NL1006437C2 - Open-dakconstructie voor een voertuig. - Google Patents

Description

Open-dakconstructie voor een voertuig

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een open-dakconstructie voor een voertuig met een opening in het vaste dak, voorzien van een aan het voertuigdak te bevestigen stationair gedeelte en een beweegbaar door het statio-5 naire gedeelte ondersteund en door een aandrijving verstelbaar sluitelement, dat beweegbaar is tussen een sluitstand waarin de dakopening wordt afgesloten en een geopende stand achterwaarts ten minste gedeeltelijk boven het vaste dak waarin de dakopening ten minste gedeeltelijk wordt vrijgege-10 ven, waarbij het stationaire gedeelte is uitgevoerd met ten minste een eerste langsgeleiding langs de dakopening en een tweede langsgeleiding op het vaste dak achterwaarts van de dakopening, terwijl het sluitelement nabij de voorzijde is ondersteund door een verschuifbaar in de eerste langsgelei-15 ding ondersteunde glijschoen, en achterwaarts daarvan is ondersteund door een geleidingselement dat in de tweede langsgeleiding verschuifbaar is.

Een dergelijke open-dakconstructie is in verschillende uitvoeringen bekend, bijv. uit FR-A-2.384.640, 20 DE-C-42 38 944 en EP-B-0 584 596.

De onderhavige uitvinding beoogt thans een dergelijke open-dakconstructie verder te verbeteren.

Hiertoe verschaft de uitvinding een open-dakconstructie, zoals gedefinieerd in de bijgaande conclusies.

25 De uitvinding zal thans worden beschreven aan de hand van de tekeningen, die een uitvoeringsvoorbeeld van de open-dakconstructie schematisch weergeven.

Fig. IA-F zijn langsdoorsneden van een voertuigdak met de open-dakconstructie volgens de uitvinding in ver-30 schillende standen van het sluitelement.

Fig. 2 is een op grotere schaal weergegeven perspectivisch explosieaanzicht van het bedieningsmechanisme van de open-dakconstructie van fig. 1.

1 0 0 6 4 3 / 2

Fig. 3A-F tonen het bedieningsmechaniek van fig. 2 in de standen van de open-dakconstructie van de figuren 1A-F in perspectivisch aanzicht.

Fig. 4 is een op grotere schaal weergegeven 5 dwarsdoorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 1.

De tekeningen tonen een uitvoeringsvoorbeeld van een open-dakconstructie voor een voertuig, in het bijzonder een motorvoertuig zoals een personenauto. Dit voertuig is uitgevoerd met een opening 1 zijn vaste dak 2, waarbij 10 overigens wordt opgemerkt dat dit vaste dak 2 zowel deel kan uitmaken van het voertuig als van de open-dakconstructie zelf die dan het gehele dak van het voertuig vormt.

De open-dakconstructie is voorzien van een stationair gedeelte zoals een frame 3 en een beweegbaar door het 15 frame 3 ondersteund sluitelement, hier in de vorm van een stijf en bij voorkeur doorzichtig, zoals van glas of kunststof vervaardigd paneel 4. Dit paneel 4 is in deze uitvoering beweegbaar tussen een sluitstand, waarin de dakopening 1 wordt afgesloten en het paneel 4 althans 20 ongeveer in hetzelfde vlak ligt als het vaste dak 2, en een geopende stand, waarin het paneel 4 zich achterwaarts ten minste gedeeltelijk boven het vaste dak 2 bevindt en de dakopening 2 voor een zeer groot gedeelte wordt vrijgegeven.

Voor het bewerkstelligen van de bewegingen van het 25 paneel 4, is aan elke langszijde van het paneel 4 een bewe-gingsmechaniek 5 voorzien, dat het paneel 4 ondersteunt en is geleid in een eerste langsgeleiding 6 die deel uitmaakt van het frame 3 en langs de zijrand van de dakopening 1 verloopt op een lager niveau dan het vaste dak 2. Verder is 30 een tweede langsgeleiding 7 aangebracht en wel op het vaste dak in hoofdzaak achterwaarts van de dakopening 1 en op een hoger niveau dan de eerste langsgeleiding 6. In dit geval verloopt de tweede langsgeleiding 7 in zijdelingse richting buitenwaarts van de eerste langsgeleiding 6 en ook buiten-35 waarts van de zijranden van het paneel 4.

Fig. 2 toont duidelijk de eerste langsgeleiding 6 die uit een extrusieprofiel of spuitgietdeel bestaat en is ; 0 tl 6 4 3 7 ' 3 voorzien van een hoofdrail en hulpgroeven voor het geleiden van de verschillende onderdelen van de bewegingsmechaniek 5. Het bewegingsmechaniek bevat aan de voorzijde van het paneel een voorste glijschoen 8, die in dit geval via een trek-5 drukkabel 9 in verbinding staat met een aandrijforgaan zoals een elektromotor of een slinger. De voorste glijschoen 8 is voorzien van een dwarspen 10 die in ingrijping is met een leidsleuf 11 in een voorste steun 12 die is bevestigd aan een zij flens 13 die deel uitmaakt van het paneel 4 en zich 10 onder de zijrand daarvan bevindt. De leidsleuf 11 is uitgevoerd met een voorste, althans ongeveer horizontaal verlopend gedeelte 11' en een achterwaarts daarop aansluitend schuin naar beneden verlopend achterste gedeelte 11".

De leidsleuf 11 is in dit voorbeeld aan beide uiteinden 15 gesloten, zodat de dwarspen 10 continu in ingrijping met de leidsleuf 11 blijft.

Aan de van de glijschoen 8 afgekeerde zijde is de steun 12 nabij zijn voorste uiteinde voorzien van een dwarspen 14 die in ingrijping kan komen met een leidsleuf 15 in 20 een element 16 dat in principe deel uitmaakt van de eerste langsgeleiding 6 en stationair daarop is gemonteerd. Deze leidsleuf 15 verloopt vanaf de voorzijde in een licht gekromde of eventueel rechte baan in bovenwaartse en achterwaartse richting en is aan de achterzijde geopend zodat de 25 dwarspen 14 deze leidsleuf 15 kan verlaten, waarna de dwarspen 14 in een horizontale sleuf 17 in de langsgeleiding 6 terechtkomt, waarbij de sleuven 15 en 17 als één sleuf kunnen worden beschouwd.

Fig. 2 toont verder nog een koppelelement 18 dat 30 via een trek-drukkabel 19 of ander drukstijfverbindingselement een tijdelijke koppeling kan verzorgen tussen de voorste glijschoen 8 en nog nader te beschrijven onderdelen van het bewegingsmechaniek 5. Het koppelelement 18 is in de langsgeleiding 6 geleid en bezit nabij het voorste uiteinde 35 een aanslagorgaan 20 waartegen de glijschoen 8 kan aanlopen bij een verschuiving in voorwaartse richting. Een tijdelijke koppeling tussen het koppelelement 18 en de voorste glij- ') 0 o 4 v> / 4 schoen 8 bij een achterwaartse beweging van de glijschoen 8 kan worden verzorgd door een koppelorgaan in de vorm van een haak 21 die om een as 22 aan de voorste glijschoen 8 in hoogterichting scharnierbaar is en met zijn neus in een 5 uitsparing 23 in het bovenvlak van het koppelelement 18 kan grijpen voor het koppelen van het koppelelement 18 aan de voorste glijschoen 8. De haak 21 is in bovenwaartse richting, dus in een richting waarin de haak 21 uit de uitsparing beweegt, voorgespannen door een torsieveer 24, terwijl 10 de benedenwaartse beweging, d.w.z. in de koppelrichting, wordt bestuurd door de beweging van de voorste steun 12 ten opzichte van het koppelelement 18, waartoe de onderzijde van de voorste steun 12, die als nokkenbaan 25 is uitgevoerd, in aangrijping is met de bovenzijde van de haak 21.

15 Zoals reeds eerder is vermeld, verzorgt het koppel element 18 in samenwerking met de trek-drukkabel 19 een tijdelijke koppeling van de voorste glijschoen 8 met een achterste glijschoen 26 die als grendelelement of grendelme-chanisme is uitgevoerd voor het vergrendelen en/of goed 20 afdichten van het paneel 4 in de sluitstand. Hiertoe is de achterste glijschoen 26 voorzien van een grendelsleuf 27 die aan de voorzijde geopend is en vanaf de voorzijde met een enigszins gekromd verloop schuin benedenwaarts is gericht en aan het achterste uiteinde is gesloten. Met deze grendel-25 sleuf 27 kan een aan de zij flens 13 bevestigde grendelpen 28 in ingrijping komen nabij de sluitstand van het paneel.

Aan de zij flens 13 van het paneel 4 is nabij de achterzijde van het paneel nog een in buitenwaartse richting uitstekende pen 29 als geleidingselement aangebracht, welke 30 pen 29 continu in ingrijping is met de tweede langsgeleiding 7 die als een leidsleuf is uitgevoerd. Het langste, achterste, horizontale gedeelte van de leidsleuf van de tweede langsgeleiding 7 is ondergebracht in een extrusieprofiel of spuitgietdeel 30, terwijl het voorste gedeelte van de 35 langsgeleiding een gekromd verloop heeft en is aangebracht in een afzonderlijk kunststof of aluminium blok 31 dat aan de voorzijde van het extrusieprofiel 30 is gemonteerd. Aan 1006437 5 het voorste uiteinde van de tweede langsgeleiding 7 bevindt zich een kort, althans ongeveer verticaal verlopend grendel-gedeelte 7' en een daarop aansluitend schuin achterwaarts omhoog verlopend gedeelte 7" dat op het verdere horizontale 5 gedeelte 7”' aansluit.

In fig. 4 is nog te zien dat de afdichting van het paneel in de sluitstand plaatsvindt met behulp van een stationair gemonteerd afdichtprofiel 32 dat tegen de onderzijde van het paneel afdicht. De ruimte buitenwaarts daarvan 10 is het natte gedeelte en kan als watergoot dienen. In fig. 4 is verder nog te zien dat aan de buitenzijde van de tweede langsleiding 7 nog een kap 33 zou kunnen worden aangebracht voor het meer in het dak integreren van de tweede langsgeleiding 7.

15 De werking van de hiervoor beschreven en in de tekeningen weergegeven open-dakconstructie is als volgt. In fig. IA en 3A is de vergrendelde sluitstand van het paneel 4 weergegeven. De dwarspen 10 van de voorste glijschoen 8 bevindt zich aan het voorste uiteinde van de leidsleuf 11 20 van de voorste steun 12, terwijl de dwarspen 14 van de voorste steun 12 zich aan het voorste uiteinde van de leidsleuf 15 bevindt. De haak 21 aan de voorste glijschoen 8 is in ingrijping met de uitsparing 23 van het koppelelement 18 (zie ook de afzonderlijke doorsnede in fig. 1), zodat de 25 voorste en achterste glijschoen 8, resp. 26 via het koppelelement 18, 19 zijn gekoppeld De grendelpen 28 van het paneel 4 bevindt zich juist aan het achterste uiteinde van de grendelsleuf 27 in de achterste glijschoen 26. De achterste geleidingspen 29 bevindt zich aan het onderste 30 uiteinde van het verticale grendelgedeelte 7' van de tweede langsgeleiding 7.

In de stand volgens fig. 1B en 3B is de voorste glijschoen 8 met behulp van de trek-drukkabel 9 over een geringe afstand achterwaarts bewogen. Daarbij is de dwarspen 35 10 over dezelfde afstand door de leidsleuf 11 bewogen en doordat de leidsleuf 11 horizontaal verloopt blijft de voorste steun 12 op dezelfde hoogte en blijft daarmee de 1006437 6 dwarspen 14 aan het voorste uiteinde van de stationaire leidsleuf 15, omdat door het schuine verloop van de leid-sleuf 15 de pen 14 alleen door de leidsleuf 15 kan gaan lopen indien de voorste steun 12 omhoog beweegt. Zodoende 5 blijft het paneel 4 in de voorste stand. Doordat de voorste steun 12 de haak 21 van de voorste glijschoen 8 in ingrij-ping houdt met de uitsparing 23 in het koppelelement 18, beweegt het koppelelement 18 en daarmede trek-drukkabel 19 en de achterste glijschoen 26 mee. Hierdoor wordt de 10 grendelsleuf 27 ten opzichte van de grendelpen 28 bewogen en heeft de grendelpen 28 het heel korte, voor speling en stabiliteit van de paneelbeweging bedoelde horizontale gedeelte verlaten en is deze in het schuine gedeelte gekomen, zodat het paneel aan de achterzijde over een 15 geringe afstand omhoog is gekomen, waardoor ook de gelei-dingspen 29 enigszins omhoog is bewogen in het verticale grendelgedeelte 7' van de tweede langsgeleiding 7. In fig.

1B is te zien dat het paneel 4 aan de achterrand inmiddels is losgekomen van het afdichtprofiel 32.

20 In de stand volgens fig. 1C en 3C is de voorste glijschoen 8 inmiddels over zodanige afstand achterwaarts bewogen, dat de dwarspen 10 het schuine achterste gedeelte 11" van de leidsleuf 11 heeft bereikt en daarmede inmiddels ook de voorste steun 12 enigszins omhoog heeft bewogen.

25 Daardoor is ook de dwarspen 14 van de voorste steun 12 in de leidsleuf 15 beginnen te bewegen, waarbij deze verplaatsing wordt bepaald door de hoek waaronder de sleuven 11 en 15 elkaar kruisen. Van enige invloed daarop is ook de verdraaiing van de voorste steun 12 resp. van het paneel 4 door het 30 omhoog bewegen van de achterzijde van het paneel 4 door de verplaatsing van de grendelpen 28 in de grendelsleuf 27 van de achterste glijschoen 26 die nog steeds vast is gekoppeld met de voorste glijschoen 8. De geleidingspen 29 heeft in deze stand inmiddels de overgang tussen het verticale gren-35 delgedeelte 7' en het schuine gedeelte 7" van de tweede langsgeleiding 7 bereikt. De grendelpen 28 heeft in principe de grendelsleuf 27 verlaten.

'006437 7

De fig. ID en 3D tonen weer een verder achterwaarts verplaatste stand van de voorste glijschoen 8, waarbij de pennen 10 en 14 verder zijn verplaatst in de leidsleuven 11, resp. 15 en waarbij aan de achterzijde van 5 het paneel de grendelpen 28 de grendelsleuf 27 geheel heeft verlaten, zodat de besturing van de beweging van de achterzijde van het paneel 4 is overgenomen door de geleidingspen 29 die in het schuine gedeelte 7" van de langsgeleiding 7 beweegt. De voorste steun 12 is inmiddels zover omhoog 10 bewogen ten opzichte van het koppelelement 18, dat de neus van de haak 21 van de voorste glijschoen 8 de uitsparing 23 in het koppelelement 18 bijna verlaat.

In de stand volgens fig. IE en 3E is de voorste glijschoen 8 inmiddels zover achterwaarts verplaatst, dat de 15 dwarspen 10 het einde van de leidsleuf 11 heeft bereikt, de dwarspen 14 op de overgang tussen de leidsleuf 15 en de horizontale sleuf 17 ligt en de geleidingspen 29 ter plaatse van de overgang tussen het schuine gedeelte 7" en het horizontale gedeelte 7"' van de twee langsgeleidingen 7 is 20 aangekomen. Een verdere verticale verplaatsing van het paneel 4 zal daarom niet meer plaatsvinden anders dan door een eventuele kromming of schuin verloop van de eerste of tweede langsgeleiding 6, 7. De voorste steun 12 is inmiddels zover in horizontale en verticale richting ten opzichte van 25 het koppelelement 18 verplaatst, dat de haak 21 met behulp van de torsieveer 24 geheel uit de uitsparing 23 is verwijderd, waardoor geen koppeling meer aanwezig is tussen de voorste glijschoen 8 en de achterste glijschoen 26 zodat de achterste glijschoen 26 en daarmede het grendelmechaniek 30 stationair blijft. Een op de achterste glijschoen 26 of op een van de andere onderdelen van het grendelmechanisme aangrijpende (niet afgebeelde) veer, bijvoorbeeld een trekveer, zorgt ervoor dat de achterste glijschoen 26 in achterwaartse richting wordt belast en in de achterste stand 35 blijft staan totdat de voorste glijschoen 8 tegen de aanslag van het koppelelement 18 aanloopt en vervolgens de haak 21 : 0 0 fi 4 3 7 δ de koppeling tussen de glijschoen 8 en het koppelelement 18 weer verzorgd.

In fig. 1F en 3F is inderdaad te zien dat het koppelelement 18 en de achterste glijschoen 26 op dezelfde 5 plaats zijn gebleven en de voorste glijschoen 8 het paneel 4 geheel achterwaarts heeft verplaatst en de dakopening voor een groot gedeelte is vrijgegeven. Door de relatief geringe verzwenking van het paneel 4, doch enigszins omhoog verplaatste stand van het paneel 4 is het mogelijk het paneel 4 10 dicht langs het vaste dak 2 naar achteren te bewegen zodat het paneel 4 nauwelijks boven het vaste dak 2 uitsteekt.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de uitvinding een open-dakconstructie verschaft met een stabiel ondersteunt paneel en een zodanig bewegingsverloop dat het 15 paneel vlak boven het vaste dak naar achteren kan worden bewogen in een zodanige grote mate dat het grootste gedeelte van het dakopening wordt vrijgegeven.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven en in het voorgaande beschreven uitvoe-20 ringsvoorbeeld, dat op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kan worden gevarieerd.

' f; π ^ ’ - '*> > :· v’

Claims (9)

1. Open-dakconstructie voor een voertuig met een opening (1) in het vaste dak (2) , voorzien van een aan het voertuigdak te bevestigen stationair gedeelte (3) en een beweegbaar door het stationaire gedeelte ondersteund en door 5 een aandrijving (9) verstelbaar sluitelement (4), dat beweegbaar is tussen een sluitstand waarin de dakopening wordt afgesloten en een geopende stand achterwaarts ten minste gedeeltelijk boven het vaste dak waarin de dakopening ten minste gedeeltelijk wordt vrijgegeven, waarbij het 10 stationaire gedeelte is uitgevoerd met ten minste een eerste langsgeleiding (6) langs de dakopening en een tweede langsgeleiding (7) op het vaste dak achterwaarts van de dakopening, terwijl het sluitelement nabij de voorzijde is ondersteund door een verschuifbaar in de eerste langsgelei-15 ding ondersteunde glijschoen (8), en achterwaarts daarvan is ondersteund door een geleidingselement (29) dat in de tweede langsgeleiding verschuifbaar is, met het kenmerk, dat de tweede langsgeleiding (7) is uitgevoerd met een voorste kort althans ongeveer verticaal gedeelte (7') en een bovenwaarts 20 daarop aansluitend bovenwaarts en achterwaarts verlopend gedeelte (7n), waarbij het sluitelement (4) aan de achterzijde is uitgevoerd met een door de aandrijving gestuurd grendelmechanisme (26-28) dat nabij de sluitstand van het sluitelement (4) tijdelijk op het sluitelement aangrijpt en 25 de beweging van het sluitelement bewerkstelligt wanneer het geleidingselement (29) van het sluitelement zich in het althans ongeveer verticale gedeelte (7') van de tweede langsgeleiding (7) bevindt.

2. Open-dakconstructie volgens conclusie 1, waarbij 30 de aandrijving (9) aangrijpt op de voorste glijschoen (8), terwijl een ontkoppelbaar koppelelement (18,19) is aangebracht tussen de voorste glijschoen en bij voorkeur een achterste glijschoen (26) van het grendelmechanisme (26-28) voor het tijdelijk aandrijven van het grendelmechanisme.

3. Open-dakconstructie volgens conclusie 2, waarbij het grendelmechanisme is uitgevoerd met een pen-sleufverbin-ding, waarbij een van de pen en de sleuf aan het sluitele-ment en de andere van de pen en de sleuf aan de achterste 5 glijschoen is aangebracht.

4. Open-dakconstructie volgens conclusie 2 of 3, waarbij het sluitelement aan de voorzijde is uitgevoerd met een hoogteverstelelement dat verschuifbaar in ingrijping is met de glijschoen, terwijl het koppelelement is uitgevoerd 10 met een koppelorgaan dat ten opzichte van de glijschoen koppelbaar en ontkoppelbaar is en wordt bestuurd door het hoogteverstelelement.

5. Open-dakconstructie volgens conclusie 4, waarbij het koppelorgaan bestaat uit een om een horizontale as aan 15 de glijschoen scharnierbare haak, die in en uit een opening in het koppelelement kan grijpen en door de onderzijde van het hoogteverstelelement wordt bestuurd.

6. Open-dakconstructie voor een voertuig met een opening in het vaste dak, voorzien van een aan het voertuig- 20 dak te bevestigen stationair gedeelte en een beweegbaar door het stationaire gedeelte ondersteund en door een aandrijving verstelbaar sluitelement, dat beweegbaar is tussen een sluitstand waarin de dakopening wordt afgesloten en een geopende stand achterwaarts ten minste gedeeltelijk boven 25 het vaste dak waarin de dakopening ten minste gedeeltelijk wordt vrijgegeven, waarbij het stationaire gedeelte is uitgevoerd met ten minste een eerste langsgeleiding langs de dakopening en een tweede langsgeleiding op het vaste dak achterwaarts van de dakopening, terwijl het sluitelement 30 nabij de voorzijde scharnierbaar is ondersteund door een verschuifbaar in de eerste langsgeleiding ondersteund scharnier, en achterwaarts daarvan is ondersteund door een gelei-dingselement dat in de tweede langsgeleiding verschuifbaar is.

7. Open-dakconstructie volgens conclusie 6, waarbij twee tweede langsgeleidingen zijn aangebracht die zich aan weerszijden van het sluitelement bevinden wanneer dit in de geopende stand is, waarbij de langsgeleidingen elk zijn voorzien van ten minste een langssleuf waarin een pen van het sluitelement grijpt, welke pen is aangebracht aan een flens voor het ondersteunen van het paneel.

8. Open-dakconstructie volgens conclusie 6 of 7, waarbij het sluitelement aan de voorzijde in hoogterichting verstelbaar is ondersteund door een hoogteverstelinrichting op de voorste glijschoen, welke hoogteverstelinrichting zodanig is uitgevoerd dat de hoogteverstelling ten minste 10 gedeeltelijk plaatsvindt tijdens de beweging van het sluitelement in langsrichting.

9. Open-dakconstructie volgens conclusie 8, waarbij de hoogteverstelinrichting is uitgevoerd als een aan het sluitelement aangebrachte steun die tijdens de hoogtever-15 stelling via twee kruisende pen-sleufverbindingen met een in de eerste langsgeleiding lopende aandrijfslede van de aandrijving en met de langsgeleiding in verbinding staat. ' ·Λ v ' '·