NL8403710A

NL8403710A - Schuifdak voor een voertuig.

Info

Publication number: NL8403710A
Application number: NL8403710A
Authority: NL
Original assignee: Vermeulen Hollandia Octrooien
Priority date: 1984-12-06
Filing date: 1984-12-06
Publication date: 1986-07-01
Also published as: US4678228A; EP0187398B1; EP0187398A1; DE3571012D1

Description

4 NL 32.508-Jb/Me/rvdv -t

Schuifdak voor een voertuig

De uitvinding heeft betrekking op een schuifdak voor een voertuig/- voorzien van een paneel, dat in de voorste stand een opening in het vaste dak afsluit en dat, door het bedienen van een verstelorgaan, onder het oplichten van de 5 achterrand, gedeeltelijk tot buiten de dakopening in standen boven het vaste dak verplaatsbaar is, terwijl het paneel nabij zijn voorrand, verzwenkbaar om een horizontale dwarstap, is ondersteund door tenminste één voorste steun, die in de langsrichting van het voertuig heen en weer verplaatsbaar is, 10 waarbij het paneel voorts achterwaarts van de (elke) voorste steun verzwenkbaar in verbinding staat met een dwarspen aan het bovenste uiteinde van een hefboom, die aan zijn onderste uiteinde scharnierend om een horizontale, in de dwarsrichting van het voertuig verlopende, rotatieas is ondersteund, ter-15 wijl aan het bovenste uiteinde van de hefboom voorts nog tenminste twee leidelementen zijn gevormd, waarbij de dwarspen verschuifbaar is in een, onder het paneel gevormde, sleuf, terwijl bij het verplaatsen van het paneel vanuit de voorste stand, de hefboom een door een aanslag bepaalde stand be-20 reikt, waarna de dwarspen de sleuf doorloopt; en vice versa.

In een bekende uitvoering van een dergelijk schuifdak is de hefboom behalve met de dwarspen, tevens uitgevoerd met een leidsleuf en een leidpen, waarbij de leidsleuf tijdens de verzwenkbeweging van de hefboom, passend samenwerkt 25 met een, met het profiel verbonden leidpen, terwijl de leidpen van de hefboom, gedurende het doorlopen van de sleuf onder het profiel door de dwarspen van de hefboom, met een onder het paneel gevormd leidprofiel in ingrijping is, teneinde te voorkomen, dat het paneel in de geheel of gedeeltelijk ge-30 opende stand, gaat klepperen onder invloed van oneffenheden van het wegdek.

Tijdens de overgang tussen deze beide ingrijpingen is de hefboom evenwel slechts door middel van de dwarspen met het paneel verbonden, waardoor deze verbinding althans na 35 verloop van tijd niet meer spelingsvrij zal zijn, zodat het paneel in deze stand alsnog kan gaan klepperen.

De onderhavige uitvinding beoogt een schuifdak voor een voertuig van de in de aanhef genoemde soort te verschaf- Λ * n w* o Ü w ƒ \ £ -2“ fen, waarbij het beschreven bezwaar op doeltreffende wijze wordt opgeheven.

Hiertoe wordt het schuifdak volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat tenminste één van de leidelementen 5 aan de hefboom in elke stand van het paneel passend in in-grijping is met een door het paneel gedragen samenwerkend element.

Door deze constante meervoudige ingrijping tussen de hefboom en het paneel, wordt in alle standen van het pa-10 neel een klepperen hiervan onder invloed van oneffenheden van het wegdek voorkomen.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van een schuifdak volgens de uitvinding weergeeft.

15 Fig. 1 is een langsdoorsnede van een uitvoering van het schuifdak volgens de uitvinding, waarbij het paneel zich in de sluitstand bevindt.

Fig. 2 is een met fig. 1 overeenkomende langsdoor-snede, waarbij het paneel evenwel een tussenstand aanneemt.

20 Fig. 3 is een met fig. 1 overeenkomende langsdoor snede, waarbij het paneel zich evenwel in de achterste eindstand bevindt.

Fig. 4 is een gedeeltelijk bovenaanzicht van het schuifdak in de stand volgens fig. 2, waarbij gedeelten weg-25 gelaten zijn, teneinde onderliggende gedeelten te tonen.

Fig. 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V in fig.

4.

Fig. 6 is een perspectivisch aanzicht van de hefboom van het schuifdak volgens fig. 1.

30 Fig. 7 is een doorsnede volgens de lijn VII-VII in fig. 4.

Fig. 8 is een met fig. 7 overeenkomende doorsnede, waarbij het paneel zich evenwel in de achterste eindstand bevindt , 3.5 In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld weerge

geven van een schuifdak voor een voertuig, dat is voorzien van een paneel 1, dat in de voorste stand een opening 2 in het vaste dak 3 afsluit en dat, onder het oplichten van de achterrand 4, schuin achterwaarts omhooghellend, gedeeltelijk 40 tot buiten de dakopening 2, in standen boven het vaste dak 3 ö /, (\ 7 7 1 A

!q ^ 'v *-3- ; , verplaatst kan worden.

Hiertoe is in de eerste plaats aan weerszijden onder het paneel 1 een in de langsrichting van het voertuig verlopend U-profiel 5 aangebracht, zodanig dat de benen 6 5 hiervan zich benedenwaarts uitstrekken.

In het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn steeds slechts het aan één zijde van het voertuig aanwezige U-profiel 5, alsmede de voor de verstelling van het paneel 1 benodigde, in het volgende beschreven, elementen af-10 gebeeld, waarbij evenwel moet worden overwogen, dat in het algemeen aan de andere zijde van het voertuig overeenkomstige elementen zijn toegepast, welke het spiegelbeeld van de in de tekening weergegeven elementen vormen.

De benen 6 van het U-profiel 5 zijn elk aan hun 15 voorste uiteinde uitgevoerd met een gat 7, waarbij de gaten 7 met elkaar in lijn liggen. In elk gat 7 grijpt een dwarstap 8, die is verbonden met een voorste steun 9, welke over een bijbehorende, in de langsrichting van het voertuig verlopende, door de gootvormige verdieping van een montageframe 10 20 ondersteunde, holle leidstang 11 heen en weer kan worden verplaatst.

Elke holle leidstang 11 bezit een langssleuf, waardoor een lip 12 van de samenwerkende voorste steun 9 naar binnen steekt.

25 Een verstelorgaan (niet weergegeven) is verdraai baar op het montageframe 10 aangebracht en verstelt bij verdraaiing een aandrijfrad, dat met twee flexibele druk-trek-kabels 13 in ingrijping is. Aan elke zijde van het voertuig verloopt één van de holle leidstangen 11 naar het verstelor-30 gaan en geleidt ëén van de flexibele druk-trekkabels 13 die met zijn uiteinde op de lip 12 van de betreffende voorste steun 9 aangrijpt.

Het ene been 6 van het U-profiel 5 draagt een kunststofdeel 14, waarin een in de langsrichting verlopende 35 sleuf 15 is gevormd, terwijl aan het andere been 6 een kunststofdeel 16 met een sleuf 17 is bevestigd. De sleuven 15 en 17 bezitten een verschillende dwarsdoorsnede, doch verlopen evenwijdig aan elkaar, terwijl zij voor- en achterwaarts even ver doorlopen (zie fig. 4 en fig. 5).

40 In de sleuf 15 is een dwarspen 18 verschuifbaar en 3 4 0 3 7 1 0 -4- verdraaibaar opgenomen, welke dwarspen 18 is gevormd aan het bovenste uiteinde van een hefboom 19, die aan zijn onderste uiteinde vrij scharnierend is gelegerd op een steunprofie-1 20, dat in de gootvormige verdieping van het montageframe 10 5 is bevestigd. De rotatieassen van de beide hefbomen 19 liggen in eikaars verlengde en verlopen horizontaal in de dwarsrich-ting van het voertuig.

Elke hefboom 19 bezit aan het met de dwarspen 18 uitgevoerde uiteinde een vergrote kop 21, waaraan, aan de an-10 dere zijde dan de dwarspen 18, een leidnok 22 is gevormd, die kan samenwerken met de sleuf 17 en hierin passend kan worden opgenomen. Elke leidnok 22 is aan de, in de achterste stand van de hefboom 19 voorste, zijde van de vergrote kop 21 gelegen .

15 Voorts is de hefboom 19 voorzien van een, aan de vergrote kop 21 gevormd, uitsteeksel 23, dat althans ongeveer tegenover de dwarspen 18 aan de andere zijde van de hefboom 19 is gelegen en dat passend in de sleuf 17 steekt.

Het uitsteeksel 23 heeft de vorm van een cirkelvor-20 mige gebogen wand, die zich over een hoek van ten hoogste 180° uitstrekt, waarbij de binnenzijde van de gebogen wand passend kan aangrijpen op een nabij de achterzijde van de sleuf 17 aan het kunststofdeel 16 bevestigde, in de dwars-richting verlopende, tegenhoudpen 24. Het krommingsmiddelpunt 25 van de cirkelvormig gebogen wand van het uitsteeksel 23 ligt op de hartlijn van de dwarspen 18 van de hefboom 19.

Tijdens de verzwenkbeweging van de hefboom 19 roteert het uitsteeksel 23 om de tegenhoudpen 24 in de sleuf 17, waarbij de tegenhoudpen 24 zo ver van de achterwand van 30 de sleuf 17 is geplaatst, dat bij de rotatie van het uitsteeksel 23 om de tegenhoudpen 24, de gebogen wand van het uitsteeksel 23 passend tussen de tegenhoudpen 24 en de achterwand van de sleuf 17 wordt opgenomen.

Voor het achterwaarts verplaatsen van het paneel 1 35 vanuit de in de fig. 1 weergegeven voorste of gesloten stand, wordt het verstelorgaan verdraaid in zodanige zin, dat de flexibele druk-trekkabel 13 de betreffende voorste steun 9 in de achterwaartse richting langs de holle leidstangen 11 verplaatst .

40 Tijdens deze verplaatsing blijft de dwarspen 18, 8403710 * -5- ^ / doordat het uitsteeksel 23 tussen de tegenhoudpen 24 en de achterwand van de sleuf 17 is gelegen en aldus tegen verschuiven is geblokkeerd, met het achterste uiteinde van de sleuf 15 in ingrijping en verzwenkt de hefboom 19 omhoog en 5 vervolgens voorbij zijn verticale stand weer omlaag, waarbij het uitsteeksel 23 om de tegenhoudpen 24 roteert en de leid-nok 21 tijdens het laatste gedeelte van de verzwenkbeweging via een opening 25 aan de onderzijde van het kunststofdeel 16 de sleuf 17 binnentreedt.

10 De hefboom 19 is zodanig gevormd, dat twee onder een hoek staande gedeelten 19' en 19'1 ontstaan, waarbij de zijde van het onderste gedeelte 19', die in de achterste stand van de hefboom 19 de onderzijde van de hefboom 19 vormt, als een aanslag 26 dient, wanneer deze in ingrijping komt met 15 de bodem van het profiel 20 (fig. 2).

Kort voor het einde van de verzwenkbeweging van de hefboom 19 is het uitsteeksel 23 aan de voorzijde van de tegenhoudpen 24 gelegen en is de blokkering tegen verschuiven opgeheven. Op dat moment is evenwel de voorzijde van de leid-20 nok 22 in aangrijping gekomen met de voorzijde van de opening 25 in het kunststofdeel 16 en wordt aldus tot het einde van de verzwenkbeweging van de hefboom 19 een borging tegen een verschuiven van het paneel 1 verkregen (fig. 7).

Bij een verdere achterwaartse verplaatsing van de 25 voorste steunen 9 langs de holle leidstangen 11 door middel van de flexibele druk-trekkabel 13, zal de dwarspen 18 de sleuf 15 doorlopen, terwijl de leidnok 22 en het uitsteeksel 23 passend in de sleuf 17 worden voortbewogen. Nadat de leidnok 22 het voorste uiteinde van de sleuf 17 heeft bereikt, is 30 er geen verdere achterwaartse verplaatsing van het paneel 1 meer mogelijk en heeft dit paneel 1 derhalve zijn achterste eindstand bereikt (fig. 3 en fig. 8).

Voor het weer naar voren, naar de gesloten stand, verplaatsen van het paneel 1 wordt het verstelorgaan in te-35 gengestelde zin verdraaid, waardoor de flexibele druk-trekkabel 13 de betreffende voorste steun 9 voorwaarts trekt, waarbij de dwarspen 18 de sleuf 15 doorloopt, terwijl de leidnok 22 en het uitsteeksel 23 de sleuf 17 doorlopen en de hefboom 19 vervolgens voorwaarts wordt verzwenkt, doordat het uit-40 steeksel 23 in ingrijping is gekomen met de tegenhoudpen 24 84C37 10 i 'ö -6- (fig. 4), waarbij de leidnok 22 door de opening 25 uit de sleuf 17 wordt geleid (fig. 7).

De gesloten stand van het paneel 1 is bereikt wanneer de zijde van het hefboomgedeelte 19’’, die in de naar 5 voren hellende stand van de hefboom 19 de bovenzijde van de hefboom 19 vormt, in aangrijping komt met, nabij de bovenzijde van de kunststofdelen 14, respectievelijk 15 gevormde, langsribben 27 (fig. 1).

Volgens de uitvinding is steeds aan weerszijden van 10 het paneel 1 de dwarspen 18 met de sleuf 15, en het uitsteeksel 23 met de sleuf 17 in passende ingrijping, terwijl de leidnok 21 in de achterwaartse standen van het paneel 1, (standen tussen die volgens fig. 2 en fig. 3), eveneens met de sleuf 17 passend samenwerkt, zodat in elke stand, ook na-15 bij de overgang tussen de verzwenk- en de verschuifbeweging van het paneel 1, een tegen oneffenheden van het wegdek bestendige fixering van het paneel 1 wordt verkregen.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat op verschillende 20 manieren binnen het kader van de uitvinding kan worden gevarieerd.

Claims

1. Schuifdak voor een voertuig,· voorzien van een paneel, dat in de voorste stand een opening in het vaste dak afsluit en dat, door het bedienen van een verstelorgaan, onder het oplichten van de achterrand, gedeeltelijk tot buiten 5 de dakopening in standen boven het vaste dak verplaatsbaar is, terwijl het paneel nabij zijn voorrand, verzwenkbaar om een horizontale dwarstap, is ondersteund door tenminste êën voorste steun, die in de langsrichting van het voertuig heen en weer verplaatsbaar is, waarbij het paneel voorts achter-10 waarts van de (elke) voorste steun verzwenkbaar in verbinding staat met een dwarspen aan het bovenste uiteinde van een hefboom, die aan zijn onderste uiteinde scharnierend om een horizontale, in de dwarsrichting van het voertuig verlopende, rotatieas is ondersteund, terwijl aan het bovenste uiteinde 15 van de hefboom voorts nog tenminste twee leidelementen zijn gevormd, waarbij de dwarspen verschuifbaar is in een onder het paneel gevormde, sleuf, terwijl bij het verplaatsen van het paneel vanuit de voorste stand, de hefboom een door een aanslag bepaalde stand bereikt, waarna de dwarspen de sleuf 20 doorloopt; en vice versa, met het kenmerk, dat tenminste één van de leidelementen aan de hefboom in elke stand van het paneel passend in ingrijping is met een door het paneel gedragen samenwerkend element.

2. Schuifdak volgens conclusie 1, waarbij onder het 25 paneel aan weerszijden een in de langsrichting van het voertuig verlopend profiel is bevestigd, waarin de met de dwarspen samenwerkenöe sleuf is gevormd, terwijl aan elke hefboom als eerste leidelement een leidnok is bevestigd, die passend kan worden opgenomen in en die kan samenwerken met een tweede 30 sleuf, die is gevormd in het betreffende profiel en in de langsrichting hiervan evenwijdig aan de eerstegenoemde sleuf verloopt, met het kenmerk, dat het tweede leidelement aan het uiteinde van de hefboom is uitgevoerd als een, aan de andere zijde dan de dwarspen, doch in de nabij-35 heid hiervan gelegen, uitsteeksel dat steeds samenwerkt met de tweede sleuf, welke zich achterwaarts tenminste even ver uitstrekt als de eerstgenoemde sleuf, terwijl het uitsteeksel tijdens de zwenkbeweging van de hefboom in ingrijping is met ft l 'i : 1 Ö V V V ”* 8 “ een in de dwarsrichting verlopende tegenhoudpen, die is verbonden met het profiel en die tijdens deze zwenkbeweging in lijn ligt met de dwarspen.

3. Schuifdak volgens conclusie 2, m e t het 5 kenmerk, dat het uitsteeksel bestaat uit een cirkelvormig gebogen wand, die zich over een hoek van ten hoogste 180° uitstrekt, waarbij de binnenzijde van deze wand dezelfde kromming bezit als de omtrek van de samenwerkende tegenhoudpen, terwijl het krommingsmiddelpunt van de cirkelvormig ge- 10 bogen wand op de hartlijn van de dwarspen ligt.

4. Schuifdak volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de tegenhoudpen op een zodanige afstand van de achterwand van de leidsleuf is geplaatst, dat tijdens de zwenkbeweging van de hefboom de gebogen wand van het uit- 15 steeksel passend tussen de tegenhoudpen en de achterwand van de tweede sleuf wordt opgenomen.

5. Schuifdak volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de tweede sleuf aan de onderzijde, op een afstand voor de achterwand, een invoeropening bezit, waardoor 20 de leidnok in de sleuf voerbaar is, terwijl de voorzijde van deze invoeropening dient als tegenhoudorgaan van het paneel tijdens het invoeren van de leidnok in de sleuf.

6. Schuifdak volgens een der conclusies 1-5, m e t het kenmerk, dat het, aan weerszijden onder het pa- 25 neel bevestigde, profiel bestaat uit een U-profiel, waarvan de benen zich benedenwaarts uitstrekken en elk aan hun binnenzijden een kunststofprofiel dragen, waarin de genoemde sleuven zijn gevormd.

7. Schuifdak volgens conclusie 6,met het 30. e. nrn e r k, dat de door elk U-profiel gedragen kunststof-profielen aan hun, naar elkaar toe gekeerde, zijde een, boven de betreffende sleuf gelegen, langsribbe bezitten, welke als aanslag voor de samenwerkende hefboom dient.

8. Schuifdak volgens ëén der conclusies 1-7, m e t 35. e t kenmerk, dat de hefboom uit twee, in een vlak in de langsrichting van het voertuig onder een hoek met elkaar staande gedeelten bestaat, waarbij het onderste gedeelte als aanslag voor de hefboom dient. ** 0 0 / ! u / 'v' K