NL8701492A - Open dakconstructie voor een voertuig. - Google Patents

Description

% V NL 34.307-Me/hp

Open dakconstructie voor een voertuig

De uitvinding heeft betrekking op een open dakconstructie voor een voertuig met een uitsparing in het vaste dak, voorzien van een verstelbaar paneel, dat in zijn gesloten stand de uitsparing in het vaste dak afsluit en dat door 5 bediening van een verstelmechanisme vanuit zijn gesloten stand eerst naar een schuin achterwaarts omhoog gerichte stand kan worden verzwenkt en vervolgens achterwaarts tot in standen boven het vaste dak kan worden verplaatst; en vice versa, waarbij het paneel aan zijn voorzijde door een in de 10 dwarsrichting verlopende scharnieras verzwenkbaar is ondersteund, terwijl op een afstand achter deze scharnieras een uitstelhefboom is aangebracht die aan zijn bovenste uiteinde scharnierbaar met het paneel is verbonden en aan zijn onderste uiteinde althans scharnierbaar in aandrijvende verbinding 15 staat met een schuifplaat, die verschuifbaar is geleid in een in de langsrichting van het voertuig verlopende stationaire geleiding en waarop een aandrijforgaan zoals een kabelvormig trek- en drukorgaan kan aangrijpen.

Aan dergelijke open dakconstructies, die ook wel 20 als spoilerdaken worden aangeduid, worden tegenwoordig hoge eisen gesteld voor wat betreft de beheersbaarheid van de bewegingen van het paneel. Zo dient bijvoorbeeld tijdens de verzwenkbeweging van het paneel de voorrand hiervan in in-grijping te worden gehouden met de afdichting aan de voorrand 25 van de dakuitsparing, teneinde een luchtstroming naar het inwendige van het voertuig langs de voorrand van het paneel te verhinderen. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt, zoals uit de stand van de techniek bekend is, door een goed gekozen plaatsing van de scharnieras aan de voorzijde van het paneel.

30 Met deze constructie kan evenwel niet worden voldaan aan een andere eis die tegenwoordig vaak aan spoilerdaken wordt gesteld, namelijk dat in de achterwaarts verplaatste standen van het paneel de voorrrand hiervan zich onder het niveau van het vaste dak bevindt. Een bijkomende eis is, dat het paneel 35 in zijn gesloten stand met een voldoende grote kracht op de afdichtingen aan de omtrek van de dakuitsparing wordt gedrukt, teneinde lekkage te voorkomen en de toepassing van een waterafvoer te kunnen vermijden.

870143 2

V

-2- >ι

De uitvinding beoogt een open dakconstructie van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen,die aan de genoemde eisen kan voldoen, en waarbij een stabiele en geheel gecontroleerde beweging van het paneel plaatsvindt.

5 Hiertoe wordt de open dakconstructie volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de schuifplaat bestaat uit een programmaschuif, die behalve de bewegingen van de uitstelhefboom tevens een de scharnieras aan de voorzijde van het paneel dragend hoogteverstellingselement positief be-10 stuurt.

Door het hoogteverstellingselement aan de voorzijde van het paneel dat positief door de programmaschuif wordt bestuurd, kunnen in samenwerking met de uistelhefboom alle gewenste bewegingen aan het paneel worden verschaft.

15 Verdere kenmerken en voordelen van de open dakcon structie voor een voertuig volgens de uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van de hierna volgens de beschrijving van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is weergegeven.

20 Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een ge deelte van het verstelmechanisme van een open dakconstructie vóór een voertuig volgens de uitvinding, waarbij de onderdelen los van elkaar van zijn weergegeven.

Fig. 2 is een met fig. 1 overeenkomend perspecti-25 visch aanzicht, waarbij het verstelmechanisme evenwel in de gemonteerde toestand is weergegeven.

Fig. 3 is een zijaanzicht van het verstelmechanisme volgens fig. 2, waarbij de stationaire geleiding duidelijkheidshalve is weggelaten en waarbij het paneel zich in de ge-30 sloten stand bevindt.

Fig. 4 is een bovenaanzicht van het verstelmechanisme volgens fig. 3.

Fig. 5 is een met fig. 3 overeenkomend zijaanzicht, waarbij de achterzijde van het paneel evenwel juist is ont-35 grendeld.

Fig. 6 is een bovenaanzicht van het verstelmecha-nisme volgens fig. 5.

Fig. 7 is een met fig. 3 overeenkomend zijaanzicht, waarbij het grendelelement evenwel van de programmaschuif is 40 ontkoppeld.

87014fl2 * -3-

Fig. 8 is een bovenaanzicht van het verstelmechanisme volgens fig. 7.

Fig. 9 is een met fig. 3 overeenkomend zijaanzicht, waarbij het paneel zich evenwel in de maximaal omhoog ver-5 zwenkte stand bevindt.

Fig. 10 is een met fig. 9 overeenkomend zijaanzicht, waarbij de voorzijde van het paneel evenwel van de afdichting van de dakuitsparing is afgelicht.

Fig. 11 is een met fig. 10 overeenkomend zijaan-10 zicht, waarbij het paneel evenwel over een geringe afstand achterwaarts is verschoven.

Fig. 12 is een met fig. 11 overeenkomend zij aan- . zicht, waarbij evenwel de voorzijde van het paneel over een geringe afstand benedenwaarts tot onder het niveau van het 15 vaste dak is verplaatst.

Fig. 13 is een met fig. 12 overeenkomend zijaanzicht, waarbij het paneel evenwel geheel achterwaarts is verschoven.

In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld weerge-20 geven van een open dakconstructie voor een voertuig, dat met een uitsparing 1 in het vaste dak 2 is uitgevoerd (fig. 3).

Deze open dakconstructie omvat een paneel 3, dat in zijn gesloten stand de uitsparing 1 in het vaste dak 2 afsluit (fig. 3), en dat door bediening van een verstelmecha-25 nisme vanuit zijn gesloten stand allereerst naar een schuin achterwaarts omhoog gerichte stand kan worden verzwenkt (fig.

9) en vervolgens achterwaarts tot in standen boven het vaste dak kan worden verplaatst (fig. 13); en vice versa.

Het verstelmechanisme voor het verstellen van het 30 paneel 3 is aan tenminste één zijde, doch in het algemeen aan beide zijden van de open dakconstructie aangebracht. Een niet weergegeven bedieningsorgaan staat door middel van een kabelvormig trek- en drukorgaan 4 in verbinding met een beugel 5 aan een programmaschuif 7, die is geleid in een langssleuf 6 35 van een althans ongeveer horizontale stationaire geleiding 8.

In het algemeen is derhalve aan weerszijden van het voertuig een dergelijke stationaire geleiding 8 aangebracht, die elk een aan de betreffende zijde van het voertuig gelegen programmaschuif 7 geleidt, welke beide programmaschuiven 7 40 elk door een eigen kabelvormig trek- en drukorgaan 4 in hun 8701432.

* -4- stationaire geleiding 8 kunnen worden verplaatst, waarbij de beide trek- en drukorganen 4 gemeenschappelijk kunnen worden versteld.

In het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoor-5 beeld zijn steeds slechts de aan één zijde van het voertuig aanwezige programmaschuif 7 en stationaire geleiding 8, alsmede de daarmede samenwerkende, in het volgende nog nader beschreven elementen afgebeeld, waarbij evenwel moet worden overwogen,· dat in het algemeen aan de andere zijde van het 10 voertuig overeenkomstige elementen zijn toegepast, welke het spiegelbeeld van de in de tekening weergegeven elementen vormen.

Het paneel 3 is nabij de voorzijde op een in het volgende nog nader beschreven wijze verstelbaar ondersteund. 15 Het paneel 3 en de programmaschuif 7 zijn op een afstand achter de voorzijde van het paneel 3 met elkaar verbonden door een uitstelhefboom 9 en een in de stationaire geleiding 8 verschuifbaar tussenelement 10. De hefboom 9 is aan zijn bovenste uiteinde scharnierbaar om een, in de dwarsrich-20 ting verlopende, scharnierbout 11 verbonden met een aan de onderzijde van het paneel 3 aangebrachte beugel 12 (zie fig. 3).

De uitstelhefboom 9 is aan zijn onderste uiteinde scharnierbaar om een in de dwarsrichting verlopende schar-25 nierpen 13 met het tussenelement 10 verbonden. Voorts is de uitstelhefboom 9 aan zijn naar het tussenelement 10 gekeerde zijde uitgevoerd met een concentrisch ten opzichte van de scharnierpen 13 verlopende cirkelsegmentvormige leidribbe 14, welke is geleid in een in het tussen element 10 aangebrachte 30 overeenkomstig gevormde leidsleuf 15.

De scharnierpen 13 steekt door de uitstelhefboom 9 heen en strekt zich voorbij de uitstelhefboom 9 uit in een aan de van het tussenelement 10 afgekeerde zijde van de uitstelhefboom 9 aangebrachte leidbus 16. Deze leidbus 16 is 35 concentrisch met de scharnierpen 13 en grijpt onder een horizontale flens 17' die een langssleuf 17 in de stationaire geleiding 8 aan de bovenzijde begrenst. De horizontale flens 17' geleidt op deze wijze de leidbus 16 van de uitstelhefboom.

Door de ingrijping tussen de leidbus 16 en de hori-40 zontale flens 17' van de stationaire geleiding 8 enerzijds en 8701492 * -5- de leidribbe 14 en de leidsleuf 15 anderzijds vindt een stabiele geleiding van de uitstelhefboom 9 plaats.

Het tusseneleraent 10 bezit nabij zijn voorste uiteinde een in de dwarsrichting verlopende leidpen 18, welke in 5 een in de programmaschuif 7 gevormde besturingssleuf 19 grijpt. Deze besturingssleuf 19 omvat een achterste enigszins schuin voorwaarts omlaag hellend sleufgedeelte 19' en een daarop aansluitend onder een aanzienlijk grotere hoek schuin voorwaarts omlaag hellend sleufgedeelte 191'.

10 Tegenover de leidpen 18, aan de van de programma schuif 7 afgekeerde zijde van het tussenelement 10 is een zijwaarts uitstekende borgnok 20 aangebracht, die aan zijn voor- en achterzijde is uitgevoerd met evenwijdige, schuin achterwaarts omlaag verlopende vlakken.

15 Een van de stationaire geleiding 8 deel uitmakend leidelement 21 is in een naar het tussenelement 10 gekeerde zijde voorzien van een aan de onderzijde geopende uitsparing 22, waarvan de vlakken aan de voor- en achterzijde complementair zijn met de voor- en achtervlakken van de borgnok 20 aan 20 het tussenelement 10. Deze borgnok 20 kan van onderen af met de uitsparing 22 van het leidelement 21 in ingrijping komen.

Een naar het leidelement 21 toegekeerd uitsteeksel 23 nabij het voorste uiteinde van het tussenelement kan samenwerken met een achter de uitsparing 22 in het leidelement 21 aange-25 bracht oploopvlak 24, dat evenwijdig verloopt aan de voor- en achtervlakken van de uitsparing 22 en dat door samenwerking met het uitsteeksel 23 aan het tussenelement 10 de borgnok 20 hiervan in de uitsparing 22 dwingt bij een bepaalde voorwaartse verplaatsing van het tussenelement 10. De ingrijping 30 tussen de leidpen 18 aan het tussenelement 10 en de besturingssleuf 19 in de programmaschuif 7 zorgt er voor dat de borgnok 20 in de uitsparing 22 wordt gehouden.

De voorzijde van het paneel is via een hieraan aangebrachte beugel 25 (fig. 3) scharnierbaar om een in de 35 dwarsrichting verlopende scharnierbout 26 ondersteund door een in een verticaal langsvlak kantelbare en in de stationaire geleiding 8 verschuifbare tuimelaar 27, welke als hoogte-verstellingselement fungeert.

Deze tuimelaar 27 bezit nabij zijn achterste uit-40 einde een in de dwarsrichting verlopende leidpen 28, welke in 8701491 -6- ingrijping is met een in de programmaschuif 7 gevormde bestu-ringssleuf 29. Deze besturingssleuf 29 omvat een enigszins schuin voorwaarts omlaag hellend achterste sleufgedeelte 29', een hierop aansluitend onder een iets grotere hoek schuin 5 voorwaarts omlaag hellend middelste sleufgedeelte 29" en een op het middelste sleufgedeelte 29" aansluitend onder een aanzienlijk grotere hoek schuin voorwaarts omlaag hellend voorste sleufgedeelte 29"'. Tijdens de verzwenkbeweging van het paneel 3 is de leidpen 28 aan de tuimelaar 27 verschuifbaar 10 in ingrijping met de besturingssleuf 29, terwijl tijdens de verschuifbeweging van het paneel 3 de leidpen 28 in het voorste, onderste uiteinde van de besturingssleuf 29 is geblokkeerd.

Aan de van de programmaschuif 7 afgekeerde zijde 15 van de tuimelaar 27 is tegenover de leidpen 28 een zijwaarts uitstekende blokkeernok 30 aangebracht. Deze blokkeernok 30 kan van onderen af in ingrijping komen met een in het leid-element 21 gevormde, aan de onderzijde geopende uitsparing 31. Tijdens deze ingrijping is de tuimelaar 27 tegen een ver-20 schuiving in de langsrichting van de stationaire geleiding 8 geblokkeerd. De verplaatsing van de blokkeernok 30 in en uit de bijbehorende uitsparing 31 wordt bestuurd door de verplaatsing van de leidpen 28 van de tuimelaar 27 in de besturingssleuf 29 in de programmaschuif 7. Wanneer de blokkeernok 25 30 buiten ingrijping met de uitsparing 31 is, wordt de blokkeernok 30 geleid door de onder de horizontale flens 17' in de stationaire geleiding 8 gevormde langssleuf 17.

De tuimelaar 27 bezit voorts aan zijn naar het leidelement toegekeerde zijde ongeveer in het langsmidden 30 hiervan een leidnok 32. In de voorste stand van het paneel is deze leidnok 32 aan de tuimelaar 27 in ingrijping met het voorste uiteinde van een korte horizontale leidsleuf 33. In deze stand dient de leidnok 32 als tuimelas voor de kantelbe-weging van de tuimelaar 27. De leidsleuf 33 in het leidele-35 ment 21 bezit aan zijn achterste uiteinde een schuin achterwaarts omlaag gerichte opening 34, door welke de leidnok 32 aan de tuimelaar 27 de leidsleuf 33 kan verlaten en binnentreden. Tijdens het verlaten en binnentreden van de leidsleuf 33 wordt de leidnok 32 in de hoogterichting verplaatst, waar-40 door de tuimelaar om de leidpen 28 kantelt. Een schuin voor- 8701492 1f -7- * waarts omhoog verlopende oploopkant 35 die de onderrand van de opening 34 van de leidsleuf 33 begrenst, vergemakkelijkt het binnentreden van de leidnok 32 in de leidsleuf 33. Bij het uittreden van de leidnok 32 uit de leidsleuf 33 komt deze 5 in ingrijping met de onder de horizontale flens 17' van de stationaire geleiding 8 gevormde langssleuf 17.

De tuimelaar 27 bezit nabij zijn voorste uiteinde aan de van het leidelement 21 afgekeerde zijde een eerste schoudergedeelte 36, terwijl op het achteruiteinde hiervan 10 via een overgangsgedeelte een tweede schoudergedeelte 37 aansluit. Het tweede schoudergedeelte 37 is in de hoogste stand van de tuimelaar 27 (fig. 11) in ingrijping met de onderzijde van een verdere horizontale flens 38 van de stationaire geleiding 8, terwijl het eerste schoudergedeelte 36, in de 15 standen van de tuimelaar waarin de leidnok 32 de leidsleuf 32 heeft verlaten (fig. 12, 13) in ingrijping is met deze verdere horizontale flens 38.

Het verstelmechanisme 4 is voorts voorzien van een grendelinrichting, die in de sluitstand van het paneel 3 20 zorgt voor het benedenwaarts tegen een afdichting 39 aan de omtrek van de dakuitsparing 1 drukken en vasthouden van de achterzijde van het paneel 3. Hiertoe bezit de grendelinrichting een verschuifbaar in de stationaire geleiding 8 opgenomen grendelelement 40, dat is uitgevoerd met een beneden-25 waarts gekeerd schuin voorwaarts omhoog verlopend grendelvlak 41. Het paneel 3 is voorzien van een nabij de achterzijde hiervan aangebrachte zich onder het paneel 3 uitstrekkende flens 42 (zie bijvoorbeeld fig. 3), die nabij de sluitstand van het paneel 3 door het grendelvlak 41 van het voorwaarts 30 bewegende grendelelement 40 kan worden gegrepen. Bij een verdere voorwaartse verplaatsing van het grendelelement 40 wordt de flens 42 ten gevolge van het schuine verloop van het grendelvlak 41 benedenwaarts gedwongen. Aan zijn voorste, respectievelijk achterste uiteinde is de flens 42 omhoog 35 respectievelijk omlaag gebogen. Het omgebogen voorste uiteinde van de flens 42 is, wanneer het tegenoverliggende achterste uiteinde met het grendelvlak 41 in ingrijping is, in aanraking met een evenwijdig aan het grendelvlak verlopend leidvlak 43, zodat de flens 42 geheel in het grendelelement 40 40 is opgesloten.

8701^02 fc -8-

Ten behoeve van de verplaatsing van het grendelele-ment 40 is dit grendelelement 40 tijdelijk met de programma-schuif 7 koppelbaar, en wel tijdens de beweging hiervan in de nabijheid van zijn voorste stand. Hiertoe is het grendelele-5 ment 40 door middel van een verbindingsstang 44 met een op een afstand voor het grendelelement 40 gelegen verschuifbaar in de stationaire geleiding 8 opgenomen steunorgaan 45 verbonden. Dit steunorgaan 45 draagt een om een verticale draai-tap 46 verdraaibare koppelhefboom 47. Deze koppelhefboom 47 10 bezit aan zijn voorste uiteinde een zich benedenwaarts uitstrekkende door schroefdraad met de koppelhefboom 47 verbonden leidpen 48, welke in een in het leidelement 21 gevormde bovenwaarts gerichte besturingssleuf 49 grijpt. Deze bestu-ringssleuf 49 omvat een evenwijdig aan de stationaire gelei-15 ding 8 verlopend voorste sleufgedeelte 49' en een op het achterste uiteinde hiervan aansluitend schuin buitenwaarts in de richting van de programmaschuif 7 verlopend achterste sleufgedeelte 49".

De koppelhefboom 47 is in zijn gedeelte dat ten 20 opzichte van de draaitap 46 tegenover de leidpen 48 is gelegen, uitgevoerd met een haakvormig deel 50, dat door verdraaiing van de koppelhefboom 47 om de draaitap 46 in en buiten ingrijping kan komen met een aan de programmaschuif 7 gevormd contradeel 51. Aan het naar de draaitap 46 van de kop-25 pelhefboom 47 gekeerde uiteinde van het haakvormige deel 50 is een aanslagorgaan 52 gevormd, dat kan samenwerken met het contradeel 51 aan de programmaschuif 7. Wanneer de koppelhefboom 47 zich in de ontkoppelde stand bevindt, met de leidpen 48 aangrenzend aan het achterste uiteinde van het schuine 30 achterste sleufgedeelte 49" van de besturingssleuf 49, en de programmaschuif 7 wordt voorwaarts verplaatst, waarbij het paneel 3 naar de gesloten stand beweegt, dan komt het contradeel 51 aan de programmaschuif 7 in aanraking met het aanslagorgaan 52 aan de de koppelhefboom 47, waardoor de koppel-35 hefboom 47 voorwaarts wordt meegenomen (zie fig. 8). Hierbij verplaatst de leidpen 48 aan de koppelhefboom 47 zich schuin naar voren in het schuine sleufgedeelte 49", hetgeen de koppelhefboom 47 om de draaitap 46 doet verdraaien. Op deze wijze komt het haakvormige deel 50 aan de koppelhefboom 47 in 40 ingrijping met het contradeel 51 aan de programmaschuif 7.

8701 492 -9- *

Wanneer de leidpen 48 het voorste uiteinde van het schuine sleufgedeelte 49" van de besturingssleuf 49 heeft bereikt, is de koppeling tussen de koppelhefboom 47 en derhalve het gren-deleleraent 40 en de programmaschuif 7 geheel tot stand ge-5 bracht. De ontkoppeling hiervan vindt op dezelfde wijze in omgekeerde richting plaats.

Een voordeel van de tijdelijke koppeling tussen het grendelelement en de programmaschuif is, dat het grendelele-ment slechts een zeer beperkte verplaatsing uitvoert, waar-10 door het paneel vlak nabij de achterzijde kan worden aangegrepen, zonder dat dit veel plaatsruimte vergt.

De werking van het verstelmechanisme van de open dakconstructie volgens de uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van de fig. 3-13. Duidelijkheidshalve is de 15 programmaschuif 7 in de zijaanzichten volgens fig. 3, 5, 7 en 9-13 weggelaten.

In fig. 3 en 4 is het verstelmechanisme weergegeven in een stand, waarbij het paneel 3 zich in zijn geheel gesloten stand bevindt. De uitstelhefboom 9 is geheel omlaag ge-20 zwenkt. De flens 42 nabij de achterzijde van het paneel 3 bevindt zich aan de onderrand van het grendelvlak 41 van het grendelelement 40. De borgnok 20 van het tussenelement 10 is geheel opgenomen in de uitsparing 22 in het leidelement 21.

De leidpen 18 van het tussenelement 10 is in ingrijping met 25 het achterste uiteinde van de besturingssleuf 19 in de pro-grammasleuf 7 (fig. 4). De borgnok 30 aan de tuimelaar 27 bevindt zich in zijn bovenste stand in de uitsparing 31 van het leidelement 21, terwijl de leidnok 32 van de tuimelaar 27 tegen de voorwand van de leidsleuf 33 in het leidelement 21 30 aanligt.

De leidpen 28 aan de tuimelaar 27 bevindt zich in zijn achterste stand in de besturingssleuf 29 in de programmaschuif 7 (fig. 4). De koppelhefboom 47 is in zijn gekoppelde stand, waarbij het haakvormige deel 50 hiervan om het con-35 tradeel 51 aan de programmaschuif 7 grijpt, en de leidpen 48 tegen de voorwand van het voorste sleufgedeelte 49' van de besturingssleuf 49 ligt (fig. 4).

Fig. 5 en 6 tonen de stand van het verstelmechanisme, waarbij de achterzijde van het paneel 3 over een geringe 40 afstand bovenwaarts is verplaatst, zodanig dat de achterrand 8701 492.

-10- en de zijranden van het paneel vrij liggen van de afdichting 39 aan de omtrek van de dakuitsparing 1, terwijl slechts de voorrand van het paneel 3 nog in ingrijping is met de afdichting 39 (fig. 5). Hiertoe is, zoals het best te zien in fig.

5 6, de programmaschuif 7 via het trek- en drukorgaan 4 over een zodanige afstand achterwaarts verplaatst, dat de leidpen 48 aan de met de programmaschuif 7 gekoppelde koppelhefboom 47 de overgang tussen het eerste sleufgedeelte 49' en het tweede sleufgedeelte 49" van de besturingssleuf 49 in het 10 leidelement 21 heeft bereikt. Hierdoor is het grendelelement 40 over een zelfde afstand achterwaarts verplaatst, waarbij de flens 42 nabij de achterzijde van het paneel 3 langs het leidvlak 43 van het grendelelement 40 is verplaatst en door het schuine verloop hiervan omhoog is gedrukt.

15 De leidpen 18 aan het tussenelement 10 heeft in de stand volgens fig. 5 het sleufgedeelte 19' van de besturingssleuf 19 in de programmaschuif 7 doorlopen en heeft de overgang tussen de sleufgedeelten 19' en 19" hiervan bereikt. Ten gevolge van de zeer geringe helling van het doorlopen sleuf-20 gedeelte 19', is de borgnok 20 aan het tussenelement 10 over een zeer geringe afstand in de uitsparing 22 in het leidelement 21 schuin achterwaarts omlaag verplaatst. De tuimelaar 27 is over een zeer geringe hoek om de leidnok 32 gekanteld, ten gevolge van de relatieve verplaatsing van de leidpen 28 25 in het enigszins aflopende achterste sleufgedeelte 29' van de besturingssleuf 29 in de programmaschuif 7 (fig. 6), waardoor de borgnok 30 over een zeer geringe afstand in de uitsparing benedenwaarts is bewogen.

In fig. 7 en 8 is de stand van het verstelmechanis-30 me weergegeven, waarbij het paneel 3 verder omhoog is ver-zwenkt, zodanig dat de vergrendeling aan de achterzijde van het paneel 3 is vrijgegeven en het grendelelement 40 van de programmaschuif 7 is losgekoppeld.

Aan de eerstgenoemde beweging ligt ten grondslag, 35 dat bij de opgetreden achterwaartse verplaatsing van de programmaschuif 7 het tussenelement 10 is meegenomen via de leidpen 18, die in ingrijping is gekomen met het nagenoeg verticaal omlaag verlopende sleufgedeelte 19" van de besturingssleuf 19 in de programmaschuif 7. De benedenwaartse 40 verplaatsing van de leidpen 18 in dit sleufgedeelte 19" wordt 870 1 492.

-11- opgedrongen door de ingrijping tussen de tegenoverliggende borgnok 20 aan het tussenelement 21 en de uitsparing 22 in het leidelement 21, welke uitsparing 22 schuin achterwaarts omlaag verloopt. In fig. 7 is te zien, dat de borgnok 20 in-5 middels de uitsparing 22 heeft verlaten en in de langssleuf 17 van de stationaire geleiding 8 is terechtgekomen. Doordat de borgnok 20 tegen een bovenwaartse verplaatsing in de langssleuf 17 is geblokkeerd, zal de tegenoverliggende leid-pen 18 aan het tussenelement 10 in de onderste stand in het 10 sleufgedeelte 19" van de besturingssleuf 19 in de programma-schuif 7 worden vastgehouden, zodat het tussenelement 10 en de programmaschuif 7 onverschuifbaar met elkaar zijn verbonden en bij een verdere achterwaartse verplaatsing als een geheel zijn op te vatten. Hierdoor is in deze standen de uit-15 stelhefboom 9 uitsluitend nog scharnierbaar ten opzichte van de programmaschuif 7.

Dit heeft tot gevolg dat bij een achterwaartse verplaatsing van de scharnierpen 13 van de uitstelhefboom 9, terwijl de voorste scharnierbout 26 van het paneel 3 in hori-20 zontale zin op zijn plaats wordt gehouden, de uitstelhefboom 9 omhoog scharniert, daarbij het paneel ter plaatse van de scharnierbout 11 omhoog bewegend, zoals een vergelijking tussen fig. 5 en 7 aantoont.

Fig. 7 toont voorts dat de flens 42 nabij de 25 achterzijde van het paneel 3 buiten ingrijping met het gren-delvlak 41 van het grendelelement 40 is gekomen door de ver-zwenking van het paneel 3 met behulp van de uitstelhefboom 9 en de geringe achterwaartse verplaatsing van het grendelement 40 via de gedeeltelijke koppeling met de programmaschuif 7.

30 In fig. 8 is te zien, dat de leidpen 48 aan de kop- pelhefboom 47 het schuine sleufgedeelte 48" in het leidelement 21 heeft doorlopen, waardoor de koppelhefboom 47 om de verticale draaitap 46 is verdraaid en het haakvormige deel 50 aan de koppelhefboom 47 van het contradeel 51 aan de program-35 maschuif 7 is losgekomen. Op deze wijze is het grendelelement 40 van de programmaschuif 7 losgekoppeld, zodat bij een verdere achterwaartse verplaatsing van de programmaschuif 7, het grendelelement 40 en de daarmede verbonden onderdelen op hun plaats blijven. Een niet weergegeven veerelement zorgt er 40 voor dat het grendelelement in deze stand wordt gehandhaafd.

8701 492 -12-

Tenslotte heeft bij de achterwaartse verplaatsing van de programmaschuif 7 tussen de standen volgens fig. 5 en 7, de leidpen 28 aan de tuimelaar 27 het gering aflopende sleufgedeelte 29" van de besturingssleuf 29 in de programma-5 schuif 7 voor een gedeelte doorlopen, ten gevolge waarvan de tegenoverliggende blokkeernok 30 over een zeer geringe afstand in de uitsparing 31 in het leidelement 21 benedenwaarts beweegt. Hierdoor kantelt de tuimelaar 27 om de leidnok 32 en verplaatst de scharnierbout 26 nabij het voorste uiteinde van 10 de tuimelaar 27 juist voldoende bovenwaarts om de door de verzwenking van het paneel 3 veroorzaakte benedenwaartse verplaatsing van de voorrand van het paneel 3 te compenseren. Op deze wijze wordt een goede ingrijping tussen de voorrand van het paneel 3 en de afdichting 39 aan de voorrand van de dak-15 uitsparing 1 gehandhaafd,

Fig. 9 toont de stand van het verstelmechanisme, waarbij het paneel 3 de maximaal omhoog verzwenkte stand heeft bereikt. Hiertoe is de programmaschuif 7 ten opzichte van de stand volgens de fig. 7 en 8 verder achterwaarts ver-20 plaatst, waardoor de uitstelhefboom 9 omhoog is gescharnierd. Het is niet weergegeven, dat de leidpen 28 aan de tuimelaar 27 de overgang tussen het middelste sleufgedeelte 29" en het voorste sleufgedeelte 29"1 van de besturingssleuf 29 in de programmaschuif 7 heeft bereikt. Hierbij is de tuimelaar 27 25 weer enigszins om de leidnok 32 gekanteld.

In fig. 10 is de stand van het verstelmechanisme weergegeven, waarbij de voorrand van het paneel 3 enigszins schuin achterwaarts omhoog is verplaatst zodanig dat de voorrand van het paneel 3 van de afdichting 39 aan de voorrand 30 van de dakuitsparing 1 is losgekomen. Dit is bewerkstelligd door de kanteling van de tuimelaar 27 om de leidnok 32, waardoor de met het paneel 3 verbonden scharnierbout 26 omhoog is verplaatst. De kanteling van de tuimelaar 27 is een gevolg van de verplaatsing van de leidpen 28 in het schuine voorste 35 sleufgedeelte 29"' van de besturingssleuf 29 in de programmaschuif 7 bij de achterwaartse verschuiving hiervan. In fig.

10 heeft de leidpen 28 het onderste uiteinde van het sleufgedeelte 29"' bereikt (niet weergegeven). De blokkeernok 30 is hierdoor zover benedenwaarts verplaatst, dat deze uit de uit-40 sparing 31 in het leidelement 21 is getreden en in de langs- 8701492 -13- sleuf 17 van de stationaire geleiding 8 is gekomen. Ten gevolge hiervan is de blokkering van de tuimelaar 27 tegen een achterwaartse verschuiving hiervan opgeheven, zodat de tuimelaar 27 achterwaarts kan worden verplaatst. Doordat de blok-5 keernok 30 van de tuimelaar 27 in de hoogterichting in de langssleuf 17 van de stationaire geleiding 8 is opgesloten, is de met de blokkeernok 30 in lijn gelegen leidpen 28 aan de tuimelaar 27 in de onderste stand in het schuine sleufgedeel-te 29"1 van de besturingssleuf 29 van de programmaschuif 7 10 geblokkeerd, zodat een in de langsrichting van de stationaire geleiding 8 onverschuifbare verbinding tussen de programmaschuif 7 en de tuimelaar 27 is gevormd. Bij een verdere achterwaartse verplaatsing van de programmaschuif 7 beweegt de tuimelaar 27 als één geheel mee.

15 In fig. 11 is de stand van het verstelmechanisme weergegeven, waarbij het paneel 3 over een geringe afstand achterwaarts is verplaatst, zodanig dat de voorrand van het paneel 3 in horizontale richting gezien achter de afdichting 39 aan de voorrand van de dakuitsparing 1 is gelegen. De tui-20 melaar 27 is te zamen met de programmaschuif 7 achterwaarts verplaatst en de leidnok 32 heeft het achterste uiteinde van de horizontale leidsleuf 33 in het leidelement bereikt en is voor de schuin benedenwaarts gerichte opening 34 gelegen.

Fig. 12 toont de stand van het verstelmechanisme, 25 waarbij de voorrand van het paneel 3 onder het niveau van het vaste dak 2 aan de voorrand van de dakuitsparing 1 is gelegen. Dit is bewerkstelligd door de kanteling van de tuimelaar 27 om de leidpen 28, zodanig dat de met het paneel 3 verbonden scharnierbout 26 aan de tuimelaar 27 benedenwaarts is be-30 wogen. De kanteling van de tuimelaar 27 is veroorzaakt, doordat de leidnok 32 hiervan benedenwaarts langs de oploopkant 35 uit de leidsleuf 33 is getreden en de lager gelegen langssleuf 17 heeft bereikt, waarin de leidnok 32 verschuifbaar wordt opgenomen.

35 In fig. 13 is de stand van het verstelmechanisme weergegeven, waarbij het paneel zich in de geheel achterwaarts verschoven stand bevindt. Dit is bereikt doordat de programmaschuif 7, het tussenelement 10, de uitstelhefboom 9 en de tuimelaar 27 als een star geheel achterwaarts zijn ver-40 schoven. Zowel de tuimelaar 27 als de uitstelhefbomen 9 zijn 8701492 -14- aan beide zijden door verschillende organen geleid zodat in alle standen een stabiele ondersteuning voor het paneel 3 is verschaft.

De bewegingen van het verstelmechanisme en het pa-5 neel in de richting van de gesloten stand van het paneel vinden op dezelfde wijze doch in tegengestelde richting plaats.

Volgens de uitvinding is een open dakconstructie voor een voertuig verschaft, welke een volledige positieve besturing van zowel de voorzijde als de achterzijde van het 10 paneel bewerkstelligt. Hierdoor is het mogelijk, dat de voorrand van het paneel in elke voorste zwenkstand hiervan tegen de afdichting aan de voorrand van de dakuitsparing aanligt, terwijl het tevens mogelijk is, in de achterwaarts verschoven standen van het paneel de voorrand hiervan tot onder het 15 niveau van het vaste dak te verplaatsen. Voorts is een zeer stabiele rammelvrije ondersteuning van het paneel verschaft zonder de toepassing van storingsgevoelige veren. Daarbij bezit de constructie een minimale inbouwhoogte.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de teke-20 ning weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat op vele manieren binnen het kader van de uitvinding kan worden gevarieerd.

8701 432

Claims (16)

1. Open dakconstructie voor een voertuig met een uitsparing in het vaste dak, voorzien van een verstelbaar paneel, dat in zijn gesloten stand de uitsparing in het vaste dak afsluit en dat door bediening van een verstelmechanisme 5 vanuit zijn gesloten stand eerst neer een schuin achterwaarts omhoog gerichte stand kan worden verzwenkt en vervolgens achterwaarts tot in standen boven het vaste dak kan worden verplaatst; en vice versa, waarbij het paneel aan zijn voorzijde door een in de dwarsrichting verlopende scharnieras 10 verzwenkbaar is ondersteund, terwijl op een afstand achter deze scharnieras een uitstelhefboom is aangebracht die aan zijn bovenste uiteinde scharnierbaar met het paneel is verbonden en aan zijn onderste uiteinde althans scharnierbaar in aandrijvende verbinding staat met een schuifplaat, die ver-15 schuifbaar is geleid in een in de langsrichting van het voertuig verlopende stationaire geleiding en waarop een aandrijf-orgaan zoals een kabelvormig trek- en drukorgaan kan aangrijpen, met het kenmerk, dat de schuifplaat bestaat uit een programmaschuif, die behalve de bewegingen van 20 de uitstelhefboom tevens een de scharnieras aan de voorzijde van het paneel dragend hoogteverstellingselement positief bestuurt.

2. Open dakconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hoogteverstellingselement be- 25 staat uit een in een verticaal langsvlak kantelbare tuimelaar.

3. Open dakconstructie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de tuimelaar en de programmaschuif voortdurend met elkaar in ingrijping zijn, waarbij tijdens de verzwenkbeweging van het paneel de programmaschuif en de tui- 30 melaar verschuifbaar in ingrijping zijn en tijdens nagenoeg de gehele verschuifbeweging van het paneel de programmaschuif en de tuimelaar ten opzichte van elkaar in vergrendelde ingrijping zijn.

4. Open dakconstructie volgens conclusie 3, met 35 het kenmerk, dat de ingrijping tussen de tuimelaar en de programmaschuif geschiedt met behulp van een aan de tuimelaar bevestigde leidpen, welke in een in de programma- 8701 491 -16- schuif gevormde besturingssleuf grijpt.

5. Open dakconstructie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de tuimelaar is voorzien van een zijwaarts uitstekende blokkeernok, welke in de voorste stand 5 van het paneel in een in de stationaire geleiding gevormde uitsparing grijpt en welke door kanteling van de tuimelaar onder invloed van de verplaatsing van de programmaschuif buiten ingrijping met deze uitsparing kan komen, waarna de tuimelaar te zamen met de hiermede vergrendelde programma-10 schuif achterwaarts kan worden verschoven; en vice versa.

6. Open dakconstructie volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat voor het kantelen van de tuimelaar de besturingssleuf in de programmaschuif, waarin de leidpen van de tuimelaar grijpt, althans gedeeltelijk schuin voor- 15 waarts omlaag verloopt, waarbij de vergrendeling van de programmaschuif en de tuimelaar is bewerktstelligd door enerzijds de ingrijping tussen de blokkeernok aan de tuimelaar en een bovenliggende flens van de stationaire geleiding en anderzijds de ingrijping van de leidpen van de tuimelaar met 20 het voorste en onderste uiteinde van de besturingssleuf in de programmaschuif, welke onder een hoek ten opzichte van de stationaire geleiding verloopt.

7. Open dakconstructie volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de besturingssleuf in de programm- 25 maschuif een aantal op elkaar aansluitende schuin voorwaarts omlaag verlopende sleufgedeelten omvat, waarvan het voorste sleufgedeelte onder een aanzienlijk grotere hoek omlaag verloopt dan het (de) overige sleufgedeelte(n).

8.Open dakconstructie volgens conclusie 6 of 7, 30 met het kenmerk, dat de tuimelaar is voorzien van een leidnok, terwijl de stationaire geleiding is uitgevoerd met een korte horizontale aan de achterzijde schuin benedenwaarts geopende leidsleuf, waarbij in de voorste stand van het paneel de leidnok aan de tuimelaar in ingrijping is 35 met het voorste uiteinde van de leidsleuf in de stationaire geleiding, terwijl de leidnok aan de tuimelaar bij de achterwaartse verplaatsing hiervan schuin benedenwaarts uit de leidsleuf in de stationaire geleiding treedt, zodanig dat de scharnieras tussen de tuimelaar en de voorzijde van het pa-40 neel benedenwaarts wordt verplaatst. 8701492. -17-

9. Open dakconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een grendel-element is aangebracht voor het positief benedenwaarts in de afdichting drukken en houden van de achterzijde van het pa-5 neel in zijn sluitstand, welk grendelelement is voorzien van een schuin voorwaarts omhoog verlopend grendelvlak, dat nabij de sluitstand van het paneel in ingrijping kan komen met een aan het paneel bevestigd flensorgaan, waarbij het grendelelement voor de verplaatsing hiervan in de langsrichting van de 10 stationaire geleiding koppelbaar is met de programmaschuif.

10. Open dakconstructie volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de koppeling tussen het grendelelement en de programmaschuif plaatsvindt door middel van een koppelhefboom, die in zijn middengedeelte om een al- 15 thans ongeveer verticale draaitap verdraaibaar met het grendelelement is verbonden en enerzijds met een althans ongeveer verticale leidpen in ingrijping is met een in de stationaire geleiding gevormde, althans gedeeltelijk schuin in de dwars-richting verlopende besturingssleuf en anderzijds een haak-20 vormig deel bezit, dat om een contradeel aan de programmaschuif kan grijpen, teneinde het grendelelement aan de programmaschuif te koppelen.

11. Open dakconstructie volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de koppelhefboom is uitge- 25 voerd met een naar de programmaschuif toegekeerd aanslagor-gaan, waartegen het aan de programmaschuif gevormde contradeel tijdens de voorwaartse beweging hiervan aanslaat en waardoor de koppelhefboom en derhalve het grendelelement voorwaarts met de programmaschuif wordt meegenomen, terwijl 30 de koppelhefboom door het verloop van de besturingssleuf in de stationaire geleiding om de verticale draaitap wordt ver-zwenkt en het haakvormige deel om het contradeel aan de programmaschuif grijpt.

12. Open dakconstructie volgens conlcusie 10 of 11, 35 met het kenmerk, dat de koppelhefboom scharnier- baar is aangebracht op een in de stationaire geleiding verschuifbaar steunorgaan, dat door middel van een verbindings-stang is verbonden met het achterwaarts hiervan gelegen grendelelement.

13. Open dakconstructie volgens een der conclusies 8701 402 t -18- 9-12, met het kenmerk, dat de uitstelhefboom met de programmaschuif is verbonden via een tussenelement, waarop enerzijds de uitstelhefboom scharnierbaar aangrijpt en dat anderzijds gedeeltelijk verschuifbaar in ingrijping is 5 met de programmaschuif, waarbij het tussenelement tijdens de grendel-, respectievelijk ontgrendelbeweging van het paneel is geborgd ten opzichte van de stationaire geleiding, terwijl de programmaschuif ten opzichte van het tussenelement verschuift.

14. Open dakconstructie volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het tussenelement aan zijn voorste uiteinde een zijwaarts uitstekende borgnok bezit, terwijl de stationaire geleiding is uitgevoerd met een schuin achterwaarts en benedenwaarts verlopende, aan de onderzijde 15 geopende uitsparing, waarin de borgnok van het tussenelement kan grijpen, teneinde het tussenelement te vergrendelen.

15. Open dakconstructie volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het tussenelement aan zijn voorste uiteinde is voorzien van een in de dwarsrichting ver- 20 lopende leidpen, welke aan de andere zijde dan, doch in lijn met de blokkeernok is aangebracht, welke leidpen aan het tussenelement in ingrijping is met een in de programmaschuif gevormde besturingssleuf, met een enigszins schuin voorwaarts omlaag verlopend achterste sleufgedeelte en een nagenoeg ver-25 ticaal benedenwaarts verlopend voorste sleufgedeelte.

16. Open dakconstructie volgens conclusie 13, 14 of 15, met het kenmerk, dat de uitstelhefboom aan zijn naar het tussenelement gekeerde zijde is uitgevoerd met een concentrisch ten opzichte van de scharnieras van de uit- 30 stelhefboom verlopende cirkelsegmentvormige leidribbe, die is geleid in een in het tussenelement aangebrachte overeenkomstig gevormde leidsleuf, terwijl de uitstelhefboom aan de van het tussenelement afgekeerde zijde een concentrisch aan de scharnieras verlopende leidbus bezit, die onder een flens van 35 een langssleuf in de stationaire geleiding is geleid. 8701482