NL8500834A - Blokkeerrem voor rolbare houders, in het bijzonder serveerwagens. - Google Patents

Description

N.0. 33096

Blokkeerrem voor rolbare houders, in het bijzonder serveerwagens.

De uitvinding heeft betrekking op een blokkeerrem voor rolbare houders, in het bijzonder serveerwagens met steeds twee aan de houder-bodem nabij de vooreinden daarvan aangebrachte, vast te remmen rijrol-len, waarvan de remelementen paarsgewijs door zich dwars onder de hou-5 derbodem uitstrekkende, vertikaal beweegbaar geleide blokkeerstangen aan te grijpen zijn en door het naar beneden bewegen daarvan tegen veerkracht in in remmende aangrijping beweegbaar zijn, waarbij voor het naar beneden bewegen van een dergelijke blokkeerstang in het midden daarvan een voorbij het houdereinde uitstekende voethefboom gelagerd 10 is, waarvan de zich tegen een oppervlak bij de kastbodem boven de lage-ring steunende bovenkant zodanig uitgevoerd is, dat de voethefboom bij het naar beneden drukken samen met de blokkeerstang naar beneden beweegt en de naar beneden gebrachte stand tot aan het terugzwenken van de voethefboom behoudt.

15 Een dergelijke blokkeerrem is uit DE-AS-2.508.950 bekend. Om met de bekende blokkeerrem alle vier rijrollen af te remmen, moet aan elke blokkeerstang een voethefboom toegevoegd zijn, zodat bij beide houder-einden voethefbomen aangebracht zijn, waarvan de bediening bij slechts een bedieningspersoon in nauwe gangen, zoals in het bijzonder in vlieg-20 tuigen, op moeilijkheden stoot.

Het is eveneens reeds bekend (DE-Gm-8.32A.703 en DE-Gm-8.123.387), behalve de voethefboom voor het vastzetten van de rem een verdere voethefboom voor het losnemen daarvan bij één of beide houdereinden aan te brengen en met deze afzonderlijke schuif- of draaiwiggen voor het naar 25 boven en naar beneden bewegen van de blokkeerstang te bedienen. Bij het aan beide zijden aanbrengen van dergelijke hefboomparen worden deze door een zich onder de houderbodem uitstrekkend stangenstelsel paarsgewijs onderling met elkaar gekoppeld, zodat vanaf een houdereinde alle vier blokkeerremmen in ëên maal ingeschakeld of losgenomen kunnen wor-30 den. Dergelijke blokkeerremmen vereisen echter een aanzienlijke inspanning wat betreft onderdelen en zijn veel ruimte innemend en kostbaar.

Het is het doel van de uitvinding een blokkeerrem van het hierboven genoemde soort zodanig te verbeteren dat met slechts een voethefboom bij een houdereinde alle vier rijrollen gelijktijdig vastgeremd 35 resp. losgenomen kunnen worden en gelijktijdig de inspanning met betrekking tot onderdelen zo klein mogelijk gehouden wordt.

Volgens de uitvinding wordt dit doeleinde verwezenlijkt doordat de bovenkant van de voethefboom boven de lagering een asymmetrische knik 85 0 0 8 3 i i * 2 heeft, die tussen twee rechte kantdelen ligt, en dat zich van de voethefboom tenminste een langgerekt element, dat voor het overdragen van trek- en drukkrachten geschikt is, langs de houderbodem uitstrekt tot achter de andere blokkeerstang en daar een wig draagt, die bij het 5 neerdrukken van de voethefboom onder trekbelasting van het langgerekte element de zich daar bevindende blokkeerstang direct of indirect aangrijpt en voor het afremmen van de zich daar bevindende rijrollen naar beneden beweegt en bij het naar boven heffen van de voethefboom onder drukbelasting van het langgerekte element de zich daar bevindende blok-10 keerstang weer vrijgeeft.

Dankzij de uitvinding kunnen bijgevolg alle vier rijrollen vanuit slechts een houdereinde door het bedienen van een enkele voethefboom vastgeremd worden en ook weer losgenomen worden, waarbij gelijktijdig de tot nu toe bestaande inspanning met betrekking tot delen van het 15 stangenstelsel door een enkel, van de voethefboom uitgaand element door de bijzondere eigenschap daarvan zowel trek- alsook drukkrachten over te dragen, aanzienlijk verminderd wordt.

Volgens een eerste kenmerk voor het op van voordeel zijnde wijze uitvoeren van de uitvinding wordt het langgerekte element door een me-20 talen band gevormd, die met een einde bij de bovenkant van de bijbehorende hefboom bevestigd is en overigens knikvrij verschuifbaar langs de houderbodem geleid is. Verrassenderwijs is gebleken dat een dergelijke metalen band bij passende geleiding aan de houderbodem de voor het losnemen van de blokkeerrem noodzakelijke drukkracht volledig kan overdra-25 gen.

Een van bijzonder voordeel zijnde geleiding van de metalen band ontstaat bij een verdere uitvoering van de uitvinding doordat de metalen band in een vlakke langsgroef bij de houderbodem opgenomen is, die door een plaat afgedekt wordt. Dit heeft het bijzondere voordeel dat 30 behalve de rijrollen geen uitstekende delen bij de houderbodem aanwezig zijn, zodat een dergelijke houder ook over uitsteeksels en dergelijke heen verschoven kan worden, zonder dat het gevaar van hangen blijven bestaat.

Tot slot kan de glijgeleiding van de metalen band nog verbeterd 35 worden doordat deze met kunststof, zoals in het bijzonder polytetra-fluoretheen voor het verminderen van de glijdende wrijving bekleed is.

De uitvinding is met het aan ëën of beide einden aanbrengen van de voethefboom aan de houder te verwezenlijken. Indien in het laatste geval aan elk van de beide blokkeerstangen een voethefboom gelagerd is, 40 wordt een van bijzonder voordeel zijnde uitvoering van de blokkeerrem 3500834 « * 3 volgens de uitvinding gekenmerkt doordat van elk van beide voethefbomen tenminste een langgerekt element zich tot achter de andere voethefboom uitstrekt en daar een wig draagt, die bij het neerdrukken van de ene van beide voethefbomen tussen de bovenkant van de andere voethefboom en 5 de onderzijde van de kastbodem dringt en de zich daar bevindende voethefboom met de blokkeerstang die deze lagert voor het afremmen van de zich daar bevindende rijrollen naar beneden beweegt.

Deze uitvoering is voor het vermijden van asymmetrisch overbrengen van krachten nog verder te verbeteren doordat van de ene voethefboom op 10 afstand in dwarsrichting twee langgerekte elementen uitgaan, die bij de andere einden daarvan steeds een wig dragen, en dat het van de andere voethefboom uitgaande langgerekte element zich tussen deze beide elementen uitstrekt en bij het andere einde daarvan een wig draagt.

Bij het aan beide einden aanbrengen van voethefbomen in de hierbo-15 ven beschreven uitvoering zijn bijgevolg alle vier rijrollen naar keuze vanaf het ene of andere houdereinde uit door het neerdrukken van de zich daar bevindende voethefboom vast te remmen en door het terugzwenken van de bediende voethefboom wordt de aan het tegenover liggende houdereinde aangebrachte wig via het langgerekte element weer in de 20 uitgangspositie teruggeschoven, zodat eveneens de zich daar bevindende blokkeerstang weer in de vrijgeefstand terug kan keren. Verrassenderwijs is echter gebleken dat het losnemen van de blokkeerrem in dit geval eveneens met behulp van de andere voethefboom door kort neerdrukken en weer naar boven brengen mogelijk is, waardoor enerzijds de zich daar 25 bevindende wig in de vrijgeefstand terugbewogen wordt en de wig bij de eerste voethefboom deze in de vrijstand terugzwenkt.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van twee uitvoerings-voorbeelden waar de voorkeur aan gegeven wordt in samenhang met de tekening nader verduidelijkt. Daarbij tonen: 30 Fig. 1 het onderaanzicht van een rolbare houder in de vorm van een serveerwagen met een eerste uitvoeringsvorm van de blokkeerrem volgens de uitvinding, die door voethefbomen bij beide houdereinden bedienbaar is, waarbij de rijrollen zelf niet ingetekend zijn,

Fig. 2 een dwarsdoorsnede volgens lijn II-II in fig. 1 bij het in-35 tekenen van een als zwenkrol uitgevoerde rijrol, waarvan het zwenklager en de rem eveneens in doorsnede afgebeeld zijn,

Fig. 3a-c een langsdoorsnede volgens lijn III-III in fig. 2 in verschillende standen van de blokkeerrem,

Fig. 4 een vergrote dwarsdoorsnede volgens de lijn IV-IV in fig.

40 3a, 35 0 0 3 3 4

4 I

4

Fig. 5 een onderaanzicht overeenkomstig fig. 1 met een gewijzigde uitvoeringsvorm van de blokkeerrem, die slechts van een·houdereinde uit door de zich daar bevindende enige voethefboom bedienbaar is en

Fig. 6a en 6b een langsdoorsnede overeenkomstig de fig. 3a resp.

5 3c van fig. 5 bij losgenomen resp. ingeschakelde blokkeerrem.

In de tekening is met 10 de bodemplaat van een overigens niet verder afgebeelde serveerwagen, een zogenaamde "trolley" aangeduid, zoals deze in verkeersvliegtuigen als houder voor het afgeven van voedsel en drank aan de passagiers alsmede later voor het weer inzamelen van de 10 lege verpakkingen en bestekdelen normaliter gebruikt wordt.

De verhoudingsgewijs smalle serveerwagen wordt voor en achter door twee op afstand naast elkaar aan de houderbodem aangebrachte zwenkrol-len gedragen, zoals een dergelijke bij 12 in fig. 2 aangegeven is. Aan elke zwenkrol 12 is een remelement toegevoegd, dat uit een tegen de 15 rijrol te plaatsen remschotel 14 bestaat, die bij het benedeneinde van een stoter 16 aangebracht is. De stoter 16 strekt zich door de holle zwenkas 18 van de zwenkrol 12 uit en is tegen de kracht van een (niet getoonde) veer naar beneden in remmende aangrijping verschuifbaar.

De remelementen van de beide voorste en de beide achterste zwenk-20 rollen worden paarsgewijs door steeds een blokkeerstang 20a resp. 20b bediend, waarvan de afgevlakte einden boven de remstoters 16 binnen uitsparingen of inzinkingen 22 bij de houderbodem 10 steken. Het naar beneden omgebogen middendeel van elke blokkeerstang 20a, 20b is in de van vertikale sleuven 24 voorziene zijwanden 26 van een bevestiging 28 25 vertikaal verschuifbaar geleid, welke bevestiging aan de houderbodem vastgeschroefd is.

Op het middendeel van elke remstang 20a, 20b is tussen de zijwanden 26 van de bevestiging 28 een voethefboom bevestigd, die bij het ene houdereinde met 30a en bij het andere houdereinde met 30b aangegeven 30 is. Beide voethefbomen 30a, 30b zijn in hoofdzaak identiek uitgevoerd en steken met de bedieningseinden 32 daarvan onder de houderbodem 10 uit, zodat deze door de bedienende persoon met de voetpunt neergedrukt of naar boven gebracht kunnen worden.

Elke voethefboom 30a, 30b heeft bij de bovenkant daarvan een tus-35 sen twee rechte kantdelen 34, 36 gelegen knik 38, die, in dwarsdoorsnede ten opzichte van de blokkeerstang gezien, zodanig asymmetrisch aangebracht is, dat het op het bedieningseinde 32 aansluitende kantdeel 34 een geringere loodrechte afstand tot de zwenkas heeft dan het andere kantdeel 36. Indien een voethefboom, zoals bijvoorbeeld de voethefboom 40 30a in fig. 3a, de normale stand daarvan inneemt, waarin de blokkeerrem 8500834 5 losgenomen is, steunt de voethefboom onder de invloed van de bovengenoemde veren op de stoters 16 tegen een plaat 40 bij de houderbodem op een plaats 42, die ten opzichte van het zich door de blokkeerstang 20a vertikaal uitstrekkende dwarsvlak 44 ten opzichte van het midden van de 5 houder een afstand E verplaatst is. Bij het neerdrukken van de voethefboom 30a beweegt de ondersteuningsplaats van de knik 38a op de plaat 40 in tegenovergestelde richting, totdat het kantdeel 36 vlak tegen de plaat 40 komt te liggen. In deze positie bevindt de aanlegplaats van de knik 38 tegen de plaat 40 zich reeds in geringe mate aan de andere zij-10 de van het vlak 44, waardoor een stabiele toestand voor de voethefboom 30a verwezenlijkt wordt, waarin de beide bij dit houdereinde aangebrachte rijrollen met behulp van de naar beneden bewogen blokkeerstang 20a afgeremd zijn.

Zoals verder uit fig. 3 in samenhang met fig. 1 blijkt, zijn bij 15 het kantdeel 34 van de voethefboom 30a in dwarsrichting op afstand liggend met behulp van nieten 46 twee metalen banden 48 bevestigd, die zich tussen de knik 38 en de plaat 40 heen langs de houderbodem 10 en verder eveneens tussen de knik 38 en de bijbehorende plaat 40 bij de andere voethefboom 30b heen uitstrekken. Bij de einden van de metalen 20 banden 48 is steeds een wig 50 bevestigd, waarvan het hellende wigvlak zich ongeveer evenwijdig aan het kantdeel 34 van de voethefboom 30b uitstrekt.

Op overeenkomstige wijze is bij het kantdeel 34 van de voethefboom 30b door nieten 52 een enkele metalen band 54 bevestigd, die zich in 25 tegengestelde zin tussen de metalen banden 48 eerst tussen de knik 38 van de voethefboom 30b en de bijbehorende plaat 40 heen en dan langs de onderzijde van de houderbodem 10 naar de andere voethefboom en vandaar weer tussen de knik 34 en de plaat 40 heen uitstrekt en bij het einde daarvan een wig 56 draagt, die dezelfde vorm als de wiggen 50 heeft.

30 De metalen banden 48, 54 zijn in een vlakke groef 58 bij de bene- denzijde van de houderbodem 10 geleid, die in een plaat 60 gevormd is. Door deze geleiding kunnen met behulp van de metalen banden 48, 54 eveneens drukkrachten overgebracht worden, zonder dat de banden knikken.

35 Zoals fig. 3a toont, bevinden in de naar boven gebrachte vrijstand van de voethefbomen 30a, 30b de wiggen 50, 56 zich met de eindkanten daarvan zich op afstand A van de zich door de blokkeerstangen 20a, 20b uitstrekkende loodrechte dwarsvlakken 44, en de middendelen van de • blokkeerstangen 20a, 20b, die de voethefbomen 30a, 30b lageren, hebben 40 met de assen daarvan een afstand B tot de onderzijde van de plaat 40.

8500834 • » 6

In deze stand zijn de remschotels 14 van alle vier rijrollen buiten aangrijping daarmee, en is de gehele blokkeerrem vrijgegeven.

Indien thans, zoals in fig. 3b getoond, de voethefboom 30b naar beneden gedrukt wordt, dan beweegt de rechter blokkeerstang 20b naar 5 beneden tot aan de afstand D ten opzichte van de benedenzijde van de bodemplaat 58, waardoor de remmen van de beide rechter rijrollen ingeschakeld worden. Gelijktijdig wordt de zich boven de linker voethefboom 30a bevindende wig 56 via de metalen band 54 naar het midden van de houder getrokken, waardoor de afstand van de eindkant daarvan ten op-10 zichte van het dwarsvlak 44 tot C verkort. Door deze beweging dringt de wig 56 tussen het kantdeel 34 van de voethefboom 30a en de zich daar bevindende plaat 40 naar binnen en verschuift de voethefboom 30a met de deze lagerende blokkeerstang 20a naar beneden, zodat ook de remmen van de beide zich daar bevindende rijrollen ingeschakeld worden. Bijgevolg 15 zijn nu alle vier remmen bediend, en is de gehele blokkeerrem ingeschakeld.

Indien vervolgens de blokkeerrem weer vrijgegeven moet worden, kan dit zowel door het naar boven brengen van de rechter voethefboom 30b alsook door kort neerdrukken en opnieuw naar boven brengen van de voet-20 hefboom 30a plaatsvinden.

In het eerste geval kan de voethefboom 30b door het naar boven brengen van het bedieningseinde 32 daarvan met de deze lagerende blokkeerstang 20b in de uitgangsstand volgens fig. 3a terugkeren, waarbij via de metalen band 54 de wig 56 uit de ingrijpstand daarvan met de 25 voethefboom 30 naar buiten gedrukt wordt en eveneens deze voethefboom in de uitgangsstand daarvan naar fig. 3a kan terugkeren.

Moet daarentegen de blokkeerrem met behulp van de voethefboom 30a losgenomen worden, dan wordt deze eerst naar beneden gedrukt, zodat de knik 38 bij de bovenkant daarvan, zoals reeds beschreven, naar het hou-30 dereinde toe beweegt en daarbij de wig 56 meeneemt (fig. 3c). Het meenemen van wig 56 heeft tot gevolg dat de voethefboom 30b boven de hierbij op trek belaste metalen band 54 in de vrijstand teruggezwenkt wordt. Daarop wordt de voethefboom 30a weer in de vrijstand daarvan gebracht door heffen en schuift de wiggen 50 over de hierbij op druk be-35 laste metalen banden 48 uit de aangrijpstanden daarvan met de voethefboom 30b weer naar buiten zodat de voethefboom 30b met de bijbehorende blokkeerstang 20b weer in de uitgangsstand daarvan (maat B in fig. 3a) terug kan keren.

Het is vanzelfsprekend dat op dezelfde wijze met behulp van de 40 voethefboom 30a de blokkeerrem ingeschakeld kan worden en dan naar keu- 95 0 0 8 3 4 «. * 7 ze met behulp van de voethefboom 30a of van de voethefboom 30b weer losgenomen kan worden.

Het verschillende aantal van de op de voethefbomen 30a, 30b aanzettende rembanden en de daaraan bevestigde wiggen heeft alleen het 5 doel een symmetrie ten opzichte van het vertikale langsmiddelvlak door de houder tot stand te brengen en asymmetrisch bedienen van de beide blokkeerstangen 20a, 20b met als gevolg ongelijkmatige remwerking, te vermijden.

Voor het verminderen van de wrijving bij de gordels binnen de 10 vlakke groef 58 in de plaat 60 kunnen de metalen banden met kunststof zoals in het bijzonder polytetrafluoretheen bekleed zijn, zoals dit bij de banden 48, 54 in de vergrote dwarsdoorsnede van fig. 4 bij 60 verduidelijkt is.

De in de fig. 5, 6a en 6b afgeheelde blokkeerrem verschilt in 15 hoofdzaak van die volgens fig. 1-4 doordat slechts bij een houdereinde, namelijk het linker einde een voethefboom 30 aangebracht is, vanwaar een metalen band 62 naar een wig 64 boven de bij het rechter houdereinde aangebrachte blokkeerstang 20b leidt. De wig 64 is zo uitgevoerd en aangebracht dat deze de blokkeerstang 20b bij het naar beneden drukken 20 van de voethefboom 30 uit de in fig. 6 getoonde vrijgegeven stand in de in fig. 6b getoonde blokkeerstand direct aangrijpt en daardoor het vastremmen van de bij het rechter houdereinde aangebrachte rijrollen bewerkstelligt, terwijl de bij het linker houdereinde aangebrachte rijrollen evenals bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 1-4 door voet-25 hefboom 30 via de zich daar bevindende blokkeerstang 20a vastgeremd worden.

Voor het losnemen van de blokkeerrem wordt de voethefboom 30 door het van onderen aangrijpen met de voetpunt weer naar boven terugversteld en drukt via de metalen band 62 de wig 64 uit aangrijping met de 30 blokkeerstang 20b, zodat eveneens bij dit houdereinde de rijrollen weer losgenomen worden.

85 0 0 8 3 4

Claims (6)

1. Blokkeerrem voor rolbare houders, in het bijzonder serveerwa-gens met steeds twee aan de houderbodem nabij de kopse einden daarvan aangebrachte vastrembare rijrollen, waarvan de remelementen paarsgewijs 5 door zich dwars onder de houderbodem uitstrekkende vertikaal beweegbaar geleide blokkeerstangen aangrijpbaar zijn en door het naar beneden bewegen daarvan tegen veerkracht in remmende aangrijping beweegbaar zijn, waarbij voor het naar beneden bewegen van een dergelijke blokkeerstang daaraan in het midden een voorbij het houdereinde uitstekende voethef-10 boom gelagerd is, waarvan de zich tegen een bovenvlak aan de kastbodem boven de lagering steunende bovenkant zodanig uitgevoerd is, dat de voethefboom bij het naar beneden drukken samen met de blokkeerstang naar beneden beweegt en de naar beneden gebrachte stand tot aan het terugzwenken van de voethefboom behoudt, met het kenmerk, dat de boven-15 kant van de voethefboom (30a, 30b) boven de lagering een asymmetrische tussen twee rechte kantdelen (34, 36) gelegen knik (38) omvat en dat zich van de voethefboom (30a, 30b) tenminste een voor het overbrengen van de trek- en drukkrachten geschikt, langgerekt element (48 resp. 44) uitstrekt langs de houderbodem (10) tot achter de andere blokkeerstang 20 (20b, 20a) en daar een wig (50 resp. 56) draagt, die bij het neerdruk ken van de voethefboom onder trekbelasting van het langgerekte element de zich daar bevindende blokkeerstang (20b resp. 20a) direct of indirect aangrijpt en voor het afremmen van de zich daar bevindende rijrollen naar beneden beweegt en bij het naar boven bewegen van de voethef-25 boom onder drukbelasting van het langgerekte element de zich daar bevindende blokkeerstang weer vrijgeeft.

2. Blokkeerrem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het langgerekte element door een metalen band (48, 54) gevormd wordt, die met een einde aan de bovenkant (34) van de bijbehorende hefboom bevestigd 30 is en overigens knikvrij verschuifbaar langs de houderbodem (10) geleid is.

3. Blokkeerrem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de metalen band (48, 54) in een door een plaat (58) afgedekte vlakke langs-groef (58) bij de houderbodem (10) opgenomen is.

4. Blokkeerrem volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de metalen band met kunststof, zoals in het bijzonder polytetrafluor-etheen, voor het verminderen van de glijdende wrijving bekleed is.

5. Blokkeerrem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aan elk van de beide blokkeerstangen een voethefboom gelagerd is, met . 40 het kenmerk, dat van elk van beide voethefbomen (30a, 30b) zich tenmin- 85 0 0 8 3 4 ste een langgerekt element (48 resp. 54) uitstrekt tot achter de andere voethefboom (30b resp. 30a) en daar een wig (50 resp. 56) draagt, die bij het neerdrukken van de ene van de beide voethefbomen tussen de bovenkant (54) van de andere voethefboom en de onderzijde van de kastbo-5 dem (plaat 40) dringt en de zich daar bevindende voethefboom (30b resp· 30a) met de deze lagerende blokkeerstang (20b resp. 20a) voor het afremmen van de zich daar bevindende rijrollen naar beneden beweegt.

6. Blokkeerrem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat van de ene voethefboom (30a) op afstand in dwarsrichting twee langgerekte ele-10 menten (48) uitgaan, die bij de andere einden daarvan steeds een wig (50) dragen, en dat het van de andere voethefboom (30b) uitgaande langgerekte element (54) zich tussen deze beide elementen (48) uitstrekt en bij het andere einde daarvan een wig (56) draagt. H-fr I l-H I 85 0 0 ¢34