NL8220401A

NL8220401A - Werkwijze voor het vervaardigen van veevoer en vet uit ruwe dierlijke materialen.

Info

Publication number: NL8220401A
Application number: NL8220401A
Authority: NL
Original assignee: Stord Bartz As
Priority date: 1981-10-16
Filing date: 1982-11-11
Publication date: 1984-10-01
Also published as: NO148836B; FR2541564B1; DE3249608C2; JPS6315320B2; AU555337B2; SE8403655D0; GB8416538D0; GB2139072B; NO813485L; SE451939B; AU9120482A; NL191773C; NL191773B; US4593614A; WO1984001884A1; NO148836C; SE8403655L; US4565709A; CA1184414A; GB2139072A

Description

82 ZO 40 1

824011/Rey/HvZ

Korte aanduiding: werkwijze voor het vervaardigen van veevoer en vet uit ruwe dierlijke materialen .

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van veevoeder en vet uit ruwe dierlijke materialen, in de vorm van slachthuisafval.

Het ruwe materiaal dat kan worden gebruikt bij de produc-5 tie van veevoeder en vet kan bestaan uit slachthuisafval,zogenaamde achterbiljfselen en andere beschikbare vleesproducten. De ruwe materialen kunnen 40 tot 70% water bevatten en 35 tot 10% vet, terwijl het restant in hoofdzaak bestaat uit verschillende proteïne-bevattende vaste stoffen.

10 Het doel is een vlees- en beenmeel te vervaardigen met een water gehalte van 5-10% en een vet gehalte van 8-15% en met het restant dat bestaat uit droog materiaal.

Tegelijkertijd is het oogmerk vet (niervet) te vervaardigen met praktisch geen water en droog materiaal.

15 Uit de Noorse octrooiaanvrage 741380, SE-PS 317.682 en GB-PS 1.200.672 is het hiervoor genoemde verhitten en verdelen van het ruwe materiaal in afgescheiden gedeelten die afzonderlijk worden behandeld bekend. Andere gelijksoortige werkwijzen zijn bekend uit US-PS 4.259-252 en 20 GB-PS 1.564.277.

In bekende fabrieken voor het vervaardigen van veevoeder van het vlees- en beenmeel type tezamen met vet (niervet) is het echter gebruikelijk om eerst een ruwe deling uit te voeren (ruw snijden) van het ruwe materiaal voor het wordt onder-25 worpen aan een droging in een cbor stoom verhitte droger. Het product dat door de droger wordtafgeleverd kan 30 tot 60% vet en ongeveer 5% water bevatten. Het vet wordt hierna uitgeperst in een continu werkende hoge-drukpers van het schroeftype. Het eindproduct bestaat uit een proteïne-rijk veevoeder tezamen 30 met vet.

In de meeste Europese landen is er een noodzaak voor het steriliseren van het ruwe materiaal. Gewoonlijk wordt het steriliseren uitgevoerd bij een temperatuur van ongeveer133°C bij een druk van ongeveer 3 bar in ongeveer 15 minuten in 35 drukvaten. Hetdrogen zelf wordt normaliter direct na de drukbehandeling (het steriliseren) uitgevoerd.

8220401 -2-

Het persen van het product in een vast materiaaldeel (veevoeder) en een vloeibaar deel (vet) wordt hierna uitgevoerd. Door de druk- verwarmingsbehandeling worden de materialen thermisch afgebroken, en dit maakt het persen in de volgende 5 persstap moeilijk, daar teneinde het vet van het vaste materiaal te scheiden men afhankelijk is ran een vezelachtige structuur van het vaste materiaal. Dientengevolge kunnen zich problemen voordoen om voldoende grote hoeveelheden vet te scheiden van het vaste materiaal dat de veevoedersubstan-10 tie moet vormen.

Om economische redenen is het voordelig warmte te gebruiken van bepaalde stappen van de resterende processtappen. Teneinde in staat te zijn deze afvalwarmte te gebruiken is het tot op heden noodzakelijk geweest het ruwe materiaal 15 fijn te verdelen in een deeltjes grootte met een diameter van 5 tot 10 mm. Voor de totale economie moet men tevens rekening houden met het feit dat een investering moet worden gepleegd in fijne maalinrichtingen die zelf energie vereisen en die bovendien worden blootgesteld aan grote slijtage.

20 Bovendien moet men aandacht schenken aan het feit dat het afscheiden van vet in de persstap aanzienlijk wordt verminderd door een dergelijk fijnmalen van het product, daar op een wijze overeenkomstig aan de hiervoor genoemde drukbehan-deling (steriliseren) afbraak van de gewenste zeer vezelige 25 structuur van het vaste materiaal wordt verkregen. Door bovendien de drukbehandeling (het steriliseren) te combineren met het genoemde fijnmalen wordt een verdere verlaging verkregen van de samendrukbaarheid van het product. Dit resulteert in een veevoeder met een hoog vetgehalte en een vet met een 30 hoog droge stof gehalte. Beide gedeelten zijn ongewenst.

Er bestaat tevens een inrichting die het vet uit het product verwijdert door extractie met een geschikt oplosmid^ del.

De onderhavige uitvinding beoogt een werkwijze te ver-35 schaffen die voordelig, economisch kan worden toegepast, waarbij tegelijkertijd een veevoeder wordt verkregen met een relatief laag gehalte^ en een vet met een laag gehalte aan 8220 401 vet materiaal -3- droog materiaal. Een bijzonder oogmerk is om deze voordelen te bereiken met een werkwijze waar het fijnmalen van het ruwe materiaal wordt vermeden, waarbij aanzienlijke investeringen en onderhoudskosten in fijne maalinrichtingen worden bespaart 5 en tegelijkertijd een aanzienlijke hoeveelheid energie wordt bespaart die anders gepaard gaat bij het fijnmalen. Door het fijnmalen te voorkomen wordt bovendien een gedroogd materiaal verkregen dat beter geschikt is voor het samenpersen dan een fijn verdeeld product.

10 De werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het ruwe materiaal, na te zijn onderworpen aan een verhitting tot een temperatuur van ongeveer 60° tot ongeveer 100°C, direct wordt afgescheiden in een pers in een vaste materiaalfase en een vloeibare fase, de vaste materiaalfase 15 afzonderlijk wordt onderworpen aan een droogstap en hierna aan een of meer volgende stappen voor het afzonderlijk afscheiden van vet en vast material, terwijl de vloeibare fase afzonderlijk wordt onderworpen aan verdamping en het verdampte product geheel of gedeeltelijk wordt toegevoegd aan de 20 vaste materiaalfase voor het afzonderlijk afscheiden van het vet en vast materiaal of het verdampte product direct verder wordt verwerkt tot vet, en dat de warmteenergie van de gassen afkomstig van de droogstap van de vaste materiaalfase wordt gebruikt in een verdampingsstap van de vloeibare fase. 25 In een vroeg moment van de werkwijze - dat wil zeggen direct na de verhittingsstap - door het volgens de uitvinding scheiden van het ruwe materiaal in een vaste materiaalfase en een vloeibare fase bestaat de mogelijkheid de warmteenergie f (afvalwarmte) te gebruiken van de droogstap van de vaste 30 materiaalfase voor een verdampingsstap van de vloeibare fase, dat wil zeggen onafhankelijk van het anders noodzakelijke fijnmalen van het ruwe materiaal. In de meeste gevallen wordt echter om productieredenen de voorkeur gegeven aan een ruw snijden, iets wat echter op een onbelangrijke mate 35 cfe vezelstructuur en de samendrukbaarheid van het product aantast.

Door het ruwe materiaal te scheiden in een vaste mate- 8220401 -4- riaalfase en een vloeibare fase op een vroeg moment van de werkwijze wordt het voordeel verkregen dat het volume van het watergehalte kan worden afgevoerd op een relatief eenvoudige wijze van een gedeelte van het ruwe materiaal, dat wil zeggen 5 van de vloeibare fase zelf, terwijl resterende gedeelten van het ruwe materiaal, dat wil zeggen de vaste materiaalfase, afzonderlijk kan worden behandeld. Dit houdt vervolgens in dat de vaste materiaalfase minder warmteenergie nodig heeft in de droogstap dan de gehele hoeveelheid ruw materiaal nodig heeft 10 in de droogstap. Bovendien is het mogelijk de warmteenergie (afvalwarmte) in de afgevoerde gassen van de droogstap van vaste materiaalfase op een economisch voordelige wijze te gebruiken voor de verdampingsstap van de vloeibare fase.

Het verdampen van de vloeibare fase kan indien noodzake-15 lijk worden uitgevoerd met een meer-traps .verdamping.In dit verband bevat de verdamping van de vloeibare fase bij voorkeur een eerste verdampingsstap met warmteenergie toegevoerd vanuit de afgevoerde gassen uit de droogstap van de vaste materiaalfase, terwijl een tweede verdampingsstap een afzon-2;ö derlijke toevoer van warmteenergie (verse stoom) , en de afgevoerde gaswarmte van de tweede verdampingsstap wordt tezamen met de afgevoerde gaswarmte van de droogstap gevoed aan de eeréte verdampingsstap. Eventueel kan een voldoende hoge temperatuur in de eerste verdampingsstap worden verzekerd 25 zodat de afvalwarmte van de eerste stap kan worden gebruikt als de enige warmtebron in de tweede verdampingsstap.

Nadat de vloeibare fase de tweede verdampingsstap heeft gepasse^4 kan deze verder worden opgewerkt in een tweede be-handelingsstap, bijvoorbeeld in een volgende verdampingsstap 30 of in een hierna komende bezink-afscheiding van waaruit het bezinksel kan worden gevoed in de hoge drukpers van de vaste materiaalfase tezamen met het vaste materiaal van de droger van de vaste materiaalfase. Indien er een eis voor sterilisatie is (drukbehandeling), kan dit volgens de uitvinding wor4 35 den uitgevoerd na het scheiden van de fasen. Dit houdt een sterilisatie;'van de vaste materiaalfase en de vloeibare fase afzonderlijk of een sterilisatie van het mengsel van de gazo 401 -5- vaste materiaalfase en de vloeibare fase waarna een afzonderlijke verdamping van deze fasen wordt uitgevoerd.

In de volgende beschrijving zal de werkwijze meer in detail worden beschreven met verwijzing naar de bijgaande 5 tekening , die een aantal alternatieve uitvoeringsvormen toont, waarin

Fig. 1a een schematisch proces diagram toont waarin een reeds bekende werkwijze voor het produceren van vlees- en beenmeel is weergegeven in streeplijnen en een werkwijze 10 volgens de onderhavige uitvinding voor het produceren van vlees - en beenmeel met getrokken lijnen is weergegeven.

Fig. 1 toont een eerste proces diagram waar de vloeibare fase na het scheidingsverdampen tezamen met de vaste materiaalfase in de inlaat wordt geleid van de droger van 15 de vastemateriaalfase.

Fig. 2 toont een tweede proces diagram waar de vette fase en de vaste materiaalfase afzonderlijk worden opgewerkt tot het eindproduct.

Fig. 3 toont in doorsnede een gedeelte van Fig. 1 20 volgens een andere uitvoeringsvorm.

Fig. 4 toont in doorsnede een gedeelte van Fig. 2 volgens een andere uitvoeringsvorm.

In Fig. 1a is met streeplijnen een bekend proces diagram weergegeven voor het vervaardigen van vlees- en beenmeel. Het 25 ruwe materiaal wordt zoals weergegeven gevoed door een toe-voerleiding 9 naar een scheidingsapparaat 10 en vervolgens door een voedingsleiding 11 naar een verwarmingsapparaat 14. Van het apparaat 14 wordt het materiaal door een voedingsleiding 15a direct gevoed aan een droger 19 en vervolgens door 30 een voedingsleiding 21 naar een pers22 vanwaar een veevoeder (vlees- en beenmeel) wordt afgeleverd door een eerste uitlaat-leiding 23 terwijl vet (niervet) door een tweede uitlaatlei-ding 24 wordt afgegeven.

In Fig. 1a is met getrokken lijnen een proces diagram 35 weergegeven voor het vervaardigen van vlees- en beenmeel volgens de onderhavige uitvinding. Een nieuw kenmerk van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding is gebaseerd 8220401 -6- op het invoegen van een scheidingsapparaat 16 in een voedings-leiding 15 van het verwarmingsapparaat 14. Door middel van een eerste aftapleiding 17 wordt een afzonderlijke vloeistof-fase gevoed in een verdampingsapparaat 25 vanwaar verdampt 5 materiaal door een voedingsleiding 32 wordt gevoerd naar de droger 19. Door middel van een tweede aftapleiding 18 afgescheiden vaste materiaalfase wordt direct gevoed aan deze droger 19- Met streeplijnen is een voedingsleiding weergegeven voor het toevoeren van warmte dragend medium (overtollige warm-10 te) van deze droger 19 naar het verdampingsapparaat 25.

Volgens de onderhavige uitvinding is het door het opnemen van enkele extra apparaten zoals weergegeven in Fig. 1a mogelijk een bestaand systeem om te bouwen in een nieuw systeem volgens de onderhavige uitvinding. De werkwijze volgens 15 de onderhavige uitvinding zal hierna meer in detail worden beschreven met verwijzing naar de figuren 1 tot4.

In Fig. 1 is een voedingsleiding 9 weergegeven voor de toevoer van ruw materiaal in de vorm van slachthuisafval, achterbiljfselen en andere beschikbare dierlijke producten 20 naar een verdeelapparaat in de vorm van een grove maalmachine 10. Het ruwe materiaal wordt toegevoerd bij een temperatuur van bijvoorbeeld 20°C en kan bijvoorbeeld en gehalte van 47% water , 22%vetmateriaal en 31% vast materiaal (droog materiaal) hebben. Het is wenselijk een veevoeder (vlees- en been-25 meel) te vervaardigen met een gehalte van 5-10% water, een gehalte van 8-15% vetmateriaal en een gehalte van 75-85% droog materiaal, tezamen met een vet. Voor bepaalde dierlijke producten is de ruwe maalmachine een voordeel, terwijl voor andere dierlijke producten dit geen voorwaarde is. Dientenge-30 volge zijn er in het voorbeeld twee afzonderlijke voedings-banen 9,11 en 12 door de machine 10 en de andere baan 12 buiten de machine vPergegeven. Beide banen leiden naar een verwarmingsapparaat 14 dat door het toevoeren van stoom via een stoomleiding 13 en hiermee verbonden aftapleiding 13a 35 direct of indirect kan worden verhit met stoom, heet water of een ander warmte-dragend medium of door een combinatie van dergelijke verwarmingswijzen. Het verwarmen kan bijvoor- 8220401 -7- beeld worden uitgevoerd in een apparaat dat is voorzien van een thermisch verhitte schroef of in een ketel met een roer-orgaan, waarbij hetzij de ketel of het roerorgaan of beide onderdelen indirect worden verhit met stoom. Het verhitten 5 kan worden uitgevoerd onder atmosferische druk alsmede onder vacuum of een druk hoger dan de atmosferische druk ( in drukvaten) . Het doel van het verhitten van het ruwe materiaal is om een toestand te verkrijgen waarin een gedeelte van de vloeibare substantie ( vet, water, opgelost of droog materi-10 aal en dergelijke) reeds kan worden afgescheiden van de vaste materialen (vlees, been en dergelijke). In dit verband kan het ruwe materiaal worden verhit tot een temperatuur van 60-100°C.

Voorbeeld 1 15 Nadat het ruwe materiaal het hiervoorgenoemde verhitten heeft ondergaan, wordt het via de leiding 15 gevoed naar een scheidingsapparaat 16 voor het afscheiden van een vloeibare fase in een eerste uitlaatleiding 17 en een vaste materiaal-fase in een tweede uitlaatleiding 18.

20 Het afscheiden wordt uitgevoerd in een pers waar het verhitte product wordt onderworpen aan een volumeverkleining en waar de vloeibare fase door openingen in de pers (persmand) kan worden geperst, terwijl de vaste materiaalfase inwendig naar voren wordt geschroefd in de pers naar een afzonderlijke 25 vaste materiaal uitlaat aan een einde van de pers. De pers kan op een bekende wijze zijn voorzien van een schroef met toenemend aantal schroefdraden of met een geleidëLijk afnemende schroefdiameter of met een geleidelijk toenemende schroef-kerndiameter of met een combinatie van dergelijke schroeven.

30 Het is mogelijk het samenpersen van de vloeibare fasen te laten geschieden buiten het schroefhuis (via de persmand) evenals binnen via een holle schroefkern. Het is tevens mogelijk twee samenwerkende schroeven of een enkele schroef te gebruiken zoals vereist. Eventueel kan men in plaats van een 35 schroef met een schroefhuis een zuiger met een bijbehorende cilinder gebruiken die een aantal bijbehorende openingen heeft voor de vloeibare fase en een opening voor hèt respectievelijk afvoeren van de vaste materiaalfase.

8220401 -8-

Het doel van het scheiden van het ruwe materiaal in een vloeibare fase en een vaste materiaalfase is om deze twee gedeelten van het ruwe materiaal afzonderlijk op een rationele wijze te behandelen, zoals hieronder zal worden vermeld. In 5 dit verband is het een bijzonder oogmerk de warmteenergie te kunnen gebruiken van de behandeling van de ene vaste (vaste materiaalfase) voor het behandelen van de andere fase ( de vloeibare fase).

De vaste materiaalfase (perskoek), die wordt afgegeven 10 aan de leiding 18 gebaseerd op verschillende ruwe materialen^ heeft een meer of minder constant watergehalt, vet materiaal en droog materiaal, dat wil zeggen volgens de analyse in het onderhavige geval 49% water, 7% vet en 44% droog materiaal.

Het vaste materiaal wordt vanuit de leiding 18 geleid 15 naar een droger (rotadisc droger) 19 waarin een belangrijk gedeelte van het watergehalte wordt verwijderd, verse stoom wordt toegevoerd vanuit de leiding 13 via de aftapleiding 13b.

Vanaf de droger 19 wordt het product via een leiding 21 geleid naar een hoge drukpers 2. In een eerste uitlaatleiding 20 23 wordt een veevoeder (vlees- en beenmeel ) afgegeven en in een tweede afvoerleiding 24 wordt vet (niervet) afgegeven.

In de in Fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm wordt de vloeibare fase vanaf de leiding 17 geleid naar een verdampap-paraat 25 waar een groot gedeelte van het watergehalte wordt 25 verwijderd. Het verdampapparaat 25 krijgt warmteenergie voor de verdamping van de vloeistoffase toegevoerd via een uitlaatleiding 26 voor de van de droger 19 van de vaste materiaalfase afkomstige gassen. Ten gevolge van de relatief hoge temperatuur die wordt gebruikt voor het verwarmen van de vaste ma-30 teriaalfase in de droger 19 blijft overtollige warmteenergie achter voor gebruik in het verdampapparaat 25 van de vloeibare fase. Bij de inlaat van het verdampapparaat kan de vloeibare fase een gehalte van 45% water, 36% vet en 19% droog materiaal hebben, terwijl bij de uitlaat van het verdampappa-35 raat de fase een gehalte van 20% water, 52% vetmateriaal en 28% droog materiaal kan hebben. Analyses van de vloeibare fase zullen sterk variëren al naar gelang welke ruwe materialen en welke ruwe materiaalsamenstellingen respectievelijk 8220401 -9- worden gebruikt.

Vanaf het verdampapparaat is een verbindingsleiding 27 weergegeven naar een condenser 28 die wordt gevoed met een koelmiddel in een leiding 29, terwijl het condensaat via de 5 uitlaat30 wordt afgevoerd en het verwarmde koelmiddel via een leiding 31 wordt geleid naar een willekeurig verwarmings-apparaatvoor verder gebruik van resterende warmteenergie (bijvoorbeeld het apparaat 14).

Vanaf het verdampapparaat 25 wordt het product (verdamp-10 te vloeibare fase) via een leiding 32 geleid in de leiding 18 en wordt samen met de vaste fase gevoerd naar de droger 19 en via de leiding 21 naar de pers 22. In de pers 22 wordt het vet uit het gedroogde mengsel ( van de vaste materiaalfase en de vloeibare fase) geperst dat afkomstig is van de droger 10. 15 In de pers 22 wordt een veevoeder geproduceerd (vlees- en beenmeel ) met een gehalte van 7,5% water, 10% vet en 82,5% droog materiaal, dat via de uitlaatleiding23 wordt afgegeven en een vet (niervet), dat wordt afgegeven via de uitlaat-leiding 24. Het vet uit de leiding 24 wordt gereinigd in een 20 slijkafscheider 35 en wordt via een uitlaatleiding 38 afgegeven, terwijl het slijk via leidingen 39 en 21 wordt teruggevoerd naar de pers.

De slijkafscheider 35 kan bijvoorbeeld de afscheiding bewerkstelligen van de vaste materialen (de droge materialen) 25 uit het vet door filtreren, centrifugeren of een andere toepassing van dichtheidsverschillen in het vet en het droge materiaal of de vaste materialen. Afhankelijk van welke slijk-afscheiders worden toegepast kan het droge stofgehalte in het eindproduct vet (niervet) worden geregeld.

30

Voorbeeld 2

Met verwijzing naar Fig. 2 is is een ander proces weergegeven waarin de vaste materiaalfase en de vloeibare fase uiteindelijk afzonderlijk worden behandeld tot respectieve-35 lijk een veevoeder en een vet (niervet). De werkwijze volgens Fig. 2 is in verschillende opzichten gelijk aan die van het voorbeeld 1.

8220401 1 * -10-

In de werkwijze volgens Fig. 2 wordt in het afscheidings-apparaat (de pers) 16 een vaste materiaalfase (perskoek) geproduceerd met een gehalte, vet en droog materiaal overeenkomstig aan de perskoek van Fig. 1 en een overeenkomstige 5 vloeistoffase (persvloeistof) met een overeenkomstig gehalte aan water, vet maberiaaal en droog materiaal aan dat van de persvloeistof van Fig. 1.

Een opmerkelijk verschil tussen de twee werkwijzen van de voorbeelden 1 en 2 bestaat in het toepassen van een eerste 10 verdampapparaat 25a en een tweede verdampapparaat 25b in voorbeeld 2 in plaats van het verdampapparaat 25 in voorbeeld 1. Het tweede verdampapparaat 25b wordt afzonderlijk gevoed met warmteenergie via een aftakleiding 13c van de verse stoom-toevoerleiding 13, terwijl het eerste verdampapparaat 25a 15 wordt gevoed met warmteenergie van de afgevoerde gassen die via de leiding 26a afkomstig zijn van de droger 19 en via leiding 26b van het tweede verdampapparaat 25b. Voor het eerste verdampapparaat 25a heeft de vloeistoffase een gehalte van 45% water, 36% vet en 19% droog materiaal, terwijl deze 20 fase in de leiding tussen de eerste en de tweede verdampappa-raten een gehalte van 20% water, 52% vet en 28% droog materiaal heeeft. In een leiding 34 na het tweede verdampapparaat 25b heeft de vloeistoffase een bijzonder laag watergehalte en een gehalte van ongeveer 61% vet en ongeveer 31% droog materi-25 aal. Vanaf de leiding 34 loopt de vloeistoffase in een slijk-afscheider 35, en de vaste materialen die in de slijkafschei-der worden afgescheiden worden via een uitlaat leiding 36 geleid naar de leiding 21 en worden vandaar tezamen met de vaste materiaalfase vanuit de droger 19 geleid naar de pers 22.

30 Het veevoeder dat van de pers 22 wordt afgeleverd heeft een gehalte van 7,5% water, 10% vet en 82,5% droog materiaal.

Het vet dat uit de vaste materiaalfase in de pers 22 wordt uitgeperstwordt in een leiding 27 geleid naar eenleiding 34 voor de slijkafscheider 35. Op een met voorbeeldt overeenkomsti-35 ge wijze wordt een vet (niervet) afgegeven in de uitlaatlei-ding 38.

In het onderhavige geval is het gebruik beschreven van 8220401

1 I

-11- een ruw materiaal met een gehalte van 47% water en 22% vet. Ander ruw materiaal kan een gehalte van 40 tot 70% water hebben en van 35 tot 10% vet.

5 Voorbeeld 3

In een volgend geval waar werkwijzen worden gebruikt overeenkomstig die welke/is beschreven in voorbeeld 1, en waar het ruwe materiaal een gehalte van 60% water , 18% vet en 32% droog materiaal heeft, werd bij de uitlaat van het 10 afscheidingsapparaat 16 een perskoek verkregen met een gehalte van 48% water, 7% vet en 45% droog materiaal en een persvloeistof met 66% water, 24% vet en 10% droog materiaal.

Bij de uitlaat van de droger werd een product verkregen met een gehalte van 5% water, 43% vet en 52% droog materiaal en 15 bij de uitlaat van de pers een veevoeder met een gehalte van water, vet en droog materiaal overeenkomstig aan dat van voorbeeld 1, dat wil zeggen 7,5% water, 10% vet en 82,5% droog materiaal en een vet (niervet) afgescheiden met een laag watergehalte.

20

Voorbeeld 4

Er werd een werkwijze toegepast overeenkomstig aan die van Fig. 2, waarbij een ruw materiaal werd gebruikt met een gehalte van 60% water, 18% vet en 22% droog materiaal. 25 Bij de uitlaat van de droger werd een product verkregen met een gehalte van 5% water, 12% vet en 83% droog materiaal. Het veevoeder dat werd afgegeven uit de pers volgens Fig. 2 had een gehalte van 7,5% water, 10% vet en 82,5% droog materiaal (overeenkomstig de andere voorbeelden).

30 Het product van het eerste verdampapparaat 25a had een gehalte van 43% water, 41% vet en 16% droog materiaal, terwijl het product van het tweede verdampapparaat 25b een bijzonder laag watergehalte, ongeveer 70%vet en ongeveer 30% droog materiaal had.

Sterilisatie

In gevallen dat veterinaire autoriteiten sterilisatie vereisen kan het verhitten bijvoorbeeld worden uitgevoerd in een 35 8220401

' V

-12- drukvat, waar de inhoud gedurende 15 minuten op een temperatuur van 125-135°C bij een druk van 2,5-3 bar wordt gehouden.

In Fig. 3 is een eerste drukvat 40a voor de vaste ma-5 teriaalfase weergegeven die is aangebracht in de leiding 18 net na het afscheidingsapparaat 16 en een tweede drukvat 40b voor de vloeibare fase aangebracht in de leiding 17 tussen het afscheidingsapparaat 16 en de verdamper 25. In dit geval zullen de hete, in het drukvat behandelde producten direct 10 de warmteinhoud van respectievelijk de droger 19 en de verdamper 25 kunnen gebruiken, zodat de extra warmtetoevoer naar respectievelijk de droger en de verdamper overeenkomstig kan worden verminderd.

In de praktijk kan er tevens een noodzaak optreden voor 15 het scheiden van de "vuile" zijde van de "schone" zijde van de inrichting. Met streeplijnen is een drukvat 40c weergegeven die juist voor de droger 19 is geplaatst, dat wil zeggen juist na de aansluiting tussen de leiding 18 van het afscheidingsapparaat 16 en de leiding 32 van de verdamper 25. Het 20 drukvat 40c kan de drukvaten 40a en 40^evangen, en tegelijkertijd alle apparaten voor het drukvat 40c kunnen worden aangebracht aan de "vuile" zijde van de inrichting.

In Fig. 4 is overeenkomstig een eerste drukvat 40a in de leiding 18 weergegeven tussen het afscheidingsapparaat 16 25 en de droger 19 en een tweede drukvat 40b in de leiding 17 tussen het afscheidingsapparaat 16 en de eerste verdamper 25a.

8220401

Claims

1. Werkwijze voor het vervaardigen van veevoeder en vet uit ruwe dierlijkematerialen in de vorm vanslachthuisafval, met het kenmerk, dat het ruwe materiaal , na te zijn onderworpen aan verhitting tot een temperatuur van 5 ongeveer 60°C tot ongeveer 100°C, direct in een pers wordt gescheiden in een vaste materiaalfase en een vloeibare fase, de vaste materiaalfase afzonderlijk wordt onderworpen aan een droogstap en hierna aan een of meer opvolgende stappen voor het afzonderlijk afscheiden van vet en vast materiaal, terwijl 10 de vloeibare fase afzonderlijk wordt onderworpen aan verdamping, en het verdampte product geheel of gedeeltelijk wordt toegevoegd aan de vaste materiaalfase voor het afzonderlijk afscheiden van vet en vast materiaal of het verdampte product verder direct in vet wordt opgewerkt, en dat de warmteenergie 15 van de uit de droogstap van de vaste materiaalfase afkomstige gassen wordt gebruikt in een verdampstap van de vloeibare fase.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het ken-20 m e r k , dat het verdampen van de vloeibare fase een eerste verdampingsstap omvat met warmteenergie toegevoerd vanaf de droogstap van de vaste materiaalfase, terwijl een tweede verdampingsstap en afzonderljke toevoer van warmteenergie (verse stoom) heeft ,een dat de van de tweede verdampings- 25 stap afkomstige gassen tezamen met het gas afkomstig van de droogstap worden toegevoerd naar de eerste verdampingsstap. 8220401