NL8101932A - Inrichting voor het inschrijven en uitlezen van informatiesporen in een optische registratiedrager. - Google Patents

Description

\ t * PHN 10.021 1 N.V. Philips' GLoeilanpenfabrieken te Eindhoven.

Inrichting voor het inschrijven en uitlezen van informatiesporen in een optische registratiedrager.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het, met behulp van optische straling, inschrijven en uitlezen van infor-matiesporen in een informatievlak van een registratiedrager, welke inrichting bevat een een . schrijfbundel leverende eerste stralings-5 bron, een een leesbundel leverende tweede stralingsbron, een objectief stelsel voor het focusseren van de schrijfbundel en de leesbundel tot respectievelijk een schrijf vlek en een leesvlek op het informatievlak, welke vlekken, in de spoorrichting gezien, achter elkaar liggen, een polarisatiegevoelige bundeldeler en een polarisatiedraaiend 10 element die in deze volgorde tussen de tweede stralingsbron en het objectiefstelsel aangebracht zijn, een stralingsgevoelige detector in de weg van de van de bundeldeler afkomstige en door het informatievlak gereflecteerde leesbundel, en een vóór deze detector aangebracht golflengte-selectief filter.

15 Een dergelijke inrichting, maar dan speciaal bedoeld voor bet inschrijven van een frequentie-gemoduleerd videosignaal, is bekend uit de ter inzage gelegde Duitse octrooiaanvrage no. 2.403.408.

De informatielaag wordt gevormd door bijvoorbeeld een metaallaag waarin door de schrijfbundel gaatjes gesmolten kunnen warden, 20 waarbij bijvoorbeeld de frequentie van de gaatjes de informatie representeren. Deze gaatjes in een reflecterende metaallaag kunnen optisch warden uitgelezen doordat zij de straling van een opvallende uitleesbundel verstrooien. Doordat gelijktijdig net de schrijfbundel een leesbundel op de informatielaag geprojecteerd wordt, waarbij de 25 door deze bundels gevormde schrijfvlek en leesvlek zich dicht bij elkaar bevinden en net gelijke snelheid ten opzichte van de införmatie-sporen bewegen, kan informatie onmlddellijk nadat zij ingeschreven is uitgelezen worden en vergeleken met de informatie die ingeschreven had moeten worden. Er kan dan gecontroleerd worden of de informatie goed 30 ingeschreven wordt en of een her-inschrijving moet plaatsvinden.

In de inrichting volgens de Duitse octrooiaanvrage no. 2.403.408 wordt de schrijfbundel geleverd door een Argon-Ion laser 8101932 > EHN 10.021 2 r * s - , * en de leesbundel door een Helium-Neon laser. Vooral· de eerstgenoemde . laser is relatief groot en duur. Indien de inrichting gebruikt wordt voor de vervaardiging van optische registratiedragers net een video-programma, welke registratiedragers: bestemd zijn voor verspreiding 5 onder een groot publiek, is. een dure en grote inschrijfinrichting geen onoverkomelijk bezwaar. ïnners dan behoeft een bepaald programma slechts eenmaal of hoogstens enkele malen ingeschreven te worden in een zogenaamde master, en van deze master kunnen een groot aantal afdrukken vervaardigd warden op een wijze die vergelijkbaar is 10 met die welke gebruikt wordt, bij het persen van bekende, met een naald aftastbare, audioplaten. Er is dan slechts één insdhrijf-inrichting nodig cm een zeer groot publiek van een aantal verschillende videoprogramma ' s te voorzien.

Er is sinds enige tijd een ontwikkeling gaande cm'Optische 15 registratiedragers te gebruiken voor de opslag van digitale datasignalen, bijvoorbeeld signalen afkomstig van en/of bestemd voor een eleetronische rekenmachine.. Daarbij moet. elke. gebruiker van de .....optische registratiedrager over een eigen schrijf- en leesinrichting kunnen beschikken, zodat er naar gestreefd, wordt cm deze inrichting 20 zo eenvoudig en goedkoop mogelijk. te maken.. In dit streven past niet het gebruik van de twee. genoemde gaslasers.

In de schrijf- en leesinrichting volgens de. Duitse octrooiaanvrage no. 2..403.408 is slechts één detector aanwezig voor het cpvangen van de door het informatievlak gereflecteerde leesbundel.

25 Daarbij worden de genoemde polarisatiegevoelige bundeldeler en polarisatiedraaier, in de vorm van een A /4-plaat, waarin A de golflengte van de leesbundel is, gebruikt cm de gereflecteerde leesbundel uit de weg van de naar de registratiedrager gerichte leesbundel te reflecteren, en cm te voorkorten dat straling van de 30 eerstgenoemde bundel naar de stralingsbron kan terugkeren.

Bij gebruik van optische registratiedragers als medium waarin een gebruiker zelf informatie kan inschrijven kan deze gebruiker een registratiedrager geleverd worden waarin al een zogenaamd servo-spoor aangebracht, (voorgegroefd) is. Dit optisch onderscheidbare 35 spoor wordt gebruikt cm tijdens het inschrijven van informatie de sdhrijfvlek op de juiste wijze, dat wil zeggen langs een spiraalvormig spoor of langs een aantal concentrische sporen, over het informatievlak te sturen. Het servospoor kan verdeeld zijn in een groot aantal 8101932 ' * l* ESN 10.021 3 sectoren, elk bestaand uit een adresgedeelte en een leeg spoorgedeelte waarin informatie kan warden ingeschreven. Daardoor wardt aan elk blok informatie een bepaald adres toegevoegd waardoor een willekeurig toegankelijk (Engels: random access) geheugen wordt verkregen. In 5 het servo-spoor kan ode een kloksignaal ingeschreven zijn. Met dit signaal kan tijdens het inschrijven de snelheid van de schrijfvlek in de spoorrichting warden geregeld.

Qn een optimaal gebruik te kunnen maken van een registratie-drager met een voargegroefd servo-spoar zou ode een detector aanwezig 10 moeten zijn die de door de informatielaag gereflecteerde straling van de schrijfbundel cpvangt en cmzet in een electrisch signaal. Dit signaal kan warden gebruikt voor het uitlezen van de adressen vóórdat informatie ingeschreven wardt, voor de sturing van de positie van de schrijfvlek ten opzichte van het servospoor, voor de sturing van de 15 snelheid van de schrijfvlek in de richting van het servospoor ai bijvoorbeeld voor het regelen van de focussering van de schrijfbundel. Daarbij zen de schrijfbundel, zolang deze hundel· niet inschrijft en een lage energie heeft, als leesbundel kunnen wardeh-gébruikt.

Bij het opvangen van de gereflecteerde schrijfbundel en 20 leesbundel zou er voer gezorgd moeten warden dat straling van de schrijfbundel niet op de detector voer de leesbundel, en straling van de leesbundel niet op de. detector voor de schrijfbundel terecht kan kernen. Iirmers, deze bundels zijn afkonstig van verschillende gebieden op de Informatielaag ai bij samenbrengen van de bundels 25 zouden twee, in fase verschoven signalen gesuperponeerd warden.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel een schrijf- en leesinrichting te verschaffen waarin aan de bovengenoemde wensen tegemoet gekomen wordt. De inrichting volgens de uitvinding vertoont daartoe als kenmerk, dat de eerste en de tweede stralingsbron warden 30 gevormd door twee nagenoeg gelijke halfgeleider-diodelasers waarvan de uitgezonden stralingsbundels een golf lengteverschil vertonen, dat een tweede detector aanwezig is in de weg van de van de bundeldeler afkomstige door het informatievlak gereflecteerde schrijfbundel, dat vóór de tweede detector een tweede golflengte-selectief filter 35 is aangebracht, en dat het polarisatiedraaiend element zich ook in de weg van de schrijfbundel bevindt.

Door gebruik van diodelasers is de inrichting goedkoper en kleiner maar ook stabieler dan de bekende inrichting. Vanwege de 8101932 t H3N 10.021 4 r » kleinere stralingsenergie van een diodelaser in vergelijking met die van een gaslaser is de inrichting zó ontworpen dat het stealings— verlies vooral van de naar de registeatiedrager gerichte schrijf-bundel zo klein mogelijk. is. Voor het sameribrengen van de naar de 5 registeatiedrager gerichte schrijfbundel en leesbundel, alsook voor het ruimtelijk scheiden van deze bundels nadat zij door de registeatiedrager gereflecteerd, zijn, worden polarisatiemiddelen gebruikt.

Deze middelen kunnen worden gevormd door de genoemde polarisatiegevoe-lige bundeldeler en polarisatiedraaier, die ook worden gebruikt cm 10 de van. de registeatiedrager afkomstige straling van zowel de leesbundel als de schrijfbundel te scheiden van de naar de registeatiedrager gerichte straling van deze bundels, maar ook door andere middelen. Teneinde de ook bij gebruik van polarisatiemiddelen resterende overspraak tussen de leesbundel en de schrijfbundel, 15 tengevolge van de, wat betreft dubbele breking, niet-ideale optische elementen en vooral, registeatiedrager, te reduceren zijn golflengte-selectieve filters aanwezig die bewerkstelligen dat op een der detectoren alleen straling van de schrijfbundel en op de andere detector alleen straling van de leesbundel kan. invallen.

20' Opgemerkt wordt dat. het op zichzelf bekend is, uit de ter inzage gelegde Duitse octrooiaanvrage no. 2.918.931, om twee diode-lasers, die als één geïntegreerd element kunnen zijn uitgevoerd, te gebruiken in een gecombineerde schrijf-' en lees inrichting. In deze inrichting zijn echter geen voorzieningen getroffen voor het ander-25 scheiden van de leesbundel en de schrijfbundel. Bovendien zijn de schrijf vlek en de leesvlek niet in de. spoorrichting maar dwars op de spoorrichting ten opzichte van elkaar verschoven en wel over één spoor-periode, zodat ingeschreven informatie pas na een omwenteling van de registeatiedrager kan worden uitgelezen.

30 Een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, waarin de twee diodelasers in één behuizing aangebracht zijn, vertoont· als kenmerk, dat in de gemeenschappelijke stealingsweg van de, eenzelfde polarisatierichting vertonende, schrijfbundel en leesbundel tussen de polarisatiegevoelige bundeldeler en het polarisatie-35 draaiend element een stark-selectieve halve-golflengte plaat en een polarisatiegevoelig, beide bundels doorlatend, dubbelbrekend, prisma in deze volgorde aangebracht zijn.

Een sterk-selectieve halve-golflengte plaat is een plaat 81019 3 2 EHN 10.021 5 van dubbelbrekend materiaal waarvan de dubbele treking, die gegeven wordt door het brékingsindexverschil maal de dikte van de plaat, voor een bundel met een eerste golflengte een geheel aantal malen deze golflengte is en voor een bundel met een tweede golflengte 5 een geheel aantal plus een half maal de tweede golflengte is. Een dergelijke plaat draait de polarisatierichting van de bundel met de tweede golflengte over 90°, en laat de polarisatierichting van de bundel met de eerste golflengte onverlet. Het polarisatiegevoelige prisma is bij voorkeur een prisma van Wollaston.

10 Met behulp van het prisma van Wöllaston kunnen de afbeeldingen van de twee diodelasers, welke lasers ook. indien zij op éên drager geïntegreerd zijn op relatief grote afstand staan, bijvoorbeeld enkele honderden microns, hij elkaar gebracht worden. Het prisma van Wollaston zorgt ook voor de ruimtelijke scheiding van de door de 15 informatielaag gereflecteerde leesbundel en schrijfbundel. Daarbij wordt geprofiteerd van de door het polarisatiedr aaiend element geïntroduceerde draaiing van het polarisatievlak van de leesbundel en schrijfbundel. Het polarisatiedraaiend element is een niet-sterk-selectieve kwart-golflengte plaat die de polarisatierichting van 20 beide bundels op dezelfde wijze beïnvloedt. De sterk-selectieve halve-golflengte plaat zorgt er voor dat de, een eerste maal op het prisma van Wollaston invallende, leesbundel en schrijfbundel de gewenste onderling loodrechte polarisatierichtingen hebben. Het prisma van Wollaston is bij voorkeu: uitgevoerd als een synmetrisch.

25 prisma.

Een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, waarin de diodelasers in aparte behuizingen aangebracht zijn, vertoont als kenmerk, dat de leesbundel en de schrijfbundel onderling loodrechte poalrisatierichtingen hebben en dat deze bundels 30 door de polarisatiegevoelige bundeldeler tot vrijwel samenvallen gebracht worden. In deze uitvoeringsvorm heeft de polarisatiegevoelige bundeldeler eaxdubbele functie, namelijk het bij elkaar brengen van de leesbundel en de schrijfbundel en het scheiden van de door het informatievlak gereflecteerde bundels van de door de stralingsbronnen 35 uitgezonden bundels.

Bij voorkeur zijn de behuizingen van de diodelasers vrijwel parallel geplaatst en is in een van de bundels een tweede bundeldeler aangebracht die straling van deze bundel naar de polarisatie- 8101932 ΕΗΝ 10.021 6 ϊ ' '" «ί <♦ ... gevoelige bundeldeler reflecteert. De tweede bundeldeler kan een golflengte-afhankelijke deelspiegel zijn. De twee behuizingen kunnen nu dicht bij elkaar geplaatst warden waardoor een compacte en mechanisch en thermisch stabiele opstelling wordt verkregen.

5 De stabiliteit wordt nog verbeterd indien de polarisatie- gevoelige bundeldeler en de tweede bundeldeler star op een gemeenschappelijke drager bevestigd zijn zodanig dat het gezamelijk aantal reflecties van de bundels aan de twee bundeldelers een even getal is., De twee bundeldelers kunnen gevormd worden door een eerste en tweede 10 gedeeltelijk reflecterend vlak binnen eai samengesteld prisma* Een kanteling van de gemeenschappelijke drager of van het samengestelde prisma heeft dan geen invloed op de onderlinge positie van de schrijf vlek en de leesvlek op de informatielaag-

Qm de onderlinge positie van de leesvlek en de schrijf vlek 15 in minstens één richting, de richting in het informatievlak dwars qp de spoorrichting en eventueel, in een tweede richting, de spoor— richting, te kunnen bijregelen, kan een inrichting met twee in hoofdzaak parallel geplaatste diodelaser-behuizingen als verder kenmerk vertonen, dat een eerste diodelaser-behuizing vast aan een 20 gestel is bevestigd, terwijl een tweede diodelaser-behuizing met een zijde in minstens één richting verend aan hetzelfde gestel is bevestigd, en dat mechanische middelen aanwezig zijn voor het instellen van de tweede diodelaserbehuizing ten opzichte van. de eerste.

25 Om de onderlinge focussering van de leesbundel en de schrijfbundel te kunnen bijregelen kan in de weg van een van deze naar de registratiedrager gerichte bundels een instelbare lens aangebracht zijn.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de 30 tekening, waarin FIGUUR 1 een bekende registratiedrager met een voorgegroefd servo-spoor die door een gebruiker ingeschreven kan worden, weergeeft, de FIGUREN 2, 3 en 4 verschillende uitvoeringsvormen van de 35 inrichting volgens de uitvinding tonen, en de FIGUREN 5 en 6 een houder voor twee diodelaser-behuizingen laten zien.

Figuur 1 toont, in bovenaanzicht, een rond schrijf vormig 81 019 32 PHN 10-021 7 registratiedragerlichaam 1 waarin een gehruikter specifiek voor hem nuttige informatie kan inschrijven. Dit dragerlichaam is voorzien van een, bijvoorbeeld spiraalvormig, servospoor 2 dat verdeeld is in een groot aantal sectoren 3, bijvoorbeeld 128 per omwenteling.

5 Elke sector bestaat uit een continu en optisch detecteerbaar spoor-gedeelte 5, dat bij het inschrijven gebruikt wordt om informatie volgens een goed gedefinieerde baan over het registratiedragerlichaam op te tekenen, en een sectcradres 4, waarin onder andere het adres van een bijbehorend spoorgedeelte 5 in digitale vorm is opgeslagen in, niet to aangegeven, adresgebiedjes. Deze gebiedjes kunnen bestaan uit in het registratiedrager-cppervlak geperste kuiltjes of uit boven dit oppervlak uit stekende heuveltjes. Het registratiedragerlichaam is voorzien van een laagje materiaal dat indien het belicht wordt met geschikte straling een optisch detecteerbare verandering ondergaat.

15 De infcanratie-inschrijving kan bijvoorbeeld plaatsvinden door de schrijfbundel gaatjes in een metaallaag te laten smelten. Voor verdere bijzonderheden over de registratiedrager kan worden verwezen naar de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage no. 7802859 (PHN 9062).

Cp de registratiedrager 1 worden twee stralingsvlefcken BS en 20 WS geprojecteerd. Deze vlekken zijn in de spocrrichting, de richting t in Figuur 1, over een kleine afstand ten opzichte van elkaar verschoven en besregen zich. bij het inschrijven met dezelfde snelheid ten opzichte van een spoor. De beweging van de stralingsvlekken ten opzichte van een spoor wordt verkregen door de registratiedrager 25 cm de as 6 in de richting van de pijl 7 te besregen. Tijdens het inschrijven wordt de voorste stralingsvlek WS gebruikt cm de adressen uit te lezen en cm, als het juiste adres gevonden is, in het bijbehorende spoorgedeelte informatie in te schrijven. De stralingsvlek ES wordt gebruikt cm informatie te kunnen uitlezen 30 onmiddellijk nadat deze ingeschreven is, zodat inschrijffeuten gedetecteerd kunnen worden tijdens het inschrijven. De leesvlék bevindt zich cp korte afstand van de schrijf vlek, zodat aan het einde van een sectcrgebied 5 geconstateerd kan worden of de informatie in dit gebied goed ingeschreven is en beslist kan worden 35 of de informatie in een ander gebied opnieuw ingeschreven moet worden. Voor het uitlezen van reeds ingeschreven informatie kan zowel de vlek BS als de vlek WS gebruikt worden. Zowel in de schrijfmode als in de leesmode kan de vlek WS ook gebruikt worden voor het genereren 8101932 __ - ·_ __ ΕΉΝ 10.021 8 ______van een focusfoutsignaal en van een radiëel foutsignaal, dat wil - - zeggen een signaal dat een indicatie geeft over een afwijking/ in de richting r, tussen de middens van vlekken WS en RS en het midden van het servospoor 2.

5 In Figuur 2 is een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting waarmee de registratiedrager volgens Figuur 1 kan worden ingeschreven en uitgelezen schematisch weergegeven. Deze inrichting bevat twee stralingsbronnen 10 en 11, in de vorm van diodelasers/ waarvan er een een schrijfbundel WB en de ander een leesbundel KB levert. Een-10 voudigheidshalve zijn. van deze bundels alleen de hoofdstralen getekend. De leesbundel en de schrijf bundel worden door een spiegel 17 gereflecteerd naar een objectiefstelsel 19 dat deze bundels op het informatievlak 8 van de registratiedrager 1 focusseert tot de stralingsvlekken WS en RS. Van de registratiedrager 1 is in Figuur 2 een klein gedeelte 15 in tangentiële doorsnede, dus een doorsnede volgens de pijl t in

Figuur 1, weergegeven. Bij voorkeur wordt, zoals in Figuur 2 aangegeven is, de informatielaag door het substraat 9 heen belicht, zodat dit. substraat als beschermlaag fungeert.. De. spiegel 17 kan kantelbaar, cm een as 20a,· in het vlak van tekening, opgesteld zijn, zodat de 2o posities van de vlekken WS en RS dwars op de spoorridtiting bijgeregeld kunnen worden. Bovendien kan de spiegel kantelbaar cm de as 20b, loodrecht op het vlak van tekening, opgesteld zijn, zodat de posities van de vlekken WS en RS in de spoorrichting bijgeregeld kunnen worden.

25 De bundels WB en RB warden door het informatievlak gereflec teerd, doorlopen het objectiefstelsel 19 en worden door de spiegel 17 in de richting van de stralingsbronnen 10 en 11 gereflecteerd.

Om de gereflecteerde bundels WB' en RB1 zo goed mogelijk en met zo weinig mogelijk stralingsverlies te scheiden van de heengaande 30 bundels WB en Rb, zijn in de stralingsweg een polarisatiegevoelig deelprisma 16 en een /l/4-plaat 18, waarin Λ de gemiddelde golflengte van de bundels voorstelt, aangebracht. De door de twee diodelasers uitgezonden bundels hebben dezelfde polarisatierichting die zodanig is dat deze bundels vrijwel volledig door het prisma 16 doorgelaten 35 warden. De bundels doorlopen dan tweemaal de λ /4-plaat 18, waardoor hun polarisatierichting over 90° gedraaid wordt. Daardoor zullen de gereflecteerde bundels WB' en EB* door het prisma 16 vrijwel volledig gereflecteerd worden.

8101932 PEN 10.021 9 t - , .

De diodelasers worden gestuurd door electrische stromen aan hun ingangsklemnen 10’ en 10", respectievelijk 11’ en 11".

Ctodat voor het uitlezen minder stralingsenergie nodig is dan voor het inschrijven, zal de stroan door de diodelaser 11 kleiner kunnen 5 zijn dan die door de diodelaser 10. Docsr de electrische stroom voor de schrijflaser 10 te moduleren met de in te schrijven informatie, wurdt de intensiteit van de schrijfbundel gemoduleerd overeenkomstig deze informatie.

De diodelasers 10 en 11 zijn aangebracht op een gemeen-10 schappelijke drager 12 binnen één behuizing 13. Deze. lasers zenden divergerende bundels uit die bovendien astigmatisch zijn. In de behuizing kunnen een cylinderlens 15, waarmee het astigmatisms wordt opgeheven, en een collimtor-obj ectief 14, dat de bundels oollimeert, aangebracht zijn. Door. het gebruik van evenwijdige 15 bundels WB en KB is het mogelijk alleen het obj ectief stelsel 19 en de kantelspiegel 17 op een verplaatsbare slede aan te brengen en de overige elementen van de inrichting, met name de diodelasers, vast op te stellen. Voor eventuele correcties behoeft dan slechts een kleine massa bewogen te worden, hetgeen met grote 20 snelheid kan geschieden.

De stralingsvlekken RS en WS moeten zeer dicht bij elkaar liggen, bijvoorbeeld pp een afstand van 10 micron. Bij gebruik van een objectiefstelsel dat tweemaal verkleind afbeeldt zouden de stralingsemitterende oppervlakken van de diodelasers op 20 25 micron afstand van elkaar moeten staan. Met de huidige stand van de technologie kunnen deze oppervlakken, vanwege de eigen afmetingen van de diodelasers, de ruimte die nodig is voor de aansluitdraden en de gewenste koeling, op minimaal ongeveer 300 micron van elkaar aangebracht warden.

30 Cta de gewenste 10 micron afstand tussen de leesvlek en de schrijfvlek te verkrijgen warden de afbeeldingen van de diodelasers naar elkaar toegebracht met behulp van een polarisatiege-voelig en beide bundels doorlatend prisma 26. Een dergelijk prisma heeft de eigenschap dat het twee bundels die onderling loodrechte 35 polarisatierichtingen hebben in tegengestelde richtingen afbuigt.

Door een geschikte keuze van de polarisatierichtingen van de bundels en de optische assen van het prisma kan bereikt worden dat dit prisma de door de diodelasers 10 en 11 uitgezonden bundels naar elkaar 8101932 FHN 10.021 10 1 ' X i toebuigt.. Bovendien warden de door de informatielaag gereflec- --------- teerde bundels, waarvan de polarisatierichting over 90° gedraald is ten opzichte van de naar de registratie gerichte bundels , door dit prisma uit elkaar gebogen, zodat de gewenste ruimtelijke 5 scheiding ter plaatse van de detectoren verkregen wordt. Het prisma 26 is. bij voorkeur een prisma van WOllaston. In principe kunnen ook andere dubbelbrëkende prisma's, zoals een prisma van Bochon gébruikt worden. Het laatstgenoemde prisma echter buigt de bundels ten opzichte van elkaar af order een hoek die slechts de helft is 10 van de hoek, geïntroduceerd door een prisma van Wollaston. Het prisma 26 kan zijn functie alleen vervullen als de bundels WB en BB onderling loodrechte polarisatierichtingen hebben. In de weg van een der door de bronnen 10 en 11 uitgezonden bundels, die eenzelfde polarisatierichting hebben,, moet dan A/2-plaat. aangebracht woeden.

15 Met behulp van alleen het prisma, van Wollaston en de A/2-plaat kan de gewenste scheiding, van.de afbeeldingen van de vlekken WS en RS op de detectoren 22 en 24 (25) in principe wel bereikt worden, maar dan moeten, zeer strenge eisen aan de polarisatiegraad van de stralingsbronnen,. aan de kwaliteit, van de optische elementen 20 ^ substraat van de registratiedrager gesteld warden. Dit substraat mag geen dubbele breking vertonen.. Cm zonder aan de zeer strenge eisen behoeven te: voldoen, toch een voldoend, kleine overspraak te kunnen bereiken, worden volgens de uitvinding twee diodenlasers gebruikt die een verschillende golflengte uitzenden en warden vóór 25 de detectoren 22 en 24 (25) golflengte-selectieve filters 28, 29 aangebracht, die alleen de leesbundel, respectievelijk de schrijfbundel, doorlaten naar de detector 22, respectievelijk de detector 24 625).

Vóór het prisma van WOllaston is dan een sterk-selectieve A /2-plaat, dat wil zeggen een plaat die van slechts êên van de bundels de 3P polarisatierichting over 90° draait en de polarisatierichting van de andere bundel onverlet laat, aangebracht.

De filters 28 en 29 kunnen reflectiefilters zijn die de gewenste bundel doorlaten en de ongewenste bundel reflecteren. Deze filters hebben bijvoorbeeld een scheidend vermogen van één qp honderd, 35 dat wil zeggen dat slechts êên procent van de ongewenste straling c wordt doorgelaten.. Door meerdere reflektiefilters achter elkaar te plaatsen kan het scheidend vermogen nog vergroot worden.

Het minimale verschil tussen de golflengten van de leesbundel 81 0 1 9 32 __ EHN 10.021 11 en de schrijfbundel warclt bepaald door het scheidend vermogen en de steilheid van de filters. Hert verschil is minimaal bijvoorbeeld 60 nm. Dit golflengteverschil. is voldoende klein cm de gewenste polarisatiedraaling van beide bundels over 90° met één, niet 5 sterk-selectieve, λ /4-plaat 18 te kunnen verwezenlijken.

Het prisma van Wal lasten is bij voorkeur een symmetrisch prisma, zoals in Figuur 2 getoond wordt. Dit prisma is opgebouwd uit drie deelprisma's 32, 33 en 34 van dubbelbrekend materiaal. De optische assen 35 en 37 van de deelprisma's 32 en 34 zijn evenwijdig 10 aan elkaar, terwijl de optische as 36 van het deelprisma 33 loodrecht op de optische assen 35 en 37 staat. Vanwege de symmetrische opbouw is het samengestelde prisma 26 niet astigmatisch zoals een conventioneel prisma van Wollaston. Een niet-astigmatisch prisma verdient hier de voorkeur mede omdat, vanwege de verschillende golflengtes van 15 de bundels die door dezelfde optische elementen gaan, chromatische aberraties kunnen optreden waardoor de bundels in lichte mate divergerend of convergerend kunnen warden. Voor verdere bijzonderheden over het prisma 26 wordt verwezen naar het Amerikaanse octrooischrift no. 3.978.278 waarin een dergelijk prisma beschreven is.

20 De door het prisma van Wollaston 26 geïntroduceerde ver kleining van de afstand tussen de leesvlek en de schrijf vlek op het infconmatievlak 8 is zeer stabiel ai onafhankelijk van kantelingen of verplaatsingen van dit. prisma. Ook de onderlinge positie van de diodelasers 10 en 11 in hun gemeenschappelijke behuizing 13 is, 25 vanwege de geringe afstand tussen deze lasers, erg stabiel.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting waren de diodelasers zodanig ten opzichte van elkaar, in drie onderling loodrechte richtingen, ingesteld dat de leesvlek en de schrijf vlek, in de richting van de boofdstralen gezien, over hoogstens 1 micron ten 3Q opzichte van elkaar verschoven waren, terwijl in radiële richting de afstand tussen de vlekken hoogstens 0,1 micron was.

In de tangentiële richting was de afstand tussen de vlekken en de arde van 10 tot 20 micron.

Doordat ook de sterk selectieve A/2-plaat 27 tweemaal 35 doorlopen wordt zal ook de bundel waarvan de polarisatierichting door deze plaat beïnvloed wordt door het polarisatiegevoelige deelprisma 16 gereflecteerd worden. In de stralingsweg van de bundels WB' en EB' is een bundeldeler 21 aangebracht die een gedeelte van de 8101932 . *

' " » I

V

mm 10.021 12 ____ straling naar de detector 22 voor de leesbundel RB' reflecteert en de rest van de straling doorlaat naar de detector 24 (25) voor de schrijfbundel WB'. De detector 22, respectievelijk 24 (25) is z6 geplaatst dat hij in hoofdzaak alleen straling van de leesbundel, 5 respectievelijk de schrijfbundel, qpvangt en vrijwel geen straling van de schrijfhundel, respectievelijk de leesbundel* Het filter 28, respectievelijk 29, zorgt er voor dat reststraling van de schrijfbundel, respectievelijk van de leesbundel de detector 22, respectievelijk 24 (25), niet kan bereiken. Bij voorkeur is de bundel-10 deler 21 een golflengte-selectieve spiegel die een eerste golflengte-scheiding tot stand brengt*

De detector 22 kan bestaan uit een enkel stralingsgevoelig element, bijvoorbeeld een fotodiode, waarvan het centrum op de hoofdstraal van de leesbundel RB' gelegen is* Met deze detector 15 wordt d&variatie van de totale intensiteit van de door het informatievlak 8 gereflecteerde en door de pupil van het objectief-stelsel 19 tredende straling van de leesbundel gedetecteerd. De hier gebruikte uitleesmethode staat bekend als. de integrale uitleesmethode * 20 Er kan ook gebruik gemaakt, worden van de zogenaamde differentiële uitleesmethode.. Daarbij wordt het verschil in intensiteit gedetecteerd, van twee stralingscomponenten die door twee tangentiëel verschillende helften van de pupil van het objectief-stelsel treden. In dat geval moet de detector bestaan uit twee 25 stralingsgevoelige elementen, 22a en 22b in Figuur 2, die in de· spoorrichting gezien achter elkaar geplaatst zijn. Door de uitgangssignalen van deze elementen van elkaar af te trekken wordt een leessignaal verkregen. Bij voorkeur wordt de integrale uitleesmethode gebruikt voor het uitlezen van de adressen en van de 30 ingeschreven informatie en de differentiële uitleesmethode voor het uitlezen van het kloksignaal in het servospoor.

De door het informatievlak 8 gereflecteerde straling van de schrijfbundel kan behalve voor het uitlezen van adressen en van het kloksignaal in het servospoor gebruikt worden voor het 35 genereren van een focusfoutsignaal en een spoorvolgsignaal. Voor het verkrijgen van het focusfoutsignaal kan de detector 24 verdeeld zijn in vier deeldetectoren 40, 41, 42 en 43 zoals de rechterinzet in Figuur 2 laat zien en kan in de weg van de gereflecteerde schrijf- 8101932 « " t t EHN 10.021 13 bundel WB' een cylinderlens 37 aangebracht zijn,. Het optische stelsel bestaande uit het objectiefstelsel 19 en de cyllnderlens 37 is een astigmatisch stelsel dat de schrijfbundel focusseert niet in een enkele vlek maar in twee onderling loodrechte en langs 5 de optische as verschoven brandlijntjes. De samengestelde detector 24 is midden tussen deze, niet weergegeven, brandlijntjes geplaatst. Daardoor wordt bereikt dat bij de juiste focussering van de schrijfbundel de stralingsvlek WS' rond is, terwijl bij defocussering deze stralingsvlek langgerekt wordt, zoals in de inzet in Figuur 2 10 te zien is. De lengterichting van deze vlek wordt bepaald door het teken van de defocussering. Indien de signalen van de deeldetectoren 40, 41, 42 en 43 voorgesteld worden door respectievelijk S4Q, , S42 en dan wordt het focusfoutsignaal gegeven door: 15 sf = ( s40 + s42) - (s41 + s43).

Deze focusfout-detectianethode wordt slechts bij wijze van voorbeeld genoemd. Ben minstens even goede focusfout-detectie is mogelijk door in de gereflecteerde schrijfbundel, ongeveer in het vlak waarin deze bundel geföcusseerd wordt, een dakkantprisma, 20 dat de bundel in twee deelbundels splitst, te plaatsen en achter dit prisma vier in één rij geplaatste detectoren. Het verschil tussen het sansignaal van de buitenste detectoren en het sansignaal van de binnenste detectoren is het focusfoutsignaal. Voor bijzonderheden over deze focusfcut-detectiemethode 25 wordt verwezen naar de Figuren 7 en 9 van de Nederlandse octrooiaanvrage no. 78 02859 (PHN 9062).

Indien focusfout-detectie met behulp van een astigmatisch element en vier detectoren plaats vindt, wordt bij voorkeur de uitleesbundel als focusfout-detectiebundel gebruikt en de detector 30 22 vervangen door een samengestelde detector zoals detector 24.

Voer het afleiden van de andere genoemde signalen uit de schrijfbundel WB' kan een tweede detector 25 voor deze bundel aanwezig zijn. In de weg van de bundel WB' is dan een bundeldeler 23, bijvoorbeeld een halfdoorlatende spiegel, aangebracht. Voor 35 het verkrijgen van een spoorvolgsignaal kan de detector 25 verdeeld zijn in twee deeldetectoren die ten opzichte van een spoor 2 op de registratiedrager in radiële richting ten opzichte van elkaar verschoven zijn. Het verschil tussen deuitgangssignalen van deze deel- 8101932 PHN 10*021 14

‘ t I

'r ~ ......... detectoren is. dan evenredig met een afwijking tassen het midden _____________ van de stralingsvlek WS en het midden van een spoor.. Ctti ook., met behulp van de differentiële uitleesmethode, het kloksignaal te kunnen uitlezen, bestaat de detector 25 bij voorkeur uit vier deel-5 detectoren 44, 45, 46 en 47 zoals de linkerinzet in Figuur 2 laat zien., De oriëntatie van de deeldetectoren ten Opzichte van de sporen qp de registratiedrager is aangegeven met de pijlen r en t, die de radiële richting en de tangentiële richting voorstellen.

Zijn de signalen van de deeldetectoren 44, 45, 46 en 47 respectieve-10 lijk S^, S^j., S^g en dan wordt het spoorvolgsignaal Sr gegeven door:

Sr = (S44 + S45} ” {S46 + S47*' het differentiële leessignaal ofwel het kloksignaal Sc door: 15 Sc ~ ^S44 + S47^ ~ *S45 + S46^ 60 ^ integrale leessignaal of het datasignaal door : SD = S44 + S45 + S46 + S47*

Het datasignaal kan ook warden verkregen van de detector 24, namelijk door de uitgangssignalen van de deeldetectoren van deze detector 20 op te tellen...

Het is in. principe ook mogelijk om de detector 25 en de deel— spiegel 23 weg te laten en de detector 24 te gebruiken voor het afleiden van de vier signalen Sf, Sr, Sc, en S^, mits de scheidingslijnen van de deeldetectoren 40, 41, 42 en 43 evenwijdig aan de 25 radiële richting r en de tangentiële richting t zijn.

Ih Figuur 3 is een. uitvoeringsvorm van een schrijf-lees > inrichting waarin de twee diodelasers in aparte behuizingen 50. en 51 aangebracht zijn, weergegeven. Elk van deze behuizingen bevat behalve een diodelaser 10 respectievelijk 11, een collimatorobjectief, 30 14* respectievelijk 14", en een cylinderlens, 15' respectievelijk 15".

Beide diodelaserbehuizingen zenden een evenwijdige stralenbundel, WB respectievelijk EB, uit. Deze bundels hebben nu onderling loodrechte polarisatierichtingen, die zó gekozen zijn dat de schrijfbundel door de polarisatiegevgelige bundeldeler wordt doorgelaten naar 35 de registratiedrager. Door het tweemaal passeren van de Λ/4-plaat 18 wordt de polarisatierichting van deze bundel over 90° gedraaid, zodat de gereflecteerde bundel WB' door de bundeldeler 16 wordt .. gereflecteerd naar de detector 24 (25).

8101932 EHN 10.021 15

De uit de diodelaserbehuizing 51 tredende leestundel RB ----- valt eerst in op een bundeldeler 52, bij voorkeur een golflengte-selectieve spiegel, die de leestundel RB vrijwel volledig reflecteert en de gereflecteerde schrijfbundel WB' vrijwel volledig docr-5 laat. De leestundel wordt vervolgens door de pdarisatiegevoelige bundeldeler 16 gereflecteerd naar de registratiedrager. De terugkerende leestundel RB', waarvan de polarisatierichting over 90° is gedraaid, wordt door de bundeldeler 16 doorgelaten en door een andere bundeldeler 53, die bij voorkeur ook golflengteselectief is, 10 naar de detector 22 gereflecteerd. In de wegen van de bundels RB* en WB' zijn lenzen 38 en 39 aangetracht die de gecollimeerde bundels op de detectoren 22 en 24 (25) focusseren. De golflengte-selectieve filters 28 en 29 zijn in de gecollimeerde bundels BB' ai WB' aangetracht.

15 Het is gewenst cm de ingeschreven informatiegebiedjes te testen met een stralingstundel waarvan de golflengte zo weinig mogelijk van die van de bundel waarmee de gebiedjes ingeschreven zijn verschilt. Anderzijds moet het verschil in golflengten voldoende groot zijn opdat de bundels voldoende door golflengte-20 selectieve filters gescheiden kunnen worden.Een uitvoeringsvorm van een schrijf- en leesinrichting waarin een bundel een golflengte van 780 nm. had en de tweede bundel een golflengte van 840 nm. bleek goed te voldoen. Bij dit kléine verschil in golflengten warden hoge eisen gesteld bij de vervaardiging van de 25 golflengte-selectieve spiegels 52 en 53 in Figuur 3, taxeer omdat die spiegels onder een hoek van 45° in de bundels geplaatst zijn.

Daarom verdient de inrichting volgens Figuur 4, waarin geen golflengte-selectieve spiegels voorkomen, de voorkeur. In deze inrichting is tussen de polarisatiegevoelige bundeldeler en het obj ectiefstelsel 30 een sterk-selectieve Λ/4-plaat 55 aangebracht. Deze plaat draait nu alleen de plarisatierichting van de schrijfbundel in totaal over 90°, zodat deze bundel door de bundeldeler 16 eenmaal wordt doorgelaten en eenmaal wordt gereflecteerd. De leesbundel RB, waarvan de polar isatierichting dwars op die van de schrijfbundel WB is, 35 ondergaat geen verandering van zijn polar isatierichting en wordt door de bundeldeler 16 tweemaal gereflecteerd. De van de bundeldeler 16 afkomstige gereflecteerde bundels WB' en RB' hebben dezelfde polarisatierichting. Qxi deze bundels te scheiden kan een sterk- 8101932

* I

FHN 10.021 16

V

selectieve \ /2-plaat 56 in de stralingsweg aangebracht zijn die de polarisatierichting van een der bundels over 90° draait,

De twee, nu onderling loodrechte gepolariseerde, bundels kunnen van elkaar, warden gescheiden door een polarisatiegevoelige bundel-5 deler 57, die een van de bundels, bijvoorbeeld WB', vrijwel volledig doorlaat en de andere bundel, EB1, vrijwel, volledig reflecteert naar hun bijbehorende detectoren 24 en 22, Vóór deze detectoren zijn weer golflengte-afhankelijke filters 29 en 28 aangebracht die de ongewenste straling tegenhouden.

10 Het is ook mogelijk om de sterk-selectieve Λ/2-plaat 56 en de polarisatie-gevoelige bundeldeler 57 te .vervangen door een neutrale bundeldeler. Dan is de hoeveelheid straling qp elke detector kleiner en moeten strengere eisen aan de filters 28 en 29 gesteld, worden.

15 In de inrichting volgens de Figuren 3 en 4 kunnen de signalen S^, S^, en Sr op. dezelfde manier met behulp van de detectoren 22 en 24 uit de bundels WB' en EB’ afgeleid worden als aan de hand van Figuur 2. beschreven: is.

De- bij de golflengten = 780. nm. en = 840 nm.

20 gebruikte sterk-selectieve Λ/2-plaat. met een brekingsindex-verschil Δη = 0,00887 had een dikte, van 0,616 nm.. Een sterk-selectieve λ/4-plaat uit hetzelfde materiaal en voor dezelfde golflengten had een dikte van 0,308 nm.

In een inrichting met twee. diodelaserbehuizingen behoeven 25 deze behuizingen· niet, zoals in de Figuren 3 en 4 aangegeven is, parallel geplaatst te worden. Het is ook mogelijk dat de twee behuizingen dwars op elkaar staan. In Figuur 4 zou bijvoorbeeld de behuizing 51 over 90° linksom gedraaid kunnen worden en de optische trein bestaande uit de elementen 38, 56, 57, 28, 22, 29 en 30 24 over 90° rechtsom. De bundeldeler 52 moet dan vervangen worden door een bundeldeler die de leesbundel doorlaat en de scbrijfbundel reflecteert.

De onderlinge positie van de leesvlek en de schrijfvlek op de informatielaag 8 van de registratiedrager 1 wordt bepaald 35 door de hoek die de uit de polarisatiegevoelige bundeldeler 16 tredende bundels WB en KB met elkaar maken. Deze hoek kan variëren door kanteling van de bundeldeler 16 of door kanteling, van de diodelaserbehuizingen. In het geval van twee dwars op elkaar geplaatste diode- 8101932 HJN 10.021 17 laserbehuizingen zijn er dan drie elementen waarvan de onderlinge hoekpositie zeer nausdceurig stabiel gehouden moet warden.

De vereiste positienauwkeurigheid van de twee vlekken ten opzichte van elkaar is bijvoorbeeld +0,1 micron, hetgeen overeenkomt -5 5 met een hoekverdraaiing van de bundels over + 2x10 rad.

Door de, bij dwars ten opzichte van elkaar geplaatste diodelaserbehnizingen, relatief grote afstand tussen de achterkanten van deze behuizingen is met name de tenperatuurstabiliteit van deze opstelling gering. Indien de diodelaserbehnizingen een lengte van 10 bijvoorbeeld 30 nro. hebben is de afstand tussen de achterkanten van deze behuizingen ongeveer 50 mm. Dan zou, indien de diodelaserbe- huizingen cpgenanen zijn in een aUurainium constructie die door laserenergie plaatselijk opgewarmd wordt, een onderlinge hoek- -5 verdraaiing van de bundels van ongeveer 2 x 10 rad optreden per 15 graad Celsius tenperatuurstijging.

On een grotere mechanische stabiliteit te verkrijgen zijn de diodelaserbehuizingen evenwijdig aan elkaar opgesteld, zoals in de Figuren 3 en 4 aangegeven is. Deze behuizingen kunnen nu vlak bij elkaar gebracht- worden, bijvoorbeeld op enkele urn's 20 afstand. Omdat de afstand tussen de diodelaserbehuizingen zo klein is, zullen minder vlug temperatuurverschillen tussen de behuizingen optreden*. zodat de thermische stabiliteit ook verbeterd is.

Instabiliteiten tengevolge van kantelingen van de bundel-delers 16 en 52 kunnen woeden voorkomen door deze elementen deel 25 te laten uitmaken van één samengesteld prisma 60 zoals Figuur 5 toont. Dit prisma bevat een eerste vlak 62 dat de functie van de bundeldeler 52 in Figuur 4 vervult en een tweede, polarisatiegevoelig, vlak 61 dat de functie van de bundeldeler 18 in Figuur 4 vervult. De door de diodelaserbehuizlng 50 uitgezonden schrijfbundel wordt 30 zonder reflectie door het prisma 60 doorgelaten, terwijl de lees-bundel afkomstig van de diodelaserbehuizlng 51 eerst door het vlak 62 en vervolgens door het vlak 61 wordt gereflecteerd. Daardoor is de hoek tussen de het samengestelde prisma 60 verlatende bundels WB en KB onafhankelijk van een kanteling van dit prisma.

35 Eenzelfde effect wordt verkregen indien de bundel WB door het vlak 61 gereflecteerd wordt, en de bundel KB eerst door het vlak 62 gereflecteerd en vervolgens door het vlak 61 doorgelaten wordt. Beide bundels verlaten het samengestelde prisma dan aan de 8101932 ¢- «- „ J ,· Λ ____ — .,________ _ EHN 10.021 18 linkerkant*

Een van de uiteinden, van een van de behuizingen, bijvoorbeeld 59, is vast op een gestel 63- bevestigd terwijl het overeenkomstige uiteinde van de andere behuizing via. een dubbel— 5 werkerafescharnierveer 64 cp. dit gestel is. bevestigd. Vanwege de thermische stabiliteit zijn bij voorkeur de uiteinden van de diodelaserbehuizingen waardoor de bundels naar buiten treden met het gestel en de schamierveer verbonden. De afstand, in tangentiële en radiële richting, tussen de stralingsvlëkken WS en ES op de 10 informatielaag kan ingesteld worden met behulp van twee drukschroef jes 65 en 66* Door aan de schroef 65 te draaien kan de behuizing 51, en daarmee de vlek EB. cp de informatielaag, in de radiële richting r ten opzichte van de stralingsvlek WS verplaatst worden. Dit wordt verduidelijkt door Figuur 6 die een doorsnede van de behuizingen 15 50 en 51 volgens de lijn. VX^VI’ van Figuur 5 laat zien. Een ver plaatsing van de leesvlek ten. opzichte van de schrijfvlék in tangentiële richting kan tot. stand getracht warden door draaien aan de schroef 66.

Bij gebruik van twee diodelasers in aparte behuizingen 20 behoeven de stralingsvelden, met name het astigmatisms,, van deze lasers niet zo streng, gelijk te. zijn. dan in het geval de diodelasers in één behuizing aangetracht zijn* In het geval van twee aparte diodelaserbehuizingen kan bijvoorbeeld in de weg van éénder bundels een zwakke hulplens 54 aangebracht zijn waarmee de: focussering 25 van de bundels gelijk gemaakt kan worden.

Met twee aparte behuizingen is ook een meer modulaire optouw van de inrichting mogelijk waarbij de afzonderlijke diodelasers, met name de schrijflaser, gemakkelijk vervangen kunnen worden.

30 1 8101932

Claims (9)

1. Inrichting voor het, met behulp van optische straling, in— schrijven en uitlezen van informatiesparen in een informatievlak van eei registratiedrager, welke inrichting bevat een een schrijfbundel leverende eerste stralingsbran, een een leesbundel leverende tweede stralings-5 bron, een objectiestelsel voor het focusseren van de schrijfbundel en de leesbundel tot respectievelijk een schrijf vlek en een leesvlek op het informatievlak, welke vlekken, in de spcorrichting gezien, achter elkaar liggen, een polarisatiegevoelige bundeldeler en een polarisatie-draaiend element die in deze volgorde tussen de stralingsbran en het obr 10 jectiestelsel aangebracht zijn, een stralingsgevoelige detector in de weg van de van de bundeldeler afkomstige en door het informatievlak gereflecteerde leesbundel, en een vóór deze detector aangebracht golfleng-te-selectief filter, met het kenmerk, dat de eerste en de tweede stra-lingshron warden gevormd door twee nagenoeg gelijke halfgeleider-diode-15 lasers, waarvan de uitgezonden stralingsbundèls een golflengte verschil vertonen, dat een tweede detector aanwezig is in de weg van de van de bundeldeler afkomstige en door het informatievlak gereflecteerde schrijfbundel, dat vóór de tweede detector een tweede golflengterselec-tief filter is aangebracht ai dat het polarisatiedraaiend element zich 20 ook in de weg van de schrijfbundel bevindt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de twee diodelasers in één behuizing aangebracht zijn, met het kenmerk, dat in de gemeen-schappelijke stralingsweg van de, eenzelfde polarisatierichting vertonende,, schrijfbundel en leesbundel tussen de polarisatiegevoelige * 25 bundeldeler en het polarisatiedraaiend element een sterk-selectieve halve-golflengte plaat en een polarisatiegevoelig, beide bundels doorlatend, dutfcelbrekend prisma in deze volgorde, aangebracht zijn. een prisma

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarin het prisma/van Wollaston is, met het kenmerk,, dat het prisma samengesteld is uit drie achter el- 30. kaar geplaatste- deelprisma's, waarvan de beide buitenste eenzelfde op- s tische as en vrijwel gelijke vorm en afmetingen hebben, terwijl het centrale deelprisma een andere vorm en andere afmetingen heeft en een optische as*' die loodrecht is op de optische assen van de andere deelprisma's.

4. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de diodelasers in aparte behuizingen aangebracht zijn, met het kenmerk, dat de leesbundel en de schrijfbundel onderling loodrechte polarisatierichtingen hebben en dat deze bundels door de polarisatiegevoelige bundeldeler tot vrij- 8101932 ________ __ __ . ...... ......- _ .....·__' -fc- . _______ƒ . ....... . ______ . - r % m ** 1. t PHN 10.021 20 wel samenvallen getracht worden.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de behuizingen van de diodelasers en de door deze lasers uitgezonden bundels vrijwel parallel zijn en dat in een van de bundels een tweede bundelde- g Ier is aangebracht die straling van deze bundel naar de polarisatiege-voelige bundeldeler reflecteert.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het po-larisatiedraaiend element een sterk-selectieve kwart-golflengte plaat is, en dat de van de polarisatiegevoelige bundeldeler afkomstige en door 10 de registratiedrager gereflecteerde leesbundel en schrijfbundel dezelfde richting hebben.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat in de weg van de van de polarisatiegevoelige bundeldeler afkomstige en door het informatievlak gereflecteerde· leesbundel en schrijfbundel achtereenvol- 15 gens een sterk-selectieve halve golflengte plaat en een polarisatiegevoelige bundeldeler aangebracht zijn.

8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat in de weg van een van de naar de registratiedrager gerichte bundels een instelbare lens is aangebracht. 20 9- Inrichting volgens conclusie 5, 6, 7' of 8, met het kenmerk, dat: de polarisatiegevoelige bundeldeler en de tweede bundeldeler star op één gemeenschappelijke drager bevestigd zijn, zodanig dat het gezamenlijke aantal reflecties van de naar de registratiedrager gerichte bundels aan de twee bundeldelers een even getal is.. 25 1°· Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de po larisatiegevoelige bundeldeler: en de tweede bundeldeler worden gevormd door een eerste en een tweede gedeeltelijk reflecterend vlak binnen één samengesteld prisma.

11. Inrichting volgens conclusie 5, 6, 7, 8, 9 of 10, met het 30 kenmerk, dat een eerste diodelaser-behuizing vast aan een gestel is bevestigd terwijl een tweede diodelaser-behuizing met een zijde in minstens één richting verend aan hetzelfde gestel bevestigd, en dat mechanische middelen aanwezig zijn voor het instellen van de tweede diodelaser-behuizing ten opzichte van de eerste. 35 8101932