NL8004602A - Werkwijze voor het vervaardigen van een verdekt opgestelde ritssluiting met enkelzijdig opgenaaide sluitelementreeksen. - Google Patents

Werkwijze voor het vervaardigen van een verdekt opgestelde ritssluiting met enkelzijdig opgenaaide sluitelementreeksen. Download PDF

Info

Publication number
NL8004602A
NL8004602A NL8004602A NL8004602A NL8004602A NL 8004602 A NL8004602 A NL 8004602A NL 8004602 A NL8004602 A NL 8004602A NL 8004602 A NL8004602 A NL 8004602A NL 8004602 A NL8004602 A NL 8004602A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
series
thread
closing elements
zipper
sewing
Prior art date
Application number
NL8004602A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Sohr Hans Ulrich
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sohr Hans Ulrich filed Critical Sohr Hans Ulrich
Publication of NL8004602A publication Critical patent/NL8004602A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A44HABERDASHERY; JEWELLERY
    • A44BBUTTONS, PINS, BUCKLES, SLIDE FASTENERS, OR THE LIKE
    • A44B19/00Slide fasteners
    • A44B19/24Details
    • A44B19/40Connection of separate, or one-piece, interlocking members to stringer tapes; Reinforcing such connections, e.g. by stitching
    • A44B19/406Connection of one-piece interlocking members
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A44HABERDASHERY; JEWELLERY
    • A44BBUTTONS, PINS, BUCKLES, SLIDE FASTENERS, OR THE LIKE
    • A44B19/00Slide fasteners
    • A44B19/02Slide fasteners with a series of separate interlocking members secured to each stringer tape
    • A44B19/08Stringers arranged side-by-side when fastened, e.g. at least partially superposed stringers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A44HABERDASHERY; JEWELLERY
    • A44BBUTTONS, PINS, BUCKLES, SLIDE FASTENERS, OR THE LIKE
    • A44B19/00Slide fasteners
    • A44B19/10Slide fasteners with a one-piece interlocking member on each stringer tape
    • A44B19/12Interlocking member in the shape of a continuous helix
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A44HABERDASHERY; JEWELLERY
    • A44BBUTTONS, PINS, BUCKLES, SLIDE FASTENERS, OR THE LIKE
    • A44B19/00Slide fasteners
    • A44B19/24Details
    • A44B19/34Stringer tapes; Flaps secured to stringers for covering the interlocking members
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T24/00Buckles, buttons, clasps, etc.
    • Y10T24/25Zipper or required component thereof
    • Y10T24/2518Zipper or required component thereof having coiled or bent continuous wire interlocking surface
    • Y10T24/2525Zipper or required component thereof having coiled or bent continuous wire interlocking surface with mounting portion having structural formations complementary to stitching
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T29/00Metal working
    • Y10T29/49Method of mechanical manufacture
    • Y10T29/49782Method of mechanical manufacture of a slide fastener
    • Y10T29/49785Method of mechanical manufacture of a slide fastener of interlocking element

Landscapes

  • Slide Fasteners (AREA)
  • Decoration Of Textiles (AREA)
  • Materials For Medical Uses (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)

Description

N Jf 4
Werkwijze voor het vervaardigen van een verdekt opgestelde ritssluiting met enkelzijdig opgenaaide sluitelementreeksen.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een verdekt opgestelde ritssluiting met twee enkelzijdig elk op een draagband genaaide sluitelementreeksen uit kunststofdraad in de vorm van een gewijzigde 5 schroeflijn, waarbij de koppelkoppen van de sluitelementen van die draagbandkant zijn afgekeerd die aan de sluitelementreeks dragende randstrook van de band grenst, waarin na het opnaaien telkens de bredere, de elementreeks niet dragende deelstrook van de band om een in de buurt van de koppelkoppen liggende lijn op de naad wordt 10 teruggevouwen.
Een dergelijke ritssluiting is bekend uit het Duitse Gebruiksmodel 1 927 429. De bijzonderheid van een aan het zicht onttrokken ritssluiting ten opzichte van een open ritssluiting is, dat zijn sluitelementreeksen door zijn draagbanden 15 zijn afgedekt en daardoor niet te zien zijn.
Zoals de genoemde publicatie toont, is het vervaardigen van een aan het zicht onttrokken ritssluiting met enkelzijdig opgenaaide sluitelementreeksen zeer veel ingewikkelder dan het vervaardigen van een open ritssluiting. Bij dwarstrekbelasting 20 grijpt de kracht in de buurt van de koppelkop en uit het midden aan.
De loodrecht op de draagband liggende vlakken door de koppelkoppen en de draagbandvouwlijn moeten een zo klein mogelijke afstand—hebben— en deze in het bijzonder ook behouden. Het handhaven van de afstand bereikt men door het meervoudig bevestigen, d.w.z. door het gebruiken 25 8004602 2 van meer dan één naad. Voor het beveiligen van de sluitelementreeks op de draagband worden ook nog inlegsels in de vorm van vulkernen gebruikt. Deze vervaardiging is dus duur en leidt bovendien tot nogal grove ritssluitingen.
5 Deze ritssluitingen kunnen voor wat betreft de fijnheid ook niet aan de open ritssluitingen van dit moment met gelijke draaddikte tippen.
De uitvinding beoogt een economische vervaar digingswij ze te leveren en een verbetering van de daarmee verkregen 10 ritssluitingen.
De uitgevonden werkwijze heeft de volgende kenmerken: a) de sluitelementreeks wordt gevormd, waarbij een eventuele verwarming zodanig wordt begrensd dat totaan de fixeertemperatuur nog 15 een temperatuurafstand blijft waarin nog een merkbare lengtekrimp en dwarsdoorsnedetoename van de draad mogelijk is, b) elke elementreeks wordt met slechts één naad zonder vulkern zodanig op een draagband genaaid, dat deze naad tussen het langsmidden van elk element en zijn koppelkop ligt, en 20 c) de sluitelementreeksen worden in paarsgewijze tezamen gesloten en opgenaaide toestand op bekende wijze onder langscontractie en dwarsexpansie gefixeerd.
Het moge duidelijk zijn, dat een op deze wijze uitgevoerde werkwijze eenvoudiger is dan de werkwijze voor het 25 vervaardigen van de hierboven genoemde bekende aan het oog onttrokken ritssluitingen, want het gebruiken van het bijzondere fixeren vereist geen extra stappen, omdat ten opzichte van de bekende werkwijze slechts twee werkwijze-trappen worden verwisseld; daarentegen wordt het opleggen van een tweede of derde naad bespaard, eveneens het inbrengen 30 van een vulkern. Aldus kan een ritssluiting, waarvan de sluitelementreeks slechts één naad behoeft op te nemen, sierlijker zijn dan een ritssluiting die meerdere naden en andere beveiligingsmiddelen nodig heeft.
Afzonderlijke stappen van deze werkwijze zijn 35 8004602 *> 4 3 bekend, gedeeltelijk ook in combinatie. Zo is het bijvoorbeeld bekend reeksen sluitelementen van het genoemde type eerst paarsgewijze samen te sluiten en daarna op te naaien. Met de nieuwe werkwijze is het mogelijk een afgedekte ritssluiting goedkoper dan 5 tot dusverre en, hetgeen in het bijzonder voor de kledingindustrie van belang is, fijner of minder lomp te vervaardigen.
Door de op zichzelf bekende bijzondere warmtebehandeling wordt een verandering van de verhouding van de draaddiameter tot de draadlengte verkregen en gebruikt om de 10 verankering van de draad op de draagband zeer belastbaar te maken.
Bij de verdere uitvoering van de uitvinding lopen de bewegingen van de naainaalden evenwijdig aan elkaar, voor zover zij niet loodrecht op het vlak moeten staan, dat wordt gevormd door de de sluitelementreeksen opnemende draagbandstroken op de 15 plaats van het vastnaaien, voor zover men zich op deze plaats deze draagbandstroken vlak en stijf voorstelt. Loodrecht op dit vlak wordt tijdens het naaien het tussen de naalden geleide deel van de draagband vastgehouden en geleid.
Zoals gebruikelijk is, bij de niet afgedekte 20 ritssluitingen, kan bij toepassing van een dubbele kettingsteeknaad de reeks sluitelementen onder de deze opnemende draagband naar de naaimachine worden geleid, zodat bij de afgedekte ritssluiting de naalden vanaf hun insteken evenwijdig aan de later om te vouwen banddelen werken en vervolgens eerst het de reeks sluitelementen 25 opnemende bandgedeelte en tenslotte de tussenruimte van de reeksen sluitelement doorsteken.
Op deze wijze wordt de grijperdraadketting op de reeks sluitelementen gelegd.
Wil men onder toepassing van de dubbele 30 kettingsteeknaad een bijzonder goede waarborging van de plaats van de naad nabij de koppelkoppen verkrijgen, dan wordt de reeks sluitelementen in dat geval toegevoerd naar de naaimachine boven de draagband, zodat de naalden eerst de tussenruimten van de reeksen sluitelementen en vervolgens de de reeksen sluitelementen opnemende 35 draagbandgedeelten doorsteken, waarbij de later om te vouwen langere 8004502 4 bandgedeelten worden geleid tussen de reeds doorgestoken naalden.
Door deze manier van toevoer van materiaal ontstaat op de de reeksen sluitelementen opnemende bandgedeelten de grijperdraadketting, die door hun eigenschap als verdikking bij het 5 laten omvouwen van de langere bandgedeelten een stompe omvouwrand bewerkstelligt, die aanleiding geeft tot een betere afdekking van de koppelkoppen en de naad beter op zijn plaats houdt, wanneer de gereedgekomen ritssluiting in dwarsrichting wordt belast.
De werkwijze geeft aanleiding tot een 10 bijzonder goed produkt wanneer daarbij reeksen sluitelementen worden gebruikt, waarvan de koppelkoppen met de voetgedeelten van de sluitelementen verbindende poten ten opzichte van de kop- en voetgedeelten naar binnen zijn gebogen. Bij voorkeur ligt deze naar binnen buiging dichter bij het kopgedeelte dan bij het voetgedeelte, 15 zodat de op het achterliggende kopgedeelte, derhalve in zekere zin op de achterkop liggende naad, bijzonder dicht bij de plaats van samenwerking van een sluitelement met het bijbehorende contra-sluit-element komt te liggen. Daarnaast of bovendien kan nog het voetgedeelte zijn voorzien van een welving naar buiten, die sterker is 20 dan de welving van het kopgedeelte, zodat het voetgedeelte dikker of met betrekking tcthet vlak van de draagband, hoger is dan het kopgedeelte. De naad kan in een bijzondere trede worden gelegd, die in de ritssluitingdraad is voorbereid of daar bij de warmte-behandeling is aangebracht. Dit geschiedt bij voorkeur zodanig dat de textiel-25 draad en de sluitelementdraad worden gekozen uit materialen met verschillende weekwordingstemperaturen, zodat de sluitelementdraad in de textieldraad of de textieldraad in de sluitelementdraad wordt gevormd, wanneer het het eerst weekwordende gedeelte medegeeft. Bij voorkeur wordt de keuze zodanig getroffen,-dat de sluitelementdraad 30 eerst week wordt, zodat de textieldraad daarin wordt gevormd.
Dit kenmerk van de werkwijze kan zeer algemeen bij de vervaardiging van ritssluitingen zodanig worden toegepast, dat alle de ritssluiting vormende elementen (bijvoorbeeld sluit-eleraentdraad, naaidraad en draagband) door een passend geleide 35 8004602 fr » 5 warmtebehandeling in elkaar worden gevormd, doordat de temperatuur wordt toegepast, die dicht bij de smelttemperatuur van één van de thermoplastische materialen ligt.
Verder is het mogelijk in plaats van 5 naaidraden van katoen of naaidraden van zuiver synthetisch materiaal, zodanige draden te gebruiken, die uit een kunststofkern met een omspinning van katoen bestaan. Past men hier volgens de uitvinding de temperatuur zodanig toe, dat de kunststofkern als een zuiver synthetische naaidraad krimpt, dan sluit deze zich nauw op de 10 poten van de sluitelementen aan, terwijl bij het latere verven de katoenen omspinning met dezelfde nuance als de draagband kan worden geverfd, voor zover deze evenzo uit katoen bestaat.
Bestaan daarentegen de draagbanden uit kunststof, dan kan door de hierboven genoemde werkwijze ook 15 gelijktijdig een plisseereffect worden verkregen, doordat de draagbanden in hun bij het latere gebruik van de ritssluiting uiteindelijke vlakke stand worden gefixeerd. Dit is bij de tot dusverre toegepaste banden van katoen en ook bij de toepassing van draagbanden van kunststof, zonder een verdere nabehandeling, 20 niet mogelijk.
Gheel synthetische ritssluitingen kunnen volgens de uitvinding onder gebruikmaking van de thermofixeer-temperatuur geheel en echt worden ingeverfd en doorgeverfd. Op dezelfde wijze kunnen afzonderlijke kunststofgedeelten van de 25 ritssluitingen op deze wijze worden ingeverfd.
Bij de nieuwe werkwijze wordt de afdekking van de reeks sluitelementen door de deze dragende draagbanden ook mogelijk, doordat bij elk afsluitorgaan de afstand tussen de koppelingsvlakken en de naad in vergelijking tot de totale breedte 30 van de afzonderlijke sluitelementen uiterst kort kan worden gehouden en dat de naad bij belasting in dwarsrichting niet meer naar de voetgedeelten wordt getrokken en de poten daardoor niet meer kunnen worden vrijgelegd.
De uitvinding zal hieronder nader worden 35 toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van 8004602 6 voorbeeld een tweetal uitvoeringsvormen voor het verwerkelijken van de werkwijze volgens de uitvinding zijn weergegeven. In de tekening toont: fig. 1 een doorsnede door een helft van een 5 ritssluiting, gezien in de richting van de hartlijn van de ritssluiting, fig. 2 een bovenaanzicht van twee gekoppelde, van de draagband bevrijde reeksen sluitelementen van een ritssluiting volgens de uitvinding zoals in fig. 1 met de pijl II is 10 aangegeven, fig. 3 een aanzicht overeenkomend met fig. 1 van een andere uitvoeringsvorm, fig. 4 een doorsnede van alleen de draagband van de ritssluiting van fig. 3, waarbij echter de draagband 15 nog ongevouwen is, fig. 5 hetzelfde als in fig. 1 doch van een nog andere uitvoeringsvorm, fig. 6 op grotere schaal een gedeelte van het zijaanzicht van een gedeelte van de draadpoot van kunststof 20 op de plaats waarin de naaidraad in het oppervlak van de draad van het sluitelement is verzonken, fig. 7 in perspektief de relatieve stand van de draagbanden, van de reeksen sluitelementen en van de naalden tijdens het vastnaaien, 25 fig. 8 een andere toevoer van het vast te naaien materiaal, en fig. 9 een uitvoeringsvorm van een enkel sluitelement van de ritssluiting uit de uit een doorlopende, samenhangende draad bestaande reeks sluitelementen met de stand 30 van de naad, waaraan de voorkeur wordt gegeven en de reeds omgevouwen draagband, gezien in de richting van de overlangse symmetrieas van de ritssluiting.
Pig. 1 toont met sterke vergroting een inderdaad uitgevoerde helft van een ritssluiting. De afbeelding is 35 ook met betrekking tot de verhoudingen van de grootte van het 8004602 7 orgaan van de ritssluiting ten opzichte van de dikte van de de reeks sluitelementen vormende draad niet volgens schaal.
Ongeveer bij 10 ligt de symmetrieas van de ritssluiting. Het afgeheelde sluitelement bezit een koppelkop 12, 5 een voetgedeelte 14 en twee poten 16 en 18. De buitenomtrek van het sluitelement lijkt op een halter; het voetgedeelte en de koppelkop zijn dus hoger dan de deze onderdelen verbindende poten.
Het vulkoordvrije doorsnede vlak is met 20 aangegeven. Dit vlak moet volgens de uitvinding een vrije hoogte hebben, die ongeveer 10 overeenkomt met de halve diameter van de toegepaste ruwe draad.
De reeks sluitelementen is zodanig op de draagband 22 vastgenaaid, dat de koppelkoppen 12 afwijzen van die rand van de draagband 24, die de de reeks sluitelementen opnemende draagbandstrook 26 begrenst, exidichter bij de koppelkoppen ligt i 15 dan de andere draagbandrand. Het overige gedeelte van de draagband 22 is over zichzelf, namelijk over zijn de reeks sluitelementen opnemende strook 26 omgevouwen, zodat bij 28 een vouw ontstaat, die in het ideale geval van de afgedekte ritssluiting slechts over de halve koppelkopdiepte ten opzichte van de het meest naa: voren liggende 20 mantellijn van alle koppelkoppen naar achteren ligt. De naaidraad 32 van de enkele naad 30 is zo diep in de sluitelementen opgenomen dat de sluitelementdraad de naaidraad geheel of bijna geheel bedekt. Door deze bijzondere uitvoering kan de sierlijkheid en de fijnheid van de afgedekte ritssluiting nog worden vergroot.
25 In fig. 2 is met arceringslijnen een tussen twee naast elkaar liggende sluitelementen 15 en 17 van een met een andere sluitelementreeks 21 in ingrijping zijnde sluitelement-reeks 19 gevormd naalddoorsteekkanaal 11 weergegeven. Het gaat om de grootste doorsnede van het naalddoorsteekkanaal, welke niet 30 beslist in de richting loodrecht op het vlak van de draagband moet worden gevonden. In het afgeheelde voorbeeld zal het kanaal met de grootste dwarsdoorsnede eerder iets van links naar rechts schuin staan, zoals dit wordt verschaft door de richting van de bij een koppelkop aankomende en van de daarvan weggaande poot. In het 35 8004602 8 afgeheelde voorbeeld van de reeks sluitelementen 19 is de van links komende poot de bovenliggende, de weggaande poot daarentegen de onderliggende en omdat beide poten niet loodrecht boven elkaar liggen, doch praktisch op gelijke wijze vanaf de koppelkop diver-5 geren, ligt het naalddoorsteekkanaal met de grootste doorsnede tussen de bovenliggende poten iets meer naar links dan tussen de onderliggende poten. Het kanaal strekt zich derhalve van links boven naar rechts onderen uit. Dit kanaal moet nu zo nauw zijn, dat de nog niet aan een voorvervorming of warmtebehandeling onder-10 worpen ruwe draad in elk geval nog juist, derhalve zonder speling, door het kanaal kan worden gestoken. Het kanaal kan echter ook nauwer zijn, zodat de ruwe draad niet meer daardoor kan worden gestoken. Er wordt echter in alle gevallen het naalddoorsteekkanaal van de reeds gereedgekomen, vastgenaaide ritssluiting bedoeld. 15 De praktische proef moet derhalve zo plaatsvinden, dat de reeks sluitelementen bij voorkeur tezamengesloten met de reeks contra-organen uit de voor de verkoop gereedzijnde ritssluiting wordt verwijderd en wordt onderworpen aan de doorsteekproef met de ruwe draad.
20 Bij toepassing van een draad met cirkelvormige -doorsnede ontstaat de in fig. 2 afgebeelde betrekking tussen het naalddoorsteekkanaal van de gereedgekomen ritssluiting met de ruwe draad 13. De vorm en de diameter van de ruwe draad kan afwijken van de doorsnede van de gereedgekomen draad zoals bij 13a is aange-25 geven.
Op de plaats van het omvouwen van de draagband tussen de stukken 26 en 22 zijn volgens fig. 3 bandversterkingen aangebracht, welke dienen voor een verdere verbetering van de waarborging van de plaats van het omvouwen van de band bij het kop-30 gedeelte. Daarvoor is, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 4, een versterking door middel van kettingdraden of foelies of dergelijke bij 35 aangebracht, terwijl bij 36 een inweefstuk van kunststof of dergelijke is aangebracht voor het gebied van de naaidraad. Daardoor verkrijgt de vouw van de band een grote stevigheid, die ook met 35 8004602 9 voordeel zijn uitwerking heeft op de stevigheid van de ritssluiting.
De uitvoeringsvorm volgens fig. 3 geeft verder ten opzichte van het voetgedeelte 14a een lager kopgedeelte 12a. De naad bestaat hier uit een niet verzonken bovendraad 32 5 en een onderdraadketting 34. Het naar binnen getrokken potengebied 16 en 18 ligt evenzo vóór het vlak 33.
Bij een andere voordelen gevende uitvoeringsvorm wordt bij toepassing van versterkte draagbanden en de gebruikelijke toepassing van kettingsteeknaden nog een andere 10 verbetering verkregen, doordat de onderdraadketting niet zoals gebruikelijk is wordt gelegd op de windingen van de reeksen sluitelementen en de boven- en ondernaaldendraad niet op de draagband wordt aangebracht, doch omgekeerd, zodat de sterker drukkende onderdraadketting, dat wil zeggen de grijperdraad, zich 15 onder het draagbandgedeelte 26 bevindt, waardoor de toegepaste bandversterking in de gereedgekomen sluiting een grotere weerstand biedt tegen trek in dwarsrichting. Dit heeft het voordeel, dat de minder uitstekende of opdragende bovendraad beter in de kunststofdraad door warmte kan worden gevormd en dat het schuif-20 orgaan van de ritssluiting beter kan glijden op het gladde, door geen enkele draadverhoging meer onderbroken oppervlak van de reeks kunststof sluitelementen. Er is ook geen binnenprofilering meer nodig, zoals dit vereist zou zijn met betrekking tot de onderdraadketting.
25 Pig, 5 toont dat de bovendraad 32 zonder volumevermindering in de kunststofdraad is opgenomen, derhalve alleen gevormd door materiaalverdringing van de kunststofdraad van de koppelorganen. De verdrongen kunststofdraadmassa is met 31 aangegeven. Bij trek in dwarsrichting op het draagbandgedeelte 22 30 steunt de bandversterking tegen de onderdraadketting 34.
Verder kan met voordeel bij gebruik van katoenen draagbanden een tussenlaag van kunststof in de draagband worden verweven in het gebied van het insteken van de naald. De tussenlaag moet zo worden gekozen, dat deze bij de latere op 35 8004602 10 bekende wijze uitgevoerde warmte-behandeling hard wordt en de naai-draad in het weefsel van de draagband extra fixeert. Bij de toepassing van kunststofdraagbanden kan die tussenlaag uit een materiaal bestaan, dat bij minder warmte en vroeger dan de draag-5 band zelf stabiel wordt.
De verwijzingscijfers in fig. 7 hangen niet direct samen met de keuze van de verwijzingscijfers in de fig. 1-6.
De in fig. 7 vereenvoudigd aangegeven doorsnede van de slechts met een klein stuk afgebeelde draagbanden 10 110 en 112 worden in de naaimachine zodanig geleid, dat het gedeelte, dat de reeks sluitelementen opneemt van elke band, dat met 114, respectievelijk 115 is aangegeven, loodrecht staat op het overige gedeelte 116, respectievelijk 118. De randen 120 en 122 vormen later de buitenranden van de gereedgekomen, met zijn reeksen sluit-15 elementen tezamen gesloten, ritssluiting. Voor het vastnaaien worden de reeksen sluitelementen 124 en 125 met hun koppelkoppen (pijl 126) tezamen gesloten en gemeenschappelijk naar de naaimachine geleid in de richting van de pijlen 128 en 130. De naai-naalden 132 en 134, waarvan de naald 134 vanwege de perspectief-20 afbeelding niet kan worden gezien en slechts door een stippellijn is aangegeven, liggen evenwijdig aan elkaar en de draagbanden 110 en 112 worden daartussen geleid door de machine in de richting van de pijl 136. De ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de vlakken van de draagbandstukken 116 en 118 evenwijdige naalden 25 behoeven niet loodrecht te staan op de gedeelten 114, respectievelijk 115. Zij kunnen ook in schuine richting worden geleid. De richting van de heen en weer beweging van de naalden wordt aangegeven door de dubbele pijl 138.
Fig. 8 geeft een andere mogelijkheid van de 30 toevoer van het materiaal en van het aanbrengen van de naaidraad.
Hierbij worden de evenzo gekoppelde reeksen sluitelementen 124 en 125 zodanig naar de naaimachine geleid, dat zij vlak tegen de banddelen 114 en 115 liggen, terwijl de banddelen 116 en 118 loodrecht staan op de delen 114 en 115. De werk- en 35 bewegingsrichting van de naalden 132 en 134 (fig. 8) loopt daarbij 8004502 11 zoals aangegeven voor de uitvoering volgens fig. 7, derhalve evenwijdig aan de vlakken van de banddelen 116 en 118 en tegelijk loodrecht of schuin ten opzichte van de banddelen 114 en 115. De naalden bevinden zich daarbij echter op die zijde ran de banddelen 5 114 en 115, waarop ook de reeksen sluitelementen zijn aangebracht, waarbij bij voorkeur de reeksen sluitelementen en de naalden zich boven en de banddelen 116 en 118 onder de banddelen 114 en 115 bevinden. Door een dergelijke plaatsing komen de grijperdraad-kettingen 117 en 119 in de vouw tussen de banddelen 114 en 116, 10 respectievelijk 115 en 118.
In fig. 9 is de doelmatige stand van de de ritssluitingorganen met de draagband verbindende naad 140 afgebeeld. Daarbij heeft het orgaan van de ritssluiting de haltervorm, waaraan de voorkeur wordt gegeven. Bij de afgeheelde uitvoeringsvorm is de 15 de breedte van het voetgedeelte aangevende afmeting "b", groter dan de breedte "a" van het kopgedeelte. De koppelkop is met 142 aangeduid. De plaatsing van de naad tussen het ongeveer in het midden van het sluitelement gelegen smalste gedeelte en hét breedste stuk van de boog 144 van de koppelkop behoeft op zichzelf niet 20 gelijktijdig te worden verenigd met het hier evenzo afgebeelde kenmerk van het bredere voetgedeelte 146. Meestal is één van deze beide maatregelen voldoende.
In fig. 9 hebben de banddelen 115 en 118 hun uiteindelijke stand ingenomen, waarbij zij dus op elkaar zijn 25 gevouwen.
8004602

Claims (30)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een aan het oog onttrokken ritssluiting met twee enkelzijdig elk op een draagband genaaide sluitelementreeksen uit kunststofdraad in de vorm van een gewijzigde schroeflijn, waarbij de koppelkoppen 5 van de elementen van die draagbandkant zijn afgekeerd die aan de de sluitelementreeks dragende randstrook van de band grenst, waarin na het opnaaien van telkens de bredere strook om een in de buurt van de koppelkoppen liggende lijn op de andere deelstrook wordt teruggevouwen, gekenmerkt door de volgende maatregelen: 10 a) de sluitelementreeks wordt gevormd, waarbij een eventuele verwarming zodanig wordt begrensd, dat tot aan de fixeertemperatuur nog een temperatuurafstand blijft waarin nog een merkbare lengte-krimp en dwarsdoorsnedetoename van de draad mogelijk is, b) elke sluitelementreeks wordt met slechts één naad (40) zonder 15 vulkern zodanig op een draagband (15, 18) genaaid, dat deze naad tussen het langsmidden van elk element en zijn koppelkop (42) ligt, en c) de sluitelementreeksen worden in paarsgewijze tezamengesloten en opgenaaide toestand op bekende wijze onder langscontractie en 20 dwarsexpansie volledig gefixeerd.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, toegepast op sluitelementreeksen met sluitelementen, waarvan de buitenafmetingen, gemeten loodrecht op de draagband (15, 18), aan de koppelkop (44, 42) en aan het voetdeel (46) groter zijn dan in het daar- 25 tussen liggende gebied.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de door het voetdeel gevormde boog (46) groter is dan de boog (44) die de koppelkop (42) draagt.
4. Werkwijze volgens één der conclusies 1-3, 30 met het kenmerk, dat de beide sluitelementreeksen van de ritssluiting eerst tezamengesloten en dan opgenaaid worden.
5. Afgedekte ritssluiting, met het kenmerk, dat de loodrecht op het vlak van de draagband gemeten grootste 8004602 ft 4 inwendige breedte van de vulkoordvrije ruimte tussen de poten van een te beschouwen sluitelement van de ritssluiting, ongeveer gelijk is aan de halve diameter van de voor het vormen van de reeks sluitelementen te gebruiken kunststofdraad, die een cirkel-5 vormige dwarsdoorsnede heeft.
6. Afgedekte ritssluiting volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de naad zich buiten het midden van de reeks sLuitelementen en dichter bij het kopgedeelte bevindt.
7. Afgedekte ritssluiting volgens 10 conclusie 5 of 6, gekenmerkt doordat het middengedeelte zich buiten het midden van de reeks sluitelementen en dichter bij het kopgedeelte bevindt,
8. Afgedekte ritssluiting bij voorkeur volgens een of meer der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat 15 de naaidraad in de^reeks sluitelementen vormende draad is ingevormd.
9. Afgedekte ritssluiting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de naaidraad over meer dan zijn dikte in de de reeks sluitelementen vormende draad is ingebed, namelijk ingesmolten en dat daarbij de draad van de reeks sluitelementen 20 de naaidraad over meer dan de halve omtrek van de naaidraad bedekt.
10. Afgedekte ritssluiting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de naaidraad met de draad van de sluitelementen versmolten is.
11. Afgedekte ritssluiting volgens een of 25 meer der voorgaande conclusies, bij voorkeur conclusie 10, gekenmerkt, doordat de draagband is versterkt in het gebied waar deze is omgevouwen.
12. Afgedekte ritssluiting volgens een of meer der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de draagband 30 in het gebied, waar de naalden insteken, is gehard.
13. Werkwijze voor het vervaardigen van een afgedekte ritssluiting, waarvan de op een zijde elk op een draagband opgenaaide, reeksen sluitelementen elk bestaan uit een kunst-stofdraad in de vorm van een verbogen schroeflijn, waarbij een 35 dergelijke reeks sluitelementen zodanig wordt opgenaaid, dat daar- 8004502 bij de koppelkoppen van de organen van de sluitelementen van die draagbandrand zijn afgekeerd, welke naast de de reeks sluitelementen dragende randstrook van de band ligt en dat na het opnaaien van het bredere, niet de reeks sluitelementen dragende deel van 5 de band over een nabij de koppelkoppen liggende lijn op de naad wordt teruggevouwen, in het bijzonder volgens conclusie 1 of één der conclusies 2-12, gekenmerkt door de combinatie van de volgende stappen: a) de reeks sluitelementen wordt voor het vastnaaien zover in de 10 vorm gebracht als nodig is voor de schadeloze opneming van de mechanische belasting bij de daaropvolgende behandeling, waarbij een eventuele verwarming zodanig wordt beperkt, dat de reeks sluitelementen tot de fixeertemperatuur daarvan nog een temperatuur-afstand behoudt, waarbij een merkbare vormverandering, in het 15 bijzonder van de omstandigheden en verhoudingen van draadlengte ten opzichte van draaddikte, mogelijk is, b) de reeksen sluitelementen worden vervolgens samengesloten en c) op de draagbanden vastgenaaid, waarvan op de naad om te vouwen gebieden daarbij tussen de naalden worden geleid, 20 d) de opgenaaide reeksen sluitelementen vervolgens op bekende wijze worden verwarmd tot in de nabijheid van de temperatuur, waarbij zij week worden.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat de wegen van de arbeidsbewegingen van de 25 naainaalden evenwijdig aan elkaar lopen.
15. Werkwijze volgens conclusie 13, bij voorkeur in verband met conclusie 14, gekenmerkt doordat elke reeks sluitelementen met slechts één naad wordt bevestigd aan zijn draagband.
16. Werkwijze volgens conclusie 13, bij voorkeur in verband met ten minste een der conclusies 14 of 15, gekenmerkt doordat gedurende de naaibewerking van de de reeks sluitelementen opnemende stroken van de draagband ongeveer loodrecht wordt geleid naar het tussen de naalden geleide deel 35 van de band. 8 0 ö 4 6 0 2
17. Ritssluiting met twee elk op een draagband genaaide sluitelementreeksen van thermoplastische kunststof draad, die de erop liggende draad van de betreffende naad aan elke reeks in een voor de draad bestemde verdieping opneemt, 5 met het kenmerk, dat de verdieping is verkregen door het invormen van de draad (32) onder wegdrukking (31) van een deel van..-het draadmateriaal door verwarmen van de op zijn draagband genaaide draad tot een thermofixeertemperatuur in het zachtwordingsgebied van de kunststof. 10
18* Ritssluiting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het voor het opnemen van de naaidraad en voor het doorsteken van de die draad geleidende naainaald bestemde kanaal tussen naast elkaar liggende sluitelementen in de richting van zijn grootste doorsteekdoorsnede wat betreft de grootte en 15 de vorm van die doorsnede zodanige afmetingen heeft, dat de voor het vervaardigen van de reeks sluitelementen te gebruiken kunststofdraad niet of in elk geval zonder speling door het kanaal kan owrden gestoken.
19. Afgedekte ritssluiting volgens conclusie 20 17 of 18, met het kenmerk, dat de loodrecht op het vlak van de draagband gemeten grootste inwendige breedte van de vulkoord-vrije ruimte tussen de poten van een te beschouwen sluitelement van de ritssluiting, ongeveer gelijk is aan de halve diameter van de voor het vormen van de reeks sluitelementen te gebruiken 2. kunststofdraad.
20. Ritssluiting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de naaidraad (32) over meer dan zijn dikte in de de reeks sluitelementen vormende draad is ingebed en daarbij de draad de naaidraad over meer dan de halve omtrek van 30 de naaidraad bedekt.
21. Ritssluiting volgens conclusie 17 of 20, met het kenmerk, dat de naaidraad met de draad versmolten is. ____
22. Ritssluiting volgens een der conclusies 17-21, met het kenmerk, dat de omkeerboog van het kopdeel van de 35 sluitelementreeks lager is dan de omkeerboog van het voetdeel, en 8004602 dat de draad van de naad buiten het midden van de sluitelement-reeks in de buurt van het kopdeel is gelegd.
23. Werkwijze voor het vervaardigen van een afgedekte ritssluiting, waarvan de op een zijde elk op een draag- 5 band opgenaaide reeksen sluitelementen elk bestaan uit een kunststofdraad in de vorm van een verbogen schroeflijn, waarbij een dergelijke reeks sluitelementen zodanig wordt opgenaaid, dat daarbij de koppelkoppen van de sluitelementen van die van draagbandrand zijn afgekeerd welke naast de de reeks sluitelementen 10 dragende randstrook van de band ligt, en dat na het opnaaien van de bredere, niet de reeks sluitelementen dragende deel van de band over een nabij de koppelkoppen liggende lijn op de naad wordt teruggevouwen voor het vervaardigen van een ritssluiting volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat gedurende de naai-15 bewerking de de reeks sluitelementen opnemende stroken van een draagband ongeveer loodrecht naar het tussen de naalden geleide deel van de band worden geleid.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de benen van de toegepaste sluitelementreeksen een 20 versmalling of naar-binnen-buiging hebben die dichter bij het koppelkopdeel dan het voetdeel ligt.
25. Werkwijze volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat van de door de naar-binnen-buiging ontstane welvingen de het voetgedeelte vormende welving lager is dan die 25 van het kopgedeelte.
26. Werkwijze volgens een der conclusies 23- 25, met het kenmerk, dat bij toepassing van een reeks sluitelementen waarbij de welving van het voetgedeelte van elk sluit-element aan de buitenzijde een trede op de naar de naar-binnen- 30 buiging toegekeerde zijde heeft, en dat de naaidraad in die trede wordt gelegd.
27. Werkwijze volgens een der conclusies 24- 26, met het kenmerk, dat de draad door gedeeltelijke verwarming van het gebied van de kunststofdraad dat daaromheen ligt, 3% 0 0 4 6 0 2 in de kunststofdraad wordt verzonken.
28. Werkwijze volgens een der conclusies 23-27, met het kenmerk, dat een naaidraad wordt gebruikt met een kunststofkern en een omspinning van katoen.
29. Werkwijze volgens een der conclusies 23-28, met het kenmerk, dat alle of enkele kunststof delen van de ritssluiting onder gebruikmaking van de thermofixeertemperatuur worden geverfd.
30. Werkwijze volgens conclusie 29, 10 met het kenmerk, dat bij het verven als verfstofdrager een stof wordt gebruikt waarvan het kookpunt boven die van het water ligt en welke in water kan worden opgelost. 8004602
NL8004602A 1969-02-18 1980-08-14 Werkwijze voor het vervaardigen van een verdekt opgestelde ritssluiting met enkelzijdig opgenaaide sluitelementreeksen. NL8004602A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE1908069 1969-02-18
DE19691908069 DE1908069A1 (de) 1969-02-18 1969-02-18 Verfahren zur Herstellung eines verdeckten Reissverschlusses
DE1908068A DE1908068C2 (de) 1969-02-18 1969-02-18 Reißverschluß
DE1908068 1969-02-18

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8004602A true NL8004602A (nl) 1980-11-28

Family

ID=25757011

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7002254A NL7002254A (nl) 1969-02-18 1970-02-18
NL8004602A NL8004602A (nl) 1969-02-18 1980-08-14 Werkwijze voor het vervaardigen van een verdekt opgestelde ritssluiting met enkelzijdig opgenaaide sluitelementreeksen.

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7002254A NL7002254A (nl) 1969-02-18 1970-02-18

Country Status (19)

Country Link
US (2) US3665879A (nl)
AT (1) AT327843B (nl)
BE (1) BE746124A (nl)
CA (1) CA967731A (nl)
CH (1) CH509783A (nl)
CS (1) CS202023B2 (nl)
DE (2) DE1908068C2 (nl)
DK (1) DK138671B (nl)
ES (1) ES376955A1 (nl)
FI (1) FI61395C (nl)
FR (1) FR2032343A1 (nl)
GB (1) GB1299316A (nl)
IE (1) IE33730B1 (nl)
IL (1) IL33923A (nl)
NL (2) NL7002254A (nl)
PH (2) PH9838A (nl)
PL (1) PL80893B1 (nl)
SE (1) SE421666B (nl)
YU (1) YU38070A (nl)

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5245363Y2 (nl) * 1971-07-31 1977-10-15
BE792644A (fr) * 1971-12-21 1973-03-30 Yoshida Kogyo Kk Fermeture a curseur dissimulee
US4187791A (en) * 1975-01-09 1980-02-12 Textron Inc. Method of manufacturing slide fastener stringers
US3975801A (en) * 1975-01-09 1976-08-24 Textron, Inc. Slide fastener stringer
JPS5558101A (en) * 1978-10-24 1980-04-30 Yoshida Kogyo Kk Hea setting of slide fastener chain
JPS60155311U (ja) * 1984-03-28 1985-10-16 ワイケイケイ株式会社 スライドフアスナ−
JPH0759206B2 (ja) * 1990-03-27 1995-06-28 ワイケイケイ株式会社 スライドフアスナー用エレメント製造における噛合部の形成方法
US5584111A (en) * 1995-05-22 1996-12-17 Chen; Shih C. Slide fastener construction machine
JP3626372B2 (ja) 1998-10-30 2005-03-09 Ykk株式会社 コイル状スライドファスナー
CN102469856B (zh) * 2009-07-07 2016-03-30 Ykk株式会社 拉链
CN102481038B (zh) * 2009-09-04 2015-06-03 Ykk株式会社 隐形拉链用拉链条
EP2476333B1 (en) * 2009-09-11 2015-07-01 YKK Corporation Fastener stringer for concealed slide fastener
EP3384799B1 (en) * 2015-12-02 2023-08-02 YKK Corporation Slide fastener tape member and tape member production method
CN112638194B (zh) * 2018-09-13 2022-12-27 Ykk株式会社 隐藏式拉链半成品、安装成品以及安装成品的制造方法
EP4074209B1 (en) * 2019-12-12 2024-05-15 Ykk Corporation Watertight fastener and method for manufacturing same

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3343234A (en) * 1967-09-26 Continuous filament slide fastener
US2873704A (en) * 1955-12-19 1959-02-17 Trim Master Corp Mechanism for operating on tubular blanks
BE581225A (nl) * 1958-08-07
DE1213656C2 (de) * 1962-06-01 1977-06-16 Sohr Hans Ulrich Verfahren zum Herstellen eines Reissverschlusses
DE1435841A1 (de) * 1962-08-04 1969-01-02 Opti Werk Gmbh & Co Schraubenfederreissverschluss
US3337672A (en) * 1963-05-08 1967-08-22 Steingrubner Arthur Method of making a slide fastener of the continuous wire type
US3354853A (en) * 1963-09-06 1967-11-28 Sohr Hans Ulrich Process of manufacturing sliding clasp fasteners
DE1926933U (de) * 1965-04-06 1965-11-11 Prym Werke William Reissverschluss.
DE1280609C2 (de) * 1965-11-04 1973-05-17 Hans Porepp Verfahren und Vorrichtung zur Herstellung zweier gekuppelter Reissverschlussgliederreihen
DE1292429B (de) * 1965-12-22 1969-04-10 Spindler Siegfried W Verdeckter Reissverschluss
NL135619C (nl) * 1966-01-31
GB1128413A (en) * 1966-09-06 1968-09-25 Lightning Fasteners Ltd Improvements in or relating to stringers for sliding clasp fasteners of the concealed element type
NO119295B (nl) * 1966-10-15 1970-04-27 Opti Holding Ag
DE1610381B1 (de) * 1967-01-21 1970-04-23 Opti Holding Ag Verfahren zur Herstellung eines Reissverschlusses
US3484906A (en) * 1968-03-06 1969-12-23 Tadao Yoshida Slide clasp fastener
US3557095A (en) * 1968-05-31 1971-01-19 Parke Davis & Co Pyrazolodiazepinone compounds
DE1920443A1 (de) * 1969-04-22 1971-01-21 Opti Holding Ag Reissverschluss mit schraubenfoermig und gegensinnig verlaufenden Verschlussgliederreihen

Also Published As

Publication number Publication date
CS202023B2 (en) 1980-12-31
DE1908068A1 (de) 1970-09-24
YU38070A (en) 1982-06-30
FI61395B (fi) 1982-04-30
IE33730B1 (en) 1974-10-16
DK138671B (da) 1978-10-16
SE421666B (sv) 1982-01-25
ATA136270A (de) 1975-05-15
NL7002254A (nl) 1970-08-20
PH12884A (en) 1979-09-28
FR2032343A1 (nl) 1970-11-27
US3665879A (en) 1972-05-30
IL33923A (en) 1973-08-29
BE746124A (fr) 1970-07-31
DK138671C (nl) 1979-03-26
AT327843B (de) 1976-02-25
IE33730L (en) 1970-08-18
PH9838A (en) 1976-04-02
CH509783A (de) 1971-07-15
US3795950A (en) 1974-03-12
GB1299316A (en) 1972-12-13
DE1908069A1 (de) 1970-11-05
ES376955A1 (es) 1973-03-16
DE1908068C2 (de) 1983-12-29
IL33923A0 (en) 1970-04-20
CA967731A (en) 1975-05-20
PL80893B1 (en) 1975-08-30
FI61395C (fi) 1982-08-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8004602A (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een verdekt opgestelde ritssluiting met enkelzijdig opgenaaide sluitelementreeksen.
CS199544B2 (en) Slide fastener
TWI646917B (zh) 附有拉鏈之製品及鏈齒構件、以及附有拉鏈之製品之製造方法
JP6846196B2 (ja) ファスナーテープ及びファスナーストリンガー
US3768125A (en) Dyed slide fastener with stitched-on coupling coil
US20100107374A1 (en) Stretchable fastener stringer and slide fastener
TW201720327A (zh) 拉鏈用鏈布構件及鏈布構件之製造方法
KR900004875B1 (ko) 연신 슬라이드 파스너
US5472019A (en) Interlacing arrangement in woven slide fastener stringer
US3333305A (en) Terminal portions of plastic filament zippers
US3955263A (en) Method and device for closing the fastener of a belt, more particularly a textile belt
US2073380A (en) Slide-operated separable fastener
US3484906A (en) Slide clasp fastener
US3057031A (en) Separable fastener assembly
US4127147A (en) Process for manufacturing a woven slide-fastener unit
JPS63147404A (ja) ジップ・ファスナおよびその製造方法
NL7908807A (nl) Ritssluitingdraagband.
CZ282406B6 (cs) Zdrhovadlo s tkanými nosnými pásy a v nich zatkanými řadami zapínacích článků
NL7905128A (nl) Geweven draagband voor ritssluitingen.
US3316870A (en) Method of making coil type zipper fastener stringers
US2333352A (en) Tape for slide fasteners
FI76248C (fi) Draglaos.
US20200214402A1 (en) Curved, bonded fastening element
CN106061312A (zh) 拉链牙链带及拉链牙链带的制造方法
TWI583324B (zh) The manufacturing method of zipper and zipper

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed