NL8301274A

NL8301274A - Glijlijstgeleiding voor voertuigstoelen.

Info

Publication number: NL8301274A
Application number: NL8301274A
Authority: NL
Original assignee: Rentrop Hubbert & Wagner
Priority date: 1982-05-14
Filing date: 1983-04-11
Publication date: 1983-12-01
Also published as: ZA833427B; SE8603248D0; US4526424A; BE896573A; FR2526733B1; DE3218214C2; ES279975U; IT1175203B; GB2120091A; SE450558B; SE464697B; DE3218214A1; BR8302516A; FR2526733A1; SE8302645D0; JPS58199232A; SE8302645L; ES279975Y; SE8603248L; GB8310945D0

Description

* -1-VO 4728

Glijlijstgeleiding voor voertuigstoelsn.

De uitvinding heeft betrekking op een glijlijstgeleiding voor voertuigstoelen. Dergelijke glijlijstgeleidingen zijn in zeer verschillende uitvoeringsvormen bekend. Volgens een bekende uitvoeringsvorm bestaat de glijlijstgeleiding uit twee evenwijdig op onderlinge 5 afstand aangebrachte glijlijstparen, die elk zijn samengesteld uit een met de voertuigstoei verbonden, geleide, en een daarmee samenwerkende aan de twee einden met de bodem van het voertuig verbonden, geleidende lijst met in hoofdzaak dezelfde lengte. De geleidende lijst heeft hierbij in doorsnede een in hoofdzaak U-vormige gedaante, waarbij het leger 10 voor de veiligheidsgordel is aangebracht in het gebied van het achterste einde van de geleide lijst. De geleide lijst heeft in doorsnede eveneens een U-vorm, waarbij op elk der benen een ombuiging aansluit, waarin het bijbehorende been aangrijpt van de geleidende lijst. Doordat de twee ombuigingen aan de benen van de geleide lijst achter de twee 15 benen van de geleidende lijst aangrijpen, is een "dubbel vastgrijpen" vast te stellen, hetgeen het van elkaar losraken van de twee lijsten bij uiterste belastingen, d.w.z. bij botsingsongevallen, zoveel mogelijk voorkomt.

Deze bekende glijlijstgeleiding heeft het nadeel, dat 20 zij naar verhouding zwaar is, hetgeen nadelig inwerkt op het totale gewicht van het voertuig en zodoende ook op het vermogen daarvan.

Het is derhalve de opgave van de uitvinding deze bekende glijlijstgeleiding licht uit te voeren, zonder daarbij echter het gevaar op de koop toe te nemen, dat bij vergrote krachten, die via het veilig-25 heidsgordelleger worden overgedragen op de geleide lijst, deze loskomt van de geleidende lijst.

Deze opgave wordt bij een glijlijstgeleiding van de betreffende soort opgelost, doordat het ene van de twee benen met de daarop zich aansluitende ombuiging van de geleide lijst in het gebied van 30 het voorste einde, en het andere been met de daarop zich aansluitende ombuiging in het gebied van het achterste einde van de geleide lijst is uitgespaard.

De uitvinding gaat hierbij uit van de overweging, dat de op de geleide lijst en zodoende ook op de geleidende lijst inwerkende 35 krachten een maximum hebben, wanneer het leger voor de veiligheidsgordel -------- --- 8301274 -2- ί , * zich in hoofdzaak in het midden tussen de twee bevestigingspunten aan het voorste einde en achterste einde van de geleidende lijst bevindt.

De uitvinding verzekert zodoende, dat altijd een dubbele vastgrijping is gegeven in het middengebied van de twee lijsten, waarbij slechts 5 een enkelvoudig vastgrijpen is vast te stellen in het voorste en het achterste gebied, welke vastgrijping met het oog op de daar aangrijpende, aanzienlijk kleinere krachten, volledig voldoende is om het van de geleidende lijst losraken van de geleide lijst te voorkomen.

Door de uitsparingen aan het voorste en achterste einde 10 vande geleide lijst wordt het totale gewicht daarvan verminderd, hetgeen gunstig is voor het totale gewicht van het voertuig.

Bij een verdere uitvoering van de onderhavige glijlijst-geleiding strekt de uitsparing aan het voorste einde zich in lengterichting in hoofdzaak uit tot aan het midden van de geleide lijst, 15 waarbij de uitsparing aan het achterste einde in hoofdzaak in het midden van de geleide lijst begint.

Met voordeel zijn in het ene been van de geleidende lijst in een reeks aangebrachte uitsparingen voorzien voor aangrijping van een grendelboom van een vastzetinrichting, die de onderlinge stand 20 bepaalt van de twee lijsten van het ene lijstenpaar.

De grendelboom is hierbij uitgevoerd als draaibare grendel, die via een eenarmige hefboom bedienbaar is. Deze eenarmige hefboom staat onder de inwerking van een torsieveer, die de grendelboom overzet in de grendelstand.

25 Volgens een verder kenmerk steunt de geleide lijst via in een reeks aangebrachte glijlichamen of rollichamen op de geleidende lijst. Met voordeel heeft elk glijlichaam een hyperboloïdevormig deel, waarop aan weerszijden een cylindervormig deel aansluit.

Het einde van de grendelboom is hierbij zodanig uitgevoerd, 30 dat de geleidende lijst in de grendelstand tegen de glijlichamen wordt gedrukt.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: figuur 1 een ruimtelijk aanzicht is van een glijlijsten-35 paar van de glijlijstgeleiding,

figuur 2 een aanzicht is in de richting van de pijl II

8301274 W Λ -3- in figuur 1, figuur 3 een vertikale doorsnede is volgens de lijn III-III in figuur 1, figuur 4 een vertikale doorsnede is volgens de lijn IV-5 IV in figuur 1,

figuur 5 een vertikale doorsnede is volgens de lijn V-V

in figuur 1, figuur 6 een bovenaanzicht is op vergrote schaal van een deel van een glijlijstenpaar van de glijlijstgeleiding, 10 figuur 7 een vertikale doorsnede is volgens de lijn VII-VII in figuur 6, en figuren 8 en 9 aan figuur 7 gelijke doorsneden zijn van andere uitvoeringsvormen van de grendelboom van de vastzetinrichting van de glijlijstgeleiding.

15 De tekening toont een glijlijstenpaar van de glijlijst geleiding/ die bestaat uit twee op onderlinge afstand liggende glij-lijstenparen. Elk glijlijstenpaar bestaat hierbij uit de geleide lijst 1 en de geleidende lijst 2. De geleide lijst 1 is hierbij bevestigd aan de voertuigstoel, die duidelijkheidshalve niet nader is afgebeeld.

20 De geleidende lijst 2 is aan het voorste en achterste einde bevestigd aan de bodem van het voertuig, die eveneens niet nader is weergegeven.

De bevestigingsplaatsen zijn in figuur 1 aangeduid met de verwijzings-cijfers 3 en 4. De twee lijsten 1 en 2 zijn voor wat betreft hun lengte in hoofdzaak gelijk, en werken zodanig samen, dat de geleide lijst 1 25 in de losgemaakte stand langs de geleidende lijst 2 kan bewegen.

Zoals de figuur 4 en 7-9 tonen, heeft de geleide lijst 1 in doorsnede een ü-vorm met benen la, lb met verschillende lengten, waarbij de opening van de ü naar boven wijst. De twee benen la en lb gaan hierbij elk aan het einde over in een ombuiging lc, ld.

30 De geleidende lijst 2 heeft in doorsnede eveneens een U-vorm, waarbij de opening van de O naar beneden wijst. De twee benen zijn hierbij aangeduid met de verwijzingscijfers 2a, 2b.

Zoals de figuur 4 en 7-9 tonen, grijpt het been 2a van de geleidende lijst 2 aan in de ombuiging lc, en het been 2b in de om-35 buiging ld van de geleide lijst 1.

In het gebied van het achterste einde van de geleide lijst _______ 1 8301274 -4- 1 is het leger 14 aangebracht (figuur 1 en 2) voor de veiligheidsgordel.

Zoals blijkt uit de figuur 1 en 2, is het ene van de twee benen la, lb, te weten het been la met de daarop zich aansluitende 5 ombuiging lc in het gebied van het voorste einde van de geleide lijst 1 uitgespaard. Deze uitsparing 5 strekt zich in lengterichting in hoofdzaak uit tot aan het midden van de geleide lijst 1.

Ook het andere einde van de twee benen la, lb, te weten het been lb is met de daarop zich aansluitende ombuiging ld in het ge-10 bied van het achterste einde van de geleide lijst 1 uitgespaard. Deze uitsparing 6 aan het achterste einde van de geleide lijst 1 begint ongeveer in het midden.

De zin en het doel van deze twee uitsparingen 5 en 6 blijkt het duidelijkst uit de figuur 3-5. Wanneer de geleide lijst 1 15 zich in een stand bevindt, waarin het leger 14 voor de veiligheidsgordel in het gebied is van het voorste einde van de geleidende lijst 2 (figuur 3), is slechts een enkelvoudig vastgrijpen gegeven, doordat alleen het been 2a van de geleidende lijst 2 aangrijpt in de ombuiging lc van de geleide lijst 1. Omdat de door de veiligheidsgordel via het 20 leger 14 op de geleidende lijst 1 overgedragen kracht in deze stand betrekkelijk klein is, kan worden afgezien van een dubbele aangrijping. Dezelfde overwegingen gelden voor een stand, waarin het leger 14 voor de veiligheidsgordel zich in het achterste gebied van de geleidende lijst 2 bevindt.

, 25 Deze omstandigheden zijn weergegeven in figuur 5, waarin alleen het been 2b van de geleidende lijst 2 aangrijpt in de ombuiging ld van de geleide lijst 1, zodat dus slechts een enkelvoudige aangrijping is gegeven.

De dubbele vastgrijping daarentegen is weergegeven in 30 figuur 4. In de daar afgebeelde stand ligt het leger 14 voor de veiligheidsgordel in het middengebied van de geleidende lijst 2. Daar treden ook de grootste0 krachten op, die namelijk bij botsongevallen door de veiligheidsgordel via het leger 14 worden overgedragen op de glijlijst-geleiding. In deze stand is de dubbele vastgrijping dus noodzakelijk, 35 waarbij het been 2a van de geleidende lijst 2 aangrijpt in de ombuiging lc van de geleide lijst 1, en het been 2b van de geleidende lijst 2 in 8301274 Λ .

r ...........

-5- de ombuiging ld van de geleide lijst 1.

Zoals blijkt uit de tekening, zijn in het been 2b van de geleidende lijst 2 in een reeks aangebrachte uitsparingen 7 voorzien voor aangrijping van een grendelhefboom 8 van een vastzetinrichting, 5 die de onderlinge stand van de twee lijsten 1, 2 van het ene lijsten-paar bepaalt.

De grendelboom 8 is hierbij uitgevoerd als draaibare grendel , waarbij de draaias in de figuur 7-9 is aangeduid met het verwij-zingscijfer 9. De grendelboom 8 is bedienbaar via een eenarmige hefboom 10 10, die is bevestigd in het leger 11, dat is aangebracht aan de geleide lijst 1. De eenarmige hefboom 10 staat hierbij onder de inwerking van een torsieveer 12, die met het ene einde is bevestigd aan de hefboom 10 en met het andere einde aan de geleide lijst 1. De torsieveer 12 brengt de grendelboom 8 over in de grendelstand, wanneer de eenarmige 15 hefboom 10 wordt vrijgegeven, d.w.z. losgelaten.

Wanneer de eenarmige hefboom 10 tegen de kracht van de torsieveer 12 aan het ene einde omhoog wordt geheven, wordt de grendelboom 8 overgebracht in de losmaakstand, d.w.z. verlaat de bijbehorende uitsparing 7 in de geleidende lijst 2.

20 Zoals de figuur 7-9 tonen, steunt de geleide lijst 1 via in een reeks aangebrachte glijlichamen 13 op de geleidende lipt 2.

Elk glijlichaam 13 resp. rollichaam heeft hierbij een hyperbololdevormig deel 13a, waarop aan weerszijden een cylindervormig deel 13b aansluit.

Doordat het hyperboloidevormig deel 13a aanligt tegen de welvin g van 25 de geleidende lijst 2, is een onberispelijke geleiding verzekerd bij een uiterst kleine wrijving. Afgezien kan worden van bijzondere lei-groeven e.d.

Het einde van de grendelboom 8 is zodanig uitgevoerd, dat de geleidende lijst 2 in de grendelstand tegen de glijlichamen 13 30 wamt gedrukt, zodat een goede vastklemming is verzekerd. Dit doel kan op verschillende manieren worden bereikt. Zo kan bijv. het einde van de grendelboom 8 de vorm hebben van een wig 8a, zoals di£ is aangegeven in figuur 8. Ook kan het einde van de grendelboom 8 echter zijn voorzien van een ombuiging 8b (figuur 9), die eveneens voor de vereiste vastklem-35 ming zorgt en zodoende het klapperen voorkomt.

8301274

Claims

1. Glijlijstgeleiding voor voertuigstoelen, bestaande uit twee onderling evenwijdig aangebrachte glijlijstenparen, die elk zijn samengesteld uit een met de voertuigstoel verbonden geleide lijst 5 en een daarmee samenwerkende, aan het voorste en het achterste einde met de bodem van het voertuig verbonden, geleidende lijst met in hoofdzaak dezelfde lengte, waarbij de geleidende lijst in doorsnede in hoofdzaak een U-vorm heeft, en het leger voor de veiligheidsgordel is aangebracht in het gebied van het achterste einde van de geleide lijst, 10 die in doorsnede een U-vorm heeft met benen met verschillende lengten, op althans een waarvan een omhuiging aansluit, waarin een been van de geleidende lijst aangrijpt, met het kenmerk, dat het ene (1b) van de twee benen (la, lb) met de daarop zich aansluitende ombuiging (ld) van de geleide lijst (1) in het gebied van het voorste einde is uitge-15 spaard, waarbij het andere been (la) met de daarop zich aansluitende ombuiging (lc) in het gebied van het achterste einde van de geleide lijst is uitgespaard.

2. Geleiding volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitsparing (5) aan het voorste einde zich in lengterichting uitstrekt 20 tot in hoofdzaak het midden van de geleide lijst (1), waarbij de uitsparing (6) aan het achterste einde in hoofdzaak in het midden van de geleide lijst (1) begint.

3. Geleiding volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat in het ene been (2b) van de geleidende lijst (2) in een reeks aan- 25 gebrachte uitsparingen (7) zijn voorzien voor aangrijping van een grendelboom (8) van een vastzetinrichting, die de onderlinge stand van de twee lijsten (1, 2) van het ene lijstenpaar bepaalt.

4. Geleiding volgens conclusie 3, met hetkenmerk, dat de grendelboom (8) is uitgevoerd als draaibare grendel, die bedienbaar 30 is via een eenarmige hefboom. (10).

5. Geleiding volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de eenarmige hefboom (10) onder de inwerking staat van een torsieveer (12), die de grendelboom (8) overbrengt in de grendelstand.

6. Geleiding volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat 35 de geleide lijst (1) via in een reeks aangebrachte glijlichamen (13) of rollichamen steunt op de glijdende lijst. 8301274 «c -7-

7. Geleiding volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk glijlichaam (14) of rollichaam een hyperbololdevormig deel (13a) heeft, waarop aan weerszijden een cylindervormig deel (13b) aansluit.

8. Geleiding volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat 5 het einde van de grendelboom (8) zodanig is uitgevoerd, dat de geleidende lijst (2) in de grendelstand tegen de glijlichamen (13) wordt gedrukt. 8301274