NL1016400C2 - Ketting. - Google Patents

Ketting. Download PDF

Info

Publication number
NL1016400C2
NL1016400C2 NL1016400A NL1016400A NL1016400C2 NL 1016400 C2 NL1016400 C2 NL 1016400C2 NL 1016400 A NL1016400 A NL 1016400A NL 1016400 A NL1016400 A NL 1016400A NL 1016400 C2 NL1016400 C2 NL 1016400C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
chain
link
cradle
particular according
links
Prior art date
Application number
NL1016400A
Other languages
English (en)
Inventor
Ivo Greiter
Original Assignee
Luk Lamellen & Kupplungsbau
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Luk Lamellen & Kupplungsbau filed Critical Luk Lamellen & Kupplungsbau
Application granted granted Critical
Publication of NL1016400C2 publication Critical patent/NL1016400C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H9/00Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members
    • F16H9/02Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion
    • F16H9/04Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion using belts, V-belts, or ropes
    • F16H9/12Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion using belts, V-belts, or ropes engaging a pulley built-up out of relatively axially-adjustable parts in which the belt engages the opposite flanges of the pulley directly without interposed belt-supporting members
    • F16H9/125Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion using belts, V-belts, or ropes engaging a pulley built-up out of relatively axially-adjustable parts in which the belt engages the opposite flanges of the pulley directly without interposed belt-supporting members characterised by means for controlling the geometrical interrelationship of pulleys and the endless flexible member, e.g. belt alignment or position of the resulting axial pulley force in the plane perpendicular to the pulley axis
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21LMAKING METAL CHAINS
    • B21L15/00Finishing or dressing chains or chain links, e.g. removing burr material, calibrating
    • B21L15/005Pre-stretching chains
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16GBELTS, CABLES, OR ROPES, PREDOMINANTLY USED FOR DRIVING PURPOSES; CHAINS; FITTINGS PREDOMINANTLY USED THEREFOR
    • F16G5/00V-belts, i.e. belts of tapered cross-section
    • F16G5/16V-belts, i.e. belts of tapered cross-section consisting of several parts
    • F16G5/18V-belts, i.e. belts of tapered cross-section consisting of several parts in the form of links
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H9/00Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members
    • F16H9/02Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion
    • F16H9/24Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion using chains or toothed belts, belts in the form of links; Chains or belts specially adapted to such gearing

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Transmissions By Endless Flexible Members (AREA)
  • Devices For Conveying Motion By Means Of Endless Flexible Members (AREA)
  • Lubricants (AREA)

Description

KETTING
De uitvinding heeft betrekking op een schakelketting voor een traploze overbrengingsaandrijving van een motorvoertuig.
5 Een schakelketting is in de zin van de onderhavige uitvinding een eindloos orgaan, dat meerdere, zich telkens in de omlooprichting respectievelijk in de looprichting uitstrekkende kettingorganen omvat, waarvan telkens twee naburige, via scharnierinrichtingen onderling scharnierbaar 10 zijn verbonden.
De kettingorganen zijn telkens voorzien van meerdere elementen, die in de zin van de onderhavige uitvinding worden aangeduid als schakels, en die in het bijzonder plaatvormig zijn uitgevoerd, zodat hun dikte in 15 vergelijking met hun lengte en in vergelijking met hun breedte verhoudingsgewijs klein is. Deze schakels, die in het bijzonder gestanste delen zijn, zijn voorzien van doortredeopeningen.
In de zin van de onderhavige uitvinding is een 20 scharnierinrichting in het bijzonder een inrichting met twee wiegstukken, die ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn aangebracht. Deze twee bij dezelfde scharnierinrichting horende wiegstukken zijn telkens voorzien van een vlak, het zogenaamde wiegvlak, dat na het 25 telkens bijbehorende wiegstuk van de scharnierinrichting is 1016400 2 toegekeerd en op het wiegvlak van dit bijbehorende wiegstuk kan afrollen. De wiegstukken zijn in het bijzonder bij verschillende, naburig opgestelde kettingorganen geplaatst. In het bijzonder is elk van deze wiegstukken draaivast 5 verbonden met het kettingorgaan waar het bij is geplaatst, en wel met betrekking tot de langsas van de scharnierinrichting. De draaivaste verbinding is in het bijzonder vormaansluitend uitgevoerd. In het bijzonder is de schakelketting zodanig opgebouwd, dat ten minste één 10 wiegstuk van een scharnierinrichting in langsrichting van dit wiegstuk relatief ten opzichte van de schakelketting kan bewegen en/of dat ten minste een deel van de schakels waardoor zich dit wiegstuk uitstrekt, relatief ten opzichte van dit wiegstuk in de richting van de langsas van dit 15 wiegstuk kan bewegen.
In het bij zonder is een schakelketting in de zin van de onderhavige uitvinding zodanig opgebouwd, dat per scharnierinrichting ten minste één wiegstuk zijdelings uit de schakelketting uitsteekt. De bij een scharnierinrichting 20 geplaatste wiegstukken kunnen gelijk of verschillend zijn uitgevoerd. Deze bij dezelfde scharnierinrichting geplaatste stukken hebben in het bijzonder een verschillende lengte. Bij voorkeur is ten minste één wiegstuk van een scharnierinrichting voorzien van een 25 afgeschuind en/of afgerond kopvlak.
Een traploze overbrengaandrijving is in de zin van de onderhavige uitvinding in het bijzonder een aandrijfinrichting, die in een voorafbepaald overbrenggebied traploos verschillende respectievelijk alle 30 overbrengingen tussen een ingangsas en een uitgangsas kan schakelen. Deze overbrengaandrijving is in het bijzonder voorzien van twee kegelschijvenparen, waarvan één is verbonden met de ingangsas en één met de uitgangsas. De kegelschijven van deze kegelschijvenparen zijn telkens 35 axiaal verschuifbaar ten opzichte van elkaar aangebracht en kunnen in hun tussengebied een schakelketting opnemen, 1016400 3 waarbij in de zin van de onderhavige uitvinding er in het bijzonder in is voorzien, dat een dergelijke schakelketting krachtaansluitend via verschillende kopvlakken van meerdere wiegstukken van een scharnierinrichting van de 5 schakelketting verbonden kan worden met de betreffende kegelschijvenparen, zodat tussen deze kegelschijvenparen via de schakelketting een koppel kan worden overgedragen.
De traploze overbrengaandrijving is in het bijzonder voorzien van een bedieningsinrichting, die bij voorkeur 10 hydraulisch is uitgevoerd, en de onderlinge afstand van de betreffende kegelschijvenparen gestuurd kan wijzigen, en wel in het bijzonder simultaan, zodat met de vergroting van de afstand van de kegelschijven van een eerste kegelschijvenpaar een verkleining van de afstand van de 15 kegelschijven van het tweede kegelschijvenpaar gepaard gaat en de schakelketting ook gedurende een verstellen van de overbrenging van de overbrengaandrijving een koppel kan overdragen tussen deze kegelschijvenparen.
Een schakelketting met een borgelement is reeds bekend 20 uit DE 198 55 582. Deze bekende schakelketting is voorzien van een aantal kettingorganen met schakels, die via scharnierinrichtingen verbonden zijn met wiegstukparen, waarbij de wiegstukken in de schakels draaivast zijn geborgd en waarbij een als buitenschakel aanwezige 25 borgschakel een afstandswijziging van de wiegstukken in de langsrichting van de ketting toestaat en een naar buiten lopen van een wiegstuk verandert.
Doel van de uitvinding is het verschaffen van een schakelketting, waarbij op constructief eenvoudige en 30 kostengunstige wijze bij hoge sterkte van de scharnierinrichtingen wordt verhinderd, dat schakels en/of wiegstukken zijdelings uit de schakelketting lopen, en die een hoge sterkte heeft.
Dit doel wordt bereikt door een schakelketting volgens 35 conclusie 1 of conclusie 3 of conclusie 57.
1016400 4
Voordeel biedende verdere uitvoeringen van de uitvinding zijn onderwerp van de volgconclusies.
Overeenkomstig de uitvinding wordt een schakelketting voorgesteld, die ten minste één wiegstuk heeft, waarin zich 5 een verdieping uitstrekt, die bij voorkeur in het betreffende wiegstuk is ingeslepen. In deze verdieping van het wiegstuk grijpt ten minste één borgelement, en wel zodanig, dat door dit borgelement, eventueel in samenwerking met de andere elementen, in het bijzonder 10 verdere borgelementen, de beweeglijkheid van het wiegstuk ten opzichte van ten minste één schakel van de schakelketting in de richting van de langsas van het wiegstuk respectievelijk de scharnierinrichting, die dit wiegstuk omvat, ten minste beperkt, in het bijzonder 15 verhinderd wordt. Bij voorkeur is dit borgelement beugelvormig uitgevoerd.
De uitvinding is in zoverre voordeel biedend, daar deze op betrouwbare aard en wijze de wiegstukken tegen naar buiten vallen borgt, de borgelementen losmaakbaar ten 20 opzichte van de wiegstukken kunnen worden bevestigd, en de wiegstukken door de borgelementen in wezen geen noemenswaardige sterkteverliezen lijden. In het bijzonder in het rechter part van de schakelketting worden de wiegstukken betrouwbaar geborgd tegen naar buiten vallen.
25 Bij voorkeur is het borgelement beugelvormig uitgevoerd.
Het doel wordt verder bereikt door een schakelketting volgens conclusie 3.
Overeenkomstig de uitvinding wordt een schakelketting 30 voorgesteld, die ten minste één borgelement omvat, dat de beweegbaarheid van een wiegstuk ten opzichte van ten minste één schakel in de richting van de langsas van dit wiegstuk respectievelijk de langsas van de scharnierinrichting, die dit wiegstuk omvat, ten minste beperkt en in het bijzonder 35 verhinderd. Eventueel is ten minste één wiegstuk voorzien van een verdieping. Het ten minste ene borgelement is 1016400 5 voorzien van ten minste één vrij einde, en in het bijzonder van twee vrije einden, zodat ten minste één wiegstuk vorm-en/of wrijvingsaansluitend met dit borgelement wordt verbonden, zonder dat dit wiegstuk in omtreksrichting in 5 hun gesloten opening van het borgelement wordt opgenomen. Bij voorkeur is ten minste één wiegstuk in een in omtreksrichting gesloten opening van het borgelement opgenomen en met dit borgelement wrijvings- en/of vormaansluitend verbonden, waarbij dit borgelement verder 10 voorzien is van een vrij einde, dat met ten minste een verder wiegstuk vorm en/of wrijvingsaansluitend is verbonden.
Het borgelement beperkt en/of verhindert een beweegbaarheid van het wiegstuk ten opzichte van ten minste 15 één schakel in langsrichting van dit wiegstuk respectievelijk de scharnierinrichting.
Het borgelement is bij voorkeur voorzien van twee open einden. In het bijzonder verdient het de voorkeur dat het borgelement losmaakbaar in de verdieping grijpt. Het 20 borgelement, dat bij voorkeur elastisch in de looprichting van de ketting is uitgevoerd, grijpt bij voorkeur in ten minste twee verdiepingen van verschillende wiegstukken.
In het bijzonder verdient het de voorkeur dat het borgelement zich in gemonteerde toestand in een verdieping 25 drukt. Dit wordt in het bijzonder gerealiseerd, doordat het borgelement zelf een kracht levert, waarbij het borgelement in het bijzonder is voorgespannen en de klemkracht als gevolg van de voorspankracht wordt voortgebracht.
Overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van de 30 uitvinding reikt een borgelement in een verdieping, en wel zonder het bodemgebied van deze verdieping te belasten met een klemkracht.
In het bijzonder verdient het de voorkeur, dat ten minste één verdieping gleufvormig en/of gatvormig is 35 uitgevoerd en voorzien is van een constante of een variërende diepte.
1016400 6
De verdieping verloopt bij voorkeur ten minste deels recht en/of ten minste deels gebogen.
In het bijzonder verdient het de voorkeur, dat een verdieping zich in wezen evenwijdig aan de langsas van een 5 scharnierinrichting uitstrekt of onder een hoek daarmee, die niet gelijk is aan 0°, ten opzichte van die langsas.
Bij voorkeur strekt zich ten minste één verdieping ten minste deels om een scharnierinrichting respectievelijk om een centrale langas van een wiegstuk heen uit. In het 10 bijzonder verdient het de voorkeur, dat de gleuf zich daarbij uitstrekt volgens een cirkelbaan of een segment van een cirkelbaan of een schroefbaan.
In het bijzonder verdient het de voorkeur, dat een verdieping zich om een langsas van de scharnierinrichting 15 respectievelijk van een wiegstuk heen uitstrekt en daarbij in omtreksrichting een hoek afdekt van ten minste 45°, meer in het bijzonder bij voorkeur van ten minste 90°, meer in het bijzonder bij voorkeur van ten minste 180°, meer in het bijzonder van bij voorkeur ten minste 270°, welke bij 20 voorkeur kleiner is dan 360°.
Bij voorkeur is ten minste één wiegstuk voorzien van een verdieping in één of in beide eindgebieden daarvan.
Bij voorkeur is ten minste één wiegstuk zonder verdieping uitgevoerd.
25 Bij voorkeur strekt zich ten minste één verdieping uit op het omtreksvlak en/of op ten minste een kopvlak van een wiegstuk.
In het bijzonder verdient het de voorkeur, dat ten minste één borgelement wrijvings- respectievelijk 30 krachtaansluitend contact maakt met een wiegstuk.
Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding strekt zich ten minste één borgelement in wezen evenwijdig uit aan een naburige schakel van de schakelopstelling en/of in wezen in 35 looprichting van de schakelketting.
1016400 7
Bij voorkeur zijn telkens in de eindgebieden van de wiegstukken respectievelijk de scharnierinrichtingen borgelementen aangebracht, zodat zich tussen deze borgelementen in het betreffende kettingorgaan de bij dit 5 kettingorgaan geplaatste schakelopstelling uitstrekt.
Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur verdiende uitvoeringsvorm van de uitvinding is in ten minste één scharnierinrichting van het kettingorgaan deze scharnierinrichting respectievelijk ten minste een wiegstuk 10 van deze scharnierinrichting in een buiten de schakelopstelling liggend gebied door een borgelement in vormaansluitend geborgd en een tweede, aan de andere zijde van de ketting buitengelegen gebied door een borgelement kracht- respectievelijk wrijvingsaansluitend geborgd.
15 Het wrijvingsaansluitende borgelement strekt zich daarbij in het bijzonder om ten minste twee wiegstukken respectievelijk ten minste twee scharnierinrichtingen uit.
In het bijzonder verdient het de voorkeur, dat een borgelement in telkens een verdieping van ten minste twee 20 wiegstukken respectievelijk ten minste twee scharnierinrichtingen uitstrekt.
Bij voorkeur strekt zich een borgelement uit in de betreffende verdiepingen van vier wiegstukken.
Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur 25 verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding is door middel van een borgelement ten minste een wiegstuk krachtaansluitend en ten minste een wiegstuk vormaansluitend geborgd.
Overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van de 30 uitvinding maakt ten minste één borgelement contact met ten minste één wiegstuk en/of ten minste één scharnierinrichting op twee verschillende zijden, zodat dit wiegstuk respectievelijk deze scharnierinrichting door dit borgelement wordt geklemd. In het bijzonder maakt het 35 borgelement contact met het wiegstuk respectievelijk de scharnierinrichting van twee aan de buitenomtrek in wezen 10 1 6 400 8 tegenover elkaar liggende oppervlaktegebieden. In het bijzonder verdient het de voorkeur, dat het borgelement contact maakt met verschillende wiegstukken op een buitenomtreksgebied en klemt zodoende deze wiegstukken.
5 Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding maakt een borgelement contact met ten minste één wiegstuk op telkens de tegenovergelegen kopzijden daarvan.
Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur 10 verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding is ten minste één borgelement voorzien van twee vrije einden, waarbij dit borgelement in het gebied van deze vrije einden ten minste één wiegstuk of ten minste één scharnierinrichting klemt.
Bij voorkeur worden geklemde wiegstukken en/of de 15 geklemde wiegstukparen door middel van het borgelement tegengesteld gericht belast, waarbij deze belasting in het bijzonder een drukbelasting of een trekbelasting is.
Het borgelement verhindert respectievelijk beperkt in het bijzonder de beweegbaarheid tussen ten minste één 20 schakel en ten minste één scharnierinrichting respectievelijk ten minste één wiegstuk, en wel in één of in beide oriënteringen.
Overeenkomstig een de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding strekt zich ten minste 25 één verdieping uit in een wiegvlak van ten minste één wiegstuk.
Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de wiegstukken van een wiegstukpaar telkens voorzien van ten 30 minste één verdieping, waarin zich hetzelfde borgelement uitstrekt, waarbij zich in deze verdieping en in het bijzonder op de buitenomtreksvlakken van de wiegstukken of de wiegvlakken daarvan uitstrekt.
Bij voorkeur strekt zich ten minste één borgelement 35 uit van een eerste scharnierinrichting naar een naburige 1016400 9 scharnierinrichting en grijpt hier telkens in een verdieping in.
In het bijzonder verdient het de voorkeur, dat de vier wiegstukken van twee naburige scharnierinrichtingen 5 voorzien zijn van telkens één verdieping, waarin zich hetzelfde borgorgaan uitstrekt.
Overeenkomstig een de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding strekt zich ten minste één borgorgaan uit in een verdieping, die op een kopzijde 10 van een wiegstuk is aangebracht.
Bij voorkeur is ten minste één wiegstuk op z'n buitenoppervlak respectievelijk omtreksvlak voorzien van een verdieping, die zich in het bijzonder bij voorkeur uitstrekt op de van het wiegvlak afgekeerde zijde van dit 15 wiegstuk en waarin een borgelement grijpt.
Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding is de schakelketting voorzien van ten minste twee verschillend uitgevoerde respectievelijk gevormde borgelementen.
20 Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft ten minste één borgelement twee vrije einden, waarbij dit borgelement zodanig in de wiegstukken grijpt, dat deze vrije einden naar de buitenzijde of naar de binnenzijde van 25 de ketting zijn gericht.
De binnenzijde van de ketting is in het bijzonder de zijde, die naar de kegelschijvenassen is toegekeerd.
Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn 30 verschillende borgelementen in een schakelketting aanwezig, die identiek of verschillend zijn uitgevoerd, en die relatief ten opzichte van de betreffende scharnierinrichtingen, waarin de borgelementen ingrijpen, verschillend zijn opgesteld. In het bijzonder grijpt een 35 borgelement zodanig in, dat de vrije einden naar de buitenzijde zijn gericht, terwijl een tweede borgelement 1016400 10 zodanig ingrijpt, dat de vrije einden naar de binnenzijde van de schakelketting zijn gericht.
Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding is ten minste 5 één borgelement van de schakelketting voorzien van twee vrije einden, waarvan telkens één omgeknikt is uitgevoerd.
Overeenkomstig een in het bijzonder de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn door middel van een borgelement, en in het bijzonder door middel 10 van een draadbeugel, twee relatief ten opzichte van elkaar niet beweegbaar en/of draaivast aangebrachte wiegstukken verbonden. Het borgelement respectievelijk borgschakel respectievelijk de draadbeugel is overeenkomstig in het bijzonder zodanig aangebracht, dat het borgelement 15 respectievelijk de draadbeugel tijdens bedrijf niet of slechts in geringe mate is blootgesteld aan dynamische belasting.
Verder verdient het de voorkeur, dat het borgelement, dat in het bij zonde ris uitgevoerd als draadbeugel, in 20 slijtgevoelige gebieden een geringe buigspanning heeft.
Het doel wordt verder bereikt door een schakelketting volgens conclusie 57.
Overeenkomstig de uitvinding wordt voorgesteld een schakelketting zodanig uit te voeren, dat binnen ten minste 25 een kettingorgaan ten minste twee schakels zijn aangebracht, welke onderling een hoek insluiten, zodat deze niet evenwijdig zijn aangebracht.
Bij voorkeur is bij elk van deze, onderling een hoek insluitende schakels binnen hetzelfde kettingorgaan telkens 30 ten minste een verdere schakel evenwijdig aangebracht.
Bij voorkeur zijn de schakels binnen een kettingorgaan v-vormig aangebracht, waarbij deze v-vorm in bewegingsrichting van de schakelketting geopend of gesloten is.
35 De met de aanvrage ingediende conclusies zijn formuleringsvoorstellen zonder prejuditie voor het bereiken 1016400 11 van een verdergaande octrooibescherming. Aanvraagster houdt zich het recht voor nog verdere, tot dusver slechts in de beschrijving en/of de tekeningen getoonde kenmerken te claimen.
5 In volgconclusies toegepaste verwijzingen hebben betrekking op de verdere uitvoering van het onderwerp van de hoofdconclusie door de kenmerken van de betreffende volgcocnlusie; deze mogen niet als een afstand doen op het verkrijgen van een zelfstandige, onderwerpelijke 10 bescherming voor de kenmerken van de afhankelijke volgconclusies worden uitgelegd.
De onderwerpen van deze volgconclusies vormen echter ook zelfstandige uitvindingen, die van een van de onderwerpen van de voorgaande volgconclusies onafhankelijke 15 vorm hebben.
De uitvinding is ook niet beperkt tot het uitvoeringsvoorbeeld of de uitvoeringsvoorbeelden van de beschrijving. Veeleer zijn binnen het kader van de uitvinding talrijke wijzigingen en modificaties mogelijk, 20 in het bijzonder dusdanige varianten, elementen en combinaties en/of materialen, die bijvoorbeeld door combinatie of wijziging van afzonderlijke in verbinding met de in de algemene beschrijving en uitvoeringsvormen alsmede de conclusies beschreven en in de tekeningen opgenomen 25 kenmerken respectievelijk elementen of werkwijzestappen inventief zijn en door combineerbare maatregelen tot een nieuw onderwerpen of tot nieuwe werkwij zestappen respectievelijk werkwijzestappenvolgorde leiden, ook in zoverre herstel-, beproevings- en bedrijfswerkwijzen 30 betreffen.
Er dient op gewezen te worden, dat het samenwerken van de afzonderlijke inventieve kenmerken in elke willekeurige combinatie de voorkeur verdient. In het bijzonder zijn ook de door de onafhankelijke conclusies geopenbaarde 35 kenmerkcombinaties onder weglating van één of meerdere kenmerken telkens de voorkeur verdienend.
1016400 12
Verder zij er op gewezen, dat de uitvoeringen voor alle bekende vereisten, die niet betrekking hebben op bepaalde publicaties, in eerste instantie de aanvrager respectievelijk de uitvinder bekend zijn, zodat de 5 uitvinder bescherming daarvoor voorbehoud, in zoverre deze niet openbaar bekend zijn.
Opgemerkt zij, dat bij samennemen van kenmerken door "of" dit "of" telkens enerzijds als mathematisch "of" of anderzijds als het telkens de andere mogelijkheid 10 uitsluitende "of" is op te vatten.
Verder zij er op gewezen, dat het begrip sturen evenals daarvan afgeleide begrippen in de zin van de uitvinding breed moeten worden opgevat. Het omvat in het bijzonder een regelen en/of sturen in de zin van de DIN.
15 Voor de vakman is het duidelijk, dat uitgaande boven de hier weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding een groot aantal verdere modificaties en uitvoeringen denkbaar zijn, die door de uitvinding worden omvat. De uitvinding beperkt zich in het bijzonder niet tot 20 de hier weergegeven uitvoeringsvormen.
De uitvinding heeft verder betrekking op een schakelketting in het bijzonder voor traploos wat de overbrenging betreft instelbare kegelschijvenaandrijvingen, zoals CVT-aandrijvingen, waarvan de afzonderlijke door 25 schakelpakketten gevormde kettingorganen verbindende scharnierstukken bij voorkeur als paren in uitsparingen van de schakels ingeschoven wiegstukken met op elkaar steunende wiegvlakken zijn uitgevoerd. Ook betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke ketting. 30 Dergelijke schakelkettingen zijn in de stand van de techniek bekend. Zo kan bijvoorbeeld DE 197 08 865 en de daarin geciteerde geschriften worden genoemd, EP 0 518 478 en EP 0 741 255.
Bij de schakelketting van de genoemde soort wordt voor 35 het verhogen van de draagkracht na de montage van de schakels en wiegstukken in het open verband in de rechte 1016400 13 streng onder het aanbrengen van aanzienlijke trekkrachten een rekproces van de gestrekte schakelketting uitgevoerd. Daardoor worden de contactgebieden van de schakels tussen de schakels en de wiegstukken van alle schakels van een rij 5 gelijkmatig plastisch vervormd. Bij rekken in een rechte streng treedt een gelijkmatig plastisch vervormen van de schakels in de contactgebieden op, zodat de schakels van een rij schakels over de breedte van de schakels gelijk worden verlengd en gelijke lengte hebben. Dit heeft het 10 nadeel, dat onder belasting de schakelketting tijdens bedrijf van de traploos instelbare aandrijving de kettingen een niet optimale levensduur en prestatiecapaciteit hebben.
Doel van de uitvinding is een schakelketting en een werkwij ze voor het vervaardigen van een schakelketting te 15 verschaffen, die ten opzichte van de schakelkettingen volgens de stand van de techniek in het bijzonder hun hogere bedrijfsbelasting weerstaan of bij gelijke belasting een langere levensduur hebben.
Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bij de 20 bovengenoemde schakelkettingen bereikt, doordat de schakelketting in gesloten toestand wordt gerekt.
Ook wordt het probleem volgens de uitvinding opgelost, doordat bij een bovengenoemde schakelketting de schakels als functie van de kettingbreedte een verschillende 25 schakelbinnenmaat hebben. Dit kan overeenkomstig de uitvinding bij een rekken van de schakelketting in gesloten toestand in het rondlopen worden bereikt.
Het begrip schakelbinnenmaat komt overeen met de afstand van de contouren waar de beide buitengelegen 30 wiegstukken tegen de schakel aanliggen. Dit is zodoende een afstand die onafhankelijk is van het feit of de schakel een centrale opening of twee openingen voor het opnemen van de wiegstukken heeft. In de figuurbeschrijving is een nadere uitwerking gegeven.
35 Voordeel biedend is het echter bij een andere uitvoeringsvorm, als de schakels met verschillende 1016400 14 schakelbinnenmaat bij het fabricageproces, zoals een standsbewerking of een snijbewerking bijvoorbeeld door middel van lasers of dergelijke, worden vervaardigd en de afzonderlijke schakels gelijk of verschillend worden gerekt 5 en onderling worden gemonteerd of de gemonteerde ketting in de eindloze vorm wordt gerekt.
Ook is het bij een verder uitvoerinsgvoorbeeld doelmatig als de schakels met gelijke schakelbinnenmaat bij de stansbewerking geproduceerd worden en verschillend 10 gerekt worden en met elkaar worden gemonteerd. Het rekken kan ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld bij de afzonderlijke schakels voor de montage of in de eindloze vorm bij de gemonteerde ketting worden uitgevoerd.
Overeenkomstig een verdere inventieve gedachte kan de 15 doelstelling volgens de uitvinding bij een bovengenoemde schakelketting ook worden bereikt, doordat de schakels als functie van de kettingbreedte een verschillende rekgraad hebben.
Dit kan op voordeel biedende wijze ook worden bereikt 20 als de schakels met gelijke of verschillende schakelbinnenmaat met verschillende rekgraad worden gerekt en onderling worden gemonteerd. Ook kan dit bij het rekken in de eindloze vorm worden bereikt.
Overeenkomstig een verder inventief idee kan de 25 doelstelling volgens de uitvinding bij een bovengenoemde schakelketting ook worden bereikt, als de schakels als functie van de kettingbreedte een verschillende hoek tussen de contactgebieden en een as dwars op de kettinglangsrichting gezien hebben. Daardoor wordt een 30 modulatie of variatie van de hoek over de kettingbreedte bereikt, die een relatief goede aanpassing of aanligging van de schakels tegen de bij gebruik van de ketting deels gekromde wiegstukken toestaat.
Overeenkomstig een verdere inventieve gedachte kan de 35 doelstelling volgens de uitvinding bij een bovengenoemde schakelketting ook worden bereikt, als de schakels bij het 1« 1 6 4 0 0 15 rekproces belast worden met een reklast met een variabele hoek ten opzichte van de schakellangsrichting. Daardoor worden de schakels in hun contactgebieden met de wiegstukken op verschillende plaatsen gerekt en zodoende 5 zodanig verstevigd, dat deze onder belasting tijdens gebruik van de ketting zowel in de rechte streng tussen de kegelschijvenparen alsook in het gebied van de kegelschijvenparen een afdoende sterkte hebben.
Voordeel biedend is het in het bijzonder als de 10 schakels afzonderlijk worden gerekt en aansluitend onderling worden gemonteerd. Bij een ander uitvoeringsvoorbeeld is het doelmatig als de schakels in de gemonteerde stand van de gesloten ketting worden gerekt, zoals in het bijzonder in de eindloze vorm bij opstelling 15 tussen twee kegelschijvenstellen van een inrichting.
De uitvinding heeft op voordeel biedende wijze betrekking op schakelkettingen waarbij ten minste één van de naar de betreffende kegelschijf toegekeerde kopvlakken van de wiegstukken per scharnier de wrijvingskrachten 20 tussen de kegelschijven en schakelketting overdragen. Het kan derhalve afhankelijk van de toepassing van het betreffende uitvoeringsvoorbeeld doelmatig zijn wanneer de wiegstukken even lang of verschillend lang zijn.
De uitvinding heeft op voordeel biedende wijze evenwel 25 ook betrekking op schakelkettingen waarbij de schakelketting naast de wiegstukken dwarshouten omvat, die de wrijvingskrachten tussen de kegelschijven en de schakelketting overdragen.
In het bijzonder is het voordeel biedend, als de aan 30 de rand van de schakelketting grenzende schakels meer worden gerekt dan de in het midden van de schakelketting aangebrachte schakels of wanneer de aan de rand van de schakelketting grenzende schakels een grotere schakelbinnenmaat hebben dan die in het midden van de 35 schakelketting aangebrachte schakels.
1016400 16
Verder is het doelmatig als door een rekproces contactgebieden van de schakels met de wiegstukken zodanig plastisch worden vervormd, dat een hoek tussen de contactgebieden en een richting dwars op de langsrichting 5 van de ketting ontstaat.
Schakelkettingen in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de plastische vervorming van de contactgebieden bij bij de aan de rand van de schakelketting grenzende schakels groter is dan bij 10 de in het midden van de schakelketting aangebrachte schakels. Ook is het doelmatig, wanneer de plastische vervorming van de contactgebieden van de schakels over de breedte van de ketting gezien een boogvormig verloop of een verloop volgens een veelterm van de n-de graad van het 15 contactgebied hebben.
Bijzonder voordeel biedend is het, als de schakelketting bij het rekproces in de kegelschijvenspleet van twee kegelschijvenparen wordt opgenomen en met toerental en/of met koppel wordt belast.
20 Ook is het doelmatig, wanneer de belasting van de schakelketting bij het rekproces onder axiaalbelasting door aandrukken van de kegelschijven en/of door uit elkaar trekken van de assen van het kegelschijvenpaar plaatsvindt. Dienovereenkomstig heeft de uitvinding ook betrekking op 25 een inrichting voor het rekken van een schakelketting.
Daarbij is het doelmatig, wanneer de kegelschijven van de kegelschijvenparen relatief ten opzichte van elkaar verplaatsbaar of star zijn.
Bij het rekken van de schakelketting is het 30 doelmatig, als het aan te brengen koppel gedurende het rekproces in wezen groter is dan het nominale koppel gedurende bedrijf van een met een schakelketting uitgeruste aandrijving.
Ook is het doelmatig, wanneer het aan te brengen 35 koppel gedurende het rekproces in het gebied tussen 0 en het tienvoudige, bij voorkeur het drievoudige tot 1016400 17 vijfvoudige, van het nominale koppel gedurende het gebruiken van een met een schakelketting uitgeruste aandrijving is in te stellen.
Ook is het doelmatig, wanneer de trekkracht in 5 het part van de ketting gedurende het rekproces groter is dan de nominale trekkracht gedurende bedrijf van een met een schakelketting uitgeruste aandrijving.
De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een schakelketting in 10 eht bijzonder volgens een der voorgaande conclusies. Ook heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het rekken van een schakelketting.
Verdere kenmerken en details van de uitvinding blijken uit de navolgende beschrijving van 15 uitvoeringsvormen, die in de tekeningen zijn weergegeven. Daarbij toont:
Fig. 1 een mogelijke traploze overbrengaandrijving met een mogelijke schakelketting volgens de uitvinding in schematisch beeld doorgesneden 20 aanzicht;
Fig. 2 een eerste mogelijke uitvoeringsvorm van de schakelketting volgens de uitvinding in schematische deels doorgesneden weergave;
Fig. 3 een bovenaanzicht van een wiegvlak van een 25 wiegstuk van de schakelketting volgens fig. 2 in schematische, deels doorgesneden weergave;
Fig. 4 een wiegstuk van de schakelketting volgens conclusie 2 in schematische, deels doorgesneden weergave; 30 Fig. 5a een tweede mogelijke uitvoeringsvorm van de schakelketting volgens de uitvinding in schematische, deels doorgesneden weergave;
Fig. 5b een deels doorgesneden aanzicht van een wiegstuk volgens de lijn 5b-5b in fig. 5a; 35 Fig. 5c een deels doorgesneden aanzicht van een wiegstuk volgens de lijn 5c-5c in fig. 5b; 1016400 18
Fig. 5d een deels doorgesneden aanzicht van een wiegstuk volgens de lijn 5d-5d volgens fig. 5c;
Fig. 6 een derde mogelijke uitvoeringsvorm van de schakelketting volgens de uitvinding in 5 schematische, deels doorgesneden weergave,·
Fig. 7 een vierde mogelijke uitvoeringsvorm van de schakelketting volgens de uitvinding in schematische, deels doorgesneden weergave;
Fig. 8 een schakelketting volgens fig. 7 in 10 schematische, deels doorgesneden weergave, in bovenaanzicht op een wiegvlak van een wiegstuk van de schakelketting;
Fig. 9 een vijfde mogelijke uitvoeringsvorm van de schakelketting volgens de uitvinding in 15 schematische, deels doorgesneden weergave;
Fig. 10 een bovenaanzicht op een wiegvlak van een wiegstuk van de schakelketting volgens fig. 9 in schematische, deels doorgesneden weergave;
Fig. 11a een zesde mogelijke uitvoeringsvorm van de 20 schakelketting volgens de uitvinding in schematische, deels doorgesneden weergave;
Fig. 11b een vergroot aanzicht van een kettingorgaan van een schakelketting volgens fig. 11a,
Fig. lie een aanzicht van een wiegstuk volgens de lijn 25 llc-llc in fig. 11a;
Fig. lid een deels doorgesneden aanzicht van een wiegstuk volgens de lijn lld-lld in fig. 11c;
Fig. 12 een zevende mogelijke uitvoeringsvorm van de schakelketting volgens de uitvinding in 30 schematische, deels doorgesneden weergave;
Fig. 13 een achtste mogelijke uitvoeringsvorm van de schakelketting volgens de uitvinding in schematische, deels doorgesneden weergave; en
Fig. 14 een negende mogelijke uitvoeringsvorm van de 35 schakelketting volgens de uitvinding in schematische, deels doorgesneden weergave; 1016400 19
Fig. 15 een bekende schakelketting met tweeschakelverband zijaanzicht;
Fig. 16 het zijaanzicht van een andere bekende constructie van een bekende schakelketting; 5 Fig. 17 een bovenaanzicht op de schakelketting volgens fig. 15;
Fig. 18 een bovenaanzicht corresponderend fig. 17 voor het weergeven van het drieschakelband van een bekende schakelketting volgens fig. 16; 10 Fig. 19 een schematische weergave van een inrichting voor het rekken van een schakelketting;
Fig. 20 een diagram;
Fig. 21 een diagram;
Fig. 22 een diagram; 15 Fig. 23 een weergave van het verlengen van schakels;
Fig. 23a deel van fig. 23;
Fig. 23b deel van fig. 23;
Fig. 24 een diagram;
Fig. 25 een diagram; 20 Fig. 26 een diagram;
Fig. 27 een aanzicht van een schakel en
Fig. 28 een schakelketting in doorsnede.
Fig. 1 toont schematisch een aandrijfeenheid 1 met een kegelschijfaandrijving 2, die voorzien is van een 25 aandrijfzij dig schijvenpaar 3 en een aangedreven schijvenpaar 4. Elk schijvenpaar heeft een axiaal beweegbaar schijfdeel 3a, 4a en telkens een axiaal vast schijfdeel 3b, 4b. Tussen de beide schijvenparen is voor de koppeloverdracht een eindloos orgaan in de vorm van een 30 schakelketting 5 volgens de uitvinding aanwezig.
Het schijvenpaar 3 is via een stelorgaan 6 en het schijvenpaar 4 via een stelorgaan 7, die als zuiger-/cilindereenheden zijn uitgevoerd, axiaal ten opzichte van de schakelketting 5 te spannen.
35 Wat de werking betreft parallel geschakeld aan de zuiger-/cilindereenheden 6, 7 is telkens een verdere 1016400 20 zuiger-/cilindereenheid 9, 10 aanwezig, die voor het wijzigen van de overbrenging van de aandrijving dienen. De drukkamers van de zuiger-/cilindereenheden 9, 10 kunnen afwisselend corresponderend de gevraagde 5 overbrengverhoudingmet drukmiddel worden gevuld of daarvan worden ontdaan. Hiertoe kunnen de naar de drukkamers 9, 10 voerende leidingen 11, 12 corresponderend de vereisten door middel van een klepinrichting 13 ofwel met de door een pomp 14 gevormde drukmiddelbron danwel met een afvoerleiding 15 10 worden verbonden. De wijziging van de overbrenging van de kegelschijvenaandrijving 2 vindt derhalve plaats door instelling van een drukverschil tussen de beide stelorganen 9 en 10. Voor het opwekken van een ten minste koppelafhankelijke druk is een koppelvoeler 16 aanwezig, 15 die op een hydromechanisch principe is gebaseerd. De koppelvoeler 16 draagt ten minste een deel van het via de aandrijfas A en de tussengeschakelde koppelingseenheid 17 ingevoerde koppel over op het kegelschijvenpaar 3.
De koppelingseenheid 17 bezit ten minste één 20 aanloopkoppeling 18 alsmede eventueel een draairichting omkeereenheid 19, bijvoorbeeld voor het achteruitrijden. De draairichting omkeereenheid is op zich bekende wijze voorzien van een koppeling respectievelijk rem 20, die onder tussenschakeling van een planetenstel 21 de 25 draairichting van de tussenas B wijzigt.
De koppelingen 18 en 19 zijn als hydraulisch bediende koppelingen uitgevoerd, die met behulp van de omschakelklep 22 naar keuze kunnen worden gesloten of geopend. Voor de omschakelklep 22 is een stuurklep 23 geschakeld, via welke 30 de voor de momentaan aanwezige bedrijfstoestand noodzakelijke koppeling 18 of 19 bediend respectievelijk geschakeld kan worden. Via de stuurklep 23 kan dus de via de omschakelklep 22 met de stuurklep 23 verbonden koppeling, bijvoorbeeld 18, worden gesloten of geopend.
35 Althans de kleppen 13, 22 en 23 worden gestuurd door een centrale elektronische eenheid 24, die verschillende 1016400 21 bedrijfsparameters van een motorvoertuig respectievelijk van de motor en/of de aandrijving verwerkt. De hydraulische sturing 25 kan in een kleppenblok worden samengevat.
Tussen de pomp 14 en de koppelvoeler 16 is een 5 drukklep 26 aanwezig, die waarborgt, dat bij lage koppelvoeldruk een minimale druk in de leiding 29 respectievelijk van de kleppen 13, 23 aanwezig is.
De drukruimte 27 van de koppelvoeler 16 staat via de verbindingsleidingen 28, 29 in verbinding met de pomp 14.
10 Van de leiding 28 gaan twee verbindingsleidingen respectievelijk kanalen 30, 31 uit, die met de daarbij geplaatste drukkamers 6 respectievelijk 7 in verbinding staan. Zodoende heerst in de drukkamers 6, 7 een drukniveau, dat afhankelijk is van het door de koppelvoeler 15 16 geleverde drukniveau. De als koppel gestuurde klep uitgevoerde koppelvoeler 16 draagt het via de tussenas B ingevoerde koppel over op het schijvenpaar 3. De koppelvoeler 16 is op bekende wijze voorzien van een axiaal stationaire 32 en een axiaal verplaatsbare nokkenschijf 33, 20 die elk zijn voorzien van oploopbanen. Tussen de oploopbanen zijn spreidlichamen in de vorm van kogels 34 aangebarcht. De afvoerleiding 35 van de koppelvoeler 16 is via een leiding respectievelijk een kanaal 36 verbonden met een straalpomp 37. Afhankelijk van het tussen de beide 25 schijven 32, 33 heersende koppel wordt via de als stuurzuiger werkzame schijf 33 de afvoeropening 35 corresponderend in doorlaat gewijzigd, waarbij een met het over te dragen koppel corresponderende druk wordt ingesteld in de ruimte 27, in de leidingen 28, 30, 31 en zodoende ook 30 in de drukkamers 6, 7. De door de afvoeropening 35 wegvloeiende oliemassa heeft een verhoudingsgewijs hoge druk en bevat zodoende corresponderend veel energie. Deze drukenergie wordt in de straalpomp 37 benut om uit een voorraadhouder 38 extra vloeibaar medium respectievelijk 35 olie aan te zuigen en te benutten voor koel- en/of smeerdoeleinden. De bij de inlaatzijde in de straalpomp 37 1016400 22 ingevoerde olie dient derhalve als drijfmiddel. Deze via de leiding 36 in de straalpomp 37 ingevoerde olie verkrijgt bij de monding van het konische drijfmondstuk 39 een verhoogde snelheid, waardoor de druk fors wordt verminderd 5 en het te transporteren middel respectievelijk olie via de leiding 40 kan worden aangezogen. In het vangmondstuk 41 vindt een snelheidsuitwisseling tussen de via de leiding 36 toegevoerde olie en de via de leiding 40 aangezogen olie plaats. In de diffuser 42 wordt de in de afvoerleiding 43 10 gewenste druk ingesteld. De leiding 43 mondt uit in de koppelingsruimte van de koppeling 18, zodat het via de leiding 43 getransporteerde olievolume minstens voor het koelen respectievelijk smeren van de aanloopkoppeling op bekende wijze kan worden gebruikt. Het kan doelmatig zijn, 15 als in de leiding 43 een verder schematisch aangeduide klep 44 aanwezig is, die soortgelijk als de klep 22 kan zijn uitgevoerd en afwisselend een verbinding met de aanloopkoppeling 18 of de voor het omkeren van de draairichting vereiste koppeling 19 tot stand kan brengen. 20 De klep 44 kan eveneens bediend worden via de elektronische stuureenheid 24. Een deel van de door de straalpomp 37 getransporteerde olie kan ook voor smering van de aandrijving 2 worden gebruikt. Verder kunnen in het gebied van de leiding 36 en/of 43 aftakkingen worden aangebracht, 25 waarin een corresponderend smoororgaan is aangebracht, waarbij de door de aftakkingen wegstromende olie eveneens kan worden gebruikt voor koel- en/of smeerdoeleinden.
In de aanzuigleiding 40 respectievelijk in de straalpomp 37 is een terugslagklep 45 aanwezig, die opent 30 in de aanzuigrichting. De terugslagklep 45 waarborgt, dat bij koude taai vloeibare olie geen wegstromen van de straalpomp 37 via de leiding 40 kan plaatsvinden. Bij lage temperaturen kunnen de in de pomp 37 en in de leidingen respectievelijk kanalen optredende verliezen zodanig hoog 35 zijn, dat geen extra olie via de straalpomp 37 kan worden aangezogen. Ook kan bij lage temperaturen respectievelijk '10 1 6 4 0 0 23 bij zeer taaie olie het functioneren van de straalpomp 37 nadelig zijn beïnvloed. Door de terugslagklep 45 wordt gewaarborgd, dat ten minste de via de leiding 36 van de straalpomp 37 toegevoerde olie ook daadwerkelijk in de 5 afvoerleiding 43 terechtkomt.
Fig. 2 toont een mogelijke schakelketting 100 volgens de uitvinding in schematisch, deels doorgesneden aanzicht.
De schakelketting 100 omvat meerdere kettingorganen 102, die zich in de door de dubbele pijl 104 aangeduide 10 looprichting van de schakelketting 100 naast elkaar gelegen uitstrekken en door scharnierinrichtingen 106 onderling scharnierbaar zijn verbonden.
De scharnierinrichtingen 106 zijn telkens voorzien van meerdere wiegstukken 108, 110, waarvan de langsassen zich 15 in het vlak van tekening uitstrekken. Deze paarsgewijs bij de scharnierinrichting 106 geplaatste wiegstukken 108, 110 zijn telkens voorzien van een wiegvlak 112, dt naar het wiegvlak 112 van het bij dezelfde scharnierinrichting 106 aangebrachte wiegstuk is toegekeerd, zodat de wiegvlakken 20 112 van naburige wiegstukken 108, 110 op elkaar kunnen afrollen.
De wiegstukken 108, 110 strekken zich in hun langsrichting uit door doortredeopeningen 114 van de schakels 116, waarbij telkens meerdere van de schakels 116 25 met doortredeopening 114 bij een kettingorgaan 102 en meerdere van deze schakels 116 met doortredeopeningen 114 bij een in looprichting 104 van de schakelketting 108 naburig kettinorgaan 102 zijn opgesteld.
Binnen elke doortredeopening 114 van de schakels 116 30 worden twee paren wiegstukken 108, 110 opgenomen, waarbij deze paren bij verschillende scharnierinrichtingen 106 behoren. De met betrekking tot de betreffende doorgangsopening 114 in de beide, door de pijlen 118, 120 aangeduide oriënteringen van de looprichting 104 van de 35 schakelketting 100 buitengelegen wiegstukken 108, 110 zijn in vorm aansluitend draaivast verbonden met de schakel 116 1016400 24 en in de looprichting van de wiegstukken 108, 110 axiaal verschuifbaar gelagerd ten opzichte van de schakel 116.
De relatieve beweegbaarheid tussen de schakels 116 en de wiegstukken 108, 110 wordt begrensd respectievelijk 5 verhinderd door de borgelementen 122. Deze borgelementen 122 zijn uitgevoerd als draadklemmen. De borgelementen 122 zijn elk voorzien van telkens twee vrije einden 124, 126, die zich in gleufvormige verdiepingen 128, 130 van de wiegstukken 108, 110 uitstrekken, zodat deze wiegstukken 10 108, 110 tegen zijdelings naar buiten glijden in de richting van hun langsassen zijn geborgd. De borgelementen 122 in het bijzonder zijn in langsrichting respectievelijk in de -richting van de langsassen van de wiegstukken 108, 110 buitengelegen opgesteld.
15 Op een in de richting van de langsassen van de wiegstukken 108, 110 buiten de schakels 116 gelegen zijde van de schakelketting 100 zijn de borgelementen 122 naast elkaar liggend in looprichting 104 van de schakelketting 100 aangebracht, zodat elk borgelement 122 in twee naburige 20 scharnierinrichtingen 106 grijpt en verdere borgelementen 122 telkens in de in de oriëntering 118, 120 van de looprichting van de schakelketting 102 aansluitende betreffende twee scharnierinrichtingen grijpen.
De borgelementen 122 kunnen aanvullend grijpen in 25 verdiepingen op de buitenomtrek 132, die buiten de wiegvlakken 112 is aangebracht en in het bijzonder op de van de wiegvlakken in de looprichting 104 van de schakelketting 100 afgekeerde zijde 134, 136 van het wiegstuk 108, 110.
30 Fig. 3 toont een bovenaanzicht van een wiegvlak 112 van een wiegstuk 108, 110 van een schakelketting 100 volgens fig. 2.
In het wiegvlak 112 is een gleuf 108 geslepen, waarin een vrij einde 124, 126 van het borgelement 122 kan 35 grijpen, zodat het borgelement 122 en het wiegstuk 108, 110 in vorm aansluitend onderling zijn verbonden.
1016400 25
Fig. 4 toont een aanzicht van het wiegstuk 108 volgens de pijl 138 in fig. 2, waarbij is weergegeven, dat de gleuf 150 zich uitstrekt in het wiegvlak 112.
Fig. 5a toont een mogelijke uitvoeringsvorm van een 5 schakelketting 100 volgens de uitvinding in schematische, deels doorgesneden aanzicht, waarbij een borgelement 122, dat als draadbeugel, gestanst deel of dergelijke is uitgevoerd, met z'n vrije einden 124, 126 grijpt in de verdiepingen 128, 130. De verdiepingen 128, 130 zijn 10 telkens in de wiegvlakken 112 van de betreffende wiegstukken 108, 110 van de betreffende scharnierinrichting 106 geslepen. Het borgelement 122 omvat het samenstel van de scharnierinrichtingen 106 van onderaf, dat wil zeggen vanuit de richting, die naar de scharnieras van de niet 15 weergegeven kegelschijf in gemonteerde toestand gekeerd is. De oriëntering, waarin de kegelschijfas is gepositioneerd, wordt schematisch aangeduid door de pijl 160, terwijl de tegengestelde oriëntering schematisch wordt aangeduid door de pijl 162.
20 Fig. 5b toont een bovenaanzicht op een wiegvlak 112 van een wiegstuk 110 volgens de lijn 5b-5b in fig. 5a.
In fig. 6b is als voorbeeld de stand van een gleufvormige verdieping 130 weergegeven, die zich in het wiegvlak 112 van het wiegstuk 110 uitstrekt. De 25 gleufvormige verdieping 130 strekt zich vanaf de rand van het wiegvlak dwars uit op de langsrichting en overdekt daarbij meer dan 50% van de breedte van het wiegvlak 112 van het wiegstuk 110.
Fig. 5c toont een doorsnedeaanzicht volgens de lijn 30 5c-5c in fig. 5b, waaraan kan worden ontnomen, dat de diepte van de gleufvormige verdieping 130 in het wiegvlak 112 in langsrichting van deze verdieping 130 wijzigt.
Fig. 5d toont een doorsnedeaanzicht volgens de lijn 5d-5d in fig. 5c, waarin zichtbaar is, dat de gleufvormige 35 verdieping 130 in het wiegvlak 112 van het wiegstuk 110 een 1016400 26 cirkelsegmentvormige dwarsdoorsnede heeft, en wel in het bijzonder een half cirkelvormige dwarsdoorsnede.
De in fig. 6 weergegeven schakelketting 100 onderscheidt zich van de in fig. 5 weergegeven 5 schakelketting in het bijzonder door de vorm en opstelling van de borgelementen 122. Het borgelement 122 is in fig. 6 in het gebied 170 geknikt uitgevoerd en grijpt daarenboven van bovenaf, derhalve vanaf de van de niet weergegeven draaias van de kegelschijvenparen afgekeerde zijde, in de 10 scharnierinrichtingen 106.
In de uitvoeringsvorm van een schakelketting 100 overeenkomstig de uitvinding volgens fig. 7 grijpt het borgelement 122 van buiten respectievelijk van bovenaf in twee scharnierinrichtingen, derhalve vanaf de van de niet-15 weergegeven draaiassen van de kegelschijvenparen afgekeerde richting, strekt zich uit in verdiepingen 128, 130 van de wiegstukken 108, 110, die in de gebieden 180, 182, 184, 186 op de kettingbinnenzijde zijn aangebracht. De kettingbinnenzijde is de zijde van de schakelketting 100, 20 die naar de draaiassen van de kegelschijven is toegekeerd.
Eventueel zijn aanvullend in de gebieden 188, 190 van de wiegstukken 108, 110, die bij de telkens buitengelegen wiegstukken 108, 110 zijn geplaatst en van de wiegvlakken 112 zijn afgekeerd, verdiepingen aangebracht, waarin zich 25 het borgelement 122 uitstrekt.
Fig. 7 maakt verder duidelijk, dat een schakelketting 100 volgens de uitvinding met verschillende delingen, derhalve met verschillende afstanden tussen twee aangrenzende scharnierinrichtingen 106, 106a kan zijn 30 uitgevoerd. De afstand van de scharnierinrichtingen 106a in looprichting 104 van de schakelketting 100 is groter dan de corresponderender afstand van de scharnierinrichtingen 106. Dienovereenkomstig zijn de bij de op kortere afstand van elkaar gelegen scharnierinrichtingen 106 opgestelde 35 borgelementen 122 in de looprichting 104 van de schakelketting 100 korter dan de bij de 1016400 27 scharnierinrichtingen met grotere afstand geplaatste borgelementen 122a.
Fig. 8 toont een aanzicht van een wiegstuk 108 van een schakelketting 100 volgens fig. 7.
5 Fig. 8 maakt duidelijk, dat de gleuven 192, 194 die zich in het vlak van tekening uitstrekken en corresponderen met de verdiepingen 180, aan de zijdelings buitengelegen einden van het wiegstuk 108 zijn aangebracht. De wiegstukken 110, die met de wiegstukken 108 een 10 wiegstukkenpaar vormen, komen wat hun geometrie betreft overeen met de wiegstukken 108, hetgeen in fig. 18 is weergegeven. Er dient echter op te worden gewezen, dat de wiegstukken 110, hetgeen eveneens in fig. 18 is weergegeven, evenwel ook spiegelsymmetrisch ten opzichte 15 van de wiegstukken 8 kunnen zijn uitgevoerd, en wel ten opzichte van een symmetrievlak, dat zich tussen de bij het gelijke wiegstukkenpaar geplaatste wiegstukken 108, 110 loodrecht op de looprichting 104 van de schakelketting 100 uitstrekt. Verder kunnen de wiegstukken wat hun geometrie 20 betreft op andere wijze verschillend zijn, hetgeen eveneens in fig. 8 niet is weergegeven.
Fig. 9 toont een mogelijke uitvoeringsvorm van een schakelketting 100 volgens de uitvinding, die zich van de uitvoeringsvorm volgens fig. 7 in het bijzonder 25 onderscheidt, doordat de borgelementen 122, 122a van onderaf, derhalve uit richting 160 van de niet weergegeven assen van de kegelschijvenparen, in de scharnierinrichtingen 106, 106a grijpen alsmede doordat de einden 200a, 202a van de vrije einden 200, 202 van de 30 borgelementen 122, 122a niet, zoals in fig. 7, in de verdiepingen in de gebieden 182, 184 zijn gelegen, doch omgebogen zijn en vanaf de scharnierinrichtingen 106, 106a naar buiten toe wijzen.
Fig. 10 toont een aanzicht van een wiegstuk 108 van 35 een schakelketting 100 volgens de lijn 10-10 in fig. 9, waarin de gleuven 192, 194 te onderkennen zijn. Fig. 10 1016400 28 onderscheidt zich van fig. 8 in het bijzonder daardoor, doordat de gleuven 192, 194 een andere stand ten opzichte van de schuintes 202, 212 van de kopzijden van de wiegstukken 108, 110 innemen.
5 In de uitvoeringsvormen volgens fig. 2 tot fig. 10 zijn de borgelementen 122 slechts aan één zijde van de schakelketting 100 of aan beide zijden van de schakelketting 100 aangebarcht, waarbij in het laatste geval de aan verschillende zijden van de schakelketting 10 aangebrachte borgelementen 122 in het bijzonder versprongen in de scharnierinrichtingen 106 grijpen.
Fig. 11a toont een zesde mogelijke uitvoeringsvorm van een schakelketting 100 volgens de uitvinding, waarbij de borgelementen 122 aan een eerste zijde van de 15 schakelketting zijn aangebracht en de borgelementen 220 aan de andere zijde van de schakelopstelling zijn aangebracht, zodat de borgelementen 122, 220 de opstelling van de schakels 116 telkens in de richting van de langsassen van de wiegstukken 108, 110 naar buiten toe begrenzen.
20 De borgelementen 122 zijn in vorm aansluitend verbonden met de wiegstukken 108, 110, terwijl de wiegstukken 220 in kracht aansluitend verbonden zijn met de wiegstukken 108, 110 respectievelijk de scharnierinrichtingen 106.
25 De borgelementen 122, 220 zijn in de looprichting 104 van de schakelketting 100 elastisch respectievelijk verend uitgevoerd, zodat deze de wiegstukken 108, 110 telkens zodanig belasten, dat deze wiegstukken 108, 110 tegen elkaar worden gedrukt.
30 De borgelementen 122, 220 zijn telkens voorzien van twee vrije einden 124, 126, die telkens in een scharnierinrichting 106 grijpen, alsmede van een tussen deze vrije einden 124, 126 aangebracht gebied 222, dat zodanig is gevormd, dat dit een oog vormt, dat in 35 omtreksrichting open is.
10*640® : 29
Fig. lib toont een kettingorgaan 102 volgens fig. 11a met een borgelement 122 in vergrote weergave.
Fig. 11c toont een aanzicht van een wiegstuk 108 volgens de lijn llb-llb in fig. 11.
5 Het wiegstuk 108 is in z'n in langsrichting buitengelegen gebieden telkens voorzien van een gleufvormige verdieping 224, 226, die in wezen loodrecht op de langsas, derhalve in dwarsrichting, van het wiegstuk 108 is gericht en buiten de in dwarsrichting liggende 10 randgebieden van het wiegstuk 108 is aangebracht.
Fig. lid toont een doorsnedeaanzicht volgens de lijn lid-lid in fig. 11c, waaribj in het bijzonder de stand van de verdieping 224 op de zijde van het wiegstuk 108, die van het wiegvlak 112 van het wiegstuk 108 is afgekeerd, is 15 verduidelijkt.
Fig. 12 toont een zevende mogelijke uitvoeringsvorm van een schakelketting 100 volgens de uitvinding, waarbij de borgelementen 112 op een eerste zijde van de schakelketting 100 zijn aangebracht en de borgelementen 220 20 op de tweede zijde van de schakelketting zijn aangebracht.
Deze borgelementen 112, 220 grijpen telkens in de scharnierinrichtingen 106 en omgrijpen de wiegstukken 108, 110 zodanig, dat de wiegstukkenparen 108, 110 in looprichting 104 van de schakelketting 100 tegengesteld 25 gericht worden belast, zodat de wiegstukken 108, 110 gemakkelijk uit elkaar worden getrokken.
Hiertoe grijpen in het bijzonder de vrije einden 230, 232 van de borgelementen 212, 220 in de eindgebieden 234, 236 van de wiegvlakken 112.
30 Het tussen de vrije einden 230, 232 aangebrachte tussengebied 222 strekt zich vanaf de scharnierinrichtingen buitenwaarts uit en is gebogen uitgevoerd.
Fig. 13 toont een achtste mogelijke uitvoeringsvorm van een schakelketting 100 volgens de uitvinding, waarbij 35 verschillende borgelementen 122, 240 vanaf verschillende zijden van de schakelketting 100, namelijk vanuit de 1016400 30 richting 160, waarin de niet weergegeven assen van de kegelschijvenparen zijn aangebracht, alsmede van een tweede zijde, die in de richting van de pijl 162 is aangebracht, derhalve van een zijde, die van de kegelschijvenassen is 5 afgekeerd, in de scharnierinrichtingen 106.
De borgelementen 220, 240 zijn verschillend uitgevoerd en bij voorkeur op dezelfde zijde van de schakelketting in de richting van de langsas van de wiegstukken 108, 110 aangebracht. Overeenkomstig de uitvinding is echter ook 10 voorzien, dat deze op verschillende zijden van de schakelketting 100 zijn aangebracht.
Fig. 14 toont een negende mogelijke uitvoeringsvorm van een schakelketting 100 volgens de uitvinding, waarbij de schakels 116 in een v-vormig patroon zijn aangebracht.
15 De fig. 15 en 17 tonen een zijaanzicht en een bovenaanzicht van een deel van een stuk van een bekende schakelketting met normale kettingschakels 401 en schakels 402, waarbij de schakels over de breedte B van de schakelketting gèzien zijn aangebracht en zich 20 overeenkomstig het opstelpatroon herhalen. De schakels vormen rijgewijs schakelpakketten. De door de schakels 401 en 402 gevormde kettingorganen zijn scharnierbaar via scharnierstukken onderling verbonden, die uit paren wiegstukken 403 bestaan, die in uitsparing 404 van de 25 schakels zijn ingezet en met de telkens bijbehorende schakels via een in vorm aansluitende verbinding 405 draaiend zijn verbonden. De uitsparingen 404 kunnen zodanig zijn uitgevoerd', dat per schakel twee uitsparingen voor de beide scharnieren zijn gevormd of echter ook, dat per 30 schakel slechts één uitsparing voor het opnemen van de wiegstukken voor de beide scharnieren aanwezig is. De wiegstukken 403 hebben naar elkaar toe gerichte, bijvoorbeeld ten minste afzonderlijke concave wiegvlakken 406, via welke ze op elkaar kunnen afrollen, waardoor de 35 beweegbaarheid van naburige kettingorganen wordt verkregen.
|10 1 6 4 o 0 31
De wiegvlakken kunnen beide concaaf zijn of kan één wiegvlak vlak of convex en andere wiegvlakken concaaf zijn.
Dergelijke schakelkettingen kunnen zodanig zijn uitgevoerd, dat ten minste afzonderlijke wiegstukken met de 5 bij hun kettingorgaan horende schakels ten minste deels via een draaiborging zijn verbonden.
De afzonderlijke scharnieren hebben van midden tot midden een afstand 407, die men in het algemeen als kettingdeling beschouwd. De grootte van deze kettingdeling 10 407 is afhankelijk van de in kettinglooprichting 408 bepaalde lengte van de wiegstukken 403 alsmede de tussen de afzonderlijke uitsparingen 404 vereiste afstand. Zoals bekend kan de kettingdeling 407 over de totale kettinglengte gelijkblijvend zijn uitgevoerd, zij kan 15 echter ook binnen bepaalde grenzen eventueel onregelmatig variëren om geruisontwikkeling van de ketting gunstig te beïnvloeden.
De wiegstukken hebben aan hun zijdelingse eindgebieden kopvlakken, waarmee ze tijdens bedrijf van een aandrijving 20 in wrijvingscontact kunnen komen met de kegelschijven.
Voordeelbiedend is het, wanneer beide wiegstukken even lang zijn, zodat beide wiegstukken met de kegelschijf in contact komen. Bij een ander uitvoeringsvoorbeeld is het doelmatig als de wiegstukken een verschillende lengte hebben en 25 daardoor slechts één wiegstuk per scharnier met een kegelschijf in wrijvingscontact komt.
Uit het bovenaanzicht volgens fig. 17 blijkt, dat de ketting in een zogenaamd tweeschakelverband is samengesteld, hetgeen betekent, dat telkens twee radiale 30 eindruggen 409 respectievelijk 410 van naburige kettingschakels tussen twee paren wiegstukken 403 naast elkaar staan, waardoor dienovereenkomstig de afstand van deze door wiegstukparen gevormde scharnieren is bepaald.
Uit het bovenaanzicht volgens fig. 18 blijkt, hoe 35 bekende kettingen in drieschakelverband zijn opgebouwd.
Hier zijn over de breedte van de ketting gezien de normale 1016400 32 schakels 411 en de buitenschakels 412 in de kettinglooprichting telkens over een deling ten opzichte van elkaar versprongen, waardoor zich weliswaar een verbreding van de ketting dwars op de looprichting 5 voordoet, waardoor echter aan de andere zijde de afstand tussen de door paren wiegstukken 413 gevormde scharnieren ten opzichte van het tweeschakelverband volgens fig. 17 kan worden gereduceerd.
Het bovenaanzicht volgens fig. 18 komt overeen met een 10 andere, in fig. 16 in zijaanzicht weergegeven kettingconstructie met normale schakels 411 en buitenschakels 412, waarbij de scharnierstukken uit paren wiegstukken 413 bestaan. De wiegstukken 413 hebben een zodanige vorm, dat deze alleen nog maar op twee plaatsen 15 414 en 415 tegen de schakeluitsparingen 416 aanliggen.
Tussen de aanligplaatsen 414 en 415 zijn de wiegstukken 413 vrij van de schakels 411, 412 van de ketting.
Fig. 19 toont een opstelling 450 voor het rekken van . een schakelketting 432 volgens de uitvinding, waarbij de 20 schakelketting 432 is opgenomen in een kegelschijvenspleet 448 van twee kegelschijfstellen. De opstelling volgens fig. 19 kan echter ook plaatsvervangend voor een kegelschijvenaandrijving zijn, die tijdens bedrijf voorzien is van een ketting volgens de uitvinding. Het ene 25 kegelschijvenstel wordt gevormd door de beide kegelschijven 424 en 425, di axiaal relatief ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn. Daartoe kan de ene kegelschijf 425 axiaal worden verschoven, zie pijl 432. Voor het axiaal verschuiven en het aandrukken van de ketting ten opzichte 30 van het kegelschijvenpaar dient de stelcilinder 428.
Het andere kegelschijvenstel wordt gevormd door de beide kegelschijven 426 en 427, die axiaal relatief ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn. Daartoe kan de ene kegelschijf 427 axiaal worden verschoven, zie pijl 431.
35 Voor het axiaal verschuiven en voor het aandrukken van de ketting ten opzichte van het kegelschijvenstel dient de 1016400 33 stelcilinder 429. Via de aandrijfas 422 en de aangedreven as 423 kan het toerental en/of het koppel worden ingesteld.
Overeenkomstig een andere uitvoering van een inrichting voor het rekken van een schakelketting kan het 5 voordeel biedend zijn als de hartlijnen of assen van de inrichting door het middels een kracht belasten uit elkaar worden getrokken, zodat de schakelketting in de kegelschijvenspleet wordt gedwongen en zo het krachtoverdragen tussen schakelketting en kegelschijven op 10 de gewenste waarde kan worden ingesteld. Daartoe is het niet dringend vereist, dat de kegelschijven van de kegelschijvenparen axiaal ten opzichet van elkaar verschuifbaar zijn. Het kan ook doelmatig zijn, wanneer de kegelschijven vast ten opzichte van elkaar zijn opgesteld.
15 Bij het rekken van de ketting in de eindloze vorm wordt de schakelketting na de montage van de afzonderlijke schakels met de wiegstukken gesloten. Aansluitend wordt deze bijvoorbeeld in een variator volgens fig. 19 gemonteerd. Door het aandrukken tussen de wiegstukken’ en de 20 kegelschijven en/of door de koppeloverdracht wordt de ketting in de eindloze vorm gerekt. Daartoe wordt bijvoorbeeld een veelvoud van de in de aandrijving normaliter optredende aandrukkrachten en/of koppels ingesteld en de ketting wordt bijvoorbeeld een aantal keren 25 door de variator rondgedraaid, zodat elk kettingorgaan, zoals schakel- en wiegstuk ten minste één of een aantal malen in de variator is rondgelopen. Voordeelbiedend is het, wanneer de ketting ten opzichte van de verhoudingen tijdens bedrijf van een voertuig langzaam en met weinig 30 rondlopen wordt doorgedraaid.
Op typische wijze kan in de aanloopoverdraging (underdrive) het rekproces worden uitgevoerd, waarbij het koppel in het gebied van 0 tot het 10-voudige nominale koppel van het maximale variatorkoppel, derhalve van het 35 maximaal in de aandrijving optredende koppel, van de aandrijving instelbaar is. Bij voorkeur wordt een koppel in 1016400 34 het gebied van circa het drievoudige van het maximale variatorkoppel ingesteld. Ook is het doelmatig, wanneer de trekkracht in het part 470 van de ketting gedurende het rekproces groter is dan gedurende bedrijf van de 5 aandrijving. Voordeelbiedend is het, wanneer de trekkracht ten minste de dubbele trekkracht in vergelijking met de maximale trekkracht tijdens normaal bedrijf van de aandrijving is.
De schakelketting wordt dan met een laag toerental, in 10 het gebied van circa 0,5 omwentelingen per minuut tot circa 500 omwentelingen, op voordeelbiedende wijze van circa 10 omwentelingen per minuut tot 50 omwentelingen per minuut enige omwentelingen of omlopen rondgedraaid. Daarbij kan het doelmatig zijn, wanneer afhankelijk per schakelketting 15 1 tot 10 omlopen worden doorlopen.
Overeenkomstig de uitvinding kan de overbrenging gedurende het rekproces ook worden gewijzigd.
Daardoor wordt een lastverdeling ingesteld, die in wezen correspondeert met een vollastbelasting in de 20 underdrive (aanloopoverbrenging) in het voertuig. Bij een rekproces kan echter ook een andere overbrenging worden ingesteld, zoals bijvoorbeeld een overdrive-overbrenging of een wijzigbare overbrenging bij het rekproces. Een voordeel van het rekproces in de eindloze vorm is, dat de ketting 25 bij in wezen bij elk gebruik optredende kettingkromming wordt gerekt en aldus de lastverdeling soortgelijk is aan de werkelijke lastverdeling tijdens bedrijf van de aandrijving.
Door het rekproces in de eindloze vorm wordt ten 30 gevolge van het aandrukken en/of de koppelbelasting de ketting zodanig belasting, dat de wiegstukken in radiale richting alsmede in omtreksrichting ten opzichte van de as van de schijvenstellen gezien, elastisch wordt vervormd of gekromd. Daardoor worden de over de breedte van de ketting 35 gezien buiten aangebrachte schakels sterker belaast dan de in het midden van de schakelketting aangebrachte schakels.
1 0 1 6 40 0 35
Dit heeft tot gevolg, dat de buitenschakels of de aan de rand opgestelde schakels sterker verlengd worden dan de binnen opgestelde schakels en deze buitenschakels een hogere rekgraad krijgen opgelegd dan de binnengelegen 5 schakels. Onder de rekgraad wordt verstaan de verhouding tussen de belasting bij het rekken in verhouding tot de breuklast.
Daarbij kan het doelmatig zijn, als de schakels van een schakelrij bij de montage dezelfde lengte hebben en 10 deze schakels als functie van de breedte verschillend worden verlengd.
Eveneens kan het doelmatig zijn, als de schakels van een schakelrij reeds bij de montage verschillende lengten respectievelijk schakelbinnenmaten hebben, zodat de aan de 15 rand van de ketting opgestelde schakels een grotere schakelbinnenmaat hebben dan de in het midden gelegen schakels. Dit kan bijzonder doelmatig zijn, als niet in de eindloze vorm wordt gerekt maar de schakels voor de montage worden gerekt en de schakels aansluitend onderling tot de 20 ketting worden gemonteerd. Dan kan men als gevolg van de montage van schakels met verschillende schakelbinnenwijdten een ketting opbouwen, die reeds aan de rand langere schakelbinnenwijdten heeft dan in het midden. Dit is bijvoorbeeld in fig. 26 weergegeven. Aldaar wordt getoond, 25 dat de schakelbinnenwijdte als functie van de positie van de schakels aan de randen groter is dan in het middengebied. Dit kan zowel door het rekproces in de eindloze vorm alsook door de montage overeenkomstig de uitvinding van verschillend lange schakels worden 30 bewerkstelligd.
Ook kunnen de schakels bij een rekproces voor de montage met verschillende rekgraden worden gerekt en bij de montage zodanig worden samengesteld, dat de schakels met een hogere rekgraad aan de rand van de ketting worden 35 aangebracht. Dit heeft tot gevolg, dat de buitenschakels of de aan de rand gepositioneerde schakels sterker 1016400 36 geplastificeerd zijn en meer belastbaar zijn dan de binnen gepositioneerde schakels en deze buitenschakels een hogere rekgraad krijgen dan de binnenschakels. Dit is bijvoorbeeld in fig. 25 weergegeven. Aldaar wordt getoond, dat de 5 rekgraad als functie van de positie van de schakels bij de randen groter is dan in het middengebied. Dit kan zowel door het rekproces in de eindloze vorm alsook door de montage overeenkomstig de uitvinding van verschillend sterk gerekte schakels worden verkregen.
10 De fig. 20 tot 22 tonen in diagrammen het gedrag van de lengte van de schakels als functie van de opstelling over de breedte van de ketting gezien. Op de y-as van de fig. 20 en 22 is de lengte van de schakels respectievelijk de lengte van de afstand L van de beide contactgebieden van 15 een schakel weergegeven. Deze lengte L wordt ook aangeduid als schakelbinnenmaat. In fig. 22 is het lengteverschil AL van de schakels tussen een ongerekte en een overeenkomstig de uitvinding gerekte toestand weergegeven. Op de X-as is bij de fig. 20 tot 22 telkens de positie van de schakels 20 over de breedte van de ketting weergegeven. De positie 1 komt overeen met de positie van de schakel aan de ene zijde van de ketting en de positie 14 komt overeen met de positie van de schakel aan de andere zijde van de ketting. De posities 2 tot 13 komen overeen met de posities van de 25 schakels tussen de randschakels 1 en 14. Daarbij is in het bijzonder een ketting met 14 schakelposities over de breedte van de ketting als uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, waarbij ook andere kettingvarianten in hun algemeenheid zonder beperking in de beschouwing als 30 meegenomen kunnen worden beschouwd.
Fig. 20 toont een diagram van een niet-gerekte ketting of een in rechte toestand gestrekte open ketting. De lengte L is als functie van de schakelpositie 1 tot 14 in wezen gelijk en constant.
35 Fig. 21 toont een diagram van een in de gesloten toestand in de eindloze vorm dynamisch gerekte ketting. De 1016400 37 lengte L is gevarieerd als functie van de schakelpositie 1 tot 14, waarbij de randschakels op de posities 1 tot 3 en 12 tot 14 sterker gerekt worden dan de schakels in de middengelegen schakelposities 4 tot 11. Dit resulteert op 5 grond van de radiale en in omtreksrichting plaatsvindende doorbuiging van de wiegstukken en de corresponderend sterke plastificering van de contactgebieden van de schakels op de posities van de aan de rand of nabij de rand opgestelde schakels.
10 Fig. 22 toont een diagram van een in gesloten toestand in de eindloze vorm dynamisch gerekte ketting. Het lengteverschil Ah is gevarieerd als functie van de schakelpositie 1 tot 14, waarbij de randschakels op de posities 1 tot 3 en 12 tot 14 meer gerekt worden dan de 15 schakels in de middelste schakelposities 4 tot 11. Dit resulteert op grond van de radiale en in omtreksrichting plaatsvindende doorbuiging van de wiegstukken en de corresponderend sterke plastificering van de contactgebieden van de schakels op de posities van de aan 20 de rand of nabij de rand aangebrachte schakels. De weergave volgens fig. 8 verduidelijkt het overeenkosmtig de uitvinding verkregen effect voor het verhogen van de prestatiecapaciteit vasn de ketting nogmaals eenduidig.
De geringere zwenkingen in de lengte L respectievelijk 25 in de verlenging AL in het middengebied resulteert uit meetfouten.
Door de verlenging van de schakels gedurende het rekproces wordt een plastificering van de schakels in de contactgebieden tussen de schakels en de wiegstukken 30 verkregen.
Door de in het bijzonder radiale en/of in omtrek gerichte doorbuiging van de wiegstukken vindt een schakelplastificering plaats, die zich aanpast aan de hoek tussen de looprichting en het wiegstuk.
Γ10 1 6 4 0 o 38
Fig. 23 toont een doorsnede van een ketting 500 met de wiegstukken 501 en 502, die in uitsparingen 520 van de schakels 503 tot 513 zijn opgenomen. De wiegstukken zijn zodanig gebogen weergegeven, zoals deze bij een dynamisch 5 rekproces in de eindloze vorm verbogen kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld in de schijvenwig. De weergave is ter verduidelijking evenwel ietwat overdreven weergegeven.
De contactgebieden 503a tot 513a zijn door de verbuiging van de wiegstukken 501 en 502 geplastificeerd en 10 passen zich wat hun contour betreft aan de wiegstukken aan. Er blijkt, dat de buitenschakels meer verlengd zijn en de plastificering tot een grotere hoek α tussen de ketting-dwarsrichting Q en het contactvlak F leidt dan bij een in het midden gelegen schakel zoals bijvoorbeeld 507. Fig. 23a 15 en fig. 23b tonen daartoe telkens een doorsnede.
De hoek α neemt toe uitgaande van het midden van de ketting naar buiten toe.
Fig. 24 toont een diagram, waarin de hoek α als bedrag 1αl als functie van de schakelpositie is weergegeven. De 20 hoek neemt naar buiten toe in de richting van de randen en loopt in het middengebied terug tot nul. Dit kan overeenkomstig de uitvinding door het rekken in de eindloze positie of overeenkomstig een verder idee van de uitvinding ook door voor de montage dusdanig gerekte schakels worden 25 bereikt, die verschillend wat betreft hoek α werden gerekt en aansluitend onderling tot een ketting werden gemonteerd.
De schakels nabij de rand worden bij het rekken volgens de uitvinding zwaarder belast dan bij een rekproces uitgevoerd op een rechte streng. Daardoor worden de 30 schakels van de rand meer verlengd en is de rekgraad verhoogd.
Door het belastingsconforme rekken wordt de ketting bij het rekproces zodanig voorgeconditioneerd, dat bij een later bedrijf van de ketting in een aandrijving de 1016400 39 belastingen gelijkmatiger worden en de ketting daardoor een verhoogde levensduur verkrijgt.
Verder is het voordeelbiedend, dat de belasting van de ketting wordt gereduceerd, doordat de krachtinvoer van de 5 wiegstukken op de schakels bij een tweegebiedscontact 480, 481 overeenkomstig fig. 17 op beide gebieden meer gelijkmatig tot stand komt. In dit verband wordt in het bijzonder gewezen op de octrooiaanvrage DE 30 27 834, waarvan de inhoud uitdrukkelijk tot de inhoud van 10 onderhavige aanvrager behoort.
Fig. 27 toont een doorsnede van een ketting 200 met wiegstukken 201 en 202, waarbij de schakels bij een rekproces zodanig worden gerekt, dat de krachtinvoer van de rekkracht 210 onder een hoek φ ten opzichte van de schakel-15 respectievelijk kettinglangsrichting 202 is gericht.
Daarbij wordt tijdens een rekproces de hoek φ gevarieerd, zodat deze van circa 60° tot -60° reikt zodat de contactgebieden 230 over een breed hoekgebied worden gerekt en geplastificeerd.
20 Fig. 28 toont een schakelketting 300 in doorsnede, waarbij naast de schakels 301, 302 en 302 en de wiegstukken 310 als scharnier dwarshouten 320 voor de koppeloverdracht tussen de kegelschijven en de ketting aanwezig zijn. De wrijfkrachtoverdracht vindt plaats via de kopvlakken 321 25 van de dwarshouten.
De met de aanvrage ingediende conclusies zijn formuleringsvoorstellen zonder prejudicie voor het bereiken van een verdergaande octrooibescherming. Aanvraagster behoudt zich het recht voor nog verdere, tot dusverre 30 slechts in de beschrijving en/of de tekeningen geopenbaarde kenmerkcombinaties te claimen.
In volgconclusies gebruikte verwijzingen wijzen op de verdere uitvoering van het onderwerp van de hoofdconclusie door de kenmerken van de betreffende volgconclusie; ze zijn 35 hier niet te beschouwen als het afstand doen op het 1016400 40 verkrijgen van een zelfstandige, onderwerpelijke bescherming voor de kenmerkcombinaties van de betreffende volgconclusies.
Aangezien de onderwerpen van de volgconclusies met het 5 oog op de.stand van de techniek op de prioriteitsdag eigen en onafhankelijke uitvindingen kunnen vormen, houdt aanvraagster zich het recht voor deze tot onderwerp van onafhankelijke conclusies of afsplitsingsverklaringen te maken. Ze kunnen verder ook zelfstandige uitvindingen 10 bevatten, die een van de onderwerpen van de voorgaande voorconclusies onafhankelijke vorm hebben.
De uitvoeringsvoorbeelden zijn niet als beperking van de uitvinding op te vatten. Veeleer zijn binnen het kader van de onderhavige openbaring talrijke wijzigingen en 15 modificaties mogelijk, in het bijzonder dergelijke varianten, elementen en combinaties en/of materialen, die bijvoorbeeld door combinatie of wijziging van afzonderlijke in verbinding met de in de algemene beschrijving en uitvoeringsvormen alsmede de conclusies beschreven en in de 20 tekening weergegeven kenmerken respectievelijk elementen of werkwijzestappen voor de deskundige met het oog op de oplossing van de doelstelling te ontlenen zijn en door combineerbare maatregelen tot een nieuw onderwerp of tot nieuwe werkwijzestappen respectievelijk 25 werkwijzestappenvolgorden leiden, ook in zoverre deze herstel-, beproevings- en bedrijfswerkwijzen betreffen.
[10 1 6 4 0 0

Claims (85)

1. Schakelketting voor een traploze overbrenginaandrijving van een motorvoertuig, welke 5 voorzien is van ten minste één borgelement alsmede meerdere kettingorganen, die via scharnierinrichtingen onderling scharnierbaar zijn verbonden, waarbij deze kettingorganen telkens voorzien zijn van meerdere schakels met telkens ten minste één doortredeopening; 10. deze scharnierinrichtingen voorzien zijn van wiegstukken, die zich in wezen loodrecht op de looprichting van de schakelketting uitstrekken; deze wiegstukken zich door meerdere doortredeopeningen van verschillende schakels uitstrekken, die deels bij 15 een eerste kettingorgaan en deels bij een tweede kettingorgaan horen; ten minste één wiegstuk voorzien is van een verdieping; dat ten minste één borgorgaan de beweegbaarheid van 20 ten minste één wiegstuk ten opzichte van ten minste één schakel in de richting van de langsas van het wiegstuk ten minste beperkt; en het ten minste één borgorgaan zich in ten minste één verdieping van ten minste één wiegstuk uitstrekt.
2. Schakelketting in het bijzonder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het borgelement beugelvormig is uitgevoerd.
3. Schakelketting, eventueel ook met de kenmerken van een der voorgaande conclusies, voor een traploze 30 overbrengaandrijving van een motorvoertuig, welke voorzien is van ten minste één borgelement alsmede meerdere kettingorganen, die via scharnierinrichtingen onderling scharnierbaar zijn verbonden, waarbij deze kettingorganen voorzien zijn van telkens meerdere 35 schakels met telkens ten minste één doortredeopening; 1016400 deze scharnierinrichtingen voorzien zijn van wiegstukken, die zich in wezen loodrecht op de looprichting van de schakelketting uitstrekken; deze wiegstukken zich door meerdere doortreedopeningen 5 van verschillende schakels uitstrekken, die deels bij een eerste kettingorgaan en deels bij een tweede kettingorgaan horen; ten minste één wiegstuk eventueel voorzien is van een verdieping; 10. het ten minste ene borgorgaan de beweegbaarheid van ten minste één wiegstuk ten opzichte van ten minste één schakel in de richting van de langsas van het wiegstuk beperkt en/of verhinderd; en het ten minste ene borgelement in verschillende 15 scharnierinrichtingen grijpt en ten minste één vrij einde heeft, zodat dit borgelement met ten minste één wiegstuk vorm- en/of wrijvend aansluitend is verbonden, zonder dit wiegstuk in een in omtreksrichting gesloten opening op te nemen.
4. Schakelketting in het bijzonder volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat ten minste één borgorgaan voorzien is van ten minste twee vrije einden.
5. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het borgelement 25 losmaakbaar in ten minste één verdieping grijpt.
6. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het borgelement zich in ten minste twee verdiepingen van verschillende wiegstukken uitstrekt.
7. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het borgelement elastisch is uitgevoerd.
8. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het borgelement 35 zich in ten minste één verdieping uitstrekt, waarbij het 10 1 6 400 borgelement in gemonteerde toestand door middel van een klemkracht in de verdieping wordt gedrukt.
9. Schakelketting, in het bijzonder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klemkracht althans deels door 5 het borgelement zelf wordt opgebracht.
10. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het borgelement zich in de verdieping uitstrekt zonder het bodemgebied van de verdieping met een klemkracht te belasten.
11. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping gleufvormig is uitgevoerd.
12. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één 15 verdieping gatvormig is uitgevoerd.
13. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping een constante diepte heeft.
14. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der 20 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping verschillende diepten heeft.
15. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping ten minste deels recht verloopt.
16. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping ten minste deels gegolfd verloopt.
17. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één 30 verdieping zich evenwijdig aan de langsas van de scharnierinrichting uitstrekt.
18. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping zich onder een hoek ten opzichte van de langsas 35 van de scharnierinrichting uitstrekt. 1016400
19. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping zich ten minste deels om de langsas van de scharnierinrichting uitstrekt.
20. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping zich ten minste deels om de langsas van de scharnierinrichting uitstrekt en daarbij een hoek van ten minste 10° overdekt, die zich om de langsas heen uitstrekt.
21. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping zich ten minste deels om de centrale langsas van een wiegstuk uitstrekt.
22. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der 15 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping in het eindgebied van een wiegstuk is aangebracht.
23. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één 20 wiegstuk in beide eindgebieden voorzien is van telkens ten minste één verdieping.
24. Schakelketting, in het bijzonder volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat tussen de in de eindgebieden aangebrachte verdiepingen de schakels zijn aangebracht, 25 waardoor zich dit wiegstuk uitstrekt.
25. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één wiegstuk geen verdieping heeft.
26. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der 30 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één borgelement contact maakt met ten minste één wiegstuk zonder in een verdieping van dit wiegstuk te zijn aangebracht.
27. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der 35 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het borgelement 1016400 zich in wezen evenwijdig aan een naburige schakel uitstrekt.
28. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het borgelement 5 zich in wezen in de looprichting van de schakelketting uitstrekt.
29. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één scharnierinrichting in beide eindgebieden door 10 borgelementen is geborgd.
30. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één wiegstuk in beide eindgebieden geborgd is door borgelementen.
31. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der conclusies 29 en 30, met het kenmerk, dat ten minste één borgelement in vorm aansluitend verbonden is met beide eindgebieden van de scharnierinrichting en/of het wiegstuk.
32. Schakelketting, in het bijzonder volgens eender 20 conclusies 29 en 30, met het kenmerk, dat in een van de beide eindgebieden een borgelement in vorm aansluitend is verbonden met de scharnierinrichting en/of het wiegstuk en in het andere van de beide eindgebieden een borgelement in kracht aansluitend verbonden is met de scharnierinrichting 25 en/of het wiegstuk.
33. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ten minste ene borgelement ten minste twee wiegstukken belast, zodat dit borgelement telkens wrijvend aansluitend is verbonden 30 met deze wiegstukken.
34. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een borgelement in ten minste twee wiegstukken grijpt, en wel in het bijzonder in een betreffende verdieping van deze 35 wiegstukken. 1016400
35. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één borgelement in vier wiegstukken grijpt, en wel in het bijzonder in telkens een verdieping van deze wiegstukken.
36. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één borgelement in een verdieping van ten minste één wiegstuk grijpt en met ten minste één verder wiegstuk wrijvingsaansluitend is verbonden.
37. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één borgelement aan verschillende zijden contact maakt met ten minste één wiegstuk, zodat dit wiegstuk door dit borgelement wordt ingeklemd.
38. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één borgelement voorzien is van twee vrije einden en in het gebied van deze vrije einden telkens aan verschillende zijden contact maakt met ten minste één wiegstuk en/of een 20 wiegstukpaar, zodat deze wiegstukken en/of deze wiegstukparen door dit borgelement worden ingeklemd.
39. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der conclusies 37 en 38, met het kenmerk, dat de geklemde wiegstukken en/of wiegstukparen door middel van het 25 borgelement tegengesteld gericht worden belast.
40. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één borgelement een stansdeel is.
41. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der 30 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ten minste ene borgelement uit een draad is vervaardigd.
42. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één borgelement of een opstelling van meerdere borgelementen 35 een axiale beweging van een wiegstuk in de richting van de 10 1 6 400 langsas van de scharnierinrichting in een eerste oriëntering althans beperkt.
43. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één 5 borgelement of een opstelling van meerdere borgelementen een axiale beweging van een wiegstuk in de richting van de langsas van de scharnierinrichting in beide oriënteringen beperkt en/of verhinderd.
44. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der 10 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdieping zich uitstrekt in een wiegvlak van een wiegstuk.
45. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat twee bij dezelfde scharnierinrichting horende wiegstukken telkens 15 voorzien zijn van ten minste één verdieping, waarin zich telkens hetzelfde boogelement uitstrekt.
46. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wiegvlakken van twee verschillende wiegstukken, die bij dezelfde 20 scharnierinrichting horen, telkens voorzien zijn van een verdieping waarin zich hetzelfde borgelement uitstrekt.
47. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één borgelement telkens in ten minste één verdieping van ten 25 minste twee aangrenzend opgestelde scharnierinrichtingen grijpt.
48. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in ten minste één kopvlak van een wiegstuk een verdieping aanwezig is, 30 waarin zich een borgelement uitstrekt.
49. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één wiegstuk op zijn van het wiegvlak afgekeerde zijde voorzien is van een verdieping, waarin zich een borgelement 35 uitstrekt. 1016400
50. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakelketting voorzien is van ten minste twee verschillend gevormde borgelementen.
51. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakelketting voorzien is van ten minste één borgelement met twee vrije einden, waarbij deze vrije einden in wezen naar de naar de draaiassen van de kegelschijvenparen 10 toegekeerde zijde van de schakelketting toe zijn gekeerd.
52. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakelketting voorzien is van ten minste één borgelement met twee vrije einden, waarbij deze vrije einden in wezen 15 zijn toegekeerd naar de van de draaiassen van de kegelschijvenparen afgekeerde zijde van de schakelketting.
53. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakelketting voorzien is van ten minste twee borgorganen, 20 die relatief ten opzichte van de betreffende ten minste ene scharnierinrichting, waarin deze borgelementen telkens ingrijpen, verschillend zijn opgesteld.
54. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 25 schakelketting voorzien is van ten minste één borgelement met twee vrije einden, waarvan ten minste één, in het bijzonder beide, omgeknikt zijn uitgevoerd.
55. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat buiten de 30 schakelopstelling van ten minste één kettingorgaan aan beide zijden van een schakelopstelling telkens borgelementen in de wiegstukken en/of wiegstukparen ingrijpen.
56. Schakelketting, in het bijzonder volgens conclusie 35 55, met het kenmerk, dat de aan de verschillende zijden 1016400 opgestelde borgschakels versprongen ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.
57. Schakelketting voor een traploze overbrengaandrijving van een motorvoertuig, welke voorzien 5 is van meerdere kettingorganen, die via scharnierinrichtingen onderling scharnierbaar zijn verbonden, waarbij deze kettingorganen telkens voorzien zijn van meerdere schakels met telkens ten minste één doortredeopening; 10. deze scharnierinrichtingen voorzien zijn van wiegstukken, die zich in wezen loodrecht op de looprichting van de schakelketting uitstrekken; deze wiegstukken zich door meerdere doortredeopeningen van verschillende schakels uitstrekken, welke deels 15 bij een eerste kettingorgaan en deels bij een tweede kettingorgaan horen; en ten minste twee schakels, die bij hetzelfde kettingorgaan horen, een hoek insluiten.
58. Schakelketting volgens conclusie 57 en een der 20 conclusies 1 tot 56.
59. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der conclusies 57 en 58, met het kenmerk, dat binnen een kettingorgaan bij die schakels die bij hetzelfde kettingorgaan horen en een hoek insluiten, telkens ten 25 minste één verdere schakel evenwijdig i's opgesteld.
60. Schakelketting, in eht bijzonder volgens een der conclusies 57 tot 59, met het kenmerk, dat ten minste twee schakels van hetzelfde kettingorgaan, die onderling een hoek insluiten, wat de waarde betreft dezelfde hoek 30 insluiten met de looprichting van de schakelketting.
61. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der conclusies 57 tot 60, met het kenmerk, dat de schakels binnen een kettingorgaan van de schakelketting overeenkomstig een v-vormig patroon zijn aangebracht, 35 waarbij deze v-vorm in de looprichting van de schakelketting divergeert. 1016400
62. Schakelketting, in het bijzonder volgens een der conclusies 57 tot 60, met het kenmerk, dat de schakels binnen een kettingorgaan van de schakelketting overeenkomstig een v-vormig patroon zijn aangebracht, 5 waarbij deze v-vorm in de richting van de schakelketting convergeert.
63. Schakelketting in het bijzonder voor traploos wat een overbrenging betreft instelbare kegelschijfaandrijvingen, waarvan de afzonderlijke door 10 schakelpakketten gevormde kettingorganen verbindende scharnierstukken als paren van in uitsparingen van de schakels ingeschoven wiegstukken met onderling op elkaar steunende wiegvlakken zijn uitgevoerd, met het kenmerk, dat de schakelketting in gesloten toestand wordt gerekt.
64. Schakelketting in het bijzonder voor traploos wat hun overbrenging betreft instelbare kegelschijfaandrijvingen, waarvan de afzonderlijke door schakelpakketten gevormde kettingorganen verbindende scharnierstukken als paren van in uitsparingen van de 20 schakels geschoven wiegstukken met onderling op elkaar steunende wiegvlakken zijn uitgevoerd, met het kenmerk, dat de schakels als functie van de kettingbreedte een verschillende schakelbinnenmaat hebben.
65. Schakelketting in het bijzonder volgens conclusie 25 2, met het kenmerk, dat de schakels met verschillende schakelbinnenmaat bij het fabricageproces worden vervaardigd en gelijk of verschillend worden gerekt en onderling worden gemonteerd.
66. Schakelketting in het bijzonder volgens conclusie 30 2, met het kenmerk, dat de schakels met gelijke schakelbinnenmaat met een stansproces worden vervaardigd en verschillend worden gerekt en onderling worden gemonteerd.
67. Schakelketting in het bijzonder voor traploos wat hun overbrenging betreft instelbare 35 kegelschijvenaandrijvingen, waarvan de afzonderlijke door schakelpakketten gevormde kettingorganen verbindende 1016400 scharnierstukken als paren van in uitsparingen van de schakels geschoven wiegstukken met onderling op elkaar steunnemende wiegvlakken zijn uitgevoerd, met het kenmerk, dat de schakels als functie van de kettingbreedte een 5 verschillende rekgraad hebben.
68. Schakelketting in het bijzonder volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de schakels met verschillende rekgraad worden gerekt en met gelijke of verschillende schakelbinnenwijdte met een stansproces worden vervaardigd 10 en onderling worden gemonteerd.
69. Schakelketting in het bijzonder voor traploos wat hun overbrenging betreft instelbare kegelschijvenaandrijvingen, waarvan de afzonderlijke door schakelpakketten gevormde kettingorganen verbindende 15 scharnierstukken als paren van in uitsparingen van de schakels geschoven wiegstukken met op elkaar steun nemende wiegvlakken zijn uitgevoerd, met het kenmerk, dat de schakels als functie van de kettingbreedte een verschillende hoek tussen de contactgebieden van de 20 schakels met de wiegstukken een as dwars op de kettinglangsrichting gezien hebben.
70. Schakelketting in het bijzonder voor traploos wat hun overbrenging betreft instelbare kegelschijvenaandrijvingen, waarvan de afzonderlijke door 25 schakelpakketten gevormde kettingorganen verbindende scharnierstukken als paren van in uitsparingen van de schakels geschoven wiegstukken met op elkaar steun nemende wiegvlakken zijn uitgevoerd, met het kenmerk, dat de schakels bij het rekproces met een reklast met een 30 variabele hoek met betrekking tot de schakellangsrichting worden belast.
71. Schakelketting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakels afzonderlijk plastisch worden verlengd, zoals bijvoorbeeld 35 gerekt, en aansluitend onderling wroden gemonteerd. ao16400
72. Schakelketting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakels in gemonteerde toestand van de gesloten ketting worden gerekt.
73. Schakelketting in het bijzonder volgens een der 5 voorgaande conclusies 1, 2, 5, 7 en 8, met het kenmerk, dat ten minste één naar de betreffende kegelschijf toegekeerd kopvlak van de wiegstukken per scharnier de wrijfkrachten tussen kegelschijven en schakelketting overdraagt.
74. Schakelketting in het bijzonder volgens een der 10 voorgaande conclusies 1, 2, 5, 7 en 8, met het kenmerk, dat de ketting aanvullend ten opzichte van de wiegstukken voorzien is van dwarshouten, die de wrijvingskrachten tussen kegelschijven en schakelketting overdragen.
75. Schakelketting in het bijzonder volgens een der 15 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aan de rand van de schakelketting grenzende schakels meer worden verlengd dan de in het midden van de schakelketting aangebrachte schakels.
76. Schakelketting in het bijzonder volgens een der 20 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat door het rekproces contactgebieden van de schakels met de wiegstukken zodanig plastisch worden vervormd, dat een hoek tussen de contactgebieden en een richting dwars op de langsrichting van de ketting ontstaat.
77. Schakelketting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plastische vervorming van de contactgebieden bij de aan de rand van de schakelketting grenzende schakels groter is dan bij de in het midden van de schakelketting opgestelde schakels.
78. Schakelketting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plastische vervorming van de contactgebieden van de schakels over de breedte van de ketting gezien een boogvormig verloop of een verloop volgens een veelterm van de n-de graad heeft.
79. Schakelketting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 10 1 6 40 0 schakelketting in de kegelschijvenspleet van twee kegelschijvenparen wordt opgenomen en met toerental en/of met koppel wordt belast.
80. Schakelketting in het bijzonder volgens conclusie 5 17, met het kenmerk, dat de belasting van de schakelketting door een axiaal belasting door het aandrukken van de kegelschijven of door het uit elkaar trekken van de assen van het kegelschijvenpaar plaatsheeft.
81. Schakelketting, met het kenmerk, dat de 10 afzonderlijke kegelschijven van de kegelschijvenparen relatief ten opzichte van elkaar verschuifbaar of star zijn.
82. Schakelketting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aan te 15 leggen koppel gedurende het rekproces in wezen groter is dan het nominale koppel gedurende bedrijf van een met een schakelketting uitgeruste aandrijving.
83. Schakelketting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aan te 20 brengen koppel gedurende het rekproces in het gebied tussen 0 en het tienvoudige, bij voorkeur het 3 tot 5 voudige, van het nominale koppel gedurende bedrijf van een met een schakelketting uitgeruste aandrijving, wordt gekozen.
84. Schakelketting in het bijzonder volgens een der 25 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trekkracht in het part van de ketting gedurende het rekproces groter is dan de nominale trekkracht gedurende bedrijf van een met een schakelketting uitgeruste aandrijving.
85. Werkwijze voor het vervaardigen van een 30 schakelketting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies. 1016400
NL1016400A 1999-10-13 2000-10-13 Ketting. NL1016400C2 (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19949207 1999-10-13
DE19949207 1999-10-13
DE19955956 1999-11-19
DE19955956 1999-11-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1016400C2 true NL1016400C2 (nl) 2001-04-17

Family

ID=26055256

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1016400A NL1016400C2 (nl) 1999-10-13 2000-10-13 Ketting.

Country Status (5)

Country Link
US (2) US6558281B1 (nl)
JP (1) JP2001140987A (nl)
DE (1) DE10047979B4 (nl)
IT (1) IT1319035B1 (nl)
NL (1) NL1016400C2 (nl)

Families Citing this family (56)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR100671687B1 (ko) * 1999-11-19 2007-01-18 루크 라멜렌 운트 쿠플룽스바우베타일리궁스 카게 다관절 플랫 링크 체인
DE10118102A1 (de) * 2000-04-28 2001-10-31 Luk Lamellen & Kupplungsbau Laschenkette
JP4065139B2 (ja) * 2002-03-28 2008-03-19 本田技研工業株式会社 ベルト式無段変速機
DE50311666D1 (de) * 2002-07-04 2009-08-13 Luk Lamellen & Kupplungsbau Laschenkette
US7253434B2 (en) * 2002-10-29 2007-08-07 President And Fellows Of Harvard College Suspended carbon nanotube field effect transistor
US8002658B2 (en) * 2003-09-03 2011-08-23 Borgwarner Inc. Chains for power transmission
JP2005076851A (ja) * 2003-09-03 2005-03-24 Borg Warner Morse Tec Japan Kk 動力伝達用チェーン
JP4525204B2 (ja) * 2004-06-23 2010-08-18 株式会社エクォス・リサーチ 伝動用無端ベルト
NL1029042C2 (nl) * 2005-05-13 2006-11-14 Gear Chain Ind Bv Inrichting voor het tot voorbij de elasticiteitsgrens oprekken van de schalmen van een transmissieketting.
US20070087882A1 (en) * 2005-10-06 2007-04-19 Luk Lamellen Und Kupplungsbau Beteiligungs Kg Link plate for a plate-link chain
JP4853017B2 (ja) * 2005-12-26 2012-01-11 株式会社ジェイテクト 動力伝達チェーンおよびその製造方法ならびに動力伝達装置
JP2007270942A (ja) * 2006-03-31 2007-10-18 Jtekt Corp 動力伝達チェーン及び動力伝達装置
JP4938590B2 (ja) * 2006-08-30 2012-05-23 ギア チェーン インダストリアル ビー.ヴイ. 伝動チェーンの緊張装置と方法
DE112007002789A5 (de) * 2006-12-15 2009-09-03 Luk Lamellen Und Kupplungsbau Beteiligungs Kg Laschenkette
NL1034882C2 (nl) * 2008-01-02 2009-07-06 Gear Chain Ind Bv Inrichting voor het rekken van een transmissieketting.
JP4911350B2 (ja) * 2007-01-26 2012-04-04 株式会社ジェイテクト 動力伝達チェーンの製造方法および動力伝達チェーンの製造に用いられる予張力負荷装置
JP2008185128A (ja) * 2007-01-30 2008-08-14 Jtekt Corp 動力伝達チェーンの予張力付与方法及び予張力付与装置
JP5098348B2 (ja) * 2007-02-01 2012-12-12 株式会社ジェイテクト 動力伝達チェーンの製造に用いる圧入装置
JP2008298243A (ja) * 2007-06-01 2008-12-11 Jtekt Corp 動力伝達チェーンおよびこれを備える動力伝達装置
KR100892698B1 (ko) * 2007-08-07 2009-04-15 현대자동차주식회사 무단 변속기의 냉각장치
CN101903683B (zh) * 2007-12-18 2014-10-08 舍弗勒技术股份两合公司 用于摇摆铰接链的接片
WO2009076924A1 (de) * 2007-12-18 2009-06-25 Luk Lamellen Und Kupplungsbau Beteiligungs Kg Lasche für eine wiegegelenkkette
DE102009003626A1 (de) 2009-03-16 2010-09-30 Cheng, Yue, Dr. Laschenkette
JP5851799B2 (ja) 2011-10-31 2016-02-03 株式会社豊田中央研究所 無段変速機のチェーン
JP5639135B2 (ja) * 2011-10-31 2014-12-10 株式会社豊田中央研究所 チェーン式無段変速機
US9039385B2 (en) 2011-11-28 2015-05-26 Ford Global Technologies, Llc Jet pump assembly
CN104302948B (zh) 2012-03-12 2020-11-27 舍弗勒技术股份两合公司 用于制造接片链的方法
US9657810B2 (en) * 2012-08-03 2017-05-23 Iwis Motorsysteme Gmbh & Co. Kg Friction- and wear-reducing joint for a bush chain or roller chain
DE102013220297A1 (de) 2012-10-29 2014-04-30 Schaeffler Technologies Gmbh & Co. Kg Wiegegelenkkette
DE102012221962A1 (de) 2012-11-30 2014-06-05 Schaeffler Technologies Gmbh & Co. Kg Laschenkette
DE102013222925A1 (de) 2012-11-30 2014-06-05 Schaeffler Technologies Gmbh & Co. Kg Laschenkette
DE102012221967A1 (de) 2012-11-30 2014-06-05 Schaeffler Technologies Gmbh & Co. Kg Laschenkette
DE102012222007A1 (de) 2012-11-30 2014-06-05 Schaeffler Technologies Gmbh & Co. Kg Laschenkette
WO2014090241A1 (de) * 2012-12-12 2014-06-19 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette
JP6035175B2 (ja) 2013-03-15 2016-11-30 出光興産株式会社 潤滑油組成物
ES2547255T3 (es) * 2013-05-03 2015-10-02 Iwis Antriebssysteme Gmbh & Co. Kg Cadena inflexible en una dirección
WO2015124151A1 (de) 2014-02-24 2015-08-27 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette
WO2015131896A1 (de) 2014-03-05 2015-09-11 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette
JP6190743B2 (ja) * 2014-03-24 2017-08-30 本田技研工業株式会社 無段変速機のリンクプレートチェーン
DE112015005642A5 (de) 2014-12-17 2017-09-14 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette
DE102015201329B4 (de) * 2015-01-27 2017-01-19 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Umschlingungsmittel mit Laschen und Druckstücken
WO2017050325A1 (de) 2015-09-22 2017-03-30 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette
DE102016124537B4 (de) * 2016-12-15 2019-10-02 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette und Verfahren zum Herstellen eines Wiegedruckstücks für eine Laschenkette
DE102017113959B4 (de) 2017-06-23 2019-11-21 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette
DE102017116365B4 (de) 2017-07-20 2019-11-14 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette mit Sicherungselement
DE102017117275A1 (de) 2017-07-31 2019-01-31 Schaeffler Technologies AG & Co. KG CVT-Kette
DE102018113750A1 (de) 2018-06-08 2019-12-12 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette
DE102019110493A1 (de) * 2019-04-23 2020-10-29 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Druckstück mit optimiertem Dickenverhältnis sowie Laschenkette mit Druckstück
DE102019114950B4 (de) * 2019-06-04 2021-04-29 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Stanzteil zur Weiterverarbeitung zu einer Lasche für eine Laschenkette
DE102019129316A1 (de) * 2019-10-30 2021-05-06 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette
WO2021098909A1 (de) * 2019-11-22 2021-05-27 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Wiegedruckstück für ein wiegedruckstückpaar einer laschenkette
DE102020128837A1 (de) * 2019-11-28 2021-06-02 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Wiegedruckstück für ein Wiegedruckstückpaar einer Laschenkette
DE102019132481B4 (de) * 2019-11-29 2022-06-09 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Laschenkette für ein stufenlos verstellbares Getriebe, sowie Verfahren zur Herstellung einer Laschenkette
DE102020101630B3 (de) * 2020-01-24 2021-07-29 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Wiegedruckstückpaar einer Laschenkette, Umschlingungsgetriebe mit einer Laschenkette sowie Antriebstrang mit einem Umschlingungsgetriebe
WO2021164805A1 (de) * 2020-02-19 2021-08-26 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Wiegedruckstück für ein wiegedruckstückpaar einer laschenkette
RU203229U1 (ru) * 2020-11-02 2021-03-29 Николай Иванович Хабрат Цепная передача

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1488710A (en) * 1920-12-08 1924-04-01 Ramsey Chain Co Inc Silent chain
DE1291580B (de) * 1963-09-26 1969-03-27 Morse Chain Co Kettenglied mit Verstaerkungen
DE1302795B (nl) * 1964-11-25 1970-11-12
US3869856A (en) * 1974-04-04 1975-03-11 Kummerer Richard A Method of making a chain link
DE3027834C2 (de) 1980-07-23 1982-11-04 P.I.V. Antrieb Werner Reimers GmbH & Co KG, 6380 Bad Homburg Laschenkette für stufenlos verstellbare Kegelscheibengetriebe
US4718881A (en) * 1985-02-12 1988-01-12 Tsubakimoto Chain Co. Frictional transmission chain
US4911682A (en) * 1987-10-28 1990-03-27 Borg-Warner Automotive, Inc. Cambered pin CVT chain belt
JPH02143545U (nl) * 1989-05-09 1990-12-05
US5147250A (en) 1991-06-13 1992-09-15 Borg-Warner Automotive Transmission & Engine Components Corporation Chain design
JP3213707B2 (ja) * 1992-10-20 2001-10-02 三ツ星ベルト株式会社 チェーン式動力伝動用ベルト
US5464374A (en) * 1994-08-03 1995-11-07 Borg-Warner Automotive, Inc. Chain having improved load distribution
NL1000294C2 (nl) 1995-05-03 1996-11-05 Gear Chain Ind Bv Transmissieketting voor een kegeldrijfwerk.
DE19708865B4 (de) 1996-04-03 2006-09-07 Cvt Verwaltungs Gmbh & Co. Patentverwertungs Kg Laschenkette für stufenlos übersetzungseinstellbare Kegelscheibengetriebe
DE19855582A1 (de) * 1997-12-05 1999-06-10 Luk Getriebe Systeme Gmbh Laschenkette
DE19960914A1 (de) * 1998-12-28 2000-06-29 Luk Getriebe Systeme Gmbh Umschlingungsmittel

Also Published As

Publication number Publication date
US6824484B2 (en) 2004-11-30
DE10047979B4 (de) 2013-05-16
IT1319035B1 (it) 2003-09-23
JP2001140987A (ja) 2001-05-22
DE10047979A1 (de) 2001-04-26
US6558281B1 (en) 2003-05-06
ITMI20002206A1 (it) 2002-04-12
US20030186767A1 (en) 2003-10-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1016400C2 (nl) Ketting.
NL1018596C2 (nl) Schakelketting.
CA1255119A (en) Chain-belt
NL1012730C2 (nl) Omspanningsmiddel.
US4854919A (en) Infinitely variable transmission with a corrected pulley alignment
US4386922A (en) Power transmission chain belt
EP1158210A1 (en) Continuously variable transmission, endless flexible belt for torque transmission and adjustable pulley
JP2001099236A (ja) リンクプレートチェーン
JP2000314458A (ja) 伝動装置
US6676552B2 (en) Plate-link chain
KR101206641B1 (ko) 무단 변속기
US5007883A (en) Chain-belt
EP2053271B1 (en) Power transmission apparatus
US5026332A (en) Chain-belt
US4692130A (en) Load block for chain-belt
EP0448199A2 (en) Chain-belt
US4993999A (en) Chain-belt
JPH04211751A (ja) チエーンベルト
US20020151399A1 (en) Compression belt for CVT having a crowned strut edge wherein the radius is determined by the maximum allowable contact stress and is located so that the contact point remains close to the rocking radius of the struts
KR20030046332A (ko) 구동 링 무단 변속 벨트
EP1526309B1 (en) Continuously variable transmission
NL2027233B1 (en) A drive belt provided with a plurality of transverse segments and a ring stack confined in a central opening of these transverse segments
NL2027215B1 (en) A drive belt provided with a plurality of transverse segments and a ring stack confined in a central opening of these transverse segments
NL1043521B1 (en) A drive belt provided with a plurality of transverse segments and a ring stack that is confined in a central opening of these transverse segments
EP2368060B1 (en) Continuously variable transmission

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Owner name: - LUK LAMELLEN UND KUPPLUNGSBAU BETEILIGUNGS KG

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20130501