NL8200057A

NL8200057A - Aanpasinrichting voor miniatuursoort bandcassettes.

Info

Publication number: NL8200057A
Application number: NL8200057A
Authority: NL
Original assignee: Victor Company Of Japan
Priority date: 1981-01-20
Filing date: 1982-01-08
Publication date: 1982-08-16
Also published as: ATA18982A; FR2498361A1; MY8600244A; SE8200257L; DK20182A; MX150826A; BE891843A; DE3201615A1; US4432510A; NZ199525A; NL8200036A; PT74296A; DK22082A; US4494161A; AT374953B; GB2091213B; SU1111700A3; DE3201598C2; DE3201598A1; ATA12182A

Description

- 1 - S. .. <£

Aanpasinrichting voor miniatuursoort bandcassettes.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op aanpasinrichtingen voor miniatuursoort bandcassettes en in het bijzonder op een aanpasinrichting met een uitwendige vorm en maat gelijk aan die van een standaardsoort bandcassette 5 gebruikt bij een standaardsoort registreer- en/of reproduceer inrichting, welke wordt aangebracht in de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting in een toestand waarbij een miniatuursoort bandcassette is opgenomen welke kleiner is dan de standaardsoort bandcassette voor het vormen van een voor-10 af bepaalde bandbaan binnen de aanpasinrichting door het uittrek ken van een band uit een cassettehuis, en onafhankelijk aangebracht in een registreer- en/of reproduceerinrichting van een $ andere soort dan de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting.

15 Tegenwoordig worden videosignaalregistreer- en/of reproduceerinrichtingen met bandcassettes uitgevoerd voor praktisch gebruik over de gehele wereld. Als soorten van deze registreer- en/of reproduceerinrichtingen met bandcassettes bestaan tegenwoordig twee of drie gestandaardiseerde soorten van 20 inrichtingen in de wereld. Er is geen onderlinge verwisselbaar heid tussen inrichtingen van verschillende standaarden, maar onderlinge verwisselbaarheid bestaat tussen inrichtingen welke dezelfde standaard aannemen. Aldus kan een bandcassette geregistreerd door een registreer- en/of reproduceerinrichting wor-25 den gereproduceerd door een andere registreer- en/of repro duceerinrichting van dezelfde standaard. Aldus wordt teneinde onderlinge verwisselbaarheid te verzekeren tussen verschillende registreer- en/of reproduceerinrichtingen vervaardigd door verschillende fabrikanten teneinde registratie en/of reproduktie 30 uit te voeren, een standaardisatie uitgevoerd met betrekking tot formaten van de bandcassette en de registreer- en/of reproduceerinrichting. Dit betekent, dat de genoemde formaten worden gestandaardiseerd voor elke standaard, en een standaardsoort 8200057 \ / - 2 - ïiandcassette en een standaardsoort registreer- en/of reproduceer-inrichting respectievelijk zijn voorzien en toegepast voor elke standaard.

Tegenwoordig omvat een probleem van veel 5 belang het verwezenlijken van het verminderen van de maat van het hoofdlichaam van de registreer- en/of reproduceerinrichting. Dit is het realiseren van een compactere draagbare soort registreer- en/of reproduceerinrichting en het bijvoorbeeld verwezenlijken van zulk een uitrusting, dat een registreerinriehting 10 als een geheel wordt ingebouwd in een televisiecamera.

In dit verband zijn sommige pogingen ondernomen voor het verwezenlijken van een compacte soort registreer-en/of reproduceerinrichting met een compacte of miniatuursoort bandeassette, waarbij gebruik wordt gemaakt van een bandpatroon 15 en formaat volledig verschillend van die van de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting met de standaardsoort bandeassette, welke reeds algemeen op de markt zijn. Evenwel gebruikt de genoemde compacte soort registreer- en/of reproduceerinrichting toegepast voor verwezenlijking, een formaat dat 20 volledig verschilt van dat van de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting, en onderlinge verwisselbaarheid daartussen bestaat niet. Daarom is er bij deze compacte soort registreer- en/of reproduceerinrichting een nadeel, doordat een bandcassette geregistreerd door de compacte "soort registreer-25 en/of reproduceerinrichting niet kan worden gereproduceerd door de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting. Dit is een groot ongemak en nadeel voor bezitters van de compacte soort registreer- en/of reproduceerinrichting.

Een andere poging is ook ondernomen voor het 30 verwezenlijken van een compacte soort draagbare registreer- en/of reproduceerinrichting, welke registratie en/of reproduktie uitvoert met hetzelfde bandpatroon en formaat als de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting, door gebruik van een bandcassette waarvan de maat iets is verminderd door vermin-35 dering van de bandhoeveelheid en de diameter van de rollen ten 8200057 * a

V

- 3 - opzichte van die van de standaardsoort bandeassette. Bij dit stelsel kan een bandeassette geregistreerd door de draagbare registreer- en/of reproduceerinrichting worden gereproduceerd zoals het geval bij de standaardsoort registreer- en/of re-5 produceerinrichting.

Evenwel is bij de bandeassette gebruikt in de bovengenoemde draagbare registreer- en/of reproduceerinrichting de afstand tussen een toevoerzijrol en een opneemzijrol ingesteld gelijk aan de afstand tussen de toevoerzij- en opneemzij-10 rollen van de standaardsoort bandeassette, zodat de bandeassette gebruikt voor de draagbare registreer- en/of reproduceerinrichting kan worden aangebracht in de standaardsoort registreer-en/of reproduceerinrichting. Zelfs wanneer de bandhoeveelheid wordt verminderd teneinde de diameter van de rollen te vermin-15 deren, is er echter een grens bij het verminderen van de diameter van deze rollen. Daarom is er in dit stelsel een nadeel doordat de maat van de bandeassette als een geheel niet afdoende kan worden verminderd en hetzelfde is geldig voor de registreer-en/of reproduceerinrichting.

20 Verder kan een ander stelsel worden beschouwd, waarbij de bandhoeveelheid wordt verminderd voor het verminderen van de diameter van de rollen en verder wordt de miniatuur-soort bandeassette geconstrueerd door het verminderen van de afstand tussen de toevoerzij- en opneemzijrollen. Bij dit stel-25 sel kan als een wijziging van de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting, de registreer- en/of reproduceerinrichting zo worden geconstrueerd, dat een rolschijf voor het aandrijven van de opneemzijrol beweegbaar is. Bij deze wijziging van de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting 30 is de opneemzijrolschijf in een normale positie indien voorzien van de standaardsoort bandeassette, en de opneemzijrolschijf wordt bewogen naar een positie dichter bij de toevoerzijrol-schijf indien voorzien van de miniatuursoort bandeassette.

Er is echter zelfs bij dit stelsel bijvoor-35 beeld een nadeel doordat de miniatuursoort bandeassette geregi- 8200057 » · -h - streerd door de compacte soort registreer- en/of reproduceerinrichting niet kan worden gereproduceerd door de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting welke thans veel wordt gebruikt. Buitendien is er het nadeel dat het zeer moei-5 lijk is een mechanisme te verwezenlijken voor het bewegen van de rolschijf op de bovenbeschreven wijze. Verder heeft de registreer- en/of reproduceerinrichting met de bandcassette in het algemeen een mer-chanisme voor het uit-trekken van de band vanuit de bandcassette voor het plaatsen van de band op een vooraf 10 bepaalde bandbaan binnen de registreer- en/of reproduceerinrichting.

Het is daarom bijzonder moeilijk het bovengenoemde mechanisme te construeren voor het uittrekken van de band, zodat onderlinge verwisselbaarheid bestaat met betrekking tot de bovengenoemde compacte of miniatuursoort bandcassette en de standaardsoort 15 bandcassette, en de verwezenlijking van zulk een mechanisme is praktisch onmogelijk.

Het is aldus een algemeen doel van de uitvinding te voorzien in een aanpasinrichting voor een miniatuur-soort bandcassette, waardoor het mogelijk is de miniatuursoort 20 bandcassette te plaatsen in een standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting en waarbij de bovenbeschreven nadelen zijn overwonnen.

Een ander en meer specifiek doel van de uitvinding is te voorzien in een aanpasinrichting met een uitwen-25 dige vorm en maat gelijk aan die van een standaardsoort band cassette gebruikt bij een standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting, welke is geplaatst in de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting in een toestand waarbij een miniatuursoort bandcassette is opgenomen, welke kleiner 30 is dan de standaardsoort bandcassette voor het vormen van een vooraf bepaalde bandbaan binnen de aanpasinrichting door het uittrekken van een band uit een cassettehuis, en onafhankelijk aangebracht in een registreer- en/of reproduceerinrichting van een andere soort dan de standaardsoort registreer- en/of repro-35 duceerinrichting. De aanpasinrichting volgens de uitvinding heeft 8200057 f * - 5 - een mechanisme voor het uittrekken van de hand, zodat door het bedienen van een bedieningsgedeelte, de band wordt onderschept en uitgetrokken uit het cassettehuis van de miniatuursoort band-cassette voor het vormen van een vooraf bepaalde bandbaan binnen 5 de aanpasinrichting.

Ifog een ander doel van de uitvinding is te voorzien in een aanpasinrichting voor een miniatuursoort band-cassette geconstrueerd zodanig, dat door het bedienen van het bedieningsgedeelte van het bovengenoemde mechanisme voor het uit-10 trekken van de band op een andere wijzé, het mechanisme de band uittrekt, welke is uitgetrokken binnen de aanpasinrichting in het cassettehuis.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening in het volgende nader worden toegelicht.

15 Figuur 1 toont in perspectief een voorbeeld van een miniatuursoort bandcassette welke is opgenomen binnen een aanpasinrichting voor een miniatuursoort bandcassette volgens de uitvinding, in een toestand waar een bandbeschermings-deksel open is, gezien vanaf een onderzijde met betrekking tot 20 het vooroppervlak van de miniatuursoort bandcassette.

Figuren 2A, 2B, 2C en 2D tonen respectievelijk een bovenaanzicht, een zijaanzicht, een onderaanzicht en een achteraanzicht van de miniatuursoort bandcassette van figuur 1.

Figuur 2E is een achteraanzicht van een wij-25 ziging van de miniatuursoort bandcassette van figuur 1.

Figuur 3 is een bovenaanzicht en toont de binnenconstructie van de miniatuursoort bandcassette van figuur 1 in een toestand waarbij een bovenhelft van een cassettehuis en een bovenflens van een rol zijn gedemonteerd.

30 Figuur U toont een dwarsdoorsnede volgens de lijn XV - IV van figuur 2A.

Figuur 5 toont in perspectief een uitvoeringsvorm van een aanpasinrichting voor een miniatuursoort bandcassette volgens de uitvinding.

35 Figuur 6 is een bovenaanzicht van een mecha- 8200057 ♦ 9 - 6 - nisme voor het uittrekken van een band van mechanismen binnen de aanpasinrichting aangegeven in figuur 5 in een toestand, waarbij een bovenplaatgedeelte van de aanpasinrichting is gedemonteerd.

5 Figuur 7 is een bovenaanzicht van de aanpas inrichting van figuur 5 samen met een dekselopenings- en slui-tingsmechanisme, in een toestand waarbij een deksel aan de achtervlakzijde van de aanpasinrichting open is.

Figuur 8 toont een zijaanzicht van de aanpas-10 inrichting van figuur 7·

Figuur 9 toont in perspectief een êénrich-tingskoppeling binnen het mechanisme van figuur 6.

Figuur 10 is een bovenaanzicht van een voorbeeld van een standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrich-15 ting voorzien van een aanpasinrichting voor een miniatuursoort bandcassette van figuur 5» in een toestand waarbij de miniatuur-soort bandcassette van figuur 1 is opgenomen en een vooraf bepaalde bandbaan is gevormd binnen de aanpasinrichting, gedurende een registreer- of reproduceerwerking.

20 Figuur 11 is een bovenaanzicht van een voor beeld van een registreer- en/of reproduceerinrichting exclusief voor de miniatuursoort bandcassette, welke is voorzien van de miniatuursoort bandcassette van figuur 1 gedurende een registreer- of reproduceerwerking.

25 Allereerst zal een beschrijving worden gege ven met betrekking tot een miniatuursoort bandcassette welke kan worden toegepast bij een aanpasinrichting voor een miniatuursoort bandcassette volgens de uitvinding.

Een miniatuursoort bandcassette 10 ziet men 30 in figuren 1, 2A tot 2D, 3 en U. De bandcassette 10 heeft een cassettehuis 11 van een maat kleiner dan de standaardsoort bandcassette welke is aangebracht in een standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting. Een deksel 13 voor het beschermen van de magnetische band 12 opgenomen binnen de band-35 cassette 10, is aangebracht op het vooroppervlak van het cassette- 8200057 * Λ - 7 - huis 11. De cassette 11 “bestaat uit een bovenhelft 1^· en een onderhelft 15·

Een deel van een rechthoekig zijvlakflensgedeelte 13a van de deksel 13 wordt axiaal gedragen door een draai-5 pen 16 bij een deel in de nabijheid van een hoekgedeelte van de bovenhelft 1U, zodat de deksel 13 roteerbaar is voor openen en sluiten. Een praktisch U-vormige bladveer 17 en een schuifstaaf 18, welke wordt gedrukt in de richting van de draaipen 16 door de bladveer 17, zijn aangebracht in verband met bovengenoemde 10 deksel 13· De deksel 13 kan twee standen aannemen. Dit betekent dat in de ene stand een zijrand 13b van het flensgedeelte 13a wordt gedrukt door de schuifstaaf 18 en de deksel 13 in een gesloten stand volgens figuur 2B is. Verder wordt in de andere stand een andere zijrand 13c van het flensgedeelte 13a gedrukt 15 door de schuifstaaf 18 en de deksel 13 is in een open stand volgens figuur 1 en aangegeven met een stippellijn in figuur 2B.

De U-vormige bladveer 17 past in een zijgroef 19 van de bovenhelft 1k in een stand waarbij de bladveer 17 wordt vastgehouden door een uitstekende ribbe 19a en niet gemakkelijk wordt geschei-20 den uit de zijgroef 19· De schuifstaaf 18 is voorzien van een groef 20 aan de zijde van de bovenhelft 1^+ op een vrij schuifbare wijze. Wanneer buitendien de bandcassette 10 niet is geplaatst in een registreer- en/of reproduceerinrichting exclusief voor de bandcassette 10 of opgenomen in een bandcassette-aanpas-25 inrichting (beschrijving met betrekking tot de registreer- en/of reproduceerinrichting exclusief voor de bandcassette 10 en de bandeassette-aanpasinrichting zal hierna worden gegeven) bedekt de deksel 13 het voorvlak Van het cassettehuis 11 voor het beschermen van de magnetische band 12 welke is blootgesteld 30 bij het voorvlak van het cassettehuis 11.

Buitendien zijn, zoals getekend in figuren 3 en h, een toevoerzijrol (toevoerrol) 21 en een opneemzijrol (opneemrol) 22 aangebracht op een evenwijdige wijze binnen het cassettehuis 11. Een afstand D tussen de middens van de rollen 35 21 en 22 is korter dan de afstand tussen de middens van de toevoer- 8200057 ·* I * - 8 - en opneemroliën van een standaardsoort bandcassette gebruikt met betrekking tot een standaardsoort registreer- en/of reproduceer-inrichting. Met.betrekking tot de toevoerrol 21 wordt de magnetische band 12 gewikkeld' om een rolnaaf 25 tussen boven- en 5 onderflenzen 23 en 2b. Overeenkomstig wordt de magnetische band 12 gewikkeld rond een rolnaaf 28 tussen boven- en onderflenzen 2β en 27, met betrekking tot de opneemrol 22. De magnetische band 12 wordt afgewikkeld van de toevoerrol 21 en geleid door geleidingsstaven 29, 30, 31 en 32 aangebracht aan de linker en 10 rechter eindzijden, langs de voorvlakzijde van het cassettehuis 11 voor het vormen van een bandbaan 12A lopend naar* de opneemrol 22.

De toevoerrol 21 is aangebracht in een stand waar een ringvormig uitstekend stapgedeelte 2ba. van de onderflens 15 2b los past in een gat 33 met een grotere diameter van de onder- helft 15.

De opneemrol 22 is aangebracht op roteerbare wijze zodanig, dat een vaste as 35, bevestigd aan de onderhelft 15 door een schroef 3^·, is ingebracht in een centraal gat van 20 de rolnaaf 28.

Buitendien zijn tandwieltanden 27a gevormd op het gehele buitenomtreksgedeelte van de onderflens 27 van de opneemrol 22. Zoals aangegeven in figuren 1, 2B, 2C, 3 en 4, wordt een deel van het buitenomtreksgedeelte van de onderflens 25 27 blootgesteld via een uitgesneden venster 36 gevormd bij een gedeelte tussen het zijoppervlak en het bodemoppervlak van de bodemhelft 15·

Buitendien is een praktisch halfcirkelvormig verdiept stapgedeelte 37 in bovenaanzicht gevormd bij een cen-30 traal deel van het bovenvlak van de bandeassette 10 in verbin ding met de achtervlakzijde. Dit verdiepte stapgedeelte 37 werkt samen met een samenwerkingshefboom aangebracht op de bandcas-sette-aanpasinrichtingszijde, zoals hierna zal worden beschreven.

Figuur 2E toont een miniatuur-soort bandcassette 35 10a welke een wijziging is van de bovenbeschreven miniatuursoort 8200057

* J

- 9 - bandcassette. De bandcassette 10a heeft een verdiept gedeelte 37a. hij het achtervlak in een stand nabij het bovenvlak daarvan, in plaats van het verdiepte stapgedeelte 37· Dit verdiepte gedeelte 37a is van praktisch halfcirkelvormige uitvoering in 5 de richting van de breedte, overeenkomstig als bij het boven genoemde verdiepte stapgedeelte 37» en is ingebracht met en in samenwerking met de samenwerkingshefboom aangebracht op de band-cassette-aanpasinrichtingszijde. Deze miniatuursoort bandcasset-te 10a heeft geen stap bij het bovenvlak daarvan, aangezien het 10 verdiepte gedeelte 37a wordt gebruikt in plaats van het verdiep te stapgedeelte 37.

De bovengenoemde miniatuursoort bandcassette 10 (10a) heeft uitsnijdingen 38, 39 en Uo aan. de voorvlakzijde daarvan en kanaalgroeven ^1 en k2 bij de rechter en linker zij-15 wanden daarvan. Verder is een foutief uitwissen voorkomende lip U3 aangebracht bij de achtervlakzijde van de bandcassette 10 (10a).

Hierna zal een beschrijving worden gegeven voor een geval waarbij een aanpasinrichting voor een miniatuur-20 soort bandcassette volgens de uitvinding is aangebraeht in de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting in een stand waarbij de bandcassette 10 met bovengenoemde constructie is opgenomen, door te verwijzen naar figuren 5 tot 10.

Een aanpasinrichting 50 heeft een opneemgedeel-25 te 51 voor het opnemen van de genoemde bandcassette 10 binnen een aanpassingshuis 50A volgens figuur 5 en het aanpassingshuis 5'0A heeft een uitwendige vorm en maat praktisch gelijk aan die van de standaardsoort bandcassette. Het aanpassingshuis 50A bestaat uit een huislichaam 52 met een bovenplaatgedeelte en zij-30 wandgedeelten, een bodemplaat 53 en een deksel 5^·· De deksel 5¾ is vrij te openen en te sluiten en is bij het voorvlak van het aanpassingshuis 50A aangebracht. Zoals hierna zal worden beschreven, beschermt de deksel 5^ de magnetische band, welke een vooraf bepaalde bandbaan binnen de aanpasinrichting 50 vormt. 35 Een mechanisme voor het uittrekken van de 8200057 - 10 - band en een rotatietransmissiemechanisme voor het opnemen van de hand respectievelijk aangegeven in figuur 6, en een mechanisme voor het openen en sluiten van de deksel, aangêgeven in figuur 7s zijn aangehracht in het hovengenoemde aanpassingshuis 5 50A. Uitsnijdingen 55 en 56 waarin aanhrengstaven treden en een uitsnijding 57 waarin een kaapstander treedt, zijn respectievelijk aangehracht hij de voorvlakzijde van de bodemplaat 53.

Het opneemgedeelte 51 is gevormd als een verdiept gedeelte met een opening hij het bovengedeelte daarvan 10 een rolaandrijfas-inbrenggat 58 en een cassette-uitdrukgat 59 zijn aangehracht hij het bodemgedeelte van het opneemgedeelte 51. Verder steekt een rolaandrijftandwiel 6θ gedeeltelijk uit in het opneemgedeelte 51 vanaf een zijde van het opneemgedeelte 51.

15 Staven (of rollen) 61 en 62 voor het uittrek ken en geleiden van de hand zijn respectievelijk ingebed aangehracht hij de topeinden van een eerste aanbrengarm 63 en een tweede aanbrengarm 6k. Deze staven 61 en 62 bewegen tussen standen aangegeven door stippellijnen in figuur 6 (getrokken 20 lijnen in figuur 7) voordat de hand is uitgetrokken en standen aangegeven door getrokken lijnen in figuur 6 (stippellijnen in figuur 7) nadat het uittrekken van de hand is voltooid. Voordat de hand wordt uitgetrokken, worden de staven 61 en 62 geplaatst binnen het opneemgedeelte 51 en zijn in standen tegenover de 25 uitsnijdingen 1)-0 en 38 van de bande as sette, welke is opgenomen in de aanpasinrichting 50. Nadat het uittrekken van de hand is voltooid, zijn de staven 61 en 62 respectievelijk in standen overeenkomend met de standen van de rechter en linker bandgelei-dingsstaven aangehracht hij de voorvlakzijde van de standaard-30 soort handcassette om de hand te geleiden. De staven 61 en 62 bewegen gelijk tussen de bovengenoemde twee standen door het met rotatie bedienen van een bedieningshefboom 65 aangehracht hij de achtervlakzijde van het aanpassingshuis 50A tussen een niet-werkzame stand A en een werking-voltooide stand B.

35 Een draaibare deksel 66 is aangehracht hij de 8200057 - 11 - achtervlakzijde van het aanpassingshuis 50A, zodat de deksel 66 vrij kan openen en sluiten volgens de pijl C. Zoals hierna zal worden beschreven, wordt de deksel 5h geopend en gesloten tengevolge van het openen en sluiten van de genoemde deksel 66.

5 De deksel 66 is aangebracht in een stand overeenkomend met de stand van de bedieningshefboom 65. Zoals aangegeven in figuur 6, bedekt de deksel 66 de hefboom 65 in een gesloten stand zodat de hefboom 65 niet kan worden bediend. Wanneer anderzijds de deksel 66 in een open stand is, kan de hefboom 65 worden be-10 diend vanaf de buitenzijde van het aanpassingshuis 50A. Overeen komstig kan de hefboom 65 slechts worden bediend wanneer de deksel 66 open is. Verder wordt de hefboom 65 geroteerd om een as 67· Aldus steekt een roterend vrij einde 68 van de hefboom 65 uit buiten het aanpassingshuis 50A voorbij de stand van de 15 deksel 66, welke wordt aangenomen gesloten te zijn en treedt dan weer binnen in het aanpassingshuis 50A. Het roterende vrije einde 68 beweegt overeenkomstig langs een plaats 69, aangegeven met een stippellijn in figuur 6. Wanneer dus de hefboom 65 is in een stand bij een punt halverwege de rotatiebediening anders 20 dan de standen A en B, kan de deksel 66 niet worden gesloten aangezien het roterende vrije einde 68 van de hefboom 65 het sluiten van de deksel 66 stoort. Dit betekent dat de deksel 66 slechts kan worden gesloten wanneer de hefboom 65 is in de standen A en B.

25 Een grendelmechanisme bestaande uit een vinger 70 en een veer 71> is aangebracht bij het topeinde van de deksel 66 om deze deksel 66 te vergrendelen in de gesloten stand getekend in figuur 6. Het roterende vrije einde 68 van de hefboom 65 maakt contact met het achtervlak van de deksel 66 voor het 30 vergrendelen van de hefboom 65 in de genoemde standen A en B.

Hierna zal een beschrijving worden gegeven met betrekking tot de werking, waarbij de bandcassette 10 wordt opgenomen in het opneemgedeelte 51 van de genoemde aanpasinrich-ting 50» voor het vormen van een vooraf bepaalde bandbaan bin-35 nen de aanpasinriehting 50.

8200057 - 12 -

Wanneer de bandeassette 10 wordt opgenomen in de aanpasinrichting 50, is de hefboom 65 in de niet-werkza-me stand A en is de deksel 66 in gesloten stand. Aldus zijn de staven 61 en 62 geplaatst binnen het opneemgedeelte 51 en is 5 de deksel 5^· gesloten. Aangezien de hefboom 65 contact met de deksel 66 en is beperkt tegen rotatie bij de stand A, zelfs wanneer de lege aanpasinrichting 50 op een ruwe wijze wordt gehanteerd, zijn de staven 61 en 62 respectievelijk en stabiel gehandhaafd bij vooraf bepaalde standen zonder onnodig bewegen 10 binnen het opneemgedeelte 51.

De bandcassette 10 wordt opgenomen binnen het opneemgedeelte 51 in een toestand waarbij de deksel 13 open is en de magnetische band 12 niet is uitgetrokken, door de bandcassette 10 neerwaarts te drukken in de aanpasinrichting 15 50. De bandcassette 10 wordt opgenomen gekeerd in een vooraf bepaalde richting, door het passen van de groeven hl en h2 aangebracht aan het zijoppervlak van de bandcassette, over bijbehorende uitstekende ribben 72 en 73, aangebracht bij het opneemgedeelte 51· Door de genoemde werking voor het opnemen van de 20 bandcassette 10 in de aanpasinrichting 50 worden de staven 61 en 62 respectievelijk en relatief ingebracht in de uitsnijdingen ^0 en 38 van de bandcassette 10 op de binnenzijde van de band-baan 12A teneinde te liggen tegenover de bandbaan 12A. Buitendien werken de tanden 27a samen met het tandwiel 60. Rechter 25 en linker samenwerkingsarmen 7^-a en 7^-b werken samen met de dek sel 13, om de deksel 13 positief te handhaven in de open stand.

In de bovengenoemde stand wordt de deksel 66 van het aanpassingshuis 50A geopend, wordt de hefboom 65 in rotatie bediend naar de stand B en wordt de deksel 66 geslo-30 ten. Door deze reeks handelingen wordt de magnetische band-12 uitgetrokken uit de bandcassette 10 voor het vormen van een vooraf bepaalde bandbaan binnen het aanpassingshuis 50A.

Wanneer dus, zoals getekend in figuren 7 en 8, de deksel 66 wordt geroteerd om een as 75 over een hoek van 35 ongeveer negentig graden, schuift een hefboom 76 in de richting 8200057 .-13- c van de pijl X1. Buitendien roteert een L-vormige hefboom 77 in de richting met een uurwerk mee om een pen 78 en beweegt een hefboom 79 volgens de richting van een pijl Y1. Het topeinde van de hefboom 79 is verbonden met een arm 81, welke is bevestigd 5 aan een as 80 van de openings- en sluitingsdeksel 5¼. Door de beschreven beweging van de hefboom 79 wordt de deksel 5b half geopend zoals speciaal in figuur 18 is getekend.

In de bovengenoemde stand wordt de hefboom . 65 geroteerd volgens een uurwerk naar de stand B aangegeven door 10 een getrokken lijn in figuur 6 vanaf de stand A aangegeven met een stippellijn in figuur 6, Door deze rotatie van de hefboom 65 beweegt een verbindingsorgaan 85 in de richting van de pijl X1 tengevolge van de rotatie van de hefboom 65 met een uurwerk mee. Aldus roteert een L-vormige rotatiehefboom 86 met een 15 uurwerk mee om een as 87, beweegt een verbindingsorgaan 88 in de richting van een pijl Y2 en roteert een hefboom 89 met een uurwerk mee. Een tijdtandwiel 90 roteert als een geheel met de hefboom 89. Door de genoemde rotatie van het tandwiel 90, wordt een tijdtandwiel 92 geroteerd met een uurwerk mee via een tijd-20 band 915 en een eerste aanbrengarm 63 roteert als een geheel met het tandwiel 92 volgens een uurwerk naar een stand aangegeven door een getrokken lijn in figuur 6. Verder beweegt door de genoemde bediening van de bedieningshefboom 65, een verbindingsorgaan 95 volgens de richting van de pijl X1, en roteert een 25 rotatiehefboom 96 om een as 97 met een uurwerk mee. Wanneer de genoemde rotatiehefboom 96 roteert, roteert de tweede aanbrengarm 6b tegen een uurwerk in om een as 98 naar een stand aangegeven met de getrokken lijn in figuur 6.

Door de rotatie van de genoemde eerste en twee-30 de aanbrengarmen 63 en 6b onderscheppen de staven 61 en 62 de magnetische band 12 en werken daarmee samen om de magnetische band 12 uit de bandcassette 10 te trekken. Deze staven 61 en 62 bereiken standen aangegeven door getrokken lijnen in figuur 6 waar de werking van het uittrekken van de magnetische band wordt 35 voltooid. Wanneer de deksel 5^ in he gesloten stand is, zullen 8200057 4 - 1U - de staven 61 en 62 de deksel 5^ treffen als deze staven 61 en 62 "bewegen. Evenwel is "bij de onderhavige uitvoering van de uitvinding de deksel 5^· open zoals getekend in figuur 8 wanneer deze staven 61 en 62 "bewegen. Aldus kunnen deze staven 61 en 5 62 "bewegen naar de standen waar de werking van het uittrekken van de magnetische band is voltooid, zonder tegen de deksel 5^ te treffen. De magnetische band 12 wordt uitgetrokken van de rollen 21 en 22 van de bandcassette 10 af, voor het vormen van een vooraf bepaalde bandbaan 12B, geleid door de staven 61 en 62. 10 De standen van de staven 61 en 62 waar het uittrekken van de magnetische band is voltooid, komen overeen met de standen van de rechter en linker geleidingsstaven aangebracht bij de voorvlakzijde van de standaardsoort bandcassette. Buitendien wordt de bandbaan 12B, welke wordt gevormd door het geleiden ge-15 vormd door de staven 61 en 62, identiek aan de bandbaan ver kregen bij de voorvlakzijde van de standaardsoort bandcassette. Wanneer, de aanpasinrichting 50 wordt gebruikt, werken de staven 61 en 62 als geleidingen voor het geleiden van de magnetische band 12.

20 De deksel 66 wordt geroteerd met een uurwerk mee om te sluiten overeenkomstig figuur 6. In verband met de sluiting van de deksel 66 beweegt de hefboom j6 volgens een pijl X2 om weg te gaan van de hefboom 77· Overeenkomstig beweegt de hefboom 79 volgens de richting van een pijl Y2 tengevolge van 25 de werking van een veer (niet getekend) voor het sluiten van de deksel 5^·· De deksel 66 is vergrendeld in de gesloten stand. Wanneer de aanpasinrichting 50 wordt gebruikt, werkt een kracht tengevolge van de bandspanning op de staven 61 en 62 teneinde deze staven 61 en 62 terug te brengen naar de oorspronkelijke 30 standen. Evenwel wordt in de stand B het roterende vrije einde 68 van de bedieningshefboom 65 gedrukt door het achtervlak van de deksel 66, welke is vergrendeld in de gesloten stand. Aldus is de hefboom 65 beperkt in rotatie tegen een uurwerk in en worden de staven 61 en 62 stabiel gehandhaafd in de standen waar 35 de werking, van het uittrekken van de magnetische band is voltooid.

8200057 - 15 -

Daarom wordt het vormen van de handbaan 12B "binnen het aanpassingshuis 50A uitgevoerd zonder het aanraken van de magnetische "band door de handen van de bedieningspersoon en dit is geschikt voor het beschermen van de magnetische band.

5 Wanneer de bandeassette 10 moet worden uitge nomen uit de aanpasinrichting 50, wordt de deksel 66 geopend, wordt de hefboom 65 door rotatie teruggebracht naar de oorspronkelijke stand A tegen een uurwerk in en wordt de deksel 66 dan gesloten.

10 Door de werking van de bedieningshefboom 65 in het bijzonder roteren de aanbrengarmen 63 en 6k respectievelijk tegen een uurwerk in en met een uurwerk mee. Buitendien keren de staven 61 en 62 respectievelijk terug in de uitsnijdingen bo en 38 van de bandeassette 10, welke is opgenomen in 15 het opneemgedeelte 51·

Buitendien wordt door de genoemde werking van de hefboom 65 de rotatie van een tandwiel 100, dat een geheel vormt met de hefboom 65, overgedragen aan een tandwiel-constructie 102 via een tandwielmechanisme 101. Buitendien wordt 20 de genoemde rotatie overgedragen aan de opneemrol 22 binnen de bandeassette 10 via het tandwiel 60, dat grijpt in een tand-gedeelte 102a van de tandwielconstructie 102. Aldus wordt de opneemrol 22 geroteerd met een uurwerk mee voor het opnemen van de magnetische band 12 welke uit de bandeassette 10 was ge-25 trokken. De opneemrol 22 wordt geroteerd over een waarde ten einde voldoende de lengte van de magnetische band 12, getrokken uit de bandeassette 10, op te nemen.

Aldus wordt door de werking van de hefboom 65 alle magnetische band 12 getrokken uit de bandeassette 10, 30 opgenomen binnen de bandeassette 10. Het is dus niet nodig een speciale werking uit te voeren voor het opnemen van de magnetische band nadat.de hefboom 65 is bediend en de bandeassette 10 kan onmiddellijk worden uitgenomen uit het opneemgedeelte 51· De bandeassette 10 kan worden uitgenomen uit het opneemgedeelte 35 51 door de vingertop van de bedieningspersoon te steken in het 8200057 - 16 - gat 59 en het bodemvlak van de bandcassette 1-0-opwaarts te drukken.

Het tandwielmechanisme 101 bestaat uit een tandwielconstructië 103, een groot tandwiel 10U en een klein 5 tandwiel 105. De genoemde tandwielconstructië 103 heeft een tandwielgedeelte 103a met kleine diameter, samenwerkend met het tandwiel 100, en een tandwielgedeelte 103b van grote diameter en samenwerkend met het kleine tandwiel 105. Het grote tandwiel 10l+ werkt samen met een toptandwielgedeelte 102b van de tand-10 wielconstructie 102 en is coaxiaal voorzien van het kleine tandwiel 105 in een toestand axiaal gedragen door een as 106. Zoals getekend in figuur 9, is een éénrichtingskoppeling 107 aangebracht tussen het grote tandwiel 10U en het kleine tandwiel 105. De éénrichtingskoppeling 107 heeft een zodanige con-15 structie, dat een aantal rechte-driehoekige uitsteekgedeelten 108 aanwezig in de omtreksrichting op het bovenvlak van het kleine tandwiel 105, 'passen in een aantal verdiepte gedeelten 109 aangebracht in de omtreksrichting op het ondervlak van het grote tandwiel 10U, in een toestand waarbij het grote tandwiel 20 10U wordt gedrukt tegen het kleine tandwiel 105 door de werking van een schroefveer 110.

In een geval dat de hefboom 65 wordt geroteerd met een uurwerk mee teneinde de bandbaan 12B te vormen, roteert het kleine tandwiel 105 in de richting van de pijl D1. Tenge-25 volge van deze rotatie van het kleine tandwiel 105 slipt de één richtingskoppeling 107. Buitendien roteert het grote tandwiel 10U niet tengevolge van een daaraan aangelegde belasting, en aldus wordt de opneemrol 22 niet geroteerd. Aldus wordt de magnetische band 12 uitgetrokken zonder het invoeren van doorhanging 30 in de magnetische band, en vormt een bandbaan 1.2B onder span ning. Wanneer anderzijds de bedieningshefboom 65 wordt geroteerd tegen een uurwerk in voor et elimineren van de bandbaan 12B, roteert het kleine tandwiel 105 in de richting van de pijl D2. Aldus wordt deze rotatie van het kleine tandwiel 105 overge-35 dragen naar het grote tandwiel 10U via de éénrichtingskoppeling 8200057 - 17 - 107· Buitendien wordt de genoemde rotatie overgedragen aan het tandwiel 60 via de tandvielconstructie 102 voor het roteren van het tandwiel 60 tegen een uurwerk in. Daardoor wordt de op-neemrol 22 geroteerd in de bandopneemrichting (met een uurwerk 5 mee). Wanneer verder de aanpasinriehting 50 is aangebracht in de registreer- en/of reproduceerinrichting, wordt de tandwiel-constructie 102 geroteerd met een uurwerk mee. Door deze rotatie van de tandwielconstructie 102 wordt het grote tandwiel 10¼ geroteerd in de richting van de pijl D2. Aldus slipt de 10 eénrichtingskoppeling 107 zodat het kleine tandwiel 105 niet wordt geroteerd en geen ongemakken worden geïntroduceerd.·

In de genoemde aanpasinriehting 50 wordt de hefboom 65 steeds bediend in een toestand waarbij de deksel 66 open is, tengevolge van de constructie van de aanpasinriehting 15 50. De staven 6l en 62 bewegen dus in een toestand waarbij de deksel 5¼ open is, zodat de staven 61 en 62 kunnen bewegen tussen posities voordat de band is uitgetrokken en de posities nadat het uittrekken van de band is voltooid, zonder de deksel 5¼ te treffen. De deksel 66 kan alleen worden gesloten wanneer 20 de hefboom 65 is in de standen A en B en kan niet worden geslo ten wanneer de hefboom 65 is in een positie halverwege tussen deze standen A en B. Daardoor worden geen nadelen ingevoerd aangezien de deksel 5¼ niet kan worden gesloten wanneer de staven 61 en 62 bewegen.

25 Door de bovengenoemde rotatiebediening van de hefboom 65 met een uurwerk mee nadat de bandcassette is opgenomen binnen de aanpasinriehting 50, beweegt het verbindings-orgaan 65 in de richting van de pijl X1 en roteert een hefboom 111 met een uurwerk mee om een as 112. Aldus steekt de hefboom 30 111 uit in het opneemgedeelte 51 via een venster 113 om het verdiepte stapgedeelte 37 aanwezig op het bovenoppervlak van de bandcassette 10 vast te houden en de bandcassette 10 binnen het opneemgedeelte 51 te houden. Overeenkomstig wordt verhinderd dat de bandcassette 10 per ongeluk wordt uitgenomen uit het 35 opneemgedeelte 51 in een toestand waarbij de magnetische band 8200057 - 18 - 12 is uitgetrokken uit de bandeassette 10. Verder treedt de hefboom 111, in het geval van de andere bandcassette 10a, binnen in het verdiepte gedeelte 3Ί& en de bandcassette 10a wordt overeenkomstig verhinderd om te worden uitgenomen uit het 5 opneemgedeelte 51 in de genoemde toestand waarbij de magnetische band 12 is uitgetrokken uit de bandcassette 10a.

Wanneer verder onafhankelijk van het feit of de bandcassette 10 (10a) is opgenomen in het opneemgedeelte 51, een poging wordt ondernomen om de bandcassette 10 (10a) op te 10 nemen in het opneemgedeelte 51 van de bandcassette-aanpasinrich- ting 50 in een toestand waarbij de staven 61 en 62 fout zijn geplaatst in de standen aangegeven met de getrokken lijnen in figuur 6 voor het voltooien van het uittrekken van de magnetische band 12, treft de bandcassette 10 (10a) de hefboom 111.

15 Daardoor wordt de bandcassette 10 (10a) gestopt door de hefboom 111 en wordt niet opgenomen in het opneemgedeelte 51 en de bandcassette 10 (10a) wordt aldus verhinderd om foutief te worden ingebracht in de bandcassette-aanpasinrichting 50.

Wanneer de bandcassette 10 (10a) wordt uitge-20 nomen uit het opneemgedeelte 51 iu een toestand waarbij de mag netische band 12 is uitgetrokken uit de bandcassette 10 (10a) of wanneer de bandcassette 10 (10a) is opgenomen in het opneemgedeelte 51 in een toestand waarbij de staven 61 en 62 zijn in de standen voor het voltooien van het uittrekken van de mag-25 netische band 12, kan de magnetische band 12 ernstig worden be schadigd. Echter kan bij de onderhavige uitvoering van de uitvinding de bandcassette 10 (10a) slechts worden uitgenomen uit of ingebracht in het opneemgedeelte 51 wanneer de hefboom 111 in een toestand is, teruggetrokken van de bandcassette. Dit be-30 tekent dat de genoemde uitneem- en inbrengwerking met betrekking tot de bandcassette 10 (10a) slechts kan worden uitgevoerd warneer de staven 61 en 62 in de oorspronkelijke standen zijn, ter voorkoming van een ongeval waarbij de magnetische band 12 wordt beschadigd. Aangezien in het bijzonder buitendien de band-35 cassette 10 (10a) is voorzien van het verdiepte stapgedeelte 8200057 \ , .....................

' - 19 - 37 (verdiepte gedeelte 37a), kan de hefboom 111 de bandcassette 10 (10a) vasthouden zonder uit te steken vanaf het bovenoppervlak van de bandcassette 10 (10a). Dit betekent dat de vast-houdwerking ter voorkoming van het bewegen en uitnemen van de 5 bandcassette 10 (10a) wordt uitgevoerd binnen het gebied van de hoogte van de bandcassette zelf. Daarom is de bovenbeschreven constructie geschikt voor de onderhavige uitvoering van de uitvinding, waarbij de bandcassette 10 (10a) met een hoogte praktisch gelijk aan die van de bandcassette-.aanpasinrichting 10 moet worden opgenomen binnen de bandcassette-aanpasinrichting welke in de hoogte is beperkt.

Zoals getekend in figuur 6, heeft de bovenbeschreven bandcassette-aanpasinrichting 50 een foutief uitwissen voorkomende lip 99j welke kan worden weggedrukt, in een stand 15 overeenkomend met de stand van de foutief uitwissen voorkomende lip van de standaardsoort bandcassette.

Buitendien zijn in de toestand waarbij de bandcassette 10 is opgenomen in de aanpasinrichting 50, de toevoerrol 21 en de tandwielconstructie 102 respectievelijk in 20 standen overeenkomend met de standen van de toevoerrol en de opneemrol van de standaardsoort bandcassette.

Zoals getekend in figuur 10, is de bandcassette-aanpasinrichting 50 welke de bandcassette 10 opneemt, aangebracht in een standaardsoort registreer- en/of reproduceer-25 inrichting 120, overeenkomstig als in het geval waarin de standaardsoort bandcassette is aangebracht.

Dit betekent dat door het aanbrengen in de bandcassette-aanpasinrichting 50, een toevoerrolaandrijfas 121 wordt ingebracht in een toevoerrolasinbrenggedeelte 25a van de 30 toevoerrol 21 van de bandcassette 10. Anderzijds wordt een op- neemrolaandrijfas 122 ingebracht in een rolaandrijfasinbreng-gedeelte van de tandwielconstructie 102 binnen de bandcassette-aanpasinrichting 50. Buitendien treden de aanbrengstaven 123 en 12i| en een kaapstander 125 respectievelijk binnen in de uit-35 snijdingen 11U, 115 en 116.

8200057 - 20 -

Bij een bandaanbrengwerking onderscheppen de genoemde aanbrengstaven 123 en Ï2h respectievelijk de magnetische band 12 en werken daarmee samen, trekken dan de magnetische band 12 uit de cassette en bereiken standen aangegeven 5 door getrokken lijnen in figuur 10, Aldus maakt de magneti sche band 12, welke is getrokken buiten de bandcassette-aanpas-inrichting 50, contact met een wiskop 126 met volle breedte en contact met een geleidingstrommel 127 voorzien van roterende videokoppen over een vooraf bepaald hoekgebied. De magnetische 10 band 12 maakt verder contact met een audioregelkop 128. Daar door wordt de magnetische band 12 aangebracht op een vooraf bepaalde bandloopbaan. De magnetische band 12 wordt aangedreven in een toestand geklemd tussen de kaapstander 125 en een klem-rol 129. Buitendien wordt de tandwielconstructie 102 binnen de 15 bandcassette-aanpasinrichting 50 geroteerd met een uurwerk mee door de opneemrolaandrijfas 122. Deze rotatie van de tandwielconstructie 102 wordt overgedragen aan de opneemrol 22 via het tandwiel βθ voor het aandrijven van de magnetische band T2 in een bandopneemrichting. Overeenkomstig wordt de magnetische 20 band 12, uitgevoerd door de kaapstander 125, opgenomen door de opneemrol 22. De magnetische band 12 wordt geleid door de staaf 62 bij het uitgangsgedeelte van de aanpasinrichting 50 en geleid door de staaf 61 bij het ingangsgedeelte van de aanpasinrichting 50. Aangezien de staven 61 en 62 respectievelijk stabiel 25 worden gehandhaafd op vooraf bepaalde plaatsen, is de bandbaan bij het uitgangsgedeelte van de aanpasinrichting 50 stabiel in dezelfde mate als in het geval van de standaardsoort bandcas-sette.

Figuur 11 toont een compacte soort registreer-30 en/of reproduceerinrichting 'ïkO exclusief voor de miniatuur- soort bandcassette. De bandcassette 10 wordt ingebracht in een huis 1^1 en geplaatst in een plaatsingsgedeelte. In deze toestand past de toevoerrol 21 over een toevoerrolaandrijfas 1h2 en werkt' de opneemrol 22 samen met een aandrijf tandwiel 1^+3.

35 Buitendien gaat de deksel 13 open en treden een aanbrengstaaf 8200057 - 21 - HA en een staaf 1Λ5 respectievelijk en relatief "binnen in de uitsnijding 38 van de bandcassette 10, terwijl een kaapstander 127 relatief binnentreedt in de uitsnijding Uo van de bandcassette 10.

5 Wanneer de werking van de registreer- en/of reproduceerinrichting 1^0 wordt ingesteld op een afspeelwerking, onderscheppen de genoemde staven 1^4, 1^5 en 1½ de magnetische band 12 en werken daarmee samen om de magnetische band 12 uit te trekken en bewegen respectievelijk naar standen aangege-10 ven door getrokken lijnen in figuur 11. Aldus wordt de magne tische band 12 uitgetrokken uit de bandcassette 10 voor het maken van contact met een wiskop 1^8 over de volle breedte. De magnetische band 12 maakt contact met een geleidingstrommel 1^9 voorzien van roterende videokoppen over een vooraf bepaald 15 hoekgebied en maakt ook contact met een audio- en regelkop 150. Aldus wordt de magnetische band 12 aangebracht volgens een vooraf bepaalde bandloopbaan. Gedurende het registreren en reproduceren wordt de magnetische band 12 aangedreven in een toestand geklemd tussen de kaapstander 1^-7 en een klemrol 151· 20 Buitendien werkt het tandwiel 11+3, dat wordt geroteerd door een rolaandrijfmotor (niet getekend) samen met de tanden 2Ja van de opneemrol 22 en deze opneemrol 22 wordt aldus aangedreven in een bandopneemrichting. AldugWrdt een signaal geregistreerd op en gereproduceerd vanaf de magnetische band 12 met een band-25 patroon en formaat identiek aan die verkregen met de standaard soort registreer- en/of reproduceerinrichting.

De uitvinding is niet beperkt tot de aangegeven uitvoeringsvormen en variaties zijn mogelijk binnen het kader van de uitvinding.

30 8200057

Claims

1. Aanpasinrichting voor een miniatuursoort bandcassette met een uitwendige vorm en maat kleiner dan die van een standaardsoort bandcassette waarbij de miniatuursoort 5 bandcassette wordt gebruikt bij een registreer- en/of reproduceer- inrichting van een andere soort dan een standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting voor het uitvoeren van registratie en/of reproduktie indien voorzien van de standaardsoort bandcassette, met het kenmerk, dat is voorzien in een aanpassings-10 huis (5A) met een uitwendige vorm en maat praktisch gelijk aan die van de standaardsoort bandcassette, een opneemgedeelte (51) voor het opnemen van de miniatuursoort bandcassette, en band-uittrekorganen (61 tot 68, 75 tot 98) aanwezig in het aanpas-singshuis, voor het uittrekken van een band uit de miniatuur -15 soort bandcassette teneinde een vooraf bepaalde bandbaan (12B) binnen het aanpassingshuis te vormen.

2. Aanpasinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de banduittrekorganen bestaan uit een paar banduittrekdelen (61, 62) welke relatief binnentreden in 20 de miniatuursoort bandcassette binnen de binnenzijde van de band wanneer de miniatuursoort bandcassette is opgenomen binnen het opneemgedeelte, een bedieningsgedeelte (65, 68) en een mechanisme (63, 6b, 67, 85 tot 92, 95 tot 98) voor het bewegen van de banduittrekdelen door de bediening van het bedienings-25 gedeelte.

3. Aanpasinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de banduittrekdelen werken als geleidings-organen (61, 62) voor het geleiden van de band, op plaatsen waar de werking van het uittrekken van de band is voltooid. 30 1*. Aanpasinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het mechanisme bestaat uit een paar roterende hefbomen (63, 6k) welke elk een banduittrekdeel (61, 62) heeft aangebracht aan het topeinde daarvan, en organen (85 tot 92, 95 tot 98) voor het overdragen van de bedieningskracht van 35 het bedieningsgedeelte als een rotatiekracht voor de roterende 8200057 Λ - 23 - hefboom.

5· Aanpasinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het aanpassingshuis is voorzien van een deksel (66) op een plaats overeenkomend met die van het be-5 dieningsgedeelte (65, 68) en de deksel het bedieningsgedeelte bedekt in een gesloten stand zodat de bediening niet kan worden uitgevoerd, en het bedieningsgedeelte blootstelt in een open stand zodat de bediening kan worden uitgevoerd vanaf de buitenzijde van het aanpassingshuis.

6. Aanpasinrichting volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat het bedieningsgedeelte bestaat uit een roterend orgaan (65) met een roterend vrij einde (68) dat beweegt langs een plaats wanneer de deksel open is, welke plaats begint vanaf binnen het aanpassingshuis, een positie van de 15 deksel overschrijdt welke wordt aangenomen gesloten te zijn, en weer binnentreedt binnen het aanpassingshuis.

7. Aanpasinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de deksel (66) slechts is gesloten bij een niet-werkzame stand en een voltooide-werkingsstand van het 20 bedieningsgedeelte, en het bedieningsgedeelte (68) wordt ver hinderd te roteren wanneer de deksel in de gesloten stand is.

8. Aanpasinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat verder rotatietransmissie-organen aanwezig zijn werkend in verband met de werking van de banduittrekorganen 25 in een richting tegengesteld aan de banduittrekrichting, voor overdracht van rotatie naar een rol van de miniatuursoort band-cassette opgenomen binnen het opneemgedeelte in een richting teneinde de band welke is uitgetrokken uit de miniatuursoort bandcassette binnen het aanpassingshuis op te nemen.

9. Aanpasinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de rotatietransmissie-organen zijn voorzien van een eenrichtingskoppeling (107) voor het niet overdragen van rotatie naar de ene rol bij bediening van het bedieningsgedeelte in een richting voor het uittrekken van de band, en voor over-35 dracht van rotatie naar die ene rol bij bediening van het be- 8200057 - 2k - \ V dieningsgedeelte in een richting tegengesteld aan de richting waarin de hand is uitgetrokken.

10. Aanpasinrichting volgens conclusie 5S met het kenmerk, dat het aanpassingshuis verder een deksel (5*0 5 heeft voorzien bij het voorvlak van het aanpassingshuis op een wijze om vrij te openen en te sluiten voor het beschermen van de band (12) in de vooraf bepaalde bandbaan (12B) en de aanpas-inrichting verder is voorzien van organen (75 tot 81) voor het openen en sluiten van deze deksel (5*0 tengevolge van het openen 10 en sluiten van de andere deksel (66).

11. Aanpasinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een samenwerkingsorgaan (111) aanwezig is in verband met het mechanisme, voor het samenwerken met een deel van de miniatuursoort bandcassette tengevolge van een werking 15 waarbij de banduittrekdelen worden bewogen in een richting voor het uittrekken van de band.

12. Aanpasinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de miniatuursoort bandcassette is voorzien van een verdiept gedeelte (56) en het samenwerkingsorgaan (111) 20 een roterende hefboom is voor het binnentreden binnen dit ver diepte gedeelte.

13. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 8200057