NL1015368C2

NL1015368C2 - Drankafgiftesamenstel alsmede houder voor drank, in het bijzonder koolzuurhoudende drank, en drankafgifteleiding voor toepassing in een dergelijk samenstel.

Info

Publication number: NL1015368C2
Application number: NL1015368A
Authority: NL
Inventors: Bart Jan Bax; Guido Petrus Johannes V Klaauw; Marius Corstiaan Van Duuren
Original assignee: Heineken Tech Services
Priority date: 2000-05-31
Filing date: 2000-05-31
Publication date: 2001-12-12
Also published as: EA004098B1; CZ20023941A3; JP5179691B2; CN1273370C; HK1053821A1; ATE404492T1; ES2253386T5; PT1284920E; EP1555240B1; HK1078558A1; DK1555240T3; DE60115023T3; DK1284920T3; EP1600421A1; HK1053822A1; EP1284918B1; EA200201302A1; ES2309649T3; US7032781B2; EP1284920A1

Description

Drankafgiftesamenstel alsmede houder voor drank, in het bijzonder koolzuurhoudende drank, en drankafgifteleiding voor toepassing in een dergelijk samenstel.

5

De uitvinding heeft betrekking op drankafgiftesamenstel omvattende: een afgifte-inrichting voorzien van een afgiftekop voor opname van een afgifteleiding, en een houder met drank, in het bijzonder koolzuurhoudende drank, tijdens gebruik 10 verbonden met de afgifteleiding met aan een uitstroomuiteinde een koppelorgaan voor verbinding met de afgiftekop.

Een dergelijk drankafgiftesamenstel is bekend uit PCT/NL99/00454. De bekende afgifte-inrichting omvat een koelkamer waarin een verpakking met koolzuurhoudende drank, zoals bier, kan worden geplaatst. De verpakking met 15 koolzuurhoudende drank omvat een buitenste houder uit kunststof en een inwendige, flexibele zak met daarin de koolzuurhoudende drank. De flexibele zak is via een vul- en afgiftekop verbonden met de hals van de buitenste houder. De afgiftekop is voorzien van een eerste, relatief breed vulkanaal waarmee een vulkop van een vullijn kan worden verbonden voor het vullen van de flexibele zak. Na het vullen en losnemen van 20 de vulkop van de vullijn, wordt het vulkanaal van de vul- en afgiftekop door een veerbelaste klep gesloten. Een tweede, relatief smal afgiftekanaal van de vul- en afgiftekop is verbonden met een flexibele slang die zich haaks uitstrekt op de langsrichting van de houder. Het afgiftekanaal is voorafgaand aan plaatsing van de houder in de koelkamer van de drankafgifte-inrichting eveneens door een veerbelaste 25 klep gesloten. Aan het uiteinde van de flexibele slang is een haaks kunststof uitstroomdeel bevestigd dat is voorzien van een schild met daarop een merkaanduiding, welk uitstroomdeel in een opneemdeel van de afgiftekop van de drankafgifte-inrichting kan worden geplaatst. De afgiftekop omvat twee schamierbare delen, die een doorvoerkanaal voor de flexibele slang begrenzen, en een met een taphandgreep 30 verbonden afsluiter. De afsluiter omvat een veerbelast klemmechanisme dat door bediening van de taphandgreep de flexibele slang in het doorvoerkanaal kan dichtknellen en kan vrij geven.

1015368· 2

Nadat de flexibele slang in het doorvoerkanaal is geplaatst, wordt de afgiftekop gesloten en wordt de taphandgreep in de gesloten stand geplaatst. Vervolgens kan een deksel van de afgifte-inrichting worden gesloten, en kunnen drukmiddelen, zoals een compressor, op de houder worden aangesloten, voor het toevoeren van een 5 drukmedium aan de ruimte tussen de wand van de buitenste houder en de flexibele zak. Bij sluiting van het deksel van de koelkamer van de afgifte-inrichting wordt het afgiftekanaal van de vul- en afgiftekop geopend, zodat de'inhoud van de flexibele zak in de flexibele slang wordt gestuwd. Door opening van de taphandgreep wordt de flexibele slang vrijgegeven en neemt deze zijn vrije, onvervormde doorsnede aan, en 10 wordt de koolzuurhoudende drank onder druk uit de afgiftekop afgegeven. De bekende afgifte-inrichting is tevens voorzien van een koeler, zoals een Peltier-element, voor het koelen van de drank.

De bekende inrichting heeft als nadeel dat een gecontroleerde afgifte door de flexibele slang slechts in beperkte mate mogelijk is, en dat de afgifte afhankelijk is van 15 de flexibele eigenschappen van de slang. Indien de drank koolzuurhoudende drank, zoals bier omvat, kan dit leiden tot ongewenste schuimvorming.

Wanneer de taphandgreep bij plaatsing van de houder met drank in de afgifte-inrichting, niet gesloten is, kan bij de bekende afgifte-inrichting ongewenste afgifte van drank plaats vinden. Tevens zal bij het verwijderen van de lege houder uit de afgifte-20 inrichting, drank uit de afgifteleiding kunnen lekken. Hierdoor kunnen de afgiftekop en andere onderdelen van de afgifte-inrichting vervuild raken. Hierdoor dient de bekende inrichting relatief veelvuldig te worden gereinigd. Tevens kan door de verontreininging de houdbaarheidsduur van de drank afnemen.

Tenslotte kan na het afgeven van een hoeveelheid drank, na het sluiten van de 25 taphandgreep, nog langdurig drank lekken uit het deel van de flexibele slang dat stroomafwaarts van de afsluiter is gelegen.

Het is een doel van de uitvinding te voorzien in een drankafgiftesamenstel, alsmede in een houder en een afgifteleiding van de bovengenoemde soort waarbij deze problemen worden opgelost.

30 Het is een verder doel van de uitvinding te voorzien in een drankafgiftesamenstel dat zeer onderhoudsvriendelijk is, weinig reiniging behoeft en een hygiënische omgeving levert met een relatief lange houdbaarheid van de drank.

1015368· 3

Hiertoe is het drankafgiftesamenstel volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het koppelorgaan een afsluiter omvat die bij plaatsing en verwijdering van het uitstroomuiteinde van de afgifteleiding in, respectievelijk uit de afgiftekop afsluitbaar is.

5 Doordat het koppelorgaan van de afgifteleiding, dat op een eenduidige positie in de afgiftekop kan worden geplaatst, is voorzien van een afsluiter, kan een gecontroleerde afgifte van de drank worden verkregen. Met name indien de drank koolzuurhoudende drank, zoals bier, omvat kan hierdoor ongewenste schuimvorming worden tegengegaan. Verder kunnen, in tegenstelling tot de bekende flexibele 10 afgifteleiding, de doorstroomeigenschappen van de afgifteleiding volgens de uitvinding worden ingesteld door dimensionering van de afmetingen en van de slag van de afsluiter. Hierdoor zijn tapgevoel, het debiet en de aard van de straal van de drank nauwkeurig instelbaar.

De drankafgifte-inrichting, de houder en de afgifteleiding volgens de 15 onderhavige uitvinding zijn geschikt voor dat afgeven van alle soorten drank, maar zijn met name geschikt voor het afgeven van koolzuurhoudende drank zoals bier. In de hiernavolgende uitvoeringsvoorbeelden wordt bij wijze van voorbeeld gerefereerd aan koolzuurhoudende drank.

Verder kan bij plaatsing van de verpakking met koolzuurhoudende drank in de 20 afgifte-inrichting, de afsluiter zijn gesloten, zodat ook bij een geopende stand van de taphandgreep lekken van koolzuurhoudende drank wordt vermeden. Bij verwijdering van de lege of gedeeltelijk lege verpakking uit de afgifte-inrichting, is de afsluiter gesloten, en wordt voorkomen dat zich in de flexibele afgifteleiding bevindende drank uit de afgifteleiding lekt. Hierdoor blijft een gunstige microbiologische omgeving 25 gehandhaafd, en neemt de noodzaak tot veelvuldige reiniging van de afgifte-inrichting af. Tenslotte kan door toepassing van de afsluiter in de afgifteleiding worden volstaan met een relatief eenvoudige vul- en afgiftekop van de houder met koolzuurhoudende drank, welke vul- en afgifte kop is voorzien van een afgiftekanaal met eenvoudige sluiting, bijvoorbeeld een verbreekbare afdichting die na plaatsing van de verpakking in 30 de afgifte-inrichting wordt geopend en niet meer hersluitbaar is.

De afgifteleiding kan stijf zijn uitgevoerd, maar kan eveneens telescoperend of althans deels flexibel zijn uitgevoerd. Dit laatste verdient de voorkeur, aangezien hierdoor de plaatsing van de afsluiter in de afgiftekop wordt vergemakkelijkt. Het 1015368* 4 verdient de voorkeur, de afgifteleiding uit flexibele kunststof uit te voeren zodat deze een wegwerp- of semi-wegwerpleiding vormt, die na een maal of een aantal malen gebruiken wordt weggeworpen.

De afgifteleiding kan permanent met de houder met koolzuurhoudende drank 5 zijn verbonden, maar kan tevens zijn voorzien van een koppeling voor losneembare verbinding met de houder.

De afsluiter kan zijn gevormd door een normaai dichte afsluiter, zoals een spleetklep in de flexibele slang, die door compressie door de taphandgreep kan worden geopend, door een afzonderlijke kunststof afsluiter met een dichte evenwichtsstand, 10 door een veerbelaste (kogel)klep, of een elektromagnetische klep. De afsluiter kan echter eveneens een op zich bekende kraan of klep omvatten, en kan zijn voorzien van een bedieningsorgaan waarmee deze, na plaatsing in de afgiftekop, door een gebruiker kan worden geopend en gesloten.

Bij voorkeur echter is de afsluiter niet voorzien van een bedieningsorgaan voor 15 de gebruiker, maar omvat de afgiftekop een met de handgreep of knop verbonden bedieningsorgaan waarmee de afsluiter losneembaar kan worden verbonden, zodat de afsluiter zelf kleine dimensies kan hebben. Dit heeft als voordeel dat de afsluiter niet alleen licht is van uitvoering en een gering aantal onderdelen heeft, zodat deze gemakkelijk in een wegwerpuitvoering voor eenmalig gebruik kan worden uitgevoerd, 20 maar dat deze eveneens makkelijk in de verpakking kan worden ondergebracht, opgeslagen en getransporteerd, waarbij de afgifteleiding bijvoorbeeld in opgerolde toestand boven op, of onder de bodem van de verpakking met koolzuurhoudende drank kan worden ondergebracht.

Voorts kan door de relatief kleine dimensies van de afsluiter, die bij voorkeur 25 een cilindrische doorsnede heeft die niet veel groter is dan de buitendiameter van de afgifteleiding, deze gemakkelijk door een - eventueel gekoelde - geleidebuis van een drankafgifte-inrichting worden geleid van een type dat is beschreven in Nederlands octrooi 1015359 met de titel "Tapimichting en houder daarvoor, alsmede werkwijze voor de vervaardiging daarvan", die op 31 mei 2000 is ingediend ten name van 30 aanvraagster. In een dergelijk afgiftesamenstel met geleidebuis, omvat het compartiment voor opname van de verpakking met koolzuurhoudende drank een onder een bar gelegen koelkast, waarbij de flexibele afgifteleiding zich vanuit de koelkast naar de tapzuil, die de afgiftekop draagt, uitstrekt. Bij het aansluiten van een nieuwe 1015368* 5 verpakking en bijbehorende afgifteleiding, die in dit geval een lengte kan hebben van een meter of meer, kan de afsluiter aan het einde van de flexibele afgifteleiding gemakkelijk door de geleidebuis naar de afgiftekop worden geduwd.

Het bedieningsorgaan van de afgiftekop kan een vork omvatten, waarin de 5 afsluiter kan worden geplaatst. De afsluiter is voorzien van koppelmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van een flens of een sleuf, die losneembaar met de vork kunnen worden verbonden.

De afsluiter omvat in een uitvoeringsvorm een eerste bus en een tweede bus, concentrisch ten opzichte van de eerste bus, welke eerste bus is voorzien van een 10 instroomopening aan een stroomopwaarts deel van de afgifteleiding en een uitstroomopening, waarbij de tweede bus is voorzien van een instroomopening die samenwerkt met de uitstroomopening van de eerste bus en van een uitstroomopening, waarbij de koppelmiddelen zijn aangebracht op een van de bussen, die door de koppelmiddelen verplaatsbaar is tussen een doorstroomstand waarbij de 15 uitstroomopening van de eerste bus in fluïdumverbinding staat met de instroomopening van de tweede bus, en een afsluitstand waarbij de uitstroomopening van de eerste bus wordt afgedicht door de tweede bus.

Door relatieve rotatie, translatie of een combinatie daarvan, van de bussen door het bedieningsorgaan van de afsluiter, wordt de afgifteleiding geopend en afgesloten. 20 Een eenvoudige en bedrijfszekere afsluiter omvat onderling in de richting van de afgifteleiding verplaatsbare bussen. Met een dergelijke 'in line' afsluiter kan de druk van de koolzuurhoudende drank een extra afsluitende kracht leveren, kan een eenvoudig bedieningsorgaan in de afgiftekop worden toegepast voor een nauwkeurig instelbare slag, die voor een taphandgreep makkelijk instelbaar kan zijn, en kan de 25 afmeting van de afsluiter klein blijven.

Door gebruik van een in axiale richting van de afgifteleiding te openen en te sluiten "bidon" afsluiter, die door de druk van de koolzuurhoudende drank in zijn gesloten toestand wordt gedrukt, wordt een eenvoudige, compacte en bedrijfszekere afsluiter gevormd, die geschikt is voor eenmalig gebruik en die gemakkelijk in de 30 afgiftekop kan worden geplaatst en daaruit kan worden losgenomen.

De afgiftekop kan een basisdeel omvatten waarin de afsluiter kan worden geplaatst. De afsluiter kan zijn voorzien van een afschermkap die samenwerkt met het 1015368* 6 basisdeel, zodat de afsluiter is opgesloten tussen het basisdeel en de afschermkap en tijdens gebruik niet toegankelijk is voor de gebruiker.

De afgiftekop is bij voorkeur in twee onderling schamierbare helften verdeeld, die een doorvoerkanaal begrenzen waarin de afgifteleiding kan worden geplaatst.

5 Bij voorkeur zijn de schamierbare helften voorzien van een vergrendelmechanisme dat slechts kan worden vrijgegeven wanneer de afsluiter gesloten is.

Het stroomafwaarts van de afsluiter gelegen uitstroomuiteinde van de afgifteleiding kan uit een relatief stijf kunststof deel zijn gevormd met een omtrekssleuf 10 of -flens die samenwerkt met een complementaire flens of sleuf in de afgiftekop voor een nauwkeurige positionering van de uiteinde van de afgifteleiding. In het geval dat een koelmedium door de afgiftekop wordt geleid, zoals beschreven in de op 31 mei 2000 ingediende octrooiaanvrage nr. ten name van aanvraagster, wordt de afgiftekop op het punt waar de afgifteleiding buiten de afgiftekop treedt, door de afgifteleiding ten 15 minste gedeeltelijk fluïdumdicht afgesloten.

Het uitstroomuiteinde van de afgifteleiding kan zijn voorzien van een schild, met daarop bijvoorbeeld de merknaam van de drank. Dit schild kan in een kamer van de afgiftekop worden geplaatst, welke kamer is voorzien van een venster waardoor het schild voor de gebruiker zichtbaar is. Hierdoor kan de inhoud van de in de afgifte-20 inrichting geplaatste verpakking met koolzuurhoudende drank eenvoudig worden vastgesteld.

Tenslotte is in een uitvoeringsvorm de afsluiter voorzien van een ontluchtingsopening die bij een geopende afsluiter is afgesloten en die bij een gesloten afsluiter het uitstroomuiteinde van de afsluiter verbindt met de omgeving. Hierdoor 25 wordt een onderdruk opgeheven, die ontstaat na het afgeven van drank en het vervolgens sluiten van de afsluiter, en wordt alle drank stroomafwaarts van de gesloten afsluiter, zonder significant nadruppen, snel uit het uitstroomuiteinde van de afgifteleiding afgegeven.

Enkele uitvoeringsvormen van een drankafgiftesamenstel volgens de uitvinding 30 zullen nader worden toegelicht aan de hand van de bij gevoegde, niet-beperkende tekening, waarin: 1015368· 7

Fig. 1 een schematische dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van drankafgiftesamenstel volgens de uitvinding toont, met name geschikt voor toepassing bij de gebruiker thuis,

Fig. 2 een schematische dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van 5 een drankafgiftesamenstel volgens de uitvinding toont, met name geschikt voor toepassing in horecagelegenheden,

Fig. 3, 4, 5 respectievelijk een langsdoorsnede, een dwarsdoorsnede, en een losgenomen aanzicht tonen van een afgiftekop en afgifteleiding van het drankafgiftesamenstel volgens Fig. 2, 10 Fig. 6a en 6b een langsdoorsnede tonen van respectievelijk het uitstroomuiteinde van de afgifteleiding en van de afsluiter in de gesloten stand,

Fig. 7a en 7b een langsdoorsnede tonen van respectievelijk het uitstroomuiteinde van de afgifteleiding en van de afsluiter in de doorstroomstand,

Fig. 8a-8d langsdoorsneden tonen van een aantal alternatieve uitvoeringsvormen 15 van de afsluiter volgens de uitvinding, en

Fig. 9 en Fig. 10 een perspectivisch aanzicht en een dwarsdoorsnede tonen van het uitstroomuiteinde van de afgifteleiding en van de afgiftekop van het drankafgiftesamenstel volgens fig. 1. in respectievelijk uiteengenomen toestand en samengestelde toestand.

20 Figuur 1 toont een drankafgiftesamenstel 1 voorzien van afgifte-inrichting 2 met een door een deksel 4 afsluitbare koelkamer 3. In de koelkamer 3 is een verpakking 5 met koolzuurhoudende drank geplaatst. De koolzuurhoudende drank is in de hierna beschreven uitvoeringsvormen bier, dat bij een overdruk tussen 0 en 3 bar, bijvoorbeeld 1 a 1,5 bar (de evenwichtsdruk van CO2 boven bier) in een flexibele zak 6 van de 25 verpakking 5 is opgenomen. De verpakking kan echter eveneens andere koolzuurhoudende dranken, zoals frisdranken, bevatten, bij drukken die in het algemeen liggen tussen 0 en 5 bar overdruk.

De flexibele zak 6 is opgenomen in een buitenste, stijve houder 7 van de verpakking 5, en is nabij een hals afdichtend bevestigd aan een vlakke lip 9 van een 30 vul- en afgiftekop 10. De vul- en afgiftekop 10 omvat een luchtkanaal 11 dat aansluitbaar is op een drukleiding 12 in het deksel 4, welke drukleiding is verbonden met een compressor 13. In plaats van een compressor kan eveneens een ander drukmiddel worden toegepast, zoals een voorgecomprimeerd gas, bijvoorbeeld 10153681· 8 perslucht of onder druk staand CO2 dat vanuit een afzonderlijke cilinder wordt toegevoerd. Bij sluiting van het deksel 4 wordt een veerbelaste klep 14 van de vul- en afgiftekop 10 in neerwaartse richting verplaatst, zodat een uitstroomopening 15 wordt vrijgegeven en een luchtkanaal in de kop 10 naar de ruimte 16 tussen de flexibele zak 6 5 en de stijve houder 7 wordt geopend, welk luchtkanaal in verbinding staat met de drukleiding 12.

Een flexibele afgifteleiding 17 is verbonden met de vul- en afgiftekop 10, en wordt bij plaatsing van de verpakking 5 in de koelkamer 3, verbonden met een afgiftekop 18. De afgifteleiding 17 omvat nabij een uitstroomuiteinde een afsluiter 19, 10 die losneembaar in de afgiftekop 18 wordt geplaatst, en die daarbij een normaal gesloten stand heeft. Bij plaatsing van de verpakking 5 in de afgifte-inrichting 2, en sluiting van het deksel 3, waardoor de compressor 13 wordt geactiveerd, is de afsluiter 19 gesloten, en wordt het bier ten gevolge van de door de compressor 13 in de tussenruimte 16 opgebouwde druk, uit de flexibele zak in de flexibele leiding 17 15 gestuwd, tegen de afsluiter 19. Door bediening van een handgreep 20 kan de afsluiter 19, die een integraal deel uitmaakt van de afgifteleiding 17, worden geopend, en kan het bier uit de zak 6 worden getapt. Wanneer de verpakking 5 is geleegd, of indien, bij nog gedeeltelijk gevulde verpakking, een andere drankverpakking in de afgifte-inrichting wordt geplaatst, worden de houder 7 en de daarmee verbonden flexibele 20 afgifteleiding 17 met de gesloten afsluiter 19 uit de koelkamer 3 verwijderd. De houder 7 van de lege verpakking 5, die bijvoorbeeld uit kunststof zoals PET of ABS kan zijn gevormd, kan worden hergebruikt, terwijl de flexibele zak 6, de vul- en afgiftekop 10 en de flexibele leiding 17 met de afsluiter 19 voor eenmalig gebruik kunnen zijn uitgevoerd en na gebruik worden weggeworpen of worden gerecycled. Voor nader 25 details van de drankafgifte-inrichting 2 wordt verwezen naar Internationale octrooiaanvrage PCT/NL99/00454, ten name van aanvraagster, waarvan de inhoud hierin door verwijzing is opgenomen.

Fig. 2. toont een uitvoeringsvorm van een drankafgifte-inrichting 25 die met name geschikt is voor toepassing in horecagelegenheden. De afgifte-inrichting 25 30 omvat een gekoeld compartiment, of ijskast, 26 met daarin een houder 27 met een koolzuurhoudende drank. De houder 27 kan een dubbelwandige verpakking met een stijve buitenste omhulling met daarin een flexibele zak omvatten zoals getoond in fig. 1, maar kan eveneens een metalen houder omvatten, zoals een op zich bekend 1015368· 9 roestvaststalen bierfust. De inhoud van de houder 27 kan variëren van enkele liters tot 50 liter of meer. Een compressor of CC^-patroon 36 is aangesloten op de houder 27. Voorts kan in plaats van een compressor of CO2 -patroon een in de houder 27 geplaatste patroon met koolstof en CO2 zijn geplaatst voor het genereren van de 5 gewenste druk, zoals beschreven in Internationale octrooiaanvrage PCT/NL/99/00144. De houder 27 is via een flexibele kunststof afgifteleiding 28 verbonden met een afgiftekop 29. De afgiftekop 29 is onderdeel van een tapzuil 30 die op het blad van een bar 31 is bevestigd. Aan het uitstroomuiteinde van de flexibele leiding 28 is een afsluiter 32 volgens de onderhavige uitvinding aangebracht die door middel van 10 handgreep 33 aan het uiteinde van de tapzuil 30 kan worden geopend en gesloten.

In het inwendige van de ijskast 26 is een, niet nader aangeduid koelelement opgenomen dat de in de ijskast aanwezige lucht tot bijv. 5° C-10°C afkoelt. Met een ventilator 34 wordt warme lucht uit de holle tapzuil 30 terug de ijskast 26 ingezogen. Door de hierbij optredende onderdruk in de afgiftekop 29 wordt via een geleidebuis 35, 15 waarin de flexibele afgifteleiding 28 is opgenomen en die uitmondt in de afgiftekop 29, koude lucht vanuit de ijskast 26 door de geleidebuis 35 langs de afgifteleiding 28 geleid. Hierdoor wordt de drank afgekoeld tot bijvoorbeeld 8° C. De hierboven beschreven inrichting is in meer detail weergegeven in Nederlandse octrooiaanvrage nr. die op 31 mei 2000 is ingediend ten name van Aanvraagster, met de titel "Tapinrichting 20 en houder daarvoor, alsmede werkwijze voor de vervaardiging daarvan".

Figuur 3 toont een langsdoorsnede van de afgiftekop 29 volgens fig. 2. De handgreep 33 is roteerbaar om een as 40 verbonden met het huis 43, en grijpt via een veer 57 en nok 57' aan op bedieningsorgaan 45 voor het openen en het sluiten van de afsluiter 32. Door positionering van nok 57' ten opzichte van het bedieningsorgaan 45, 25 kan de vrije slag van de handgreep 33 worden ingesteld. In de in fig. 3 getoonde stand grijpt de nok 57' onmiddellijk aan op het bedieningsorgaan 45, zodat met een kleine verplaatsing van de handgreep 33 de afsluiter 32 wordt geopend en gesloten. Uitwisseling van de nok 57' door een ten opzichte van de nok in fig. 3. verder naar rechts gelegen nok 57', zal de handgreep 33 een grotere vrije slag toestaan alvorens aan 30 te grijpen op het bedieningsorgaan 45. Hierdoor kan een volledige opening en sluiting van afsluiter 32 worden verkregen bij een grote slag, zoals 90°, van de handgreep 33. Door eenvoudige uitwisseling van de nok 57' is de slag van de handgreep 33 in te 1015368· 10 stellen tussen de relatief kleine slag (bijvoorbeeld 10°), zoals getoonnd in fig. 3. en een relatief grote slag, zoals 90°.

Door de veer 57 is een zekere beweging van de handgreep 33 mogelijk zonder dat dit tot een verplaatsing van het bedieningsorgaan 45 leidt en wordt de speling uit de 5 rotatie van de handgreep om as 40 opgeheven.

Een uitstroomuiteinde 41 van de flexibele afgifteleiding 28, die langs een gebogen traject door de afgiftekop 29 is geleid, is opgesloten in de zitting 42 van de afgiftekop. Het in stijve kunststof uitgevoerde uitstroomuiteinde 41 is voorzien van een omtrekssleuf 52 waarin een rand 53 van de zitting 42 van de afgiftekop 29 valt voor 10 een stijve opsluiting van het uitstroomuiteinde 41.

De afgiftekop 29 omvat een vast onderste deel van het huis 43 waarmee een deksel 44 scharnierend is verbonden tussen een gesloten stand en een geopende stand, waarin het uitstroomuiteinde 41 en de afsluiter 32 van de leiding 28 in de afgiftekop 29 kunnen worden geplaatst.

15 Het bedieningsorgaan 45 omvat een hoofdzakelijk horizontale arm 46 die met een eerste uiteinde zwenkbaar met een as 48 is verbonden. De flexibele afgifteleiding 28 wordt via een aan de bovenzijde van het bedieningsorgaan 45 bevestigde geleider 49 in een gekromde baan tegen een gekromd uiteinde 46' van het bedieningsorgaan 45 geplaatst.

20 Koppelmiddelen van de afsluiter 32, die bijvoorbeeld worden gevormd door een flens 51 aan een verschuifbare bus 61, zijn verbonden met een koppelorgaan aan het uiteinde van het gekromde uiteinde 46' van de arm 46. Het koppelorgaan kan op geschikte wijze als een vork 63 zijn uitgevoerd die achter de flens 51 van de afsluiter 32 grijpt.

25 Fig. 4 toont de aan de handgreep 33 bevestigde as 40 voor verplaatsing van het bedieningsorgaan 45. De as 40 is aan een zijde voorzien van een veerpal 47 die aan zijn uiteinde een haaks op de as 40 verlopende tand 38' draagt. Het schamierbare deksel 44 van de afgiftekop 29 omvat een complementaire tand 38 die achter de tand van de veerpal 47 grijpt. In de rechtop gerichte stand van de handgreep 33, waarbij de afsluiter 30 32 gesloten is, is een ontgrendelnok 39, die eveneens met de as 40 is verbonden, zodanig gepositioneerd dat veerpal 47 kan worden ingedrukt, waarbij de tand 38’ in de opneemholte van de ontgrendelnok 39 valt. Deze stand is getoond in fig. 4, zodat bij een gesloten afsluiter 32 en rechtopgeplaatste handgreep 33, het deksel 44 van het 1015368« 11 onderste deel van het huis 43 kan worden vrijgegeven en open kan scharnieren om schamieras 60.

Zoals het blijkt uit fïg. 5, is de steel 51' van handgreep 33 opgenomen binnen een uitsparing in de wand van twee concentrische ringvormige bussen 55, 56. Door de 5 rotatie van de bus 56 rondom zijn hartlijn ten opzichte van de bus 55, of door het geheel achterwege laten van bus 56 kan de slag van de handgreep 33 worden ingesteld tussen bijv. 90° en 10° door respectievelijk de openingen in de wanden van de ringen 55, 56 samen aan te laten vallen danwel in een onderling verschoven positie te plaatsen.

Aan de bovenzijde van het bedieningsorgaan 45 is een aanslag 58 gevormd 10 waartegen, bij het inbrengen van de afgifteleiding 28 in de afgiftekop 29 via de in fig. 2 getoonde geleidebuis 35, de afsluiter 32 aanslaat en een te ver doorschuiven van de sluiter 32 tot buiten de afgiftekop 29 wordt voorkomen.

Verder toont fig. 5. een veerelement 51", dat is verbonden met het deksel 44, om bij bediening van de veerpal 47 en ontgrendeling van het deksel 44, het deksel in de 15 opgerichte stand te bewegen.

Duidelijk blijkt uit fig. 5. dat het uiteinde 46' van het bedieningsorgaan 45 de vorm heeft van een gekromd zadel dat de flexibele leiding 28 zonder te knikken of scherpe bochten van een horizontale naar een hoofdzakelijk verticale stand geleidt, welk zadel eindigt in een vork 63 waarin de flens 51 van de inwendige bus 61 van de 20 afsluiter 32 kan worden geplaatst. Een afzonderlijke klemveer 62, is in de zitting 41 als een afzonderlijk onderdeel aangebracht, om de afsluiter 32 bij geopend deksel klemmend ten opzichte van de zitting 41 te positioneren, zodat het deksel 44 kan worden gesloten. Hierbij vormen de rand 53 aan de zitting 42 en de omtrekssleuf 52 van het uitstroomuiteinde 41 een relatief luchtdichte afsluiting, waardoor het aanzuigen 25 van lucht langs het uitstroomuiteinde 41 tot in de gekoelde tapzuil 30 wordt tegenaan.

Bij het invoeren en bij het terugtrekken van de afgifteleiding 28, die door zijn stijfheid de afsluiter 32 en het uitstroomuiteinde 41 door de geleidebuis 35 kan duwen, wordt door de gesloten afsluiter 32 voorkomen dat bier in de geleidebuis 35 lekt. Bij het inbrengen van afsluiter 32 in, of het losnemen daarvan van de vork 63, is de 30 binnenste bus 61 immers in zijn uitgetrokken positie geplaatst, zodat de afsluiter 32 is gesloten. Door toepassing van de afgiftekop 29 in samenwerking met de flexibele afgifteslang 28 die is voorzien van afsluiter 32 nabij het uitstroomuiteinde 41, kan een snelle en eenvoudige positionering van de afgifteleiding 28 plaatsvinden zodat een leeg 1015368· 12 vat koolzuurhoudende drank gemakkelijk kan worden vervangen door een vol vat. Doordat hierbij ook de gehele afgifteleiding 28 wordt vervangen, kan frequent reinigen van de afgifteleiding achterwege blijven, hetgeen met name bij het tappen van bier zeer tijd- en kostenbesparend werkt.

5 Fig. 6a toont het kunststof uitstroomuiteinde 41 van de flexibele afgifteslang 28, voorzien van de afsluiter 32 volgens de onderhavige uitvinding. Zoals blijkt uit fig. 6b omvat het uitstroomuiteinde 41 een uitwendige bus 70 waarin een inwendige afsluitnok 71 is opgenomen. De afsluitnok 71 is voorzien van zijdelingse doorstroomopeningen 72 waarlangs de koolzuurhoudende drank van een stroomopwaarts gelegen kanaaldeel 10 73 van de afsluiter naar een stroomafwaarts gelegen uitstroomdeel 74 kan passeren.

Een inwendige bus 75, waaraan de flexibele afgifteleiding 28 is gelast, is rondom de nok 71 verschuifbaar binnen de buitenste bus 70 opgenomen. De uitstroomopening 73' van de binnenste bus 75 heeft een afsluitende wand 76 met een hoogte die overeenstemt met de hoogte van de nok 71.

15 In de in fig. 6b. getoonde stand ligt de afsluitende wand 76 van de uitstroomopening 73' van de binnenste bus 75 afsluitend aan tegen de nok 71. In de afsluitstand getoond in fig. 6b, zijn openingen 77 in de wand van de tussenbus 78, die de nok 71 draagt, vrijgegeven zodat het stroomafwaarts gelegen uitstroomkanaal 74 via de openingen 77 langs de bovenrand van de buitenste bus 70 (zie de schematisch 20 aangeduide pijlen) wordt ontlucht zodat zich in het uitstroomkanaal 74 geen onderdruk kan opbouwen. Een dergelijke onderdruk heeft bij een afgesloten afsluiter 32, langdurig nalekken van koolzuurhoudende drank uit het uitstroomkanaal 74 tot gevolg, hetgeen ongewenst is. Dit wordt door de ontluchtingsopeningen 77 volgens de uitvinding voorkomen. In de getoonde stand wordt de afsluitende werking van de bus 25 75 vergroot door de druk van de koolzuurhoudende drank, die de bus 75 in de gesloten stand drukt.

Op het uitstroomuiteinde 41 is een afdichtkap 80 aangebracht met een afgeronde punt om te voorkomen dat, bij het inbrengen van de afgifteleiding 28 in de afgiftekop 29, de afsluiter 32 vervuild raakt en om een soepelere geleiding van de afsluiter 32 30 langs de geleidebuis 35 te bewerkstelligen. Voorafgaand aan plaatsing van het uitstroomuiteinde 41 in de zitting 42 wordt de beschermkap 80 van het uitstroomuiteinde 41 verwijderd.

1015368« 13

Fig. 7a en 7b tonen de afsluiter 32 in zijn geopende stand, waarbij een kopvlak 81 van de inwendige bus 75 aanslaat tegen een onderste vlak van tussenbus 78. In de getoonde stand staat het stroomopwaarts gelegen kanaaldeel 73 in fluïdumverbinding met het stroomafwaarts gelegen uitstroomkanaal 74 van de afsluiter 32. Doordat de 5 afsluitende wand 76 van de inwendige bus 75 met de voorste uiteinde afsluitend aanligt tegen de tussenbus 78, wordt voorkomen dat koolzuurhoudende drank in geopende stand van de afsluiter 32 naar de ontluchtingsopeningen 77 kan treden. De hoogte van de afsluitende wand 76 is zodanig bemeten dat de ontluchtingsopeningen 77 volledig zijn afgesloten op het moment dat een deel van de wand 76 nog aanligt tegen de nok 71 10 en dus nog geen bier door de uitstroomopening 72 kan treden.

De inwendige bus 75 is aan zijn uiteinde voorzien van een flens 79 die kan worden opgenomen in de vork 63 van de bedieningsorgaan 45. Hierbij wordt de uitwendige bus 70 via de omtrekssleuf 52 vast ingeklemd in de afgiftekop en wordt de speling voor axiale beweging van de inwendige bus 75 door middel van de flens 79 15 verschaft door de flexibele aard van de leiding 28, die voldoende kan meegeven om een slag van enkele millimeters, zoals circa 4 millimeter van de inwendige bus 75 mogelijk te maken.

Fig. 8a t/m 8d tonen verschillende alternatieven van de afsluiter 32 volgens de onderhavige uitvinding, waarbij voor gelijke onderdelen dezelfde verwijzingscijfers 20 als in figuren 6 en 7 zijn toegepast.

Fig. 8a toont een uitvoeringsvorm waarbij de uitstroomopening 72 is gelegen in een centrale vernauwing van de uitwendige bus 70. De inwendige bus 75 met daaraan bevestigd de flexibele leiding 28 is beweegbaar binnen de uitwendige bus geplaatst en draagt en aan zijn uiteinde een afsluitende nok 71, die door terugtrekken van de 25 inwendige bus 75 afsluitend binnen de uitstroomopening 72 kan worden geplaatst.

Fig. 8b toont een uitvoeringsvorm, waarbij de uitwendige bus 70 is voorzien van een afsluitende nok 71 en van een uitstroomopening 72, om welke nok een uitstroomopening 73’ in de inwendige bus 75 afsluitend kan worden geplaatst. Hierbij grijpt de wand van de uitstroomopening 73’ afsluitend aan op de nok 71, die vast is 30 opgesteld in de uitwendige bus 70 en wordt de uitstroomopening 72 afgedicht door een zijwanddeel van de binnenste bus 75.

Fig. 8c. toont een uitvoeringsvorm waarbij aan de binnenzijde van de uitwendige bus 70 een nok 71 is aangebracht waar omheen zijwanddelen van de 1015368· 14 inwendige bus 75 zijn gelegen die in de stroomafwaartse richting voorbij de nok 71 uitsteken. Door het terugtrekken van de inwendige bus kunnen de voorste wanddelen afsluitend rondom de nok 71 worden geplaatst.

Fig. 8d. toont een uitvoeringsvorm die de mechanische omkering is van de 5 uitvoeringsvorm volgens fig. 8b., waarbij afsluitende nok 71 is aangebracht op de inwendige bus 75 en waarbij een stationaire uitstroomopening 72, die door de nok 71 afsluitbaar is, in de uitwendige bus 70 is aangebracht.

Verder zijn uitvoeringsvormen mogelijk waarbij de inwendige bus 75 en de uitwendige bus 70 zijn voorzien van in- en uitstroomopeningen die onderling afsluitend 10 of in een doorstroomstand kunnen worden gepositioneerd door relatieve verdraaiing.

Fig. 9 en 10 tonen een uitvoeringsvorm van een afgiftekop 90 en afgifteleiding 101 voor toepassing in een afgifte-inrichting zoals getoond in fig. 1. De afgiftekop 90 omvat basisdeel 91 met daaraan bevestigd de handgreep 93. Het basisdeel 91 is voorzien van een boring 96 en een opneembuis 92 voor het opnemen van een haaks 15 uitstroomuiteinde 103 van de flexibele afgifteleiding 101. Het basisdeel 91 is tevens voorzien van een opneemdeel 97 voor opnemen van de flexibele afgifteleiding 101 en de afsluiter 102 en van een langs het opneemdeel 97 in axiale richting verschuifbaar bedieningsorgaan of geleider 98 die is verbonden met de handgreep 93 voor het bedienen van de afsluiter 102 van de afgifteleiding 101. De geleider 98 kan op dezelfde 20 wijze zijn uitgevoerd als de vork 63 die wordt getoond in fig. 5 en grijpt aan op de flens 105 van de binnenste bus 107 van de afsluiter 102 in fig. 10.

Verder is de afgiftekop 90 voorzien van een bovendeel 95 dat rond een schamieras 96' schamierbaar is verbonden met basisdeel 91. Het bovendeel 95 omvat een kamer 99 voor het opnemen van een schild 104 aan het uiteinde van afgifteleiding 25 101. Via een opening of venster 100 is het schild 104 van een in de afgiftekop 90 geplaatste afgifteleiding 101 zichtbaar, zodat de inhoud van de drankafgifte-inrichting kan worden vastgesteld. Het venster 100 kan een gebogen en daardoor vergrotende vorm hebben.

Fig. 10 toont de samengestelde afgiftekop en de uiteen genomen flexibele 30 afgifteleiding 101 met aan het uiteinde een afsluiter 102 van het type dat wordt getoond in de figuren 6a t/m 8d. De afsluiter 102 is verbonden met het haaks daarop gelegen uitstroomuiteinde 103 dat in de boring 96 van de afgiftekop 90 wordt geplaatst. Verder is het schild 104 van het uitstroomuiteinde 103 voorzien van visuele tekens om de soort 1015368·! 15 koolzuurhoudende drank kunnen vaststellen wanneer het schild 104 in de kamer 99 van de afgiftekop word geplaatst. Hierdoor is na het dichtschamieren van het bovendeel 95 een nauwkeurig gedefinieerde positie van het uitstroomeinde 106 gewaarborgd, zodat een gunstig tapgedrag wordt verkregen.

* 1015368·

Claims

1. Drankafgiftesamenstel (1, 25) omvattende: een afgifte-inrichting (2, 37) voorzien van een afgiftekop (18, 29) voor opname van een afgifteleiding (17,28), en 5 een houder (7, 27) met drank, in het bijzonder koolzuurhoudende drank, tijdens gebruik verbonden met de afgifteleiding (17, 28) met aan een uitstroomuiteinde een koppelorgaan voor verbinding met de afgiftekop (18, 29), met het kenmerk, dat het koppelorgaan een afsluiter (19,32) omvat die bij plaatsing en verwijdering van het uitstroomuiteinde van de afgifteleiding (17,28) in, respectievelijk uit de afgiftekop 10 (18,29) afsluitbaar is.

2. Drankafgiftesamenstel (1, 25) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afgifteleiding (17,28) althans deels flexibel is.

3. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de afgiftekop (18,25) is voorzien van een knop of handgreep (20,33), met het kenmerk, dat de afgiftekop (18, 29) een met de knop of handgreep verbonden bedieningsorgaan (45,98) omvat waarmee de afsluiter (19, 32, 102) losneembaar kan worden verbonden, voor opening en sluiting van de afsluiter door verplaatsing van de knop of handgreep 20 (20,33).

4. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de afsluiter (19,32) is voorzien van koppelmiddelen (51, 79, 105) voor losneembare verbinding met het bedieningsorgaan (45,98). 25

5. Drankafgiftesamenstel (1, 25) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afsluiter (32) een eerste bus (75) omvat en een tweede bus (70), concentrische ten opzichte van de eerste bus (75), welke eerste bus is voorzien van een instroomopening (73) aan een stroomopwaarts deel van de afgifteleiding (28) en een 30 uitstroomopening (73'), waarbij de tweede bus (70) is voorzien van een instroomopening (72) die samenwerkt met de uitstroomopening (73') van de eerste bus (75) en van een uitstroomopening (74), waarbij de koppelmiddelen (79) zijn aangebracht op een van de bussen (75), die door de koppelmiddelen verplaatsbaar is IQ15368· tussen een doorstroomstand waarbij de uitstroomopening (73') van de eerste bus (75) in fluïdumverbinding staat met de instroomopening (72) van de tweede bus (70), en een afsluitstand waarbij de uitstroomopening (73') van de eerste bus (75) wordt afgedicht door de tweede bus (70). 5

6. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat één van de bussen (70) een inwendige nok (71), omvat, waarbij de bussen (70, 75) door het bedieningsorgaan (46,98) onderling verplaatsbaar zijn om de nok (71) afsluitend aan te doen grijpen op de in- of uitstroomopening (73') van de andere bus (75). 10

7. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen een flens (50, 79, 105) of een omtrekssleuf omvatten, waarbij het bedieningsorgaan (45,98) een met de knop of handgreep (20,33) verbonden, in axiale richting van de bussen (70,75) verplaatsbaar opneemdeel (63) omvat voor aangrijping 15 op de flens (50,79,105) of op de omtrekssleuf.

8. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het opneemdeel (63) een aan een zijde open holte heeft waarin de binnenste of de buitenste bus (70,75) kan worden opgesloten. 20

9. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens één der conclusies 4 tot en met 8, onder verwijzing naar conclusie 3, met het kenmerk, dat de afgiftekop (29, 90) een basisdeel (43,91) omvat dat is verbonden met de knop of handgreep (33,93) en met het bedieningsorgaan (45,98), en een tweede deel (44,95) voorzien van een opneemholte, 25 welk tweede deel (44,95) beweegbaar met het basisdeel (43,91) is verbonden, tussen een open stand waarbij het bedieningsorgaan (45,98) is vrijgegeven voor verbinding van de afsluiter (19,32) met het bedieningsorgaan (45,98) en een gesloten stand, waarbij de afsluiter (45,98) althans deels binnen de opneemholte van het tweede deel (44,95) is gelegen. 30

10. Drankafgiftesamenstel (1, 25) volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de afgiftekop (29) is voorzien van vergrendelmiddelen (39, 47) die het tweede deel (44) slechts kunnen vrijgeven wanneer de afsluiter (32) in een gesloten stand is geplaatst. 1015368«

11. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het tweede deel (44) beweegbaar is om een schamieras (60,94) die dwars op de langsrichting van de afgifteleiding (28) is gelegen, of parallel daaraan. 5

12. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afgifteleiding (28) is voorzien van een stroomafwaarts van de afsluiter (19,32) gelegen uitstroomdeel (41,103).

13. Drankafgiftesamenstel (1, 25), met het kenmerk, dat het uitstroomdeel (103) haaks staat op de afgifteleiding (28).

14. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat het uitstroomuiteinde (41, 103) is voorzien van een uitwendige omtrekssleuf (52) of 15 nok die verbindbaar is met een complementaire nok (53) of holte aan het inwendige van een uitlaat (42) van de afgiftekop (18,29).

15. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitstroomuiteinde (103) van de afgifteleiding (101) is voorzien van 20 een schild (104), waarbij de afgiftekop (90) is voorzien van een kamer (99) voor opname van het schild en van een parallel aan het schild (101) gelegen venster (100) voor weergave van althans een deel van het schild.

16. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens een der voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat het bedieningsorgaan (45) een geleider omvat met een in hoofdzaak horizontale arm (46) die met een eerste uiteinde (47) om een kantelas (48) verplaatsbaar is, waarbij aan een op afstand van de kantelas gelegen tweede uiteinde van de arm (46) een dwars daarop gelegen gekromde arm (46') is gelegen met aan een uiteinde een vork (63) voor koppeling met de afsluiter (19,32). 30

17. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan (45) een positioneringselement (49) omvat waaronder de 1015368· afgifteleiding (28) plaatsbaar is voor geleiding van de afgifteleiding langs de gekromde arm (46').

18. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens een der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat de afgifte-inrichting is voorzien van op de houder (7, 27) aansluitbare drukmiddelen (13,36) voor toevoeren van een drukmedium aan de houder (7,27) en van koelmiddelen (34)voor koelen van een in het compartiment (3,26) geplaatste houder (7,27).

19. Drankafgiftesamenstel (1, 25) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afsluiter (14, 32) is voorzien van een ontluchtingsopening (77) die in gesloten toestand van de afsluiter in fluïdumverbinding staat met een uitstroomopening (74) van de afsluiter (19,32).

20. Drankafgiftesamenstel (1,25) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de afsluiter elektromagnetisch is, waarbij de afgiftekop is voor zien van een elektromagnetisch bedieningsorgaan.

21. Drankafgifte-inrichting (2, 37) omvattende een afgiftekop (18, 29) met een 20 handgreep of knop (20, 33) en van een met de handgreep of knop verbonden bedieningsorgaan (45, 98), met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan (45, 98) een opneemdeel (63) omvat voor losneembare verbinding met een afsluiter (19, 32), die is verbonden met een afgifteleiding van een houder voor drank, bij voorkeur koolzuurhoudende drank, welk opneemdeel door bediening van de handgreep of knop 25 verplaatsbaar is voor het openen en sluiten van de afsluiter.

22. Drankafgifte-inrichting (2, 37) volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het opneemdeel (63) in een opneemkanaal voor de afgifteleiding, in de langsrichting van het opneemkanaal, verplaatsbaar is. 30

23. Drankafgifte-inrichting (2, 37) volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het opneemdeel (63) een, aan een zijde open opneemholte omvat. 1015368·

24. Drankafgifte-inrichting (2, 37) volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan (45) een geleider omvat met een in hoofdzaak horizontale arm (46) die met een eerste uiteinde (47) om een kantelas (48) verplaatsbaar is, waarbij aan een op afstand van de kantelas gelegen tweede uiteinde van de arm een dwars daarop 5 gelegen gekromde arm (46') is gelegen met aan een uiteinde een vork (63).

25. Drankafgifte-inrichting (2, 37) volgens een der conclusies 21 tot en met 24, met het kenmerk, dat de afgiftekop (29, 90) een basisdeel (43, 91) omvat dat is verbonden met de handgreep of knop (33, 93) en met het bedieningsorgaan (45,98), en een tweede 10 deel (44, 95) voorzien van een opneemholte, welk tweede deel beweegbaar met het basisdeel is verbonden, tussen een open stand waarbij het bedieningsorgaan (45, 98) is vrijgegeven voor verbinding van de afsluiter met het bedieningsorgaan en een gesloten stand, waarbij de afsluiter (19, 32) althans deels binnen de opneemholte is gelegen.

26. Drankafgifte-inrichting (2, 37) volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de afgiftekop (29) is voorzien van vergrendelmiddelen (39, 47) die het tweede deel (44) slechts kunnen vrijgeven wanneer de afsluiter (19, 32) in een gesloten stand is geplaatst.

27. Drankafgifte-inrichting (2, 37) volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat het tweede deel (44, 95) beweegbaar is om een schamieras (60, 96) die dwars op de langsrichting van de afgifteleiding is gelegen, of parallel daaraan.

28. Drankafgifte-inrichting (2, 37) volgens een der conclusies 21 tot en met 27, met 25 het kenmerk, dat de afgiftekop is voorzien van een kamer (99) voor het opnemen van een schild (101) en van een parallel aan het schild gelegen venster (100) voor weergave van althans een deel van het schild.

29. Drankafgifte-inrichting (2, 37) volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan (45) een positioneringselement (49) omvat waaronder de afgifteleiding (28) plaatsbaar is voor geleiding van de afgifteleiding langs de gekromde arm (46'). 1015368«

30. Drankafgifte-inrichting (2, 37) volgens een der conclusies 21 tot en met 29, met het kenmerk, dat de inrichting een compartiment (3, 26) omvat, voorzien van koelmiddelen (34), voor het opnemen van een houder (7, 27), alsmede drukmiddelen 5 (13, 36) voor het toevoeren van een drukmedium aan een in het compartiment geplaatste houder.

31. Drankafgifte-inrichting (2, 37) volgens een der conclusie 21 t/m 30, met het kenmerk, dat de afgiftekop (18, 29) is voorzien van een elektromagnetisch 10 bedieningsorgaan.

32. Houder (7, 27) voorzien van een drank, in het bijzonder koolzuurhoudende drank, een met de houder verbonden of verbindbare afgifteleiding (17, 28) met nabij een uiteinde een koppelorgaan* voor verbinding met een afgiftekop van een 15 drankafgifte-inrichting, met het kenmerk, dat het koppelorgaan een afsluiter (19, 32) omvat die bij plaatsing en verwijdering van het uiteinde van de afgifteleiding (28) in, respectievelijk uit de afgiftekop (18,29) afsluitbaar is.

33. Houder (7, 27) volgens conclusie 32 voorzien van een relatief stijve buitenste 20 mantel (7) en een inwendige flexibele zak (6) met daarin de koolzuurhoudende drank, welke zak is verbonden met een eerste afsluitorgaan (10) dat een aansluitelement omvat dat is verbonden met de afgifteleiding (17,28) die althans deels flexibel is uitgevoerd.

34. Houder (7, 27) volgens conclusie 33, waarbij de buitenste mantel (7) is voorzien 25 van een aansluitopening voor verbinding met drukmiddelen (13, 36) voor toevoer van een drukmedium naar de ruimte (76) tussen de flexibele zak (6) en de buitenste mantel (7)·

35. Houder (7,27) volgens conclusie 32, 33 of 34, met het kenmerk, dat de afsluiter 30 (19, 32) een eerste bus (75) omvat en een tweede bus (70), concentrische ten opzichte van de eerste bus, welke eerste bus is voorzien met een instroomopening (76) aan een stroomopwaarts deel van de afgifteleiding (28) en een uitstroomopening (73'), waarbij de tweede bus (70) is voorzien van een instroomopening (72) die samenwerkt met de 1015368« uitstroomopening (73') van de eerste bus (75) en van een uitstroomopening (74), waarbij koppelmiddelen (79) zijn aangebracht op een van de bussen (75), die door de koppelmiddelen verplaatsbaar is tussen een doorstroomstand waarbij de uitstroomopening (73') van de eerste bus (75) in fluïdumverbinding staat met de 5 instroomopening (72) van de tweede bus (70), en een afsluitstand waarbij de uitstroomopening (73') van de eerste bus (75) wordt afgedicht door de tweede bus (70).

36. Houder (7, 27) volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen een flens (79) of een omtrekssleuf omvatten voor aangrijping op een bedieningsorgaan 10 (45,98) van de drankafgifte-inrichting dat een met een knop of handgreep (20,33) verbonden, in axiale richting van de bussen (70,75) verplaatsbaar opneemdeel (63) omvat voor aangrijping op de flens (79) of op de omtrekssleuf.

37. Houder (7, 27) volgens een der conclusies 32 t/m 35, met het kenmerk, dat de 15 afsluiter (19, 32) is voorzien van een ontluchtingsopening (78) die in gesloten toestand van de afsluiter in fluïdumverbinding staat met een uitstroomopening (74) van de afsluiter (19,32).

38. Houder (7, 27) volgens een der conclusies 32 t/m 37, met het kenmerk, dat de 20 afsluiter elektromagnetisch is, waarbij de afgiftekop is voor zien van een elektromagnetisch bedieningsorgaan.

39. Houder (7, 27) volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen een flens (51, 79) of een omtrekssleuf aan één van de bussen (70, 75) omvatten. 25

40. Houder (7, 27) volgens een der conclusies 32 t/m 39, met het kenmerk, dat de afgifteleiding (17, 28) aan het uitstroomuiteinde is voorzien van een relatief stijf buisdeel (41) met daaraan verbonden de afsluiter (19, 32).

41. Houder (7, 27) volgens conclusie 40 onder verwijzing naar conclusie 35 of 36, met het kenmerk, dat het buisdeel de buitenste bus (70) vormt van de afsluiter (19,32). 1015368*1

42. Houder (7,27) volgens conclusie 40 of 41, met het kenmerk, dat het buisdeel (41) aan een buitenvlak is voorzien van een nok of sleuf (52).

43. Houder (7, 27) volgens conclusie 40, 41 of 42, met het kenmerk, dat een schild 5 (104) is bevestigd aan het uitstroomuiteinde van de afgifteleiding.

44 Afgifteleiding (17, 28, 101) voor toepassing in eén houder volgens een der conclusies 32 t/m 43, voorzien van een afsluiter (19, 32) met koppelmiddelen (51, 79) voor losneembare verbinding met een bedieningsorgaan van een afgiftekop. 10

45. Afgifteleiding (17, 28, 101) volgens conclusie 44, met het kenmerk, dat de afgifteleiding althans deels flexibel is.

46. Afgifteleiding (17, 28,101) volgens conclusie 44 of 45, met het kenmerk, dat de 15 afsluiter (19, 32) een eerste bus (75) omvat en een tweede bus (70), concentrische ten opzichte van de eerste bus, welke eerste bus is voorzien met een instroomopening (76) aan een stroomopwaarts deel van de afgifteleiding (28) en een uitstroomopening (73'), waarbij de tweede bus (70) is voorzien van een instroomopening (72) die samenwerkt met de uitstroomopening (73') van de eerste bus (75) en van een uitstroomopening (74), 20 waarbij koppelmiddelen (79) zijn aangebracht op een van de bussen (75), die door de koppelmiddelen verplaatsbaar is tussen een doorstroomstand waarbij de uitstroomopening (73') van de eerste bus (75) in fluïdumverbinding staat met de instroomopening (72) van de tweede bus (70), en een afsluitstand waarbij de uitstroomopening (73') van de eerste bus (75) wordt afgedicht door de tweede bus (70). 25

47. Afgifteleiding (17, 28,101) volgens conclusie 46, met het kenmerk, dat één van de bussen (70) een inwendige nok (71), omvat en axiaal ten opzichte van de andere bus (75) door het bedieningsorgaan verplaatsbaar is om afsluitend aan te grijpen op de in-of uitstroomopening (73') van de andere bus. 30

48. Afgifteleiding (17, 28, 101) volgens conclusie 44, 45, 46, of 47, met het kenmerk, dat de afsluiter (19, 32) is voorzien van een ontluchtingsopening (77) die in 1015368· * gesloten toestand van de afsluiter in fluïdumverbinding staat met een uitstroomopening (74) van de afsluiter (19, 32).

49. Afgifteleiding (17, 28, 101) volgens één der conclusies 44 t/m 48, met het 5 kenmerk, dat de afsluiter (19, 32) is voorzien van koppelmiddelen (51, 79) voor verbinding met de afgiftekop.

50. afgifteleiding (17, 28, 101) volgens een der conclusies 44 t/m 49, met het kenmerk, dat de afgifteleiding aan het uitstroomuiteinde is voorzien van een relatief 10 stijf buisdeel met daaraan verbonden de afsluiter (19,32).

51. Afgifteleiding (17, 28, 101) volgens conclusie 50, onder verwijzing naar conclusie 46 of 47, met het kenmerk, dat het buisdeel (41) de buitenste bus (70) vormt van de afsluiter (19, 32). 15

52. Afgifteleiding (17, 28, 101) volgens conclusie 50 of 51, met het kenmerk, dat het buisdeel (41) aan een buitenvlak is voorzien van een nok of sleuf (52). 1015368*