NL8921208A - Revolverponsmachine. - Google Patents

Description

Titel: Revolverponsmachine.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een revolverponsmachine met draaibare boven- en onderrevolverkoppen, welke een aantal verwisselbare ponsen en matrijzen dragen en in het bijzonder op een revolverponsmachine welke voorzien is van een stoter welke in twee richtingen in een horizontaal vlak verschuifbaar is, voor het uitstoten om ingestelde ponsen en matrijzen en waarin, wanneer de stand van de boven- en onderrevolvers voor het bewerkingsgebied eenmaal zijn ingesteld, instellen van vele ponsen en matrijzen op hetzelfde tijdstip plaatsvinden.

Het is algemeen bekend dat een revolverponsmachine voorzien is van een stel waaier- of schijfvormige draaibare boven- en onderrevolverkoppen welke in vertikale richting naar elkaar toe gekeerd zijn. Op de boven- en onderkoppen is een aantal ponsen en matrijzen aanwezig voor het opvoeren van het ponsproces. Voorts is de revolverponsmachine voorzien van een plunjer welke in vertikale richting beweegbaar is en waarop een stoter is gemonteerd voor het uitstoten van de pons welke is ingesteld (d.w.z. gepositioneerd) in het bewerkingsgebied door verdraaiing van de koppen. Voorts is de revolverponsmachine voorzien van een inrichting voor het instellen van een werkstuk om dit in het behandelingsgebied op een werktafel in te stellen, waarbij een plaatvormig werkstuk in de X- en Y- asrichtingen bewogen wordt.

In het algemeen wordt bij een revolverponsmachine, nadat de noodzakelijke ponsen en matrijzen in het werkgebied zijn ingesteld door verdraaiing van de boven- en onderkoppen, het werkstuk ingesteld door de werkstukinstelrichting. Vervolgens wordt het ponsproces uitgevoerd op het werkstuk doordat de plunjer de pons uitstoot.

Bij de gebruikelijke revolverponsmachine moet, aangezien een enkele pons en een enkele matrijs tegelijkertijd in het behandelingsgebied kan worden ingesteld door verdraaiing van de boven- en onderkop en nadat het ponsproces door de pons en matrijs is voltooid, de noodzakelijke instelling van de pons en de matrijs voor een volgend ponsproces opnieuw worden ingesteld door andere ponsen en matrijzen. In de revolverponsmachine zijn de boven- en onderrevolverkoppen betrekkelijk zwaar doordat het zeer moeilijk is het instellen van de pons en de matrijs snel te doen plaatsvinden. Het instellen van de pons en matrijs met betrekking tot het bewerkingsgebied moet dus met herhaalde onderbrekingen plaatsvinden en dit vereist veel tijd. Dit is zeer ondoelmatig.

Een revolverponsmachine omschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.685.380 is een voorbeeld van een revolverponsmachine waarbij bewerking snel kan plaatsvinden met een aantal ponsen en matrijzen zodra het instellen van de boven- en onderkop met betrekking tot het behandelingsgebied heeft plaatsgevonden.

Bij een revolverponsmachine is een aantal ponsen en matrijzen echter opgesteld in radiale richting van de bovenen onderkop. Een uitstoter welke gemonteerd is op de plunjer is zodanig uitgevoerd dat deze heen en weer in radiale richting van de koppen kan bewegen teneinde te voldoen aan de radiale opstelling van de ponsen en matrijzen. Bij de bekende machine zijn de ponsen en matrijzen namelijk lineair gerangschikt en de richting van de beweging van de stoter is dus unidimensionaal Trouwens wanneer het ponsproces kan worden uitgevoerd met een aantal paren ponsen en matrijzen welke ingesteld zijn met betrekking tot het behandelingsgebied door verdraaiing van de boven- en onderkoppen, kunnen echter niet meer dan ongeveer drie typen pons en matrijsparen worden toegepast. Voorts zijn de ponsen en matrijzen beperkt tot gereedschap van kleine afmeting.

Bij een andere bekende revolverponsmachine zijn de ponsen en matrijzen gelijkmatig opgesteld op de omtrek van een cirkel van de kop en de uitstoter is gemonteerd op de plunjer zodanig dat deze boven de ponsen en matrijzen welke zijn ingesteld ten opzichte van het bewerkingsgebied beweegbaar.

Bij deze uitvoeringsvorm blijkt op het eerste gezicht dat de ponsen en matrijzen twee-dimensionaal zijn opgesteld doch gezien in de richting van de beweging van de uitstoter blijkt dat de uitstoter slechts unidimensionaal kan bewegen over de omtrek van een cirkel en ponsen en matrijzen zijn unidimensionaal opgesteld over de omtrek van de cirkel. De opstelling van de ponsen en matrijzen kan dus niet worden beschouwd als een twee-dimensionale opstelling en is dus kennelijk een unidimensionale rangschikking.

Bij een gebruikelijke revolverponsmachine kunnen niet meer dan ongeveer drie paren ponsen en matrijzen worden gebruikt met in draaiende instelling van de boven- en onderkoppen met betrekking tot het behandelingsgebied. Voorts zijn de ponsen en matrijzen beperkt tot gereedschap van kleine afmeting. Het verbeteren van het behandelingsrendement is derhalve een probleem.

Een doel van de uitvinding is, met in achtname van de nadelen van de gebruikelijke machines, te voorzien in een revolverponsmachine waarbij het ponsproces kan worden uitgevoerd met een aantal ponsen en matrijzen (bijvoorbeeld negen paar) met een instelling van de boven- en onderrevolverkoppen met betrekking tot het behandelingsgebied en waarin het behandelingsrendement wordt verbeterd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door te voorzien in een groepering waarin een aantal ponsen en matrijzen twee-dimensionaal zijn gerangschikt op de boven- en onderrevolverkoppen, zodat vele ponsen en matrijzen gelijktijdig in het behandelingsgebied ingesteld kunnen worden wanneer het instellen van de boven- en onderkoppen van de revolverponsmachine wordt ingesteld met betrekking tot het bewerkingsgebied en waarbij een uitstoter aanwezig op een plunjer, twee-dimensionaal kan bewegen om te voldoen aan de twee-dimensionale opstelling van de ponsen en matrijzen.

Nadat de boven- en onderkoppen ten opzichte van het behandelingsgebied zijn ingesteld, wordt de uitstoter volgens de uitvinding naar de uitstootstand boven de betreffende pons gebracht en wordt het ponsproces met de betreffende pons en matrijs uitgevoerd. Omdat de uitstoter licht van gewicht is, is derhalve een snelle instelbeweging mogelijk en het ponsproces kan snel worden uitgevoerd door de ponsen en matrijzen welke in het behandelingsgebied zijn opgesteld waardoor het behandelingsrendement wordt verbeterd.

Bij de ponsmachine kunnen bovendien verschillende ponsen en matrijzen met grote en kleine diameter gelijktijdig in het werkgebied worden ingesteld. In het geval dat meerdere ponsprocessen moeten worden uitgevoerd door een aantal ponsen en matrijzen wanneer de boven- en onderkoppen zijn ingesteld met betrekking tot het werkgebied kan dus een aantal processen gelijktijdig worden uitgevoerd met een aantal ponsen en matrijzen, welke in het behandelingsgebied zijn ingesteld door de instelling van de revolverkoppen; dit geeft een grote effektieve verbetering van het rendement.

Verdere doeleinden, voordelen en bijzonderheden van de onderhavige uitvinding blijken uit de navolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm in samenhang met de bijgaande tekeningen, waarin: fig. 1 een vooraanzicht is van de algemene opbouw van een uitvoeringsvorm van de revolverponsmachine volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 2 een uitvoeringsvoorbeeld is van de opstelling van een pons op een bovenrevolverkop van de ponsmachine en stemt overeen met een vergroot aanzicht in de richting van de paren II-II in fig. 1.

Fig. 3 is een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een plunjer en een uitstoter van de ponsmachine met een weggesneden gedeelte.

Fig. 4 een vooraanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van een plunjer en een uitstoter.

Fig. 5 een bovenaanzicht is van de opstelling van de ponsen in de kop in het geval, dat het montagegebied van de kop verdeeld is in vier delen.

Fig. 6 een toelichting is van een gewenste pinconstructie voor de plunjer welke gemonteerd is op een ponsmachine met de opstelling van de ponsen, weergegeven in fig. 5.

Fig. 7 een doorsnede is gezien over de lijn VII-VII van fig. 6.

In de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 is de revolverponsmachine als geheel getoond door het cijfer 1, bestaande uit een paar zijframes 5, 7 gemonteerd op de betreffende einden van een basis 3 en een bovenframe 9 gesteund op de zijframes 5, 7 voor het vormen van een kwartboogvormige frameconstructie.

Op de revolverponsmachine 1 zijn een bovenrevolverkop 15 en een onderrevolverkop 17 draaibaar gemonteerd voor het ondersteunen van een aantal uitneembare ponsen 11 en matrijzen 13.

Bovendien is de revolverponsmachine 1 voorzien van een plunjer 21 welke vertikaal gemonteerd is.

Meer in het bijzonder kan de plunjer 21 vertikaal worden bewogen door verdraaiing van een excentrisch gedeelte van de excenteras 25 via een verbindingsstang 23. Op de plunjer 21 is een uitstoter 19 gemonteerd voor het uitstoten van de pons 11.

De revolverponsmachine 1 is voorts voorzien van een werkstukinstelinrichting 29 voor het instellen van een werkstuk W in de werkstand onder de uitstoter 19 door beweging van het werkstuk W in de X- en Y-asrichtingen op de werktafel 27. De constructie van de werkstukinstelinrichting 29 is bekend zodat hiervoor slechts een korte toelichting wordt gegeven. De werkstukinstelinrichting 29 omvat een sledebasis 33 welke geleid is in de Y-asrichting bij een Y-asgeleidingsrail 31, waarbij een slede 37 beweegbaar is in de X-asrichting geleid door een X-asgeleidingsrail 35 aangebracht op de sledebasis 33 een aantal werkstukklemmen 39 is gemonteerd op de slede 37 voor het vastklemmen van de einden van het werkstuk W.

Bij deze opstelling worden de boven- en onderkoppen 15, 17 van de revolverponsmachine heen gedraaid en de gewenste pons 11 en matrijs 13 worden ingesteld in de werkzame stand onder de uitstoter 19. Vervolgens wordt het gedeelte van het werkstuk W dat behandeld moet worden gebracht in de werkzame stand door de werkstukinstelrichting 29. Vervolgens beweegt de plunjer 21 naar omlaag en de uitstoter 19 drukt de pons 11 naar buiten zodat het werkstuk W geponst wordt.

In de uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is de uitstoter 19 zodanig aangebracht dat deze kan bewegen in . horizontale richtingen onder de plunjer 21 en de pons 11 en de matrijs 13 en zodanig opgesteld dat wanneer de koppen 15, 17 in een bepaalde stand zijn ingesteld een aantal ponsen 11 en matrijzen 13 gelijktijdig in het werkzame gebied worden ingesteld dat wordt bepaald door het bewegingsgebied van de uitstoter 19 in een horizontaal vlak.

Volgens fig. 2 is de bovenrevolverkop 15 verdeeld in een aantal ponsmontagedelen 41A, 41B,........41N, en in elk ponsmontagegebied en een aantal ponsen 11 uitneembaar aangebracht, (omdat elke matrijs korrespondeert met een pons 11 kan de toelichting van de opstelling van het gereedschap en dergelijke hierna geschieden door slechts de pons 11) .

De beginstand Ó wordt nagenoeg ingesteld in het midden van elk ponsmontagegebied 41A, 41B, ......41N, en de ponsen 11 (negen bij deze uitvoeringsvorm) worden gemonteerd, zodat elke pons zich bevindt in een stand met koördinaten in de X- en Y-asrichtingen (Xj, YQ), (Y1( Yx) . . . . De ponsen 11 zijn namelijk gerangschikt in het horizontale vlak enwel twee-dimensionaal in standen met de koördinaten in een rechthoekig koördinaten-systeem (X, Y) .

Wanneer bij deze opstelling de boven- en onderkoppen 15, 17 worden gedraaid zodat de instelling van het gewenste ponsmontagegebied 4IA, 41B, ... is uitgevoerd met betrekking tot het bewerkingsgebied, worden de ponsen 11 en matrijzen 13 aanwezig in het montagegebied gelijktijdig ingesteld in het behandelingsgebied; het aantal verdraaiingen van de koppen 15, 17 voor het instellen van de pons 11 en de matrijs 13 met betrekking tot het behandelingsgebied kan worden verminderd.

Bij deze uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de diameter van de pons 11 aangeduid als overal gelijk, doch wanneer de pons 11 in een bepaalde stand, bijvoorbeeld bij de koördinaten (Xlr Yi), een grote diameter heeft kan een naburige pons 11 een kleinere diameter hebben en kan deze worden weggelaten, en kunnen grote en kleine ponsen 11 zonder enig probleem in elk ponsmontagegebied worden gemonteerd.

Elke pons 11 gemonteerd in het ponsmontagegebied wordt gesteund door een hefveer 45 gemonteerd in het ponsmontagegebied. De constructie van de hefveer 45 is dezelfde als bij het gebruikelijke type hefveer dat wordt toegepast voor het steunen van een pons in een ponsmachine en wel op een bepaalde hoogtestand. Zoals blijkt uit fig. 2 zijn de ponsen 11 dichtbij elkaar gerangschikt en een pons 11 deelt een hefveer 45 met een naburige pons 11. Met andere woorden een hefveer 45 is uitgevoerd om verschillende naburige ponsen 11 te ondersteunen. Bij deze constructie kunnen binnen een beperkt oppervlak vele ponsen 11 gemonteerd worden binnen een ponsmontagegebied 4IA, 41B,.......

Opdat een bepaalde uitstoter 10 van de vele ponsen 11 welke zich bevinden in het behandelingsgebied van de revolverponsmachine 1 in werking kan stellen, is de uitstoter 19 uitgevoerd teneinde te bewegen in twee horizontale richtingen onder de plunjer 21.

Zoals in het bijzonder uit fig. 3 blijkt, is een geleidingsblok 47 geïnstalleerd onder de plunjer 21 en in geleidingsgroef 49 is gevormd in de X-asrichting op het ondervlak van het geleidingsblok 47. Voorts is een eerste sledeblok 53 voorzien van een geleidingsgroef 51 in de Y-asrichting onder rechte hoeken met de X-as zodanig gesteund dat dit vrij in de X-asrichting kan bewegen. Een tweede sledeblok 55 is zodanig gesteund dat dit vrij kan bewegen in de Y-asrichting in de geleidingsgroef 51 van het eerste sledeblok 53. De uitstoter 19 is gemonteerd in het bodemvlak van het tweede sledeblok 55.

Een eerste bedieningsinrichting 57 is gemonteerd in het geleidingsblok voor het doen bewegen van het eerste sledeblok 53 in de X-asrichting. Voorts is een tweede bedieningsinrichting 59 gemonteerd op het eerste sledeblok 53 om het tweede sledeblok 55 in de Y-asrichting te bewegen. De tweede bedieningsinrichting 59 grijpt in een langwerpige sleuf 47H welke loopt in de X-asrichting en is gevormd in het zijvlak van het geleidingsblok 47. Verschillende mogelijkheden zoals een kogelschroefmechanisme met een motoraandrijving en dergelijke, kan worden toegepast voor de eerste en tweede bedieningsinrichtingen 57, 59. Bij deze uitvoeringsvorm van de uitvinding is echter een aantal hydraulische cylinders toegepast van het type waarin de cylinders in serie gekoppeld zijn, zodat instellen in verschillende standen van de sledeblokken 53 of 55 (bijv. drie standen) gemakkelijk kan worden uitgevoerd.

Een zuigerstang 57P welke vrij heen en weer kan bewegen op de eerste bedieningsinrichting 57 is verbonden met het eerste sledeblok 53. Tevens is een zuigerstang 59P vrij heen en weer beweegbaar aangebracht op de tweede bedieningsinrichting 59 en is verbonden met het tweede sledeblok 55.

Het eerste sledeblok 53 kan dus in de X-asrichting bewegen langs de geleidingsgroef 49 onder invloed van de eerste bedieningsinrichting 57 en kan daarbij in een aantal standen in de X-asrichting ingesteld worden. Het tweede sledeblok 55, dat gesteund wordt door het eerste sledeblok 53 en de uitstoter 19 kan in een aantal standen in de X-asrichting worden ingesteld. Ook het tweede sledeblok 55 kan worden bewogen in de Y-asrichting over de geleidingsgroef 51 van het eerste sledeblok 53 onder invloed van de tweede bedieningsinrichting 59, en kan daarbij in verschillende standen in de Y-asrichting worden ingesteld.

Zoals reeds is opgemerkt kan de uitstoter bij deze uitvoeringsvorm in twee-dimensionale richtingen worden bewogen onder invloed van de eerste en tweede bedieningsinrichting 57 en 59 en kan in elke stand in de X- en Y-asrichtingen worden gelokaliseerd. De uitstoter 19 kan dus worden bewogen naar en gelokaliseerd in een stand welke korrespondeert met een van de ponsen 11 welke zijn ingesteld in het bewerkingsgebied van de revolverponsmachine 1.

Wanneer bij deze uitvoeringsvorm van de uitvinding de boven- en onderkoppen 15, 17 eenmaal zijn ingesteld, kunnen de ponsen 11 en de matrijzen 13, aanwezig in het ponsmontagegebied gelijktijdig in het behandelingsgebied worden ingesteld. Wanneer bij het instellen en uitstoten de uitstoter 19 in de standen overeenstemmen met elke pons elk in volgorde, kan het ponsproces in volgorde worden uitgevoerd door de ponsen 11 en de matrijzen 13 welke zich in het behandelingsgebied bevinden. In dat geval is het voldoende de uitstoter 13 twee-dimensionaal te verplaatsen en eenvoudig in te stellen. Het draaiend instellen van de boven- en onderkoppen 15, 17 is niet noodzakelijk. Daardoor kan het ponsproces wel worden uitgevoerd door de ponsen en de matrijzen 13 zodat het behandelingsrendement wordt verbeterd.

Figuur 4 toont een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Bij deze uitvoeringsvorm is een draaibare buis 63 gesteund door een lager 61 op het frame 9. Binnen de draaibare buis 63 is een draaibaar orgaan 67 aanwezig zodat dit kan samenwerken met de buis 63 via een spie 69 zodat vertikale beweging vrij mogelijk is. Het draaibare orgaan 61 is gekoppeld met het bodemgedeelte van de plunjer 21 in het midden daarvan via een lager 65 doordat een vrij draaibare beweging mogelijk is.

Een veer 71 is aanwezig tussen het ondervlak van het draaibare orgaan 67 en het binnenflensgedeelte 63a van de draaibare buis 63 waardoor het draaibare orgaan 67 vertikaal opwaarts kan worden bewogen.

Een geleidingsarm 73 strekt zich in radiale richting van het draaibare orgaan 67 uit en is integraal geïnstalleerd op het ondervlak van dat orgaan 67. Een beweegbaar blok 77 waarop de uitstoter 19 is gemonteerd wordt vrij beweegbaar gesteund in een geleidingsgroef 75 gevormd in radiale richting in het ondervlak van de geleidingsarm 73. Een vrij heen en weer gaande zuigerstang 79P in een hydraulische cylinder 79 en gemonteerd op de geleidingsarm 73 is beweegbaar met het bewegende blok 77 verbonden.

Een motor 81 is op het frame 9 gemonteerd teneinde de draaibare buis 63 te draaien en in te stellen. Bij voorkeur wordt een band 87, zoals een distributieband, bewogen tussen een aandrijfpulley 83 aanwezig op de uitgaande as van de motor 81 en een gedreven pulley 85 aanwezig op het buitenvlak van de draaibare buis 63.

Bij deze uitvoeringsvorm kunnen het beweegbare blok 77 en de uitstoter 19 in radiale richting bewegen en worden ingesteld onder invloed van de hydraulische cylinder 79. Door een bepaalde aandrijving van de motor 81 kan de uitstoter 19 worden gedraaid en via de draaibare buis 63 en het draaibare orgaan 67 worden ingesteld.

De uitvoeringsvorm waarin het middelpunt van de draaibare buis 63 gelegen is boven het beginpunt O weergegeven in fig.

2, kan de uitstoter 19 worden ingesteld op de straal R1 of de straal R2 stand onder invloed van de hydraulische cylinder 79 en de uitstoter 19 kan in een geschikte hoekstand worden ingesteld overeenkomend met elke pons 11 door verdraaiing van de draaibare buis 63 onder invloed van de motor 81.

In het geval van de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de pons 11 dus worden gezien als een vorm ingesteld in twee dimensies ten opzichte van polaire koördinaten; bovendien kan de stand van de uitstoter 19 eveneens worden uitgevoerd in twee-dimensies met betrekking tot de polaire koördinaten.

In het geval van fig. 5 waarin het ponsmontagegebied van de bovenste revolverkop 15 verdeeld is in vier delen 41A, 41B, 41C, 41D waarbij het vlak van elk van de ponsmontagegebieden 4IA tot 41D groot is, is het mogelijk een groter aantal montagemogelijkheden voor de ponsen 11 en de matrijzen 13 toe te passen en het draaiend instellen van de bovenkop 15 geschiedt over elke 90°. Het is dus mogelijk het instellen te bespoedigen en te vereenvoudigen.

De verdraaiingshoek van de bovenste revolverkop 15 is over 90° en 180° waarbij de kop met hoge snelheid wordt gedraaid. Slechts 4 ingrijpopeningen 39 samenwerkend met een korte pen (weggelaten in de tekeningen) zijn nodig om de instelstand van de bovenste kop 15 te bewerkstelligen, zodat het fabricageproces van de kop wordt vereenvoudigd en gemakkelijk kan geschieden.

In de boven besproken uitvoeringsvorm als weergegeven in fig. 5 is de afmeting L in de X-asrichting van elk van de ponsmontagegebieden 41A tot 41D betrekkelijk lang, zodat, zelfs wanneer de slaglengte van de slede 37 in de X-asrichting gelijk is aan S, het werkstuk W met de lengte (S+L) in de X-asrichting kan worden opgenomen.

Wanneer de ponsmontagegebieden 41A, 41B 41C en 41D betrekkelijk lang in de X-asrichting zijn als boven bedoeld, verdient het de voorkeur een uitstootinrichting toe te passen in een vorm zoals deze in de figuren 6 en 7 is weergegeven. Volgens de figuren 6 en 7 is de plunjer 21 betrekkelijk lang in de X-asrichting, waarbij de verbindingstang 23 dichtbij beide uiteinden van de plunjer 21 zijn verbonden waarbij de plunjer 21 geleid wordt door een geleiding 91 zodat deze in vertikale richting beweegbaar is. Een eerste glijblok 53 is geleid in de X-asrichting door een geleidend gedeelte 93 aanwezig op het ondervlak van de plunjer 21. Een tweede glijblok 55, dat voorzien is van de uitstoter 19, is gemonteerd op het eerste glijblok 53 zodat dit vrij in de Y-asrichting kan bewegen. De verhouding tussen het eerste glijblok 53 en het tweede glijblok 55 is dezelfde en reeds besproken in de uitvoeringsvorm in fig. 3.

Bij deze uitvoeringsvorm is een stel pulleys 95, 97 draaibaar aangebracht aan beide zijden van het frame 9 om het eerste glijblok 53 in de X-asrichting te bewegen. Zoals in het bijzonder uit fig. 7 blijkt, zijn de pulleys 95, 97 verbonden met een beweegbaar blok 103 dat over een geleidingsrail 101 kan bewegen aanwezig tussen de pulleys 95, 97. Een vertikale spie 105 is aanwezig op het bewegende blok 103 en werkt samen met een spiegroef 53G gevormd in het eerste glijblok 53, zodat het eerste glijblok 53 met het bewegende blok 103 kan bewegen zodanig dat dit in vertikale richting beweegbaar is. Voorts is een motor 107 zoals een pulsmotor of dergelijke, gemonteerd op het frame 9 voor het doen draaien van de pulley 95.

Bij de uitvoeringsvorm als boven besproken kan het eerste glijblok 53, gedreven door de motor 107 over een grote afstand in de X-asrichting bewogen worden en ingesteld. Aldus kan de inrichting zich aanpassen in het geval dat het ponsmontagegebied betrekkelijk lang is.

Ook wanneer de pons 11 zich bevindt aan een van de zijden van het ponsmontagegebied en in werking wordt gesteld treedt een onbelanswerking op de plunjer 21 op; bij bovengenoemde uitvoeringsvorm kan, omdat de plunjer 21 verbonden is met de verbindingsstang 23 aan beide zijden daarvan, de inrichting zich aanpassen aan de niet-evenwichtige belasting.

Uit bovenbedoelde toelichting kan worden afgeleid dat door toepassing van de uitvinding en wanneer de revolverkop in zijn stand is ingesteld in het bewerkingsgebied van de revolverkopponsmachine, vele ponsen en matrijzen in een vlak (twee-dimensionaal) in het bewerkingsgebied ingesteld kunnen worden. De stoter welke de pons in werking stelt kan tweedimensionaal worden bewogen en vele ponsen kunnen in volgorde in werking treden. Het rendement van het ponsproces kan worden verbeterd in vergelijking tot het rendement van de gebruikelijke revolverponsmachine.

Claims (8)

1. Revolverponsmachine bestaande uit: een frame (9); een bovenste revolverkop (15) gemonteerd op het frame (9) voor het ondersteunen van een aantal ponsen (11) en tweedimensionaal zijn opgesteld in een ponsmontagegebied op de bovenste kop (15); een onderste revolverkop (17) voor het ondersteunen van een aantal matrijzen (13) korresponderend met de ponsen (11) welke matrijzen (13) twee-dimensionaal zijn opgesteld in een matrijsmontagegebied op de onderste kop (17); een plunjer (21) gemonteerd op het frame (9) welke in vertikale richting kan bewegen; en een uitstoter (19) aanwezig op de plunjer (21) voor het in werking stellen van de ponsen (11), welke uitstoter (19) is aangebracht in het bodemgedeelte van de plunjer (21) zodat deze in horizontale richtingen boven de ponsen (11) beweegbaar is, welke gemonteerd zijn in het ponsmontagegebied van de kop (15) en in een werkgebied instelbaar zijn.

2. Revolverponsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk dat deze een tweede glijblok (55) heeft voor het steunen van de uitstoter (19) en een eerste glijblok (53) voor het steunen van het tweede glijblok (55) en beweegbaar is in de Y-asrichting, waarbij de eerste slede gesteund wordt op de bodem van de plunjer (20) en beweegbaar is in de X-asrichting.

3. Revolverponsmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk dat een bedieningsinrichting (57) aanwezig is voor het bewegen van het eerste glijblok (53) of een bedieningsinrichting (59) voor het bewegen van het tweede glijblok, dat een aantal hydraulische cylinders omvat voor het bewegen en instellen van het blok (53, 55) in een aantal standen.

4. Revolverponsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk dat deze een draaibaar orgaan (67) bevat dat wordt gesteund op het frame (9) zodanig dat dit vrij kan draaien om een vertikale asf waarbij de uitstoter (19) zodanig wordt gesteund dat deze vrij kan bewegen in de radiale richting van het draaibare orgaan (67) op de bodem van de plunjer (21) .

5. Revolverponsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk dat een aantal ponsen (11) en matrijzen (13) in de boven- en onderrevolverkop (15), (17) zijn opgesteld en tweedimensionaal met betrekking tot de rechte of polaire koördinaten.

6. Revolverponsmachine volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de ponsen naast elkaar zijn opgesteld in de bovenste kop (15) en een hefveer (45) gemeenschappelijk wordt gebruikt voor een aantal ponsen (11).

7. Revolverponsmachine bestaande uit: een frame (9); bovenste revolverkoppen (15) gemonteerd op het frame (9) voor het ondersteunen van een aantal ponsen (11), welke ponsen (11) twee-dimensionaal zijn gerangschikt in een ponsmontagegebied op de bovenkop (15); een onderste revolverkop (17) voor het steunen van een aantal matrijzen (13) overeenkomstig de ponsen (11), welke matrijzen (13) twee-dimensionaal zijn gerangschikt in een montagegebied op de onderkop (17); een plunjer (21) gemonteerd op het frame (9) en welke in vertikale richting kan bewegen; een draaibaar deel (63) dat vrij draaibaar gemonteerd is op het frame; een draaibaar orgaan (67) dat samenwerkt met het draaibare deel (63) zodat dit in vertikale zin beweegbaar is, welk draaibare deel (67) draaibaar gekoppeld is met het bodemgedeelte van de plunjer (21); een beweegbaar blok (77) dat wordt gesteund op het bodemvlak van het draaibare orgaan (67) en dat in radiale richting van het draaibare deel (67) kan bewegen; en een uitstoter (19) aanwezig op het beweegbare blok (67) voor het uitstoten van de ponsen (11).

8. Revolverponsmachine bestaande uit: een frame (9); een bovenkop (15) gemonteerd op het frame (9) voor het ondersteunen van een aantal ponsen (11) , welke ponsen (11) twee-dimensionaal zijn gerangschikt in een rechthoekig ponsmontagegebied op de bovenkop (15); een onderkop (17) gemonteerd op het frame (9) voor het ondersteunen van een aantal matrijzen (13) overeenkomend met de ponsen (11), welke matrijzen (13) twee-dimensionaal zijn gerangschikt in een rechthoekig matrijsmontagegebied op de onderkop (17); een plunjer (21) gesteund op het frame welke in vertikale zin kan bewegen, welke plunjer (21) een langsvorm heeft welke in overeenstemming is met de opstelling van de ponsen (11) en de matrijzen (13) en verbonden is met een excentrisch gedeelte van de excenteras dichtbij beide einden daarvan;en een uitstoter (19) aanwezig is op de plunjer welke in horizontale zin kan bewegen.