NL1031412C2 - Container voor drank. - Google Patents

Description

Titel: Container voor drank.

De uitvinding heeft betrekking óp een container voor drank, in het bijzonder voor koolzuurhoudende drank.

US 6 360 923 BI beschrijft een container voor drank, voorzien van een compartiment waarin een af te geven drank zoals bier of een andere 5 koolzuur houdende drank is opgenomen, alsmede een drukgashouder met een drukregelventiel voor het automatisch op een gewenste insteldruk houden van de drank in de container. De container is voorzien van een afgifteklep, bijvoorbeeld in een bovenzijde, waardoorheen drank kan worden afgegeven.

10 WO 02/42197 Al beschrijft een vergelijkbare container waarbij als afjgifteklep een ventiel is gebruikt zoals bekend uit de aerosol techniek. Dergelijke ventielen worden algemeen toegepast in spuitbussen voor het vernevelen van vloeistoffen of afgeven van gassen. In deze aanvrage is een bedieningsmechamsme beschreven voor het bedienen van het ventiel, welk 15 bedieningsmechamsme is ingericht voor het herhaald tegen de veerdruk van het ventiel openen van het ventiel, telkens wanneer een gedeelte van de drank wordt afgegeven.

NL 1015359 beschrijft een afgifte inrichting voor drank, in het bijzonder koolzuurhoudende drank zoals bier, omvattende een tapzuil en 20 een koelruimte, waarbij in de koelruimte een container kan worden opgesteld waarin de drank is opgenomen. Vanuit de koelruimte kan een afgifteslang met op een voorliggend einde een klep door de tapzuil worden gevoerd, zodanig dat de genoemde klep in een bedieningsmechanisme in de tapzuil kan worden geplaatst, zodat daarmee de klep kan worden geopend 25 en gesloten. Het in de koelruimte achterblijvende einde van de slang is voorzien van een aansluitelement met een bocht dat met behulp van een tapkop kan worden neergedrukt tegen een klepsamenstel van de container, 10 3 14 12

P

V

2 zodat een gasklep en een bierklep van het klepsamenetel worden geopend. Een koolzuurgas (CO2) cilinder is voorzien die via een tweede leiding met de tapkop is verbonden. Bij neerdrukken van de tapkop wordt door het aansluitelement een open verbinding gevormd tussen de tweede leiding en 5 de binnenzijde van de container, via de gasklep, voor het onder druk brengen van de drank in de container, zodat deze via de afgififceslang kan worden afgegeven. Drukregelmiddelen zijn voorzien in of bij de tapkop en/of de CO2 cilinder voor het instellen van een regeldruk voor het CO2.

De uitvinding beoogt een container te verschaffen die bijvoorbeeld 10 te gebruiken is in een inrichting zoals bijvoorbeeld beschreven in NL 1015359, welke container eenvoudig en snel is aan te sluiten voor gebruik en waarmee steeds een gewenste afgifte druk wordt verkregen tijdens gebruik. Bij een container volgens de uitvinding wordt dit bereikt door de maatregelen volgens conclusie 1 of 2.

15 Bij een container volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van een koppelelement dat bijzonder eenvoudig is in opbouw en gebruik. Door dit koppelelement op of in het ventiel te drukken wordt het ventiel geopend en geopend gehouden doordat de koppelmiddelen van de container en het koppelelement op elkaar ingrijpen. Drank kan daardoor direct vanuit de 20 binnenruimte van de container in de afgifteslang stromen. Door middel van de drukregelunit wordt de druk in de binnenruimte steeds op de gewenste waarde gehouden, bijvoorbeeld ingesteld op de equilibrium druk van het gas in de drank. Het ventiel kan daarmee eenvoudig als een aerosol ventiel worden uitgevoerd, hetgeen betekent dat een robuuste en relatief goedkope 25 klep wordt toegepast. Verrassenderwijs is gebleken dat een dergelijke container een bijzonder goed afgiftepatroon biedt, ook voor schuimende dranken zoals bier. Door gebruik te maken van een ventiel, in het bijzonder een aërosolventiel wordt daarbij het voordeel geboden dat deze goedkoop te verkrijgen zijn, slechts een relatief kleine opening vergen voor inbouw, zodat 3 de druk daarop klein is en bevestiging daardoor relatief weinig kracht behoeft en bovendien vervuiling van de drank eenvoudig wordt verhinderd.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm is de drukregelunit geheel binnen de binnenruimte van de container opgenomen, waardoor de 5 gewenste regeldruk vooraf ingeeteld kan worden en door een consument niet kan worden bij gesteld. De automatisch geregelde druk biedt daarbij verhoogde veiligheid ten opzichte van containers waarbij van buiten af de druk moet worden ingesteld. Dergelijke drukregelunits zijn op zichzelf bijvoorbeeld bekend uit NL 1008601C, FR 2 331 485 A, EP 0 349 053, WO 10 95/17340 en US 5,368,207, welke regelinrichtingen alle geschikt zijn voor toepassing binnen de uitvinding. Bij elk van deze bekende inrichtingen dient evenwel een klep in de bovenzijde van de betreffende houder direct te worden bediend voor herhaaldelijk openen en sluiten van de afgifteopening. Een belangrink voordeel van een dergelijke container is dat slechts drank 15 uit de container hoeft te worden gevoerd en geen gas of der gelijk in de container. Daardoor wordt vervuiling van de drank eenvoudig verhinderd.

In een bijzonder voordelige nadere uitvoering is een drukregelunit toegepast met een intern volume waarin ten minste zoveel drukgas, in het bijzonder CO2 is opgenomen dat de verhouding tussen het volume drukgas 20 (gemeten bij 1 atmosfeer) en het volume af te geven drank kleiner is dan ten minste 1: 25. Bij voorkeur is de verhouding kleiner dan 1:18, meer in het bijzonder tussen 1: 18 en 1: 10. Dit biedt het voordeel dat gedurende de gehele periode dat drank wordt afgegeven eenzelfde tapgedrag wordt behouden, ook wanneer het vat nagenoeg volledig leeg is getapt. Daarbij 25 wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een middel in genoemd intern volume dat het drukgas ten minste gedeeltelijk adsorbeert en/of absorbeert, zoals actief kool, zeoliet of andere dergelijke op zichzelf bekende middelen. De druk in de drukregelunit, in het bijzonder van het drukgas is daarbij bij geheel gevulde unit bij voorkeur lager dan 12 bar, meer in het bijzonder 30 lager dan 8 bar bij kamertemperatuur, waardoor een veilige inrichting 4 wordt verkregen die bovendien een voordelige verhouding in volume van de drukregelunit en het volume van de inrichting als geheel biedt.

Het ventiel is bij voorkeur vastgezet in de container met behulp van een verbinding waarbij een klikrand is verkregen aan de buitenzijde 5 van de container. Daartoe kan bijvoorbeeld een felsverbinding worden toegepast met een naar binnen of naar buiten kragende felerand die als dergelijke klikrand kan worden gebruikt, als eerste koppelmiddelen. Tussen de klikrand en de tweede koppelmiddelen wordt tijdens gebruik bij voorkeur een vaste verbinding gevormd die bovendien vloeistof- en gasdicht is.

10 Daardoor is een eenvoudige aansluiting verkregen die bovendien goedkoop is in productie en gebruik.

De samenwerkende eerste en tweede koppelmiddelen zijn bij voorkeur zelfzoekend uitgevoerd. Daartoe kan bij gebruik van een vrouwelijk ventiel bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een zoekrand 15 voor liggend op de stam van de tweede koppelmiddelen, welke enigszins taps toeloopt teneinde de stam en daarmee ook de koppelmiddelen te centreren ten opzichte van het ventiel. Bij gebruik van een mannelijk ventiel kan bijvoorbeeld een schort zijn voorzien met een enigszins conische vorm, zich uitstrekkend vanaf de tweede koppelmiddelen rond een aansluitopening van 20 de slang, welk schort als zoekrand over het ventiel kan grijpen voor het centreren van de koppelmiddelen en de stam. Het verdient daarbij de voorkeur dat de zoekrand eerder in contact komt met het ventiel dan dat de tweede koppelmiddelen komen vast te zitten op de eerste koppelmiddelen. Daardoor wordt de vrijheid van enige relatieve beweging behouden.

25 Het koppelelement omvat bij voorkeur ten minste twee openingen die tijdens gebruik verbinding vormen tussen het ventiel en de slang. De openingen hebben daarbij bij voorkeur een enigszins langgerekte vorm, zodat een relatief groot doorstroomoppervlak wordt verkregen, de positionering van de openingen ten opzichte van het ventiel minder kritisch 30 is en bovendien de kans op blokkades van de openingen wordt verkleind.

5

Bij een container volgens de uitvinding is aan het van de tweede koppelmiddelen afgekeerde einde van de slang een afsluiter voorzien. Daarmee wordt het voordeel bereikt dat bij koppeling van de eerste en tweede koppelmiddelen het ventiel wordt geopend en toch kan worden 5 verhinderd dat drank uit de slang kan stromen. Ook bij gebruik van een interne drukregelunit die automatisch de druk op de gewenste afgifte druk brengt. Bij voorkeur is genoemde afsluiter in een gesloten stand geleverd en wordt deze door een gebruiker pas na aanslaan van de container geopend. Daartoe kan de afsluiter bijvoorbeeld in de gesloten stand worden 10 geproduceerd of na productie in die stand worden gebracht of zijn voorzien van veermiddelen die de afeluiter in de gesloten stand voorspannen. Overigens kan uiteraard ook in een alternatieve uitvoeringsvorm de slang worden afgesloten, bijvoorbeeld dichtgeknepen met behulp van externe middelen zoals een slangkraan type afsluiter.

15 Bij voorkeur zijn de slang en het koppelelement, en de afsluiter indien aanwezig, gezamenlijk disposable. Daaronder dient ten minste te worden verstaan dat deze gezamenlijk van de container te nemen zijn en kunnen worden afgevoerd voor vernietiging, overigens kunnen ze uiteraard ook zodanig zijn uitgevoerd dat ze van elkaar kunnen worden gescheiden 20 voor recycling.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een afgifteslang en een werkwijze, in het bijzonder als respectievelijk gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 15 en 16.

In de verdere volgcondusies zijn nadere voordelige 25 uitvoeringsvormen van een container en inrichting volgens de uitvinding getoond.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvormen van een inrichting en werkwijze volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: 6 fig. 1 een container volgens de uitvinding, gedeeltelijk in doorsnede, in een eerste uitvoeringsvorm; fig. IA in uitvergroting het gedeelte X in fig. 1; fig. 2 een container volgens de uitvinding, in een tapinrichting; 5 fig. 3 A en B een uitvoeringsvorm van een klapsamenstel met een koppelelement in respectievelijk ongekoppelde en gekoppelde toestand; fig. 3 C-H verschillende uitvoeringvormen van de aansluiting tussen de container, in het bijzonder het afgifteventiel daarvan en een koppelelement; 10 fig. 4 een alternatieve uitvoeringsvorm van een afgifteventiel en een koppelelement; en fig. 5 in bovenaanzicht een container volgens de uitvinding met afgiffceslang.

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen 15 gelijke of corresponderende verwijzingsdjfers. Alle mogelijke combinaties van delen van de getoonde uitvoeringsvormen vallen binnen de uitvinding. In de beschrijving worden containers voor bier getoond en beschreven doch het zal duidelijk zijn dat ook andere fluïda, in het bijzonder koolzuurhoudende dranken in een container volgens de uitvinding kunnen 20 worden toegepast.

In fig. 1 is een container 1 volgens de uitvinding getoond, uitgevoerd als een relatief stijve, vormvaste container, bijvoorbeeld vervaardigd uit kunststof of, bij voorkeur, metaal zoals staal of aluminium. In een bovenvlak 2 van de container 1 is een afgifteventiel 3 aangebracht 25 waardoorheen drank zoals bier uit de container kan worden afjgegeven, op nog nader te beschrijven wijze. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvormen ie het afgifteventiel 3 uitgevoerd als een spuitbusventiel of aërosolventiel zoals bekend uit spuitbussen, welke eenvoudig van opbouw zijn, robuust en gemakkelijke kunnen worden ingebouwd. Een dergelijk ventiel is 30 beschikbaar als mannelijke variant (fig. 4), vrouwelijke variant (fig. 3 A-H) 7 en als kantelventieL De voorkeur geniet binnen de uitvinding de vrouwelijke variant zoals nader getoond in fig. 3, aangezien bij weggenomen koppelelement dan geen delen van het ventiel 3 eenvoudig bereikbaar zijn vanaf de buitenzijde van de container, zodat onbedoeld openen van het 5 afgifteventiel eenvoudig wordt verhinderd. Zoals in fig. 6 getoond kan evenwel ook een ander type worden gebruikt, zoals de mannelijke variant.

In de binnenruimte 4 van de container 1 is aan de onderzijde van het ventiel een stijgbuis 5 voorzien waardoorheen drank naar het ventiel 3 kan stromen. In de binnenruimte 4 is voorts een drukregelinrichting 6 10 opgenomen, omvattende een container 7 waarin onder druk een gas is opgenomen, in het bijzonder C02, eventueel tezamen met actief kool of een dergelijk C02 gas absorberend en/of adsorberend materiaal. Een alternatief is bijvoorbeeld zeoliet. Op de container 7 is een automatisch werkende drukregelaar 8 aangebracht die een ventiel, in het bijzonder een 15 spuitbusventiel dat aansluit op de container 7 kan opensturen indien de druk in de binnenruimte 4 van de container 1 lager wordt dan een gewenste regeldruk. Voorbeelden van dergelijke drukregelaars 8 zijn in de in de inleiding genoemde publicaties beschreven. Een container 1 zoals getoond in fig. 1 is in grote lijnen bekend uit Nederlands octrooi NL1008601, hierin 20 voor referentie opgenomen. Overigens kan ook een ander type container worden toegepast, bijvoorbeeld zoals bekend uit US 5368207 voorzover het de drukregelaar en de verschillende compartimenten betreft.

In de onderhavige uitvinding is bij een container volgens fig. 1 het afgifteventiel vastgezet in het bovenvlak van de container 1 met behulp van 25 een op zichzelf gebruikelijke felsverbinding. Daartoe is het ventiel 3, omgeven door een felskraag 9, tezamen met de met het ventiel 3 verbonden stijgbuis 5 in een opening 40 in de container gestoken, bij voorkeur nadat deze met de drank zoals bier is gevuld, waarna de felskraag 9 met een gebruikelijke felsverbinding is vastgezet aan de rand van de opening 40.

30 Een dergelijke bevestiging wordt gebruikelijk ook wel aangeduid met clinch 8 verbinding. Overigens kan het ventiel uiteraard ook op andere wijze worden vastgezet, zolang een vloeistof- en gasdichte verbinding en afsluiting wordt verkregen.

Het ventiel 3 is omgeven door eerste koppelmiddelen 10, in de 5 container zoals getoond in fig. 1 uitgevoerd als een profieldeel 41 van de felskraag 9. Bij voorkeur wordt daarbij een profieldeel gebruikt dat een ondersnijding 11 kent.

Een koppelelement 12 is voorzien voor het bedienen van het afgifteventiel 3, welk koppelelement 12 bovendien zorgt voor een 10 fluïdumverbinding tussen de binnenruimte 4 van de container 1 en een afgiftebuis 13, in het bijzonder een ten minste gedeeltelijk relatief flexibele afgiftebuis zoals een slang 13, voor het afgeven van de drank. In fig. 3 ie een serie alternatieve uitvoeringsvormen van dergelijke koppelelementen 12 getoond voor gebruik bij eenzelfde vrouwelijk ventiel 3. Het koppelelement 15 12 omvat tweede koppelmiddelen 14 in de vorm van een klem- en/of snaprand of -ring die op genoemde eerste koppelmiddelen 10 kan aangrijpen en daarmee kan samenwerken voor het vasthouden van het koppelelement 12 in een gewenste stand. Van belang daarbij is dat de eerste en tweede koppelmiddelen 10,14 zodanig zijn uitgevoerd dat een vaste en 20 bij voorkeur vloeistofdichte en gasdichte verbinding wordt verkregen tussen het koppelelement 12, in het bijzonder een stam 22 daarvan en het ventiel 3, in het bijzonder een doorlaat daarvan. Voordelig kunnen daarbij de tweede koppelmiddelen 14 zodanig zijn uitgevoerd dat deze in of onder de ondersnijding 11 kunnen grijpen voor het vasthouden van het 25 koppelelement 12.

Een koppelelement 12 zoals getoond in fig. 3 omvat een flens 16, bijvoorbeeld enigszins schijfvormig, met in een middendeel daarvan een enigszins buisvormige doorlaat 20 die zich aan de van een schort 18 afgekeerde richting uitstrekt. De doorlaat 20 strekt zich uit door de flens 16 30 en staat in open fluïdumverbinding met een holle doorgang 21 van de stam 9 15 die zich vanaf de flens 16 uitstrekt, in de van de doorlaat 20 afgekeerde richting, ten minste gedeeltelijk omgeven door genoemd schort 18. De stam 15 is aan het van de doorlaat 20 afgekeerde einde 28 gesloten en loopt enigszins taps toe. Aan twee tegenover elkaar gelegen zijden is de stam 22 5 voorzien van openingen 23, bij voorkeur enigszins langgerekt, bijvoorbeeld rechthoekig of ovaal, waardoorheen de doorgang 21 in open verbinding staat of kan worden gebracht met de omgeving of, in gekoppelde toestand, meet de binnenruimte 4 van de container 1.

Het ventiel 3 is in de vrouwelijke variant voorzien van een huls 24 10 die zich tussen de felskraag 9 en de stijgbuis uitstrekt en in hoofdzaak cilindrisch is. Aan een boveneinde van de huls 24 is een opening 25 voorzien voor het passend doorlaten van de stam 15. In de huls 24 is een door een veer 45 in de richting van de opening voorgespannen kleplichaam 26 opgenomen dat aan de naar de opening gekeerde zijde is voorzien van een 15 rand 29 die kan afdichten tegen de ring 27 op de opening 25. Genoemde ring 27 is bij voorkeur enigszins elastisch en vormt daarmee een klepzitting. Indien het kleplichaam 26 tegen de veerdruk in wordt weggedrukt van de klepzitting wordt het afgifteventiel geopend en komt een doorgang voor drank langs het kleplichaam vrij. Met behulp van de stam 15 die in het 20 kleplichaam 26 kan worden gestoken kan dit openen van het afgifteventiel worden bereikt. Daarbij kan het kleplichaam 26 zover van de klepzitting worden gedrukt dat de openingen 23 tenminste een gedeeltelijk en bij voorkeur geheel onder de klepzitting worden gebracht, voor de gewenste grootte van de doorstroming tussen binnenruimte 4 en de afgiftebuis 13. De 25 ring 27 sluit gas en vloeistof dicht aan tegen de buitenzijde van de staml5, tenminste boven de openingen 23 daarin.

Doordat het in ineteekrichting voorliggende einde 28 van de stam 15 enigszins taps toeloopt wordt een zoekmiddel verkregen waarmee introduceren van de stam 15 in het ventiel 3, in het bijzonder in de opening 30 25 en het kleplichaam 26 daarvan aanmerkelijk wordt vereenvoudigd. Door 1031412 10 ten minste een gedeelte van de openingen 23 in het genoemde enigszins taps toelopende einde 28 aan te brengen wordt bovendien ten minste dat gedeelte van de openingen in frontaal aanzicht binnen het doorstroomkanaal van de doorgang gebracht, waardoor de doorstroming verder wordt vereenvoudigd.

5 Scherpe hoeken in de stroombaan voor de drank worden daarmee grotendeels verhinderd.

Langs een buitenrand 17 van de flens 16 van het koppelelement 12 is een schort 18 voorzien dat om of binnen een rand 19 van de felskraag 9 past. Genoemde rand vormt daarbij ten minste een deel van de eerste 10 koppelmiddelen 10. Het schort 18 is in de in fig. 3 A en B getoonde uitvoeringsvorm aan de naar binnen gekeerde zijde over ten minste een deel van de omtrek en bij voorkeur nagenoeg of volledig over de gehele omtrek voorzien van snapmiddelen 31 zoals een snaprand of snapvingers als tweede koppelmiddelen 14, die kan/kunnen aangrijpen in een ondersnijding 1 IA die 15 buiten langs onder genoemde rand 19 is gevormd. In fig. 3A is het koppelelement 12 los van de koppelmiddelen 10 getoond met gesloten ventiel. In fig. 3B is de gekoppelde stand weergegeven met geopend ventiel 3. De snaprand 31 wordt door de materiaalspanning en/of vormsluiting in de ondersnijding 11 vastgehouden. In fig. 30 is een uitvoeringsvorm getoond 20 waarbij het schort 18 tegen de binnenzijde van de rand 19 van de clinchverbinding klemt en/of nabij de onderzijde is voorzien van klikrand(delen) 31 die aangrijpen in een ondersnijding 11B. In fig. 3D hebben de flens 16 en het schort 18 een kleinere diameter, waarbij het schort 18 vanaf de buitenzijde tegen een verhoging, gebruikelijk dome 30 25 genoemd, klemt en/of in een ondersnijding 11A grijpt. De dome 30 vormt, althans verhoging omgeeft hierbij de huls 24 en ring 27 van het ventiel 3. In fig. 3E is een uitvoeringsvorm getoond waarbij een combinatie is toegepast van de uitvoeringsvormen volgens fig. 3A, C en D. Hiertoe is een drietal zich ongeveer evenwijdig aan elkaar uitstrekkende wanddelen 32 A,B,C voorzien 30 aan weerszijden van de stam 15 op een ongeveer rechte flens 16. Hiermee is 11 een relatief klein koppelelement 12 verkregen. Overigens kan deze ook met drie concentrische schorten 18A, 18B, 18C worden uitgevoerd, met geschikte snapmiddelen 31. Een dergelijk koppelelement 12 is relatief sterk en kan een extra grote klemkracht bieden.

5 In fig. 3F is een uitvoeringsvorm getoond van een koppelelement 12, vergelijkbaar met fig. 3A, waarbij evenwel de doorgang 20 zich ongeveer evenwijdig aan de flens 16 uitstrekt, ongeveer haaks op een lengterichting van de stam 15. Hiermee wordt een relatief geringe hoogte verkregen.

In fig. 3G is een uitvoeringsvorm getoond vergelijkbaar met die 10 volgens fig. 3D waarbij evenwel in plaats van of naast de snapmiddelen 31 een klemelement 31A, bijvoorbeeld een veerring of dergelijke is toegepast voor het op de dome 30 vastzetten van de koppelelement 12.

In fig. 3H is tenslotte een uitvoeringsvorm getoond vergelijkbaar met die volgens fig. 3E, waarbij evenwel slechts twee evenwijdige 15 wanddelen 32 A,C zijn voorzien aan weerszijden van de stam 1. Hierbij is voor het bovenste deel 20A van de doorgang bij voorkeur een ander materiaal gebruikt dan voor de rest van het koppelelement 12, in het bijzonder een enigszins zachtere, lasbare kunststof zodat de slang 13 in de doorgang 20 kan worden gelast, terwijl de rest van het koppelelement uit 20 een sterk, vormvast materiaal is vervaardigd. Overigens geldt voor alle getoonde uitvoeringen dat die van lasbare kunststof kunnen worden vervaardigd terwijl ook andere verbindingen kunnen worden toegepast, zoals lijmen, klemmen, vormsluitingen en dergelijke.

In de in fig. 3 getoonde uitvoeringvormen heeft de stam 15 een 25 lengte die groter is dan de hoogte van het of elk schort 18 onder de flens 16, zodat de stam 15 goed gecentreerd kan worden, door de zoekmiddelen, in het bijzonder door het enigszins tapse einde 28, voordat het of elk schort met de tweede koppelmiddelen 14 op de eerste koppelmiddelen 10 wordt vastgezet. Daarmee wordt een goede bevestiging vereenvoudigd. In of op de 30 doorgang 20 is in de getoonde uitvoeringsvormen een slang 13 of dergelijke, 12 enigszins flexibele afgiftebuis vastgezet, zoals getoond in fig. 3A en in fig. 4. Deze kan bijvoorbeeld in of over de doorgang 20 zijn vastgeklemd o£ bij voorkeur zijn gelast of gelijmd, waardoor een vloeistofdichte verbinding ie verkregen. Overigens kan ook een losse slang 13 worden (mee)geleverd die 5 door een gebruiker op lengte kan worden gebracht en in of op het koppelelement 12 worden vastgezet, voorafgaand aan gebruik. De slang 13 heeft bij voorkeur een stijfheid die voldoende is om een in stromingsrichting voorliggend, vrij einde 33 door een invoerbuis 50 van een daartoe ingerichte tapinnchting 51 te voeren, zoals bijvoorbeeld beschreven in Nederlands 10 octrooi NL1015359, hierin ter illustratie opgenomen. Nabij genoemd voorliggende einde 33 kan, zoals schematisch getoond in fig. 2, een klep 34 zijn opgenomen, zoals bijvoorbeeld beschreven in ΈΡ1284918 welke aanvrage hierin ter illustratie is opgenomen. Deze klep 34 is bij voorkeur zodanig gefabriceerd dat deze gesloten is totdat deze tijdens gebruik met 15 behulp van een daartoe ingerichte tapkraan 52 wordt geopend. Hiermee wordt vroegtijdige en/of ongewenste uitstroom van drank verhinderd.

Bij een container volgens de uitvinding wordt bij voorkeur, voorafgaand aan gebruik en nadat de container is gevuld en de drukregelinrichting in de binnenruimte is opgenomen, het afsluitventiel 20 geplaatst en afgedekt door zegelmiddelen, bijvoorbeeld een dop. Bovendien wordt bij voorkeur het koppelelement aan de zijde van de stam 15 afgedekt, ten minste zodanig dat de stam en de openingen 23 zijn afgedekt alsmede de klep 34. Daarmee kan onbedoeld of ongewenst gebruik van de inrichting worden verhinderd of althans zichtbaar worden gemaakt, terwijl bovendien 25 vervuiling wordt verhinderd. Deze zegelmiddelen en/of beschermmiddelen kunnen voor gebruik geheel of gedeeltelijk worden weggenomen of doorboorbaar worden uitgevoerd.

Bij elk van de getoonde uitvoeringsvormen wordt het koppelelement 12 gebruikt om het afgifteventiel 3 ineens volledig te openen 30 en geopend te houden. Daartoe werken de eerste en tweede koppelmiddelen 13 10,14 samen. Bij gebruik van een container 1 volgens de uitvinding wordt de slang 13 bij voorkeur los meegeleverd met het koppelelement 12 en bij voorkeur de klep 34 daarmee vast verbonden. De container wordt gekoeld tot een gewenste temperatuur, bijvoorbeeld tussen de 0 en 8 graden Celcius, 5 welke temperatuur uiteraard afhankelijk van de drank wordt gekozen. Daartoe kan een koelkast 53 van de tapinrichting zoals getoond in £ig. 2 worden gebruikt. Nadat de container met de drank is gekoeld wordt het koppelelement 12 op het ventiel 3 gedrukt, zodanig dat de stam 15 in de opening 25 wordt gedrukt tot tegen het kleplichaam 26. Daarbij worden 10 tegelijkertijd de tweede koppelmiddelen 14 over de eerste koppelmiddelen 10 gebracht, zodat deze in een gekoppelde stand worden gebracht en gehouden. Bij voorkeur kan het koppelelement niet zonder beschadiging weer worden weggenomen, zodat hergebruik wordt verhinderd. In de gekoppelde stand is het ventiel 3 geopend en stroomt drank, in het bijzonder 15 bier, als gevolg van de door de drukregelinrichting 6 opgebouwde regeldruk, door het geopende ventiel, langs het kleplichaam 26 in de slang 13 tot bij de klep 34, indien voorzien. Bij openen van de klep 34 zal de drank uit de slang 13 stromen uit het einde 33 zonder contact met de inrichting 41. De druk in de container wordt daarbij automatisch op peil gehouden door de 20 drukregelinrichting.

De container is bij voorkeur als wegwerpcontainer uitgevoerd, waarbij container en slang met koppelelement gezamenlijk kunnen worden weggeworpen. De slang zorgt er daarbij tijdens gebruik bij voorkeur voor dat geen contact bestaat tussen de af te geven drank en de vaste delen van 25 de tapinrichting, zoals tapzuil 42, kraan 43, aansluitmiddelen, koelkast 40 en dergelijke, zodat de noodzaak voor reiniging tot een minimum wordt beperkt.

Gebleken is dat in tegenstelling tot de bekende inrichtingen, waarbij werd gestreefd naar een minimale hoeveelheid C02 per liter, welke 30 gebruikelijk minder dan 40 milliliter (bij kamertemperatuur) C02 voor elke 14 liter bier toepasten, meer C02 tot een veel beter tapgedrag leidt bij tapinrichtingen met een automatische drukregeling als beschreven. Verrassenderwijs is gebleken dat het tenminste bij blonde bieren voordelig is wanneer de verhouding C02/drank (in het bijzonder bier) kleiner is dan 5 1:25, bij voorbeeld tussen 1:18 en 1:10. Verrassenderwijs is gebleken dat bij een dergelijke verhouding het tapgedrag gedurende het vertappen van het gehele volume drank optimaal kan worden gehouden. Ook bij relatief lange leidingen, bijvoorbeeld een lengte die groter is dan ongeveer twee maal de hoogte van de container.

10 Fig. 4 toont in gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht een alternatieve uitvoeringvorm van een afgifteventiel van een container volgens de uitvinding, met een koppelelement 12. Het afgifteventiel 3 is hierbij van het mannelijke type. Dat betekent dat het afgifteventiel een stam 22 heeft die omlaag kan worden gedrukt voor het vrijgeven van een 15 doorgang 21 door de stam 22, welke doorgang uitmondt in het boveneinde van de stam 22. Bij de in fig. 4 getoonde uitvoeringsvorm is het koppelelement 12 in hoofdzaak uitgevoerd overeenkomstig fig. 3A, waarbij evenwel de doorgang 20 zich rond de stam 22 uitstrekt en is voorzien van een vernauwing 35, zodanig dat een schouder 36 van de vernauwing 35 op 20 de stam 22 rond de doorgang daarin kan aanliggen, zodat daarmee de stam 22 omlaag kan worden gedrukt. De slang 13 is in de doorgang 20 vastgezet. Voor het overige wordt verwezen naar de beschrijving en verwijzingscijfers van fig. 3A.

In fig. 5 is een container volgens de uitvinding getoond, in 25 bovenaanzicht. Daarbij is op de container 1 een kraag 37 getoond, waarin bijvoorbeeld handvatten kunnen zijn voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van uitsparingen 38. De kraag 37 heeft een ondersnijding 39 waarin de slang 13 ten minste gedeeltelijk kan worden opgenomen, zodat deze eenvoudig met de container kan worden meegeleverd. In de kraag is bovendien een 30 uitsparing 40 voorzien waarin het koppelelement 12 kan worden gestoken, 15 zodat een goede bescherming en opsluiting wordt verkregen. Overigens kan de container ook zonder of met een andere kraag worden uitgevoerd en kan de slag 13 voorgemonteerd zijn of andere worden geleverd, bijvoorbeeld los in een verpakking enlof via een apart kanaal zoals Internet.

5 In alle getoonde uitvoeringsvormen is de afgiftegeleiding uitgevoerd als een flexibele afgifteslang. Het zal evenwel duidelijk zijn dat deze afgifteleiding ook gedeeltelijk of nagenoeg volledig stijf kan worden uitgevoerd.

In de getoonde uitvoeringsvormen is steeds een ventiel 3 getoond 10 dat herhaaldelijk geopend en gesloten kan worden. Evenwel is het ook mogelijk een eenmalig te openen sluiting toe te passen. De container kan in elke stand worden toegepast, zowel staand als getoond, maar ook liggend of met het ventiel 3 naar onder, waarbij de stijgbuis kan worden weggelaten of anders moet worden vormgegeven, zodat deze steeds een ingang nabij een 15 laagste punt van de binnenruimte 4 heeft.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en tekeningen getoonde uitvoeringsvormen. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding.

Zo kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een bag-in-20 container type container, waarbij de drukregeleenheid in de bag of tussen de bag en de container kan zijn opgenomen. Het afgifbeventiel kan anders zijn uitgevoerd en op een andere positie zijn aangebracht. Het koppelelement kan zodanig zijn uitgevoerd dat dit vloeistof- en gasdicht aansluit op de container, zodat een afgiftekamer wordt gevormd in het koppelelement. Het 25 koppelelement kan op andere wijze worden uitgevoerd en bijvoorbeeld uit verschillende delen worden samengebouwd of in meerdere spuitgietgangen en/of uit meerdere materialen worden opgebouwd. De container kan een staring hebben waarop deze kan worden opgesteld en kan uit elk geschikt materiaal zijn vervaardigd. De drukregeleenheid kan een vast onderdeel 16 van de container uitmaken en bijvoorbeeld zijn voorzien in een compartiment van de container.

Deze en vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

5 * 1031412

Claims (17)

1. Container, voorzien van een binnenruimte (4) en een afgifte ventiel (3), waarbij in de binnenruimte (4) een gas houdende drank zoals bier (B) is opgenomen, waarbij een drukregelunit (6) is aangebracht voor het automatisch regelen van druk in de binnenruimte (4), waarbij zich rond het 5 afgifteventiel (3) eerste koppelmiddelen (10) uitstrekken, voorts omvattende een afgifteleiding (13) die aan of nabij een eerste einde (33) is ingericht voor het afgeven van drank en aan een tegenovergelegen tweede einde is voorzien van een koppelelement (12) dat is voorzien van tweede koppelmiddelen (14) voor samenwerking met de eerste koppelmiddelen (10), 10 waarbij het afgifteventiel (3) is uitgevoerd als een vrouwelijk ventiel, in het bijzonder een vrouwelijk aërosolventiel en het koppelelement (12) is voorzien van een grotendeels holle stam (15) met een einde (28) en ten minste één opening (23), waarbij de afgifteleiding (13) op de stam (15) aansluit tegenover genoemd einde, een en ander zodanig dat in gekoppelde 15 toestand van de eerste (10) en tweede koppelmiddelen (14) de stam (15) zich tegen of in het ventiel (3) uitstrekt en dit in een geopende stand heeft gebracht en houdt, zodanig dat drank via het ventiel (3) en genoemde ten minste ene opening (23) in de afgifteleiding (13) kan stromen.

2. Container, voorzien van een binnenruimte (4) en een afgifteventiel 20 (3), waarbij in de binnenruimte (4) een gas houdende drank zoals bier (B) is opgenomen, waarbij een drukregelunit (6) is aangebracht voor het automatisch regelen van druk in de binnenruimte (4), waarbij zich rond het afgifteventiel (3) eerste koppelmiddelen (10) uitstrekken, voorts omvattende een afgifteleiding (13) die aan of nabij een eerste einde (33) is ingericht voor 25 het afgeven van drank en aan een tegenovergelegen tweede einde is voorzien van een koppelelement (12) dat is voorzien van tweede koppelmiddelen (14) voor samenwerking met de eerste koppelmiddelen (10), 10 3 14Ί2 waarbij het afgifteventiel (3) is uitgevoerd als een mannelijk ventiel, in het bijzonder een mannelijk aërosolventiel of een kantel-aërosolventiel en het koppelelement (12) is voorzien van een grotendeels holle stam met een open einde, waarbij de afgifteleiding (13) op de stam (15) aansluit tegenover 5 genoemd open einde, een en ander zodanig dat in gekoppelde toestand van de eerste en tweede koppelmiddelen (10, 14) de stam zich over een stam (15) van het ventiel uitstrekt en het ventiel (3) in een geopende stand heeft gebracht en houdt, zodanig dat drank via het ventiel in de afgifteleiding kan stromen.

3. Container volgens conclusie 1 of 2, waarbij de stam (15) een lengteas (L) heeft en de afgifteslang (13) een lengterichting (s) heeft, waarbij de afgifteslang (13) zodanig is verbonden met de stam (15), althans met het koppelelement (12) dat daar de lengteas (L) van de stam (15) zich ongeveer in het verlengde van de lengterichting (s) van de slang (13) uitstrekt.

4. Container volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het koppelelement (12) een flens omvat met een zich vanaf nabij een langsrand daarvan uitstrekkende kraag (18), welke kraag (18) op afstand van de langsrand is voorzien van zich binnenwaarts uitstrekkende klikmiddelen (31) voor de vorming van tenminste een deel van de tweede koppelmiddelen 20 (14), waarbij de eerste koppelmiddelen (10) een complementaire klikrand (11) omvatten rond het ventiel (3).

5. Container volgens conclusie 4, waarbij in gekoppelde toestand de klikmiddelen (31) en de complementaire klikrand (11) een gas- en vloeistofdichte verbinding vormen.

6. Container volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het koppelelement (12) is voorzien van een buiselement of doorgang (20) waaraan de afgifteleiding (13) is vastgezet, in het bijzonder zodanig dat een lengteas (s) van de afgifteleiding (13) ongeveer samenvalt met een lengteas (L) van het buiselement (20).

7. Container volgens één der conclusies 1-6, waarbij de stam (15) ten minste aan een buitenzijde in een van de afgifteslang afgekeerde richting enigszins toeloopt.

8. Container volgens één der conclusies 1-7, waarbij in de stam (15) 5 ten minste twee openingen (23) zijn voorzien, bij voorkeur tegenover elkaar.

9. Container volgens één der conclusies 1-8, waarbij de of elke opening (23) in de stam (15) enigszins langgerekt is met een lengterichting ongeveer evenwijdig aan de lengterichting van de stam (15).

10. Container volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 10 afgifteleiding (13) vast met het koppelelement (12) is verbonden.

11. Container volgens een der conclusies 1-9, waarbij het koppelelement (12) is voorzien van middelen (20) voor het vormen van een verbinding met de afgifteleiding (13), bij voorkeur zodanig dat deze verbinding handmatig tot stand kan worden gebracht.

12. Container volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afgifteleiding (13) aan of nabij het eerste einde (33) is voorzien van een klep « (34) voor het openen en sluiten van de afgifteslang (13).

13. Container volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de drukregelunit (6), inclusief een houder voor drukgas (7) in de container (1) is 20 opgenomen.

14. Container volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste en tweede koppelmiddelen (10, 14) zelfzoekend zijn uitgevoerd.

15. Afgifteslang voor gebruik in een container volgens een der voorgaande conclusies.

16. Werkwijze voor het afgeven van drank uit een container, waarbij de container wordt opgesteld en een afgifteleiding daarmee wordt gekoppeld doordat een koppelelement van de afgifteleiding om zich rond een ventiel van de container uitstrekkende koppelmiddelen wordt vastgezet, waarbij het ventiel in een geopende stand wordt gebracht en gehouden door het 30 koppelelement of een deel daarvan, waarbij drank in de container onder druk wordt gebracht en gehouden met behulp van gas toegevoerd vanuit een in of aan de container aangebrachte drukregelunit en via het ventiel en het koppelelement in en door de afgifteleiding wordt geleid.

17. Inrichting voor het afgeven van drank, voorzien van eën container 5 volgens een der conclusies 1 - 14, waarbij de inrichting is voorzien van een tapkraan waarin de afgifteleiding van de container kan worden gelegd. 9 1031412