NL8301610A - Open dakconstructie voor een voertuig. - Google Patents

Description

*% '' % N/31.464-Jb/id

Open dakconstructie voor een voertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een open dakconstructie voor een voertuig met een dakuitsparing, voorzien van een paneel, dat vanuit de sluitstand in een schuin achterwaarts omhoog hellende ventilatiestand kan worden ge-5 bracht en vanuit deze ventilatiestand weer terug naar de sluitstand kan worden verplaatst, waarbij voor het verstellen van het paneel aan tenminste één zijde een trek- en druk-orgaan aangrijpt op een schuifplaat, die is geleid in een stationaire, althans ongeveer horizontale leidrail, terwijl 10 het paneel nabij de voorzijde verstelbaar is ondersteund en het paneel en de schuifplaat op een afstand achter de voorzijde van het paneel met elkaar zijn verbonden door een ver-bindingsorgaan, dat een leidpen bezit, die met een leidsleuf in de schuifplaat in ingrijping is en die voorts scharnier-15 baar om een in de dwarsrichting verlopende scharnieras op het paneel aangrijpt.

Hierbij wordt onder de "ventilatiestand" de stand verstaan, waarin de achterrand van het paneel zover mogelijk is gelicht.

20 De uitvinding beoogt een zeer eenvoudige uit voering van een dergelijke open dakconstructie te verschaffen, waarbij het paneel traploos tussen de sluitstand en de ventilatiestand, en omgekeerd, verstelbaar is.

Hiertoe wordt de open dakconstructie volgens 25 de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat het verbindingsorgaan een schaar met twee benen omvat, waarvan het ene been met zijn bovenste gedeelte scharnierend om de genoemde scharnieras op het paneel aangrijpt en waarvan het tweede been aan zijn bovenste uiteinde tussen de uiteinden van het ene been 30 scharnierbaar om een tweede in de dwarsrichting verlopende scharnieras met het ene been is verbonden, terwijl de beide benen nabij hun onderste gedeelte met de schuifplaat en/of met een stationaire ondersteuning in ingrijping zijn, waarbij het tussen het onderste gedeelte van het ene been en de 35 tweede scharnieras gelegen beendeel met het tweede been een hoek insluit, die maximaal is in de sluitstand van het paneel en die minimaal is in de ventilatiestand van het paneel.

De uitvoering van het verbindingsorgaan als 3 3 0 1 6 1 0 \ ' ' - 2 - een schaar leidt er toe, dat het paneel op uiterst eenvoudige wijze traploos tussen de sluitstand en de ventilatiestand, en omgekeerd, kan worden versteld.

Met voordeel kan de leidpen aan het onderste 5 gedeelte van het ene been van de schaar zijn bevestigd, en kan de leidsleuf in de schuifplaat een horizontaal verloop bezitten, terwijl het tweede been van de schaar aan zijn onderste uiteinde scharnierend om een dwarsas met de stationaire ondersteuning is verbonden.

10 Hierbij kan de leidpen in de ventilatiestand van het paneel met het achterste uiteinde van de leidsleuf in ingrijping zijn en in de sluitstand van het paneel tegen het voorste uiteinde van de leidsleuf stuiten.

Verder kan het onderste gedeelte van het ene 15 been verder achterwaarts dan het onderste gedeelte van het tweede been zijn gelegen.

Het ene been van de schaar kan met een, in de ventilatiestand van het paneel aan de onderzijde en achterzijde gelegen uitsteeksel zijn uitgevoerd, dat aan de-20 zelfde zijde van het ene been als de leidpen is gelegen en dat in de ventilatiestand van het paneel in een achter de leidsleuf gelegen verdieping in de schuifplaat steekt en met een gebogen voorwand van deze verdieping in ingrijping is, waarbij dit uitsteeksel bij het verplaatsen van het paneel 25 naar de sluitstand deze verdieping verlaat.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, welke zeer schematisch een uit-voeringsvoorbeeld van een open dakconstructie volgens de uitvinding weergeeft.

30 Fig. 1 is een schematisch perspectivisch aan zicht van een gedeelte van een uitvoering van de open dakconstructie volgens de uitvinding, waarin verschillende onderdelen los van elkaar zijn weergegeven.

Fig. 2a en 2b zijn schematische zijaanzichten, 35 gezien in tegengestelde richtingen, van het gedeelte van de open dakconstructie volgens fig. 1 in de ventilatiestand van het paneel.

Fig. 3a en 3b zijn met de fig. 2a en 2b overeenkomende schematische zijaanzichten van de open dakconstruc-40 tie in een tussenstand tussen de ventilatiestand en de sluit- 3301610 » · % - 3 - stand.

Fig. 4a en 4b zijn met de fig. 2a en 2b overeenkomende schematische zijaanzichten van de open dakconstructie in de sluitstand.

5 Fig. 5a en 5b zijn met de fig. 2a en 2b over eenkomende schematische zijaanzichten van de open dakconstructie in de stand, waarin het paneel kan worden verwijderd.

In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld 10 weergegeven van een open dakconstructie voor een voertuig, dat met een uitsparing 1 in het vaste dak 2 is uitgevoerd.

Deze open dakconstructie omvat een paneel 3, dat vanuit de sluitstand in de dakuitsparing 1 traploos in een schuin achterwaarts omhoog hellende ventilatiestand kan 15 worden gebracht en vanuit deze ventilatiestand weer traploos terug naar de sluitstand kan worden verplaatst.

Voor het verstellen van het paneel 3 is aan tenminste êén zijde, doch in het algemeen aan beide zijden van de open dakconstructie een kabelvormig trek- en druk-20 orgaan 4 aangebracht, dat door middel van een bedienings-orgaan (niet weergegeven) in de langsrichting van het voertuig kan worden versteld en dat met een beugel 5 aangrijpt op een schuifplaat 6, die is geleid in een, in het voertuig aangebrachte, althans ongeveer horizontale leidrail 7.

25 In het algemeen is derhalve aan weerszijden van het voertuig een dergelijke stationaire althans ongeveer horizontale leidrail 7 aangebracht, die elk een, aan de betreffende zijde van het voertuig gelegen, schuifplaat 6 geleidt, welke beide schuifplaten 6 elk door een eigen kabel-30 vormig trek- en drukorgaan 4 in hun stationaire leidrail 7 kunnen worden verplaatst, waarbij de beide trek- en druk-organen 4 gemeenschappelijk versteld kunnen worden.

In het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn steeds slechts de aan een zijde van het voer-35 tuig aanwezige schuifplaat 6, alsmede de daarmede samenwerkende elementen afgeheeld, waarbij evenwel moet worden overwogen, dat in het algemeen aan de andere zijde van het voertuig overeenkomstige onderdelen zijn toegepast, welke het spiegelbeeld van de in de tekening weergegeven onderdelen 40 vormen.

8301510 - 4 -

Het paneel 3 is nabij de voorzijde op een in het volgende nog nader beschreven wijze verstelbaar ondersteund .

Het paneel 3 en de schuifplaat 6 zijn op een 5 afstand achter de voorzijde van het paneel 3 met elkaar verbonden door een verbindingsorgaan, dat is uitgevoerd als een schaar 8 met twee benen 9, 10.

Het ene been 9 van deze schaar 8 is met zijn bovenste gedeelte scharnierend om een, in de dwarsrichting 10 verlopende, scharnieras 11 verbonden met een beugel 12 aan de onderzijde van een onder het paneel 3 aangebrachte strip 13.

Het tweede been 10 is aan zijn bovenste uiteinde, tussen de uiteinden van het been 9, scharnierend om 15 een tweede, in de dwarsrichting verlopende, scharnieras 14 met het been 9 verbonden.

Aan het onderste gedeelte van het been 9 van de schaar 8 is een leidpen 15 bevestigd, die met een horizontale leidsleuf 16 in de schuifplaat 6 in ingrijping is.

20 Zoals uit een vergelijking van de fig. 2a en 4a blijkt, is de leidpen 15 in de ventilatiestand van het paneel 3 met het achterste uiteinde van de leidsleuf 16 in ingrijping, terwijl deze leidpen 15 voorts in de sluitstand van het paneel 3 tegen het voorste uiteinde van de leid-25 sleuf 16 stuit.

Het onderste gedeelte van het been 9 is verder achterwaarts gelegen dan het onderste gedeelte van het been 10.

Het tussen het onderste gedeelte van het been 30 9 en de tweede scharnieras 14 gelegen beendeel sluit met het been 10 een hoek in, die maximaal is in de sluitstand van het paneel 3 en die minimaal is in de ventilatiestand van het paneel 3.

Het been 10 van de schaar 8 draagt aan zijn 35 vrije onderste uiteinde een scharnieras 17, die vanaf het been 10 in de richting verloopt, welke tegengesteld is aan die, waarin de leidpen 15 zich vanaf het been 9 uitstrekt. Deze scharnieras 17 is scharnierend in een oog 18 op een stationaire ondersteuning 19 opgenomen.

40 Voorts is het been 9 van de schaar 8 met een, 8301510 \ % A · - 5 - in de ventilatiestand van het paneel 3 aan de onderzijde en achterzijde gelegen uitsteeksel 20 uitgevoerd, dat aan dezelfde zijde van het been 9 als de leidpen 15 gelegen, en dat in de ventilatiestand van het paneel 3 in een achter de 5 leidsleuf 16 gelegen verdieping 21 in de schuifplaat 6 steekt.

Het uitsteeksel 20 heeft een gebogen voorwand, die met een overeenkomstig gebogen voorwand van de verdieping 21 in ingrijping is.

Bij het verplaatsen van het paneel 3 uit de 10 ventilatiestand naar de sluitstand door een achterwaartse verplaatsing van de schuifplaat 6, verlaat het uitsteeksel • 20 in een tussengelegen stand (fig. 3a) de verdieping 21 en komt dit uitsteeksel 20 boven de bovenwand 22 van de leidsleuf 16 in de, de voortzetting van de verdieping 21 vormen-15 de holte 23 te liggen, waardoor de leidpen 15 zijn achterste stand in de leidsleuf 16 kan verlaten.

De leidpen 15 verzorgt, tezamen met het uitsteeksel 20, bij een achteruit verplaatsing van de schuifplaat 6 het eerste gedeelte van de omlaagverzwenking van het 20 been 9 vanuit zijn positie in de ventilatiestand van het paneel 3, totdat de leidpen 15 zijn achterste stand in de leidsleuf 16 kan verlaten.

Het been 9 van de schaar 8 draagt aan zijn onderrand, in het middengebied/ een eerste dwarspen 24, welke 25 aan dezelfde zijde van het been 9 als de leidpen 15 is gelegen .

De schuifplaat 6 bezit een eerste, in hoofdzaak schuin verlopende sleuf 25, die voor de leidsleuf 16 is gelegen en die een aan de bovenzijde open, voorwaarts en 30 omlaag hellend hoofdgedeelte 25' en een horizontaal onderste uiteinde 25'' omvat.

De dwarspen 24 is in de ventilatiestand van het paneel 3 geheel vrij van deze sleuf 25 en treedt deze sleuf 25 pas aan de bovenzijde binnen, als het paneel 3 de 35 in fig. 3a weergegeven tussenstand bereikt, waarin het uitsteeksel 20 de verdieping 21 juist heeft verlaten en de leidpen 15 heeft vrijgegeven.

In de sluitstand van het paneel 3 strekt de dwarspen 24 zich in het horizontale onderste uiteinde 25'' 40 van deze sleuf 25 uit.

8301510 *. * - 6 -

De sleuf 25 verzorgt tezamen met de dwarspen 24, bij een achteruit verplaatsen van de schuifplaat 6 vanuit de tussenstand volgens fig. 3a een tweede of tussenge-deelte van de omlaagverzwenking van het been 9 naar diens 5 positie volgens fig. 4a, in aansluiting op het, door de leid-pen 15 en het uitsteeksel 20 bewerkstelligde eerste gedeelte van de omlaagverzwenking van dit been 9, vanuit de positie volgens fig. 2a naar de positie volgens fig. 3a, welke in het voorgaande reeds werd toegelicht.

10 Nadat de dwarspen 24 een gedeelte van het sleufgedeelte 25' heeft doorlopen, komt een tweede dwarspen 26 met een tweede, voor de sleuf 25 gelegen, in hoofdzaak schuin verlopende sleuf 27 in ingrijping, die een, aan de bovenzijde open, voorwaarts en omlaaghellend hoofdgedeelte 15 27', dat steiler verloopt dan het sleufgedeelte 25' en een horizontaal verlopend onderste uiteinde 27” omvat.

Deze dwarspen 26 doorloopt de sleuf 27, terwijl de dwarspen 24 zich door het onderste gedeelte van de sleuf 25 verplaatst en ondersteunt het omlaag verzwenken 20 van het been 9 naar diens sluitstand volgens fig. 4a gedurende een derde en laatste gedeelte van deze omlaagzwenkbe-weging.

De dwarspen 26 en de sleuf 27 dienen voorts tezamen met de dwarspen 24 en de sleuf 25 voor het bewerk- 25 stelligen van het eerste gedeelte van de omhoogzwenkbeweging van het been 9 van de schaar 8 vanuit diens laagste positie, waarin het paneel 3 de sluitstand inneemt. Doordat de dwarspen 26 op korte afstand van de scharnieras 11 ligt, kan deze dit eerste gedeelte van de omhoogzwenkbeweging van het been 30 9 van de schaar 8 zonder grote krachtuitoefening tot stand brengen.

De dwarspen 24 in de sleuf 25 ondersteunt de werking van de dwarspen 26 in de sleuf 27 gedurende het eer ste gedeelte van de omhoogzwenkbeweging van het been 9 en 35 bewerkstelligt het tweede of tussengedeelte van de omhoogzwenkbeweging van het been 9, nadat de dwarspen 26 de sleuf 27 heeft verlaten.

Als de leidpen 15 aan het been 9 van de schaar 8 met het achterste uiteinde van de leidsleuf 16 in ingrij-40 ping is gekomen, verlaat ook de dwarspen 24 zijn sleuf 25 S 3 0 1 6 1 0 - 7 - en vindt de verdere bovenwaartse zwenkbeweging van het been 9 door de ingrijping van de leidpen 15 met het achterste uiteinde van deze leidsleuf 16 plaats.

Het been 9 van de schaar 8 draagt aan het 5 onderste gedeelte een verdere leidpen 28/ welke in de richting tegengesteld aan die van de leidpen 15 verloopt en welke in het verlengde van deze leidpen 15 ligt.

Deze verdere leidpen 28 is opgenomen in een horizontale langssleuf 29 in een verhoging van de stationaire 10 ondersteuning 19. De door deze verdere leidpen 28 verschafte extra geleiding bevordert een gemakkelijke verstelling van het paneel 3.

De strip 13 onder het paneel 3 draagt nabij de voorzijde een voorste beugel 30, welke met een, in de 15 dwarsrichting uitstekende leidstift 31 is uitgevoerd/ die in ingrijping is met een voorste sleuf 32 in de schuifplaat 6.

Voorts draagt de beugel 30 een, in het verlengde van de leidstift 31 gelegen, steunas 33, welke verplaatsbaar is in een aan de bovenzijde open sleuf 34, welke 20 is gevormd in een verhoging van de stationaire ondersteuning 19.

De sleuf 34 bestaat uit een steil schuin voorwaarts omlaaghellend gedeelte 34', waarop aan de onderzijde een verticaal omlaag verlopend sleufgedeelte 3411 aan-25 sluit.

De sleuf 32 in de schuifplaat 6 bestaat uit een minder steil schuin voorwaarts omlaag hellend gedeelte 32', waarop aan de voorzijde een horizontaal sleufgedeelte 32'* aansluit, terwijl op de voorzijde hiervan een steil 30 schuin achterwaarts omhoog hellend afvoergedeelte 32111 is aangesloten, dat evenwijdig is aan het sleufgedeelte 34' van de sleuf 34.

In de sluitstand van het paneel 3 bevindt de leidstift 31 zich in het horizontale gedeelte 32'1 van de 35 sleuf 32, terwijl de steunas 33 in het verticaal omlaag verlopend sleufgedeelte 34'’ van de sleuf 34 is gekomen.

Voorts bevinden de dwarspennen 24 en 26 zich in de voorste uiteinden van de horizontale sleufgedeelten 25’1 en 27,!, zodat een vergrendeling van het paneel 3 in 40 verticale richting tot stand is gebracht.

8301610 ·> - 8 -

Bij het verzwenken van het paneel 3 vanuit de sluitstand naar de ventilatiestand door een voorwaarts verplaatsen van de schuifplaat 6, doorloopt de leidstift 31 het achterste gedeelte 32' van de voorste sleuf 32 in de 5 schuifplaat 6 en bewerkstelligt, dat de voorrand van het paneel 3 bij deze verzwenkbeweging niet benedenwaarts of voorwaarts wordt verplaatst.

Op deze wijze wordt een beschadiging van een, aan de voorzijde van het paneel 3 en/of langs de aangrenzen-10 de rand van de uitsparing 1 in het vaste dak 2 aangebrachte, afdichting bij een verzwenken van het paneel 3 vanuit de sluitstand naar de ventilatiestand op doeltreffende wijze voorkomen.

Gelijktijdig met het zich verplaatsen van de 15 leidstift 31 door het sleufgedeelte 32' wordt het sleufge-deelte 34' door de steunas 33 doorlopen.

Teneinde een gemakkelijk aanbrengen en verwijderen van het paneel 3 vanuit de sluitstand mogelijk te maken, is, in het in de tekening weergegeven uitvoerings-20 voorbeeld, het been 9 van de schaar 8 samengesteld uit een binnenste beendeel 9' en een verschuifbaar hierop aangebracht U-vormig buitenste beendeel 91'. Aan dit buitenste beendeel 91' zijn de leidpen 15, de scharnieras 17, het uitsteeksel 20, de dwarspen 24, de dwarspen 26 en de verdere leidpen 28 2 5 aangebracht.

In de, aan de zijde van de schuifplaat 6 gelegen zijwand van het buitenste beendeel 9'’ is een langgerekt gat 35 gevormd, terwijl in de andere zijwand van dit buitenste beendeel 9'1 een sleutelgatvormige opening 35' is 3 0 aangebracht.

De scharnieras 14 strekt zich passend door een gat in het binnenste beendeel 9' en in het been 10 uit en doorloopt voorts het gat 35 en de opening 35'.

Het been 10 draagt een nok 36, die passend 35 verdraaibaar in het breedste gedeelte van de sleutelgatvormige opening 35’ in de zijwand van het buitenste beendeel 9'' is opgenomen en die een centrale boring bezit, waarin de scharnieras 14 passend steekt. De nok 36 laat pas een verstelling van de scharnieras 14 in het langgerekte gat 35 40 in de ene zijwand van het buitenste beendeel 9'1 en in het 8 3 0 1 6 1 ö Λ ~ - 9 - smalle gedeelte van de sleutelgatvormige opening 35* in de andere zijwand van het buitenste beendeel 9'* toe, als het paneel 3 zijn sluitstand inneemt. In deze stand verlopen de benen 9 en 10 praktisch horizontaal en is de nok 36 aan het 5 been 10 in lijn komen te liggen met de lange as van het langgerekte gat 35 en met het smalle gedeelte van de sleutelgatvormige opening 35'.

Bij een verdere achterwaartse verstelling van de schuifplaat 6 vanuit de stand volgens fig. 4a, 4b 10 naar de stand volgens fig. 5a, 5b, welke na een uitschakelen van een grendelmechanisme (niet weergegeven) kan plaatsvinden, zal het buitenste beendeel 9’’ ten opzichte van het binnenste beendeel 9' achterwaarts worden verschoven tegen de kracht in van een veer 37, welke enerzijds op de schar-15 nieras 14 en anderzijds op het achterste onderste gedeelte van het buitenste beendeel 9,! aangrijpt.

Bij deze verdere achterwaartse verplaatsing van de schuifplaat 6 zal het been 10 deze beweging niet kunnen volgen, daar de scharnieras 17 door het oog 18 op de 20 stationaire ondersteuning 19 wordt tegengehouden, terwijl het binnenste beendeel 9', dat door middel van de scharnieras 14 met het been 10 is gekoppeld, evenmin aan de verdere achterwaartse verplaatsing van de schuifplaat kan deelnemen.

Het buitenste beendeel 911 moet daarentegen 25 deze verdere achterwaartse verplaatsing van de schuifplaat 6 wel volgen, ten gevolge van de ingrijping van de leidpen 15 met het voorste uiteinde van de leidsleuf 16 in de schuifplaat 6.

Door deze achterwaartse verschuiving van het 30 buitenste beendeel 9*' ten opzichte van het binnenste beendeel 9' geeft een lip 38 aan het buitenste beendeel 9'', een holte 39 in het binnenste beendeel 9' vrij, waarin de scharnieras 11 is ondergebracht, zodat deze scharnieras 11 zonder meer de holte 39 in het binnenste beendeel 91 in bovenwaartse 35 richting kan verlaten.

Voorts zijn tijdens de verdere achterwaartse verplaatsing van de schuifplaat 6 de sleufgedeelten 321'' en 34* met elkaar in lijn komen te liggen, en bevindt de leid-stift 31 zich aan de onderzijde van het sleufgedeelte 32*'', 40 zodat de leidstift 31 en de steunas 33 kunnen worden gelicht 3301610 * - 10 - en dan het verloop van deze sleufgedeelten 32111 en 34' volgen.

Nadat de leidstift 31 en de steunas 33 de sleufgedeelten 32111 en 34' aan de bovenzijde hebben veria-5 ten en de scharnieras 11 uit de holte 39 is gelicht is het paneel 3 geheel vrijgegeven.

Voor het weer opnieuw aanbrengen van het paneel 3 wordt dit paneel 3 omlaag bewogen, totdat de scharnieras 11 in de holte 39 in het binnenste beendeel 9' komt 10 te liggen en de leidstift 31, alsmede de steunas 33, de sleufgedeelten 32111 en 34' hebben doorlopen, en de stand in de sleuven 32, 34 volgens fig. 4a, 4b weer hebben bereikt.

Vervolgens wordt de schuifplaat 6 iets voorwaarts bewogen, waarbij de veer 37 er voor zorgt, dat deze 15 beweging door het buitenste beendeel 9,( wordt gevolgd, waardoor de holte 39 in het binnenste beendeel 9' weer door de lip 38 aan de bovenzijde wordt afgesloten.

Vervolgens wordt het grendelmechanisme weer ingeschakeld, waardoor wordt verhinderd, dat de schuifplaat 20 6 ongewild naar de achterste vrijgeefstand kan worden ver plaatst.

In het in de tekening weergegeven uitvoerings-voorbeeld is de schuifplaat 6 in de stationaire leidrail 7 verschuifbaar, terwijl de stationaire ondersteuning 19, met 25 het oog 18 en met de langssleuf 29, een afzonderlijk onderdeel vormt. Onder omstandigheden is het evenwel ook mogelijk, dat de leidrail 7 en de stationaire ondersteuning 19 uit een geheel worden gevormd.

Volgens de uitvinding wordt een open dakcon-30 structie voor een voertuig verschaft, waarbij het paneel 3 traploos tussen de sluitstand en de ventilatiestand verstelbaar is.

Voorts is de geleiding van het paneel 3 door de samenwerkende schuifplaten 6, scharen 8, en stationaire 35 ondersteuningen 19 zeer stabiel, zodat een klapperen van het paneel 3 ook in tussenstanden steeds op doeltreffende wijze wordt verhinderd.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat op verschil-40 lende manieren binnen het kader der uitvinding kan worden 8301610 V « - 11 - gevarieerd.

8301510

Claims (28)

1. Open dakconstructie voor een voertuig met een dakuitsparing, voorzien van een paneel, dat vanuit de sluitstand in een schuin achterwaarts omhoog hellende ven-tilatiestand kan worden gebracht en vanuit deze ventilatie- 5 stand weer terug naar de sluitstand kan worden verplaatst, waarbij voor het verstellen van het paneel aan tenminste één zijde een trek- en drukorgaan aangrijpt op een schuifplaat, die is geleid in een stationaire, althans ongeveer horizontale, leidrail, terwijl het paneel nabij de voorzijde ver-10 stelbaar is ondersteund en het paneel en de schuifplaat op een afstand achter de voorzijde van het paneel met elkaar zijn verbonden door een verbindingsorgaan, dat een leidpen bezit, die met een leidsleuf in de schuifplaat in ingrijping is en die voorts scharnierbaar om een in de dwarsrichting 15 verlopende scharnieras op het paneel aangrijpt, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan een schaar met twee benen omvat, waarvan het ene been met zijn bovenste gedeelte scharnierend om de genoemde scharnieras op het paneel aangrijpt en waarvan het tweede been aan zijn bovenste uiteinde 20 tussen de uiteinden van het ene been scharnierbaar om een tweede in de dwarsrichting verlopende scharnieras met het ene been is verbonden, terwijl de beide benen nabij hun onderste gedeelte met de schuifplaat en/of met een stationaire ondersteuning in ingrijping zijn, waarbij het tussen het on-25 derste gedeelte van het ene been en de tweede scharnieras gelegen beendeel met het tweede been een hoek insluit, die maximaal is in de sluitstand van het paneel en die minimaal is in de ventilatiestand van het paneel.

2. Open dakconstructie volgens conclusie 1, 30 met het kenmerk, dat de leidpen aan het onderste gedeelte van het ene been van de schaar is bevestigd en de leidsleuf in de schuifplaat een horizontaal verloop bezit, terwijl het tweede been van de schaar aan zijn onderste uiteinde scharnierend om een dwarsas met de stationaire onder-35 steuning is verbonden.

3. Open dakconstructie volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de leidpen in de ventilatiestand van het paneel met het achterste uiteinde van 8301610 - 13 - de leidsleuf in ingrijping is en in de sluitstand van het paneel tegen het voorste uiteinde van de leidsleuf stuit.

4. Open dakconstructie volgens conclusie 1, 2 of 3,met het kenmerk, dat het onderste ge- 5 deelte van het ene been verder achterwaarts dan het onderste gedeelte van het tweede been is gelegen.

5. Open dakconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ene been van de schaar met een, in de ventilatiestand van het 10 paneel aan de onderzijde en achterzijde gelegen uitsteeksel is uitgevoerd, dat aan dezelfde zijde van het ene been als de leidpen is gelegen, en dat in de ventilatiestand van het paneel in een achter de leidsleuf gelegen verdieping in de schuifplaat steekt en met een gebogen voorwand van deze ver-15 dieping in ingrijping is, waarbij dit uitsteeksel bij het verplaatsen van het paneel naar de sluitstand deze verdieping verlaat.

6. Open dakconstructie volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ene 20 been van de schaar aan zijn onderzijde in het middengebied met een dwarspen is uitgevoerd, welke aan dezelfde zijde van het ene been als de leidpen is gelegen, terwijl de schuif-plaat een aan de bovenzijde open sleuf bezit, die met deze dwarspen samenwerkt en die voor de leidsleuf ligt en althans 25 gedeeltelijk schuin voorwaarts en omlaag hellend is uitgevoerd, waarbij de dwarspen in de ventilatiestand van het paneel geheel vrij is van deze sleuf en deze sleuf in een tussenstand tussen de ventilatiestand en de sluitstand aan de bovenzijde binnentreedt.

7. Open dakconstructie volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de, met de dwarspen samenwerkende sleuf in de schuifplaat een althans ongeveer horizontaal onderste uiteinde bezit.

8. Open dakconstructie volgens conclusie 6 of 35 7,met het kenmerk, dat het ene been van de schaar aan zijn onderzijde met een tweede dwarspen is uitgevoerd, welke voorwaarts van de eerste dwarspen, in de nabijheid van de scharnieras tussen het ene been en het paneel, aan dezelfde zijde van het ene been als de leidpen is 40 gelegen, terwijl de schuifplaat een tweede aan de bovenzijde 8301610 - 14 - open sleuf bezit, die met deze tweede dwarspen samenwerkt en die voor de met de eerste dwarspen samenwerkende eerste sleuf ligt, waarbij deze tweede sleuf althans gedeeltelijk schuin voorwaarts en omlaag hellend is uitgevoerd en steiler 5 dan de eerste sleuf verloopt, terwijl de tweede dwarspen de tweede sleuf pas binnentreedt als de eerste dwarspen de eerste sleuf reeds gedeeltelijk heeft doorlopen.

9. Open dakconstructie volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de, met de tweede dwarspen 10 samenwerkende, tweede sleuf in de schuifplaat een althans ongeveer horizontaal onderste uiteinde bezit.

10. Open dakconstructie volgens éën der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ene been van de schaar aan het onderste gedeelte een verdere 15 leidpen draagt, welke in de richting tegengesteld aan die van de genoemde leidpen verloopt en welke is opgenomen in een horizontale langssleuf in de stationaire ondersteuning.

11. Open dakconstructie volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de leidpen en de verdere 20 leidpen in eikaars verlengde liggen.

12. Open dakconstructie volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het paneel nabij de voorzijde een in de dwarsrichting verlopende leidstift draagt, die in ingrijping is met een voorste sleuf 25 in de schuifplaat, welke althans gedeeltelijk schuin voorwaarts en omlaag hellend is uitgevoerd.

13. Open dakconstructie volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de voorste sleuf een achterste schuin voorwaarts omlaag hellend gedeelte en een op 30 de voorzijde hiervan aansluitend althans ongeveer horizontaal gedeelte omvat.

14. Open dakconstructie volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het paneel nabij de voorzijde een in de dwarsrichting verlopende 35 steunas draagt, die in ingrijping is met een aan de bovenzijde open sleuf in de stationaire ondersteuning, welke althans gedeeltelijk schuin voorwaarts en omlaag hellend is uitgevoerd .

15. Open dakconstructie volgens conclusie 14, 40 met het kenmerk, dat de sleuf in de stationaire 8301610 ' > - 15 - ondersteuning een schuin voorwaarts en omlaag hellend achterste gedeelte bezit, waarop aan de onderzijde een althans ongeveer verticaal omlaag verlopend gedeelte aansluit.

16. Open dakconstructie volgens conclusie 14 5 of 15,met het kenmerk, dat de leidstift en de steunas in eikaars verlengde zijn gelegen.

17. Open dakconstructie volgens conclusie 15 of 16,met het kenmerk, dat op het voorste uiteinde van het althans ongeveer horizontale gedeelte van de 10 voorste sleuf in de schuifplaat een schuin bovenwaarts en achterwaarts verlopend sleufgedeelte aansluit, dat evenwijdig is aan het schuin voorwaarts en omlaag hellende achterste gedeelte van de sleuf in de stationaire ondersteuning en dat aan de bovenzijde open is.

18. Open dakconstructie volgens één der voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat het ene been is samengesteld uit twee beendelen, die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn, waarbij de scharnieras, die het ene been met het paneel verbindt, is opgenomen in een 20 holte in een der beendelen, die in de ene of afsluitstand van het andere beendeel is afgesloten en in een tweede of vrijgeefstand van het andere beendeel is vrijgegeven.

19. Open dakconstructie volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de beide beendelen met be- 25 hulp van de schuifplaat ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn.

20. Open dakconstructie volgens conclusie 18 of 19,met het kenmerk, dat het andere beendeel door een veer in de richting van de afsluitstand is belast.

21. Open dakconstructie volgens conclusie 18, 19 of 20,met het kenmerk, dat het andere beendeel een lip bezit, waarmede de holte in het ene beendeel in de afsluitstand afsluitbaar is.

22. Open dakconstructie volgens één der con- 35 clusies 18-21, met het kenmerk, dat het ene beendeel, waarin de holte is gevormd, een binnenste beendeel is, dat door het andere beendeel, dat althans ongeveer ü-vormig is uitgevoerd, gedeeltelijk is omgeven.

23. Open dakconstructie volgens ëën der con- 40 clusies 18-22, met het kenmerk, dat de beide 3301610 ? - 16 - beendelen in de afsluitstand van het andere beendeel ten opzichte van elkaar zijn geblokkeerd door een blokkeermechanis-me, dat in de sluitstand van het paneel is uitgeschakeld, waarbij een verdere verstelling van de schuifplaat in de 5 sluitstand van het paneel een verplaatsing van het andere beendeel naar de vrijgeefstand tot gevolg heeft, terwijl bij een terugverstelling van de schuifplaat de veer het andere beendeel naar de afsluitstand terugverplaatst.

24. Open dakconstructie volgens conclusie 23, 10 gekenmerkt door een uitschakelbaar grendelmecha- nisme, waarmede de schuifplaat tegen de verdere verstelling vergrendelbaar is.

25. Open dakconstructie volgens conclusie 23 of 24,met het kenmerk, dat in een zijwand van 15 het andere beendeel een langgerekt gat is gevormd, terwijl in een tweede zijwand van dit andere beendeel een sleutelgatvormige opening is aangebracht, waarbij de scharnieras, die de beide benen van de schaar verbindt, zich passend door een gat in het ene beendeel en het andere been uitstrekt en 20 voorts het langgerekte gat en de sleutelgatvormige opening in de zijwanden van het andere beendeel doorloopt, terwijl het andere been een nok draagt, die passend verdraaibaar in het brede gedeelte van de sleutelgatvormige opening in de andere zijwand van het buitenste beendeel is opgenomen en 25 die een centrale boring bezit, waarin de scharnieras passend steekt, waarbij deze nok pas een verstelling van de scharnieras in het langgerekte gat en in het smalle gedeelte van de sleutelgatvormige opening toelaat, als het paneel de sluitstand inneemt.

26. Open dakconstructie volgens êën der voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat de beide benen van de schaar in de sluitstand van het paneel althans ongeveer horizontaal verlopen.

27. Open dakconstructie volgens één der voor-35 gaande conclusies, met het kenmerk, dat de stationaire ondersteuning tevens als rail voor het geleiden van de schuifplaat fungeert.

28. Open dakconstructie volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze met 40 twee schuifplaten is uitgevoerd, die aan weerszijden zijn 3301610 - 17 - gelegen en die elk door een eigen trek- en drukorgaan verstelbaar zijn. 8301610