NL8302406A

NL8302406A - Inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van voorwerpen voor algemeen nut, zoals bagagewagentjes.

Info

Publication number: NL8302406A
Application number: NL8302406A
Authority: NL
Original assignee: Mors
Priority date: 1983-02-18
Filing date: 1983-07-06
Publication date: 1984-09-17
Also published as: DK286883D0; DE3324962A1; GB8317943D0; NO161023C; GB2135491B; CH654683A5; CA1227651A; LU84883A1; GB2135491A; US4589538A; SE8303668L; DE3324962C2; NO161023B; IT8321957A0; DK286883A; IT8321957A1; FR2545246B2; ES523945A0; NL185764C; ES8404077A1

Description

- 1 - P & c t i

W 6075-1 Ned.M/LdB

Korte aanduiding: Inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van voorwerpen voor algemeen nut, zoals bagagewagentjes.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 5 het vergrendelen en ontgrendelen van voorwerpen voor algemeen nut, die gratis ter beschikking van het publiek gesteld worden, zoals bagagewagentjes op een station of luchthaven, boodschappenwagentjes in een zelfbedieningszaak, of -winkel, kortom voorwerpen die het publiek rechtstreeks kan wegnemen uit een opslagruimte en die daarin moeten worden 10 t eruggeb racht.

Het is bekend deze voorwerpen te voorzien van een slot of sluiting, waarmee het mogelijk is ze te vergrendelen aan een naburig voorwerp of aan een vast punt in een gemeenschappelijke opbergruimte.

Maar bij de bekende systemen na het inwerpen van een geldstuk of een munt 15 in het slot moet men een handgreep bedienen of een knop indrukken om het voorwerp van een naburig voorwerp of vast punt los te maken, waarbij de vrijmaking van het voorwerp vervolgens verkregen wordt door het uitvoeren van een trekbeweging.

Het doel van de uitvinding zetelt dus in het onderdrukken van 20 deze extra-handeling, nodig voor het ontgrendelen en wel door het scheppen van een automatisch ontgrendelbaar slot bij het inwerpen van een geldstuk of een munt, gevolgd door een trekbeweging, waarbij elke fraude voorkomen wordt.

In deze geest beoogt de uitvinding het verschaffen van een 25 inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van voorwerpen van algemeen nut, die met name gratis aan het publiek ter beschikking gesteld worden, zoals bagagewagentjes op een station of luchthaven, boodschappenwagent j es in een zelfbedieningswinkel, zijnde voorwerpen die het publiek rechtstreeks kan wegnemen uit een gemeenschappelijke opslagruimte en 30 · die daar naar worden teruggebracht, van het type bevattende een slot, waarmee het mogelijk is automatisch elk voorwerp te vergrendelen aan een naburig voorwerp, of aan een vast punt, in een positie van nauwe opeenvolging, in welk slot men een geldstuk of munt inwerpt om de ontgrende-ling van het slot en de bevrijding van het voorwerp door "trekken" 35 mogelijk te maken, waarbij het slot ingericht is om het geldstuk of de munt te restitueren wanneer het voorwerp in zijn opslagruimte is teruggebracht en is vergrendeld aan een naburig voorwerp of aan een vast punt, met het kenmerk, dat de ontgrendeling wordt gerealiseerd door de genoemde 8302406 « » - 2 - trekbeweging.

De uitvinding heeft voorts tot kenmerk, dat het voornoemde ’’trekken" successievelijk het opheffen van de blokkage van het slot realiseert en de vergrendeling van het voornoemde voorwerp.

5 Verder heeft de uitvinding tot kenmerk, dat het voornoemde slot een coulisse bevat, die beweegbaar is voor het genoemde ’’trekken" en onbeweeglijk is door een blokkeerorgaan dat intern déblokeerbaar is door het in kontakt komen met de rand van het geldstuk of munt waarbij de coulisse dient om de verbindingsgrendel van het voorwerp met een 10 naburig voorwerp of een vast punt te vergrendelen of te ontgrendelen.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding bevat het slot een beweegbaar vasthoudmiddel voor het geldstuk of de munt in twee standen, waarin het geldstuk of de munt gevangen is in het slot, en wel een actieve positie van déblokkage van het slot en een inactieve vast-15 houdpositie.

Om te vermijden dat in het geval dat ergens een wagentje onbeheerd staat, het mogelijk is zijn grendelas te gebruiken om zijn wagentje daaraan te komen vergrendelen en aldus te komen tot een accumulatie van "wilde" wagentjes, is volgens een nader kenmerk van de uitvinding de 20 verbindingsgrendel van het voorwerp met een naburig voorwerp of met een vast punt gevormd uit een eerste resp. een tweede middel die samen een pen- en gatverbinding vormen, die met de extreme langsdelen van de slotkast als een geheel uitgevoerd zijn.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van enige in de figuren 25 der bijgaande tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader worden toegelicht.

Fig. 1 geeft schematisch een aanzicht van twee bagagewagentjes die aan elkaar vergrendeld zijn door een inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen volgens de uitvinding; 30 Fig. 2 toont een aanzicht volgens de lijn II - II van fig. 3, welke een uitvoeringsvorm voorstelt van een slot volgens de uitvinding;

Fig. 3 stelt een aanzicht voor volgens de lijn III - III in fig. 2;

Fig. 4 geeft een aanzicht volgens de lijn IV - IV in fig. 3; 35 Fig. 5 geeft op vergrote schaal een aanzicht volgens de lijn V - V in fig. 2;

Fig. 6 geeft een aanzicht volgens de pijl VI in fig. 2;

Figuren 7A - 7F stellen schematisch een doorsnede voor die de 8302406 * * - 3 - verschillende fasen illustreren van de werking van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 8 toont een schematisch aanzicht van verscheidene wagentjes die aan elkaar vergrendeld zijn door een inrichting voor vergren-5 deling en ontgrendeling volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Fig. 9 geeft een aanzicht volgens de lijn IX - IX in fig.10, die een uitvoeringsvoorbeeld voorsteld van een slot volgens deze tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; 10 Fig.10 toont een aanzicht volgens de lijn X - X in fig.9;

Fig.11 stelt een aanzicht voor volgens de lijn XI - XI in fig.9; en

Fig..12 stelt een aanzicht voor volgens de lijn XII - XII in fig.9.

15 Onder verwijzing naar fig. 1 ziet men daarin twee bagagewa- gentjes 2 in een positie van nauwe opeenvolging, waarbij zij aan elkaar vergrendeld zijn door een inrichting volgens de uitvinding.

De inrichting 1 voor vergrendeling en ontgrendeling kan worden toegepast om onderling of aan een vast punt verschillende voorwerpen 20 van algemeen nut te vergrendelen, die met name gratis aan het publiek ter beschikking gesteld worden, zoals bagagewagentjes 2, 2', in het weergegeven voorbeeld, in een garage of op een luchthaven, of wagentjes in een zelfbedieningszaak, zijnde voorwerpen die het publiek rechtstreeks kan meenemen uit een gemeenschappelijke opbergruimte, en die daar weer naartoe 25 gebracht dienen te worden.

Onder verwijzing in het bijzonder naar figuren 2-6 bevat de inrichting een slot 3, waarmede het mogelijk is automatisch elk voorwerp te vergrendelen aan het naburige voorwerp of aan een vast punt in een positie van een nauwe opeenvolging, in welk slot men een geldstuk of munt 30 4 werpt om de ontgrendeling van het slot 3 en de vrijmaking van het voorwerp door trekbeweging mogelijk te maken, waarbij het slot bediend wordt om het geldstuk of de munt 4 terug te geven, terwijl het voorwerp teruggebracht wordt naar zijn opbergruimte en vergrendeld wordt aan een naburig voorwerp of aan een vast punt. Volgens de uitvinding wordt het 35 ontgrendelen gerealiseerd door een trekbeweging op het voorwerp.

In het bijzonder realiseert het trekken achtereenvolgens de ontkoppeling van het slot 3 en de ontgrendeling van het voorwerp 2.

Het slot 3 bevat een coulisse 5, die beweegbaar is door het 8302406 « « - 4 - genoemde trekken en onbeweeglijk te maken is door een blokkeerorgaan 6, dat intern gedeblokkeerd kan worden indien men een voldoend trekken uitoefent, door het in kontakt te laten treden van het geldstuk of van de munt 4, waarbij de coulisse 5 dient ter vergrendeling of ontgrendeling 5 van de verbindingsgrendel 7 van het voorwerp met een naburig voorwerp of met een vast punt.

Het slot 3 bevat bovendien een beweegbaar vasthoudmiddel 8 voor het geldstuk of de munt 4 in twee posities, waarin het geldstuk of de munt gevangen is in het slot 3, resp. een actieve positie van dë-10 blokkage van het slot 3 en een inactieve vasthoudpositie.

In het weergegeven voorbeeld wordt het blokkeerorgaan gevormd door een klamp of steun 6, draaibaar gemonteerd om een as 9, die in hoofdzaak horizontaal is en loodrecht staat op de langsas X - X' van het slot 3, waarvan de kast met name gevormd is uit een bovenframe 3A en een onderframe 15 3B. De steun 6 kan worden teruggedreven door een bladveer 10 in de vorm van een ü.

De beweegbare coulise 5 bevat een schouder 11 ten opzichte van het vrije uiteinde van de steun 6. Wanneer geen enkel geldstuk ingeworpen is in het slot en wanneer men een trekkracht uitoefent op het voorwerp 20 komt het vrije uiteinde van de klamp 6 te stuiten tegen de schouder 11, waardoor aldus de ontgrendeling van het slot verhinderd wordt.

Het vasthoudmiddel bestaat met name uit een schommelstuk 8, opgenomen in de ligplaats 12 nabij de spleet 13, die het slot 3 doorloopt en welke kan draaien om een as 14, die in hoofdzaak horizontaal 25 is en loodrecht staat op de langsas X - X' van het slot, waarbij het schommelstuk 8 teruggedreven wordt door een bladveer 15. Het schommelstuk 8 kan twee posities innemen volgens welke men al dan niet een voldoende trekkracht uitoefent op het voorwerp. Inderdaad tot aan een bepaalde waarde van de trekkracht houdt de bovenrand 16 van het schommel-30 stuk 8 het geldstuk of de munt 4 vast in een actieve positie van dëblokkage van het slot 3 in de spleet 13. Wanneer deze vooraf bepaalde waarde wordt overschreden, draait het schommelstuk 8, waarbij het met zijn onderrand 17 steun zoekt op een schouder 18 van het onderste frame 3B van het slot 3, en waarbij het geldstuk of de munt 4^afdalend in 35 de spleet 13 door de zwaartekracht, een inactieve vasthoudpositie inneemt. Wanneer men het voorwerp 2' terugbrengt in zijn opbergruimte en wanneer men deze vergrendelt aan een naburig voorwerp of aan een vast punt draait het schommelstuk 8 in omgekeerde richting, teneinde het 8302406 * * - 5 - geldstuk of de munt 4 uit de spleet 13 vrij te maken, waardoor het geldstuk of de munt kan worden teruggewonnen.

De verbindingsgrendel 7 is op voordelige wijze gevormd uit een tang, voorzien van twee a-symmetrische bekken 19, 20 die kunnen draaien 5 om een as 24, die in hoofdzaak horizontaal is en loodrecht staat op de langsas X - X' van het slot 3. De bekken 19, 20 worden teruggedreven door een veer 30 en zijn zodanig ontworpen dat enkel een verbindings-staaf 21, die ëën geheel vormt met het naburige voorwerp of met een vast punt, en waarvan de diameter perfect geijkt is, zich daarin kan 10 komen invoegen, teneinde het voorwerp te vergrendelen. De verbindings-staaf 21 kan een torsieveer 22 bevatten om deze elastisch over een zekere hoek te kunnen draaien teneinde het hoogteverschil tussen twee naburige wagentjes te compenseren, hetgeen bijvoorbeeld het gevolg kan zijn van montagetoleranties of oneffenheden in de vloer of in de slijta-15 ge van de banden.

In het geval er een mogelijkheid bestaat voor een zijdelingse beweging van het voorwerp, kan de staaf 21 verlengd zijn met een teruggaand, gebogen hoekdeel 27, dat met stippellijnen in fig. 3 is weergegeven, welk hoekstuk eventueel nog verder verlengd kan worden totdat 20 een gesloten gesp of ring wordt verkregen.

De verbindingsstaaf 21 wordt vastgemaakt aan het naburige voorwerp, bijvoorbeeld door middel van een schijf in de vorm van een II 28 door middel van onschendbare schroeven 29, waarbij een overtrek 31 aanwezig is, die kan worden opgesteld tussen de staaf 21 en de schijf 28 25 doordat hij er aan bevestigd is bijvoorbeeld door middel van een schroef 32.

De beweegbare coulise 5 bevat eveneens een pen 23, die de bekken 19, 20 van de tang 7 blokkeert in de vergrendelde positie. Inderdaad bevatten de bekken 19, 20 in hun meest interne deel in het slot uit-30 sparingen 36A, 36B, zodanig ingericht dat ze zich er tegenover bevinden, in de vergrendelde stand van het slot, om aldus een ruimte te bepalen waarin het vrije einde van de pen 23 gelegerd is, in vergrendelde stand, zodanig dat het slot in die stand geblokkeerd is.

De spleet 13, die het slot doorloopt, bevat een anti-fraude 35 verlengstuk 25 met een breedte kleiner dan de dikte van het vereiste geldstuk, zodanig dat een geldstuk van de zelfde diameter maar van geringere dikte dan het vereiste geldstuk het slot doorloopt zonder er in te worden vastgehouden.

— ___u._ 8302406 « * - 6 -

Bovendien is een teruggeefinrichting voor geldstukken 26 aangebracht, die bevestigd is· aan het inwendige oppervlak van het onderste frame 3B van het slot in de verlenging van de spleet 13.

Het slot 13 is bevestigd aan het stuur 34 van het wagentje 5 2' door een stel klemorganen, bevattende met name onschendbare schroeven 35.

Thans wordt in het bijzonder verwezen naar de figuren 7A-7F, welke verschillende fasen voorstellen van de werking van de inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen volgens de uitvinding.

10 Fig. 7A illustreert de fase, waarbij het geldstuk of de munt 4 in het slot 3 geworpen wordt. Wanneer dit eenmaal in de spleet 13 gegleden is, wordt het geldstuk 4 vastgehouden door het bovenste uiteinde 16 van het schommelstuk 8, in een actieve positie van déblokkage van het slot. In die positie van het geldstuk 4, wanneer men een trekkracht 15 uitoefent op het voorwerp, glijdt het vrije uiteinde van de steun 6 over de rand van het geldstuk 4, hetgeen dit belet tegen de schouder 11 van de coulise 5 aan te stoten. Deze positie komt overeen met het deblokkeren van het slot.

Wanneer men de trekbeweging voortzet, zal het onderste einde 20 17 van het schommelstuk 8, dat tegen de schouder 18 van het onderframe 3B van het slot 3 komt aan te liggen, draaien, waarbij het geldstuk 4 uit zijn voorafgaande positie bevrijd wordt. Deze valt dan door de zwaartekracht in de spleet 13, waar zij een inactieve vasthoudpositie inneemt (fig.7B) waarbij de aanslag 6 dan rust op de rand van de schouder 25 11.

Bij het voortzetten van de trekbeweging verlaat de pen 23 van de coulise 5 de ruimte, bepaald door de uitsparingen 36A, 36B tegenover de beide bekken 19, 20 van de tang 7, in de positie van vergrendeling van de geijkte verbindingsstaaf 21 (fig.7C), hetgeen de draaiing van de 30 bekken 19, 20 met zich mee brengt om hun as 24 onder de inwerking van de terugdrijfveer 30, en de bevrijding van de geijkte staaaf 21 (fig.7D). Dit komt overeen met het ontgrendelen van het slot. In deze stand van de bekken 19, 20 bevinden de uitsparingen 36A, 36B zich niet meer tegenover elkaar, zodat de coulise 5, zolang als een geijkte staaf 21 niet is 35 ingebracht tussen de bekken 19, 20, geblokkeerd wordt in een ontgrendelde positie.

Wanneer men het voorwerp terugbrengt, bijvoorbeeld een bagage-wagentje, naar zijn opslagruimte, maakt een er op uitgeoefende duw het 8302406 • % - 7 - mogelijk de geijkte staaf 21 in. te voeren tussen de bekken 19, 20 van de tang 7 (fig.7E); zodat de uitsparingen 36A, 36B zich opnieuw tegenover elkaar bevinden. Door met duwen door te gaan, dringt de pen 23 van de coulise 5 dan binnen in de ruimte, gedefinieerd door 5 de uitsparingen 36A, 36B, terwijl het schommelstuk 8 draait en daarbij de bevrijding van het geldstuk 4 veroorzaakt (fig.7F). Te zelfder tijd herneemt de aanslag 6 zijn aanvankelijke horizontale positie en is het slot 3 dan opnieuw vergrendeld. Onder verwijzing naar fig.7F ziet men dat indien men geen geldstuk of munt in het slot inwerpt, 10 de klamp, die in het geval er op het voorwerp een trekbeweging wordt uitgeoefend, komt aan te liggen tegen de schouder 11, de vergrendeling van het slot zal beletten.

Onder verwijzing naar fig. 8 worden daarin verscheidene bagagewagentjes 2, 2’, 2" weergegeven in een positie van nauwe aaneen- zijn 15 sluiting, terwijl zij met elkaar vergrendel3vaüor een inrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Onder verwijzing thans naar de figuren 9-12, bevat de inrichting een slot 3, die het mogelijk maakt elk voorwerp automatisch te vergrendelen aan het naburige voorwerp of aan een vast punt in een 20 positie van nauwe aaneensluiting, in welk slot men een geldstuk of een munt 4 inwerpt om de ontgrendeling van het slot 3 en de bevrijding van het voorwerp door een trekbeweging mogelijk te maken, waarbij het slot 3 ingericht is om het geldstuk of de munt 4 te restitueren wanneer het voorwerp wordt teruggebracht naar zijn opbergruimte en 25 wordt vergrendeld aan een naburig voorwerp, of aan een vast punt; waarbij de vergrendeling gerealiseerd wordt door het uitoefenen van een trekkracht op het voorwerp, en in het bijzonder realiseert de trekbeweging achtereenvolgens de déblokkage van het slot 3 en de ontgrendeling van het voorwerp.

30 Men zal zich herinneren dat het slot 3 een coulise 5 bevat die beweegbaar is door de trekbeweging, en onbeweegbaar door een blokkageorgaan 6, dat intern dëblddseerbaar is, terwijl men een voldoende trekkracht uitoefent door het in kontakt treden met de rand van het geldstuk of van de munt 4, waarbij de coulise 5 dient ter vergrendeling 35 of voor de ontgrendeling van de verbindingsgrendel 37 van het voorwerp met een naburig voorwerp of met een vast punt.

Het slot 3 bevat bovendien een beweegbaar vasthoudmiddel 8 voor het geldstuk of de munt 4 in twee posities, waarbij het geldstuk 8302406 w * - 8 - of de munt wordt vastgehouden in het slot 3, en wel een actieve positie voor de déblokkage van het slof 3 en een inactieve vasthoudpositie.

In het weergegeven voorbeeld wordt het blokkeerorgaan gevormd door een klamp endoor een aanslag 6 die scharnierend gemonteerd zijn 5 om een as 9, die in het algemeen horizontaal is en loodrecht staat op de langsas X - X’ van het slot 3, de aanslag 6 kan worden teruggedreven door een bladveer 10 in de vorm van een U.

De beweegbare coulise 5 bevat een schouder 11 aan zijn bovenste oppervlak tegenover het vrije uiteinde van de aanslag 6. Wanneer geen 10 enkel geldstuk ingeworpen is in het slot en wanneer men een trekkracht uitoefent op het voorwerp, kon het vrije uiteinde van de klamp 6 aan te liggen tegen de schouder 11 en belet aldus de ontgrendeling van het slot.

Het genoemde vasthoudmiddel bestaat met name uit een schommel-15 stuk 8, opgenomen in de ligplaats 12, nabij de spleet 13, die het slot 3 doorloopt, en dat kan scharnieren om een as 14, die in hoofdzaak horizontaal is en loodrecht staat op de langsas X - X’ van het slot, waarbij het schommelstuk 8 teruggedreven wordt door een veer 15. Het schommelstuk 8 kan twee posities innemen, afhankelijk van het feit of 20 men al dan niet een voldoende trekkracht uitoefent op het voorwerp. Inderdaad tot een bepaalde waarde van de trekkracht houdt de bovenrand 16 van het schommelstuk 8 het geldstuk of de munt 4 in een actieve positie vast voor déblokkage van het slot 3 in de spleet 13. Wanneer deze vooraf bepaalde waarde wordt overschreden, scharniert het 25 schommelstuk 8, door met zijn onderrand 17 steun te vinden op een schouder 18 van het frame van het slot 3, terwijl het geldstuk of de munt 4, bij het afdalen in de spleet 13 door de zwaartekracht, een inactieve vasthoudpositie inneemt. Wanneer men het voorwerp terugbrengt naar zijn opbergruimte en men vergrendelt hem aan een naburig voorwerp of aan een 30 vast punt, scharniert het schommelstuk 8 in de tegengestelde richting, zodanig dat het geldstuk of de munt uit de spleet 13 vrijgegeven wordt, zodat men aldus het geldstuk of de munt kan terugwinnen.

Volgens deze tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de verbindingsgrendel 37 van het voorwerp met een naburig voorwerp of 35 met een vast punt gevormd door een eerste middel 19, 20 en tweede middel 38, die samen een pen-gatverbinding vormen, en één geheel vormen met de extreme langsdelen 39, 40 van de slotkast 3. Het genoemde eerste middel, dat één geheel is met het langsuiteinde 39 van het slot 8302406 c w - 9 - 3, d.w.z. in het weergegeven voorbeeld, het rechterdeel van fig.9, bestaat met name uit een tang, voorzien van twee a-symmetrische bekken 19, 20, onder de terugdrijvende kracht van een veer 30, en zodanig ontworpen dat enkel een verbindingsstaaf of vergrendelas 38, 5 die het tweede middel vormt, voor een naburig voorwerp, en waarvan de diameter perfect geijkt is, zich daarin kan komen invoegen.

In het weergegeven voorbeeld is de verbindingsstaaf 38 éên geheel met het uiterste deel 40 van de slotkast 3 (zie het linker deel van fig.9) nabij het vrije einde 41 van de coulise 5, die daarvan 10 verwijderd is, in de vergrendelde stand, op een afstand, voldoende om de staaf tussen de bekken van het slot van een naburig voorwerp in de leiden.

Aldus in de ontgrendelde stand belet het vrije uiteinde 41 van de coulise 5, weergegeven met stippellijnen in fig.10, de 15 vergrendeling van het wagentje aan een ander wagentje. Inderdaad is de afstand bestaande tussen de verbindingsstaaf 38 en het vrije uiteinde 41 van de coulise 5 onvoldoende om de staaf 38 tussen de bekken 19, 20 van een ander wagentje te kunnen introduceren. Aldus in het geval dat een wagentje ergens onbeheerd is achtergelaten is het niet meer moge-20 lijk, dankzij dit ontwerp van dit slot, zijn vergrendelas te gebruiken om zijn wagentje daar aan te vergrendelen. Met andere woorden, om een wagentje te vergrendelen is men verplicht dit te doen aan een reeds vergrendeld wagentje.

De beweegbare coulise 5 bevat eveneens een pen 23, die de 25 bekken 19, 20 van de tang blokkeert in de vergrendelde stand. Inderdaad bevatten de bekken 19, 20 aan hun meest inwendige deel van het slot uitsparingen 36A, 36B, die zodanig zijn ingericht, dat zij zich tegenover elkaar bevinden in de vergrendelde stand van het slot om aldus een ruimte te definiëren, waarin het uiteinde van het pen 23 gelegerd 30 is, in de vergrendelde stand, om op deze wijze het slot in deze stand te blokkeren.

Het slot 3 kan worden bevestigd aan een wagentje door allerlei geschikte bevestigingsmiddelen 42, door tussenkomst van geschikte bevestigingsmiddelen 43, zoals schroeven, bouten of dergelijke.

35 Bovendien kan men een langwerpige ligplaats 44 verschaffen voor de geijkte as 38, teneinde de hoogteverschillen tussen de wagentjes te compenseren; en een opening 45 van het extreme deel 40 van het slot 3 zodanig gedimensioneerd, dat een laterale speling tussen de 8302406 * - 10 - V # » wagentjes mogelijk is.

De werking van het slot is uitvoerig beschreven met verwijzing naar de eerste realisatievorm.

De inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen volgens 5 de uitvinding kan eveneens worden toegepast bij het collectief opbergen van gereedschappen in werkplaatsen. In dit geval is het slot bestemd om een kist te vergrendelen of te ontgrendelen, waarin het gereedschap bewaard wordt. Elke werkman bezit een persoonlijk muntje, gemarkeerd bijvoorbeeld met een nummer. Wanneer de werkman het gereed-10 schap wenst te gebruiken, werpt hij het muntje in het slot, hetgeen het mogelijk maakt de kist, waarin zich het gereedschap bevindt, te ontgrendelen. Aangezien het slot voorzien is van een transparant venster, kan men dus zien enerzijds in het geval dat er zich geen munt in het slot bevindt, of het voorwerp disponibel is, of anderzijds in het 15 geval dat èen muntstuk zichtbaar is in het slot, welke werkman het bewuste gereedschap aan het gebruiken is.

20 8302406

Claims

1. Inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van voorwerpen van algemeen nut, die met name gratis aan het publiek ter beschikking gesteld worden, zoals bagagewagentjes op een station of luchthaven, boodschappenwagentjes in een zelfbedienings-5 winkel, zijnde voorwerpen die het publiek rechtstreeks kan wegnemen uit een gemeenschappelijke opslagruimte en die daar naar worden teruggebracht, van het type bevattende een slot, waarmee het mogelijk is automatisch elk voorwerp te vergrendelen aan een naburig voorwerp, of aan een vast punt, in een positie van nauwe opeenvoΙ-ΙΟ ging, in welk slot men een geldstuk of munt inwerpt om de ontgrende-ling van het slot en de bevrijding van het voorwerp door "trekken" mogelijk te maken, waarbij het slot ingericht is om het geldstuk of de munt te restitueren wanneer het voorwerp in zijn opslagruimte is teruggebracht en is vergrendeld aan een naburig voorwerp of aan een 15 vast punt, met het kenmerk, dat de ontgrendeling wordt gerealiseerd door de genoemde trekbeweging.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het voornoemde "trekken" successievelijk het opheffen van de blokkage van het slot (3) realiseert en de vergrendeling van het voornoemde 20 voorwerp (21).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het voornoemde slot (3) een coulisse bevat, die beweegbaar is voor het genoemde "trekken" en onbeweeglijk is door een blokkeeror-gaan (6) dat intern déblokkeerbaar is door het in kontakt komen met 25 de rand van het geldstuk of munt (4) waarbij de coulisse (5) dient om de verbindingsgrendel (7) van het voorwerp met een naburig voorwerp of een vast punt te vergrendelen of te ontgrendelen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de verbindingsgrendel (37) van het voorwerp met een naburig voorwerp 30 of met een vast punt is gevormd uit een eerste (19, 20) resp. een tweede middel (38) die samen een pen- en gatverbinding vormen, die met de extreme langsdelen (39, 40) van de slotkast (3) als één geheel uitgevoerd zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het 35 eerste genoemde middel gevormd is uit een tang, gevormd met twee a-symmetrische bekken (19, 20) en zodanig ontworpen, dat enkel een 8302406 * - 12 - verbindingsstaaf of vergrendelas (38) die het tweede middel vormt, voor een naburig voorwerp, en waarvan de diameter perfekt geijkt is, zich daarin kan komen invoegen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de 5 verbindingsstaaf (38) één geheel vormt met het uiterste deel (40) van de slotkast (3) nabij het vrije einde (41) van de coulisse (5), die daarvan verwijderd is, in de vergrendelde stand, op een afstand die voldoende is om de staaf tussen de bekken van het slot van een naburig voorwerp in te leiden.

7. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het slot (3) een beweegbaar vasthoudmiddel (8) bevat voor het geldstuk of de munt (4) in twee standen, waarin het geldstuk of de munt gevangen is in het slot, en wel een actieve positie van déblokkage van het slot en een inactieve vasthoudpositie.

8. Inrichting volgens een der conclusies 3-7, met het kenmerk, dat het blokkeerorgaan bestaat uit een klamp of een steun (6), die draaibaar gemonteerd is om een as (9) die nagenoeg horizontaal is en loodrecht staat op de langsas (X-X') van het slot (3).

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de beweegbare coulisse (5) een schouder (11) bezit aan zijn bovenoppervlak ten opzichte van het vrije uiteinde van de genoemde steun (6).

10. Inrichting volgens een der conclusies 7-9, met het 25 kenmerk, dat het vasthoudmiddel bestaat uit een schommelstuk (8) aangebracht in een opneemplaats (12) nabij de spleet (13), die het slot (3) doorloopt, en welke kan draaien om een as (14) die nagenoeg horiziontaal is en loodrecht staat op de langsas (X-X’) van het slot (3). ♦ *

11. Inrichting volgens een der conclusies 3, en 7 - 10, met het kenmerk, dat de verbindingsgrendel (7) bestaat uit een tang voorzien van twee a-symmetrische bekken (19, 20) die zodanig ontworpen zijn, dat enkel een verbindingsstaaf (21) die een geheel is met een naburig voorwerp of een vast punt, en waarvan de diameter 35 perfect geijkt is, zich daarin kan invoegen.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de verbindingsstaaf (21) een torsieveer (22) bevat.

13. Inrichting volgens een der conclusies 3-12, met het 8302406 - 13 - kenmerk, dat de beweegbare coulisse (5) een stift (23) bevat, die de tang (7) in vergrendelde positie blokkeert.

14. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spleet (13) die het slot (3) doorloopt, een 5 verlengstuk (25) bevat van een geringere breedte dan de dikte van het vereiste muntstuk, zodat een geldstuk van de zelfde diameter, maar van geringere dikte dan het vereiste muntstuk het slot doorloopt, zonder daarin te worden vastgehouden.

15. Voorwerp van algemeen nut, zoals bagagewagentjes, 10 boodschappenwagentjes en dergelijke, met het kenmerk, dat het is uitgerust met een inrichting voor vergrendeling en ontgrendeling volgens een der voorafgaande conclusies. 15 8302406