NL8301880A - Voertuigzetel voor tenminste twee personen. - Google Patents

Description

4 i S* 7 N.O. 31851 1

Voertuigzetel voor tenminste twee personen

De uitvinding heeft betrekking op een voertuigzetel voor tenminste twee personen, bestaande uit een onderstel met steunen en deze verbindende hoofdliggers, waarop tenminste twee zitvlakdelen met daar scharnierend door aan aangebrachte rugleuningdelen aangebracht zijn, waarbij 5 tenminste een zitvlakdeel door de betreffende passagier In dwarsrich-ting verschuifbaar is en vastzetbaar aan de hoofdliggers gelagerd is. Dergelijke voertuigzetels zijn In het bijzonder voor autobussen bedoeld.

Bij een bekende voertuigzetel met deze kenmerken zijn de hoofdlig-10 gers van het onderstel steeds gekromd uitgevoerd, zodat het onderstel twee vlakken voor het ondersteunen van de beide naast elkaar aangebrachte zitvlakdelen heeft. Daarbij Is het ene zitvlakdeel direct en niet verschuifbaar op de hoofdliggers bevestigd, en wal in de omgeving van het hogere vlak van het onderstel, terwijl het andere zitvlakdeel 15 indirect en in dwarsrichting verschuifbaar op de lager gelegen hoofd-liggerdelen aangebracht is. Het hoogteverschil tussen de beide vlakken van het onderstel wordt voor het onderbrengen van constructiedelen gebruikt, met behulp waarvan de verschuifbaarheid in dwarsrichting van het ene zitvlakdeel verwezenlijkt wordt. Hierbij gaat het om steeds een 20 deel D-rail bij elke hoofdligger aansluitend op het lage einde va» de kromming alsmede om steeds een in de toegevoegde rail in langsrichting geleide staaf, waarop het zitvlakdeel weer rust. U-rail en staaf compenseren telkens de door de kromming verschafte trap, zodat de beide zitvlakken van de voertuigzetel even hoog gelegen zijn.

25 Met de bekende uitvoering hangt het nadeel samen dat tenminste twee soorten onderstellen voor elk voertuig noodzakelijk zijn, namelijk een rechter en een linker uitvoering bij voertuigen met een middenpad. Afgezien van de betreffende invloed op de produktie van de onderstellen bestaat ook voor de wagenparkhouder, d.w.z. degene die zijn be-30 drijf uitoefent met een groter aantal autobussen, de noodzakelijkheid, twee soorten onderstellen resp. voertuigzetels in voorraad te houden, om deze bij vernieuwingen of reparaties zonder uitstel te kunnen gebruiken.

Eveneens is een voertuigzetel voor twee personen met een onderstel 35 bekend, dat uit twee steunen en een enkele, de steunen verbindende v hoofdligger bestaat, waarop de beide zijtakdelen naast elkaar aangebracht zijn. Daarbij is de hoofdligger rechtlijnig uitgevoerd, en bevinden de beide zitvlakken zich in hetzelfde vlak. Hierbij zijn de zit- 8301880 ft * % 2 vlakdelen echter vast aan de hoofdligger geschroefd, zodat deze niet verschoven kunnen worden. Dit heeft het nadeel van een verminderde vrijheid voor de ellebogen en daarmee verminderd komfort van de naast elkaar zittende personen.

5 Het is het doel van de uitvinding een voertulgzetel voor tenminste twee personen, in het bijzonder in autobussen, te verschaffen, welke de mogelijkheid biedt, het naar het middenpad toe gelegen zitvlakdeel in dwarsrichting te verschuiven, om zo het reiskomfort te verhogen, waarbij echter slechts een enkele onderstel-uitvoering noodzakelijk is, 10 welke op dezelfde wijze rechts en links gebruikt kan worden.

De oplossing van dit doel wordt volgens de uitvinding bij een in de aanhef beschreven voertulgzetel, verwezenlijkt doordat de hoofdliggers met betrekking tot de hoogte daarvan boven het staandervlak van de zetel rechtlijnig uitgevoerd zijn en doordat beide zitvlakdelen op 15 principieel gelijke wijze over de hoofdliggers beweegbaar zijn en daarop aangebracht zijn.

Verdere uitvoeringen blijken uit de volgconclusies.

De uitvinding brengt het voordeel van een vereenvoudiging van de vervaardiging, opslag en hantering voor de wagenparkhouder met zich 20 mee. Dit heeft dienovereenkomstig gunstige economische gevolgen. Een belangrijke reden hiervoor is het inzicht dat de voertulgzetel volgens de uitvinding praktisch symmetrisch opgebouwd is, d.w.z. beide zitvlakdelen kunnen in de langsrichting van de hoofdliggers in een bepaalde mate bewogen worden, zodat elk zitvlakdeel naar het middenpad toe in 25 dwarsrichting verschuifbaar is, of de zetel nu rechts of links in het voertuig ingebouwd Is. Daarbij bevinden de beide zitvlakken zich zoals gebruikelijk in het zelfde vlak, ook indien slechts aan een zitvlakdeel de eis gesteld wordt verschoven te kunnen worden.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is er in 30 voorzien dat de hoofdliggers van het onderstel als rails uitgevoerd zijn en de zitvlakdelen middels de rails omgrijpende glijorganen daarop beweegbaar aangebracht zijn. Op deze wijze kan van afzonderlijk aan te brengen rails afgezien worden, hetgeen bijdraagt aan de vrije hoogte van het onderstel waarbij het onder andere van belang is een eenvoudige 35 reiniging onder de zetels mogelijk te maken.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat dat de glijorganen van een zitvlakdeel op raamachtige wijze met elkaar verbonden zijn, in het bijzonder in een één deel vormende raameenheld, bijvoorbeeld een gietraam van lichtmetaal, aangebracht zijn. Hierdoor 40 wordt onder andere de stijfheid van het onderstel en de zitvlakdeelber- 8301880 ' * 3 vestiging verbeterd en bovendien wordt bet gevaar vermeden dat het glijstélsel gemakkelijk verontreinigen kan. De glijdelen worden in tegendeel volledig ingekapseld, hetgeen niet in de laatste plaats weer voor het komfort van de passagiers dient» doordat deze hun zitvlakdelen 5 moeiteloos verschuiven kunnen.

De symmetrische uitvoering van de voertuigzetel vereist dat het onderhavige zitvlakdeel dat door de inbouvpositie van de zetel rechts of links in het voertuig niet verschoven hoeft te worden» op gewaarborgde wijze bevestigd* kan worden. Hiertoe is volgens een verdere uit-10 voeringsvorm van de uitvinding aan elk zitvlakdeel een vergrendeling toegevoegd» die in een passende grendelpal grijpt» welke op zijn beurt toegevoegde bevestigingsmiddelen omvat.

Tot slot omvat een uitvoeringsvorm van de uitvinding dat tenminste drie zitvlakdelen naast elkaar aangebracht zijn» waarvan twee zitvlak-15 delen op de hoofdliggers beweegbaar verschaft zijn, terwijl het derde zitvlakdeel, bij voorkeur in het midden, vast aangebracht is.

In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding weergegeven, dat hieronder verduidelijkt wordt. Daarbij tonen:

Fig. 1 een vereenvoudigd afgeheelde voertuigzetel voor twee perso-20 nen in zijaanzicht,

Fig. 2 de voertuigzetel volgens fig. 1 in bovenaanzicht zonder de zitvlak- en rugleuningdelen,

Fig. 3 een dwarsdoorsnede volgens de lijn III-III in fig. 2.

De voertuigzetel is voor twee naast elkaar zittende passagiers in 25 een autobus bestemd. In fig. 1 zijn delen van de opbouw van de autobus dwars ten opzichte van de langsrichting van het voertuig aangegeven, en wel een vloer 10, een enigszins dieper gelegen middenpad 11 en een zijwand 12 met venster 13. Boven de bodem 10 is de in zijn geheel met 14 aangegeven voertuigzetel aangebracht. Deze heeft twee zitvlakdelen 15, 30 16 (zitkussens) met steeds toegevoegde rugleuningdelen 17, 18 welke op niet nader afgebeelde wijze schuin zetbaar met de zitvlakdelen 15, 16 verbonden zijn. De zitvlakdelen 15, 16 rusten op een bankachtig onderstel, dat uit twee evenwijdige op afstand van elkaar aangebrachte hoofdliggers 19 en steunen 20, 21 samengesteld is. De steunen zijn aan 35 de hoofdliggers 19 geschroefd en bestaan aan de gangzijde uit staanders 20, welke op de voertuigbodem 10 staan, en uit hoekdelen 21, die op gebruikelijke wijze aan de zijwand 12 van het voertuig bevestigd zijn. Hierdoor ontstaat een overeenkomstig grotere voetruimte 22 voor de passagiers .

40 De beide evenwijdige hoofdliggers 19 zijn uit ronde of meerzijdige 8301880 \ 4 ϋ ^ buis vervaardigd en strekken zich rechtlijnig met gelijkblijvende afstand boven de bodem 10 uit. Aan de einden en in het midden zijn de hoofdliggers 19 door dwarsliggers 23, 24, 25 met elkaar verbonden. De steunen 20, 21 zijn aan de dwarsliggers 23, 24 geschroefd. Twee sleden 5 26, 27 zijn op de hoofdliggers 19 in de langsrichting daarvan beweeg baar aangebracht (fig. 2) en hebben elk de gedaante van een rechthoekig raam en bestaan in hoofdzaak uit twee hoekijzers 28 en deze verbindende hoekprofieldelen 29. De hoekijzers 28 strekken zich op afstand boven de hoofdliggers 19 uit en rusten op steeds twee plaatsen op lagerstoelen 10 30 met glijringen of -hulsen 30a van zelf smerende kunststof, bijvoor beeld polytetrafluoretheen, waarvan de inwendige ringvlakken direct op de hoofdliggers 19 kunnen glijden, zodat de sleden 26, 27 gemakkelijk in de langsrichting van de hoofdliggers op de hoofdliggers beweegbaar zijn resp. vanuit het standpunt van de passagiers dwars verschuifbaar 15 zijn. De zitvlakdelen 15, 16 zijn op niet nader aangegeven wijze met de hoekprofieldelen 29 verbonden.

Zoals uit fig. 2 blijkt is de uitvoering en inrichting van de con-structiedelen 19, 23, 24, 25, 26, 27 zowel wat betreft het voorwerp als de functie symmetrisch, d.w.z. de sleden 26, 27 kunnen op dezelfde wij-20 ze in dwars richting van het onderstel verschoven worden, en wel naar het midden toe tot de aanslag tegen niet afgebeelde aanslagorganen en naar buiten toe tot de aanslag van de onderhavige buitenste lagerstoelen 30 tegen de toegevoegde dwarsliggers 23, 24. Omdat de lagerstoelen 30 naar het midden toe inspringend op het hoekijzer 28 aangebracht-25 zijn, zijn de sleden 26, 27 elk zover op de hoofdliggers 19 naar buiten te bewegen, tot het betreffende zitvlakdeel 15, 16 boven het betreffende einde van het onderstel uitsteekt. Dj.t wordt met betrekking tot het zitvlakdeel 15 uit fig. 1 verschaft, waar de slede 26 tot naar het middenpad 11 toe verschoven is. Teneinde dit tot de aanslag van de steeds 30 buitenste lagerstoel 30 mogelijk te maken, zijn de hoekijzers 28 buiten / de omtrek van de dwarslig 23 resp. 24 aangebracht.

Omdat in het kader van het onderhavige gebruik van een onderstel met hoofdliggers 19 en sleden 26, 27 op de rechter of linkerzijde van het voertuig steeds slechts een zitvlakdeel naar het middenpad 11 toe 35 verschoven hoeft te worden, terwijl het andere zitvlakdeel dat zich naast de zijwand 12 bevindt niet verschoven hoeft te worden, zijn voorzieningen getroffen om de beide zitvlakdelen 15, 16 op de hoofdliggers 19 in de gewenste standen vast te zetten. Dit betekent voor het bij het gangpad liggende zitvlakdeel 15 fixering in twee mogelijke standen, na-40 melijk bij het instappen van de passagiers in de stand boven de bodem 8301880 5 > * · • 10 en tijdens het rijden in de verschoven stand gedeeltelijk hoven het middenpad 11, en voor het bij het venster liggende zitvlakdeel 16 de fixering in een enkele stand, namelijk boven de bodem 10 in het midden van de bijbehorende helft van de hoofdliggers, zoals dit uit fig. 2 5 blijkt.

Voor het vastzetten zelf zijn aan elk zitvlakdeel resp. aan de betreffende sleden 26, 27 twee grendelinrichtingen toegevoegd, die in verschillende aanzichten in de figuren 1-3 te zien zijn. Aan de dwarsliggers 23, 24 zijn steeds aan de voorzijde van de voertuigzetel gren-10 delsjablonen 31 bevestigd, die van twee door een open baan verbonden grendelvensters 31a voorzien zijn, welke de beide gebruiksstanden van de onderhavige sleden 26, 27 markeren. De voorste hoekijzers 28 van de sleden dragen elk een aanzetdeel 32 voor het lageren van een as 32a, aan het naar de middelste dwarsligger 25 toegerichte einde waarvan een 15 hefboomachtige naar buitenstekende grendelpal 33 bevestigd is, die naar beneden toe zodanig in de sjabloon%l steekt, dat deze in een van beide vensters 31a grijpt resp. door de vensters verbindende baan heen gaat, indien de slede op de hoofdliggers 19 verschoven wordt. Aan het andere einde van de as 32a kan een handgreep 34 geraakkelijk afneembaar aange-20 bracht worden, met behulp waarvan de as 32a gemakkelijk co een kleine hoek te draaien is, zodat de grendelpal 33 het betreffende venster 31a verlaat en de dwarsbeweging van de betreffende slede vrijgeeft.

Een niet afgebeelde terugbrengveer tussen as 32a en aanzetdeel 32 zorgt ervoor dat de grendelpal 33 steeds naar de ruststand daarvan 25 neigt.

De handgreep 34 is gemakkelijk afneembaar uitgevoerd, omdat deze handgreep slechts bij dat zitvlakdeel nodig is dat naar het middenpad 11 toe beweegbaar moet zijn. Dit is in fig. 2 bij de slede 26 het geval, welke het niet afgebeelde zitvlakdeel 15 draagt. De slede 27 moet 30 daarentegen onbeweegbaar vastgezet zijn, en hiertoe is de handgreep 34 aan deze zijde verwijderd, zodat de vergrendeling voortdurend in aan-grijping is en door de passagier niet losgenomen kan worden. Het zitvlakdeel 16 met rugleuning 18 aan de vensterzijde staat dus onver-schuifbaar vast. Desondanks kan deze zijde van de vaartuigzetel met de 35 geringste middelen, namelijk slechts door het aanbrengen van de handgreep 34, in de omstandigheid gebracht worden dwars verschuifbaar te zijn, indien deze voertuigzetel bijvoorbeeld aan de andere voertuigzij-de gebruikt zal worden.

Inplaats van de kunststof-glijorganen 30a kunnen ook rollen- of 40 kogellagers aanwezig zijn, welke de beweegbaarheid van de sleden 26, 27 8301880 » * 6 op de hoofdliggers 19 waarborgen. Het is ook mogelijk slechts een enkele hoofligger 19 met passend versterkte uitvoering aan te brengen, waarop twee sleden beweegbaar gelagerd zijn, waarbij de betreffende constructiedelen van de sleden wat betreft hun afmetingen aan de enkele 5 hoofdligger en de optredende belastingen aangepast worden.

De in de voorstaande beschrijving, de conclusies en in de tekening ontvouwde kenmerken van de aanvrage kunnen zowel afzonderlijk als ook in gewenste combinatie met elkaar voor de verwezenlijking van de uitvinding in de verschillende uitvoeringsvormen daarvan van belang zijn.

8301880

Claims (12)

1. Voertuigzetel voor tenminste twee personen, bestaande uit een onderstel met steunen en deze verbindende hoofdliggers, waarop tenminste twee zitvlakdelen met scharnierend daaraan aangebrachte rugleu- 5 ningdelen aangebracht zijn, waarbij tenminste een zitvlakdeel door de < betreffende passagiers in dwarsrichting verschuifbaar en vastzetbaar op de hoofdliggers gelagerd is, met het kenmerk, dat de hoofliggers (19) wat betreft de hoogte daarvan boven het staandervlak (10) van de zitting (14) rechtlijnig uitgevoerd zijn en de beide zitvlakdelen (15, 16) 10 op principieel zelfde wijze over de hoofdliggers (19) beweegbaar zijn en daarop gelagerd zijn.

2. Voertuigzetel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoofdliggers (19) als rails uitgevoerd zijn en dat de zitvlakdelen (15, 16. middels de rails omgrijpende glijorganen (30) beweegbaar daarop 15 uitgevoerd zijn.

3. Voertuigzetel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de rails (19) voor het dwars verschuiven van de zitvlakdelen (15, 16)/cirkelvormige dwarsdoorsnede hebben en de glijorganen (30) van de zitvlakdelen als glijringlagers uitgevoerd zijn.

4. Voertuigzetel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zit vlakdelen (15, 16) middels rollen- of kogellagers beweegbaar op de hoofdliggers (19) uitgevoerd zijn.

5. Voertuigzetel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elk zitvlakdeel (15, 17) op vier glijorganen (30) verschuifbaar gelagerd 25 is.

6. Voertuigzetel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de glijorganen (30) van een zitvlakdeel (15, 16) op raamachtige (sleden 26, 27) wijze met elkaar verbonden zijn.

7. Voertuigzetel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de 30 glijorganen (30) in een uit een deel bestaande raameenheid, in het bijzonder in een van lichtmetaal gegoten raam, aangebracht zijn.

8. Voertuigzetel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan elk zitvlakdeel (15, 16) een vergrendeling (31, 31a) toegevoegd Is, waarin een passende grendelpal (33) voor het vastzetten van het zitvlakdeel in 35 een gewenste stand op de hoofdliggers (19) aangrijpt, waarbij de tenminste twee grendelpallen (33) overeenkomstig beweegbaar op de zitvlakdelen (15, 16) aangebracht zijn.

9. Voertuigzetel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de grendelpallen (33) met verwijderbare bedieningsorganen (34) uitgevoerd 40 zijn. 8301880 *

10. Voertuigzetel volgens tenminste een van de voorgaande conclusies , met het kenmerk, dat tenminste drie zitvlakdelen naast elkaar aangebracht zijn, waarvan twee zitvlakdelen beweegbaar op de hoofdliggers (19) aangebracht zijn, terwijl het derde zitvlakdeel vast aange- 5 bracht is.

11. Voertuigzetel volgens tenminste een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zitvlakdelen (15, 16) op als zodanig bekende wijze op een enkele hoofdligger naast elkaar aangebracht zijn.

12. Voertuigzetel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat hoofd-10 ligger en steunen een een geheel vormend constructiedeel vormen, in het bijzonder als een deel gegoten of vervormd zijn. H-hH-H-l-l-H-H-l-H· 8301880