelte op afstand is geplaatst van het tweede vasthoudende gedeelte met een tweede afstand die groter is dan de eerste afstand wanneer de eerste deur in een open positie verkeert.

14. Mediaverwerkingsinrichting van conclusie 13, waarbij:

de eerste afstand minder is dan een lengte van een rand van de verwerkte media-eenheid; en de tweede afstand groter is dan de lengte van de rand van de verwerkte media-eenheid.

15. Mediaverwerkingsinrichting van conclusie 13 of 14, verder omvattende een printkop om onderscheidingstekens te genereren op een media-eenheid.

BE2018/5786

16. Media-verwerkingsinrichting van één van de voorgaande conclusies 13-15, waarbij de eerste deur is bewogen naar de open positie in een eerste rotatierichting om een eerste as.

17. Mediaverwerkingsinrichting van conclusie 16, waarbij de eerste as

13-18, waarbij de uitvoerhopper is ingericht om het verwerkte mediaeenheden mogelijk te maken de uitvoerhopper te verlaten wanneer een capaciteit van de uitvoerhopper wordt overschreden.