NL8100499A - Slangvormige afdichtinrichting voor betonvoegen; alsmede werkwijze voor het tot stand brengen van een betonvoegafdichting. - Google Patents

Description

fc — i ^ N/30.085-Jb/hf - 1 -

Slangvormige afdichtinrichting voor betonvoegen; alsmede werkwijze voor het tot stand brengen van een betonvoeg-afdichting.

De uitvinding heeft betrekking op een slangvormige afdichtinrichting voor betonvoegen met een inwendig steun-lichaam, dat een vloeistofdoorlaatbare wand bezit, een eerste vloeistofdoorlaatbare netwerkvormige slang, die dit steun-5 lichaam omgeeft en een tweede vloeistofdoorlaatbare netwerkvormige slang, die de eerste slang omhult; alsmede op een werkwijze voor het tot stand brengen van een betonvoegafdichting onder toepassing van een dergelijke afdichtinrichting.

Een dergelijke afdichtinrichting is bekend uit het 10 Zwitserse octrooischrift 600.077. Deze bekende afdichtinrichting heeft het voordeel ten opzichte van de gebruikelijke voegafdichtbanden, dat hierdoor een afdichtmiddel in het beton van het voeggebied kan worden ingevoerd, hetgeen tevoren met behulp van van gaten voorziene kunststofslangen 15 zonder resultaat geprobeerd was (vergelijk het bijvoegsel "Kunststoffe im Bau" bij No. 9 van het "Schweizer Baublatt" van 3 februari 1976). Het is derhalve met de afdichtinrichting volgens het Zwitserse octrooischrift 600.077 gedeeltelijk gelukt, het anders nauwelijks te verhinderen omlopen van water, 20 dat bij de gebruikelijke afdichtbanden optreedt, te vermijden.

Nu is evenwel juist bij een zeer zorgvuldige vervaardiging van zo goed mogelijk verdicht beton door middel van intensieve trillingen ook bij inrichtingen volgens het Zwitserse octrooischrift 600.077 een binnendringen van beton-25 bestanddelen in het inwendige van de inrichting nauwelijks te vermijden, zodat verstoppingen en derhalve onbruikbaarheid van deze bekende inrichting kunnen optreden.

De onderhavige uitvinding beoogt dit bezwaar op economische wijze te ondervangen en een afdichtinrichting 30 van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die praktisch onder alle omstandigheden met succes kan worden toegepast en die het tot stand brengen van onberispelijke afdichtingen van betonvoegen mogelijk maakt.

Hiertoe wordt de slangvormige afdichtinrichting 8100499 V i - 2 - volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat tussen de beide netwerkvormige slangen zich een slangvormig aangebracht vlies uitstrekt.

Het in het bijzonder als een schroefveer uitge-5 voerde steunlichaam vormt hierbij met de hem omgevende binnenste netwerkvormige (bijvoorbeeld uit monofilamenten gevlochten) slang een solide ondersteuning voor het slangvormig aangebrachte vlies, terwijl de tweede netwerkvormige slang, die in principe op dezelfde wijze kan zijn opgebouwd 10 als de eerstgenoemde slang, doch een grotere diameter moet bezitten, een doeltreffende bescherming van het vlies tegen mechanische beschadigingen vormt, doordat deze slang grovere betondelen van het vlies afhoudt.

Indien niettemin betrekkelijk dunvloeibaar materi-15 aal uit het beton door de buitenste netwerkvormige slang zou doordringen, dan kan het op passende wijze opgebouwde vlies een verder binnendringen verhinderen. Dit vindt in het bijzonder plaats, indien het vlies van een impregnering is voorzien.

20 Het vlies kan meerlagig, bijvoorbeeld door wik kelen, op de binnenste slang zijn aangebracht. Het behoeft geen bijzonder hoge weerstand tegen scheuren te bezitten en kan derhalve uit bijvoorbeeld papier of dergelijk materiaal bestaan, daar het door het steunlichaam en de binnenste 25 netwerkvormige slang goed wordt gesteund en aan de buitenzijde door de buitenste netwerkvormige slang goed wordt afgeschermd.

Het toepassen van een betrekkelijk zwak vlies kan dan ook nog het voordeel hebben, dat bij het naar binnen 30 persen van afdichtmiddel in de inrichting,, dit vlies open gaat, bijvoorbeeld openscheurt, waardoor het afvoeren van het afdichtmiddel vergemakkelijkt wordt.

Door de meerlagigheid van de afdichtinrichting wordt een goede buigzaamheid verkregen en bij een juiste 35 uitvoering kan ook een zekere begrensde langsuitzetting worden toegepast, die bijvoorbeeld het nauw aanliggend verlopen van buizen mogelijk maakt.

Door haar bijzondere dichtheid bij het betonneren t kan de afdichtinrichting volgens de uitvinding ook in de 40 voorfabricage van betondelen worden toegepast, alwaar, zoals 81 00 49 9 - 3 - bekend, bijzonder intensieve verdichtingsstappen worden uitgevoerd.

Bij werkonderbrekingsvoegen kan men op het reeds gebetonneerde vlak, waarop later een aansluitend bouwelement 5 gebetonneerd moet worden, een afdichtinrichting van de genoemde soort aanbrengen en bijvoorbeeld aan bewapeningsstaven bevestigen, waarna men het beton kan storten en het beton kan laten verharden en krimpen. Men kan dan door het beton gaten in de afdichtinrichting boren en een afdichtmiddel injecte-10 ren, dat in ongewenste holten van het beton kan binnendringen en deze kan afdichten.

Bij middelste voegen kan men een voegband toepassen, zoals dit in het Zwitserse octrooischrift 600.077 is beschreven, waarbij afdichtinrichtingen van de volgens de uitvinding 15 voorgestelde soort kunnen worden toegepast.

Als afdichtmiddel kan men zowel een na het verharden hard afdichtmiddel, bijvoorbeeld een epoxyhars, toepassen, of afdichtmiddelen, die na het injecteren een gel vormen.

Voor het invoeren van het afdichtmiddel in het beton 20 is het van voordeel, indien de beide uiteinden van elle af-dichtinrichtingeenheid afgesloten zijn en met hun eindgedeel-te de volgende afdichtinrichting overlappen. In tegenstelling tot de bekende banden is het derhalve bij de uitvinding niet noodzakelijk, dat deze zich over de gehele voeglengte uit-25 strekken. Ook dit vergemakkelijkt het afdichten zeer. Dit leidt er ook toe, dat men een afdichtinrichting volgens de uitvinding in genormaliseerde lengten met afgesloten uiteinden op de bouwplaats kan afleveren, waarna deze aldaar nog slechts gelegd en bevestigd behoeven te worden.

30 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig. 1 is een schematisch aanzicht van een meervoudig weggebroken afdichtinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een dwarsdoorsnede van de afdichtinrich-35 ting volgens fig. 1.

Fig. 3 is een schematisch bovenaanzicht van een betononderbrekingsvoeg met aangebrachte afdichtinrichtingen.

De afdichtinrichting 5 bestaat uit een aantal, in fig. 1 en 2 coaxiaal weergegeven, in hoofdzaak cilindrische 40 delen, namelijk het steunlichaam 1, een gevlochten slang 2, een vliesslang 4 en een buitenste gevlochten slang 3. Het 81 0 0 49 9 . *. » - 4 - steunlichaam 1 is uitgevoerd als een schroefveer met een betrekkelijk grote spoed en bestaat bij voorkeur uit staal. Het is derhalve weliswaar buigzaam, maar toch betrekkelijk stijf.

Op dit steunlichaam 1 is een binnenste slang 2 aan-5 gebracht, die uit betrekkelijk dikke monofilamenten, bijvoorbeeld uit polyamide, is gevlochten. Deze slang 2 overbrugt de tussenruimten tussen de windingen van de schroefveer van het steunlichaam 1 en dient als steun voor de vliesslang 4. Derhalve vormen het steunlichaam 1, de binnenste ge-10 vlochten slang 2 en de vliesslang 4 een tamelijk stijve, doch buigzame slang, die uiteindelijk in een belangrijk wijdere buitenste gevlochten slang 3 is opgenomen. De buitenste slang 3 bestaat eveneens uit betrekkelijk dikke monofilamenten, die wederom bijvoorbeeld uit polyamide kunnen bestaan.

15 Natuurlijk zal de slang 3 in feite niet coaxiaal ten opzichte van de overige bestanddelen zijn, daar deze laatsten met speling in deslang 3 zijn aangebracht.

Het vliesmateriaal van de vliesslang 4 is geïmpregneerd met een substantie, die een voldoende waterondoorlaat-20 baarheid verschaft om het binnendringen van cementmelk te verhinderen, waarbij evenwel na het betonneren de vliesslang 4 van binnenuit voor vloeistof doorlaatbaar is, waarbij men de vliesslang 4 eventueel kan laten springen.

De buitenste gevlochten slang 3 dient als bescher-25 ming. yan de vliesslang 4 tegen beschadiging door het beton. Deze slang 3 -moet ook enige ruimte rondom de vliesslang 4 openlaten.

In fig. 3 is in bovenaanzicht het uiteinde van een betonneertraject afgeheeld, waarop drie afdichtinrichtingeen-30 heden 5 met overlappende uiteinden 50 zijn aangebracht en met passende middelen aan bewapeningsstaven 8 zijn bevestigd. Men kan nu bij de pijlen 7 of bp andere plaatsen na het betonneren gaten boren, waardoor een afdichtmiddel in het inwendige van de afdichtinrichting 5 gespoten kan worden. Dit 35 boren en spuiten behoeft slechts te worden uitgevoerd op plaatsen waar een ondichtheid van het beton optreedt. Derhalve zijn afdichtinrichtingeenheden 5 van voordeel, waarvan de uiteinden 50 steeds gesloten zijn, hetgeen bijvoorbeeld door dichtsmelten van de gevlochten slangen 2 en 3 kan plaats-40 vinden.

81 0 0 49 9 V * - 5 -

Een afdichtinrichting volgens de uitvinding kan door zijn buigzaamheid en hoge dwarsstabiliteit (zij knikt niet en wordt niet samengedrukt) ook als afdichting om doorvoeringen, bijvoorbeeld als een winding om een buis, 5 worden toegepast.

Als afdichtmiddel kan men bijvoorbeeld verhardende harsen of gelerende middelen toepassen.

De afdichtmiddelen, die men in de afdichtinrichting spuit, worden via de wand van de afdichtinrichting in on-10 dichte betonplaatsen toegevoerd en dichten deze op betrouwbare wijze af.

81 0 0 49 9

Claims (9)

1. Slangvormige afdichtinrichting voor betonvoegen met een inwendig steunlichaam, dat een vloeistofdoorlaatbare wand bezit, een eerste vloeistofdoorlaatbare netwerkvormige slang, die dit steunlichaam omgeeft en een tweede vloeistofdoorlaatbare netwerkvormige slang, die de eerste slang omhult, met het kenmerk, dat tussen de beide netwerkvormige slangen (2, 3) zich een slangvormig aangebracht vlies (4) uitstrekt.

2. Afdichtinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vlies (4) tegen de eerste netwerkvormige slang (2) aanligt, terwijl het door de tweede netwerkvormige slang (3) los omgeven is.

3. Afdichtinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een aantal tegen elkaar liggende vlieslagen in het vlies (4) aanwezig zijn.

4. Afdichtinrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het vlies althans ongeveer waterondoorlaatbaar is.

5. Afdichtinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het vlies (4) van een door cement-melk wat zijn werking betreft verminderbare impregnering is voorzien.

6. Afdichtinrichting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat zijn uiteinden gesloten zijn,

7. Werkwijze voor het tot stand brengen van een betonvoegafdichting, met het kenmerk, dat een afdichtinrichting volgens conclusie 1 in een betonvoeg althans gedeeltelijk wordt ingebetonneerd en dat een afdicht-middel in deze afdichtinrichting wordt toegevoerd en via haar wanden in het beton wordt aangebracht.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat via het beton ten minste een gat in de afdichtinrichting wordt geboord en het afdichtmiddel via dit gat wordt toegevoerd.

9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat in de betonvoeg afdichtinrichtings-eenheden met overlappende eindgedeelten worden aangebracht. 81 0 0 49 9 •E* ....................