NL1015359C2 - Tapinrichting en houder daarvoor, alsmede werkwijze voor vervaardiging daarvan. - Google Patents

Description

Titel: Tapinrichting en houder daarvoor, alsmede werkwijze voor vervaardiging daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een tapinrichting. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een tapinrichting, voorzien van een tapstang met een zich tijdens gebruik daardoorheen uitstrekkende, gekoelde tapleiding. Een dergelijke tapinrichting is bekend uit EP 0 224 293.

5 Deze bekende tapinrichting omvat een koelkast met daarin een aantal houders voor drank. Op de koelkast is een holle tapstang geplaatst, waardoorheen zich een tapleiding uitstrekt. Deze tapleiding is gekoppeld met de achterzijde van een op de tapstang bevestigde, conventionele tapkraan, zodat drank vanuit de houder naar de tapkraan kan worden 10 gedwongen, bijvoorbeeld onder invloed van in de houder ingevoerd C02-gas. De holle tapstang staat in open verbinding met de binnenruimte van de koelkast, waardoor in beginsel relatief koude lucht vanuit de koelkast in de tapstang zal kunnen stromen en daarin de tapleiding kan omhullen. Dit leidt tijdens gebruik tot koeling van de tapleiding en daardoorheen 15 stromende drank.

Deze bekende tapinrichting heeft als nadeel dat de lucht in de tapstang nagenoeg niet zal bewegen. Immers, de gekoelde lucht zal in de tapstang worden opgewarmd en daardoor verder omhoog in de tapstang worden gedwongen, aangezien de warmere lucht relatief licht is ten opzichte 20 van de zich in de koelkast bevindende koude lucht. In de tapstang is nabij de tapkraan een relatief kleine opening voorzien, waardoorheen een gedeelte van de lucht kan ontsnappen. Daardoor wordt de luchtbeweging in de tapstang verbeterd, doch dit heeft het nadeel dat in de omgeving van de tapkraan een ongewenste relatief koude luchtstroom zal ontstaan juist in de 25 richting van de tapkraan en degene die deze tapkraan bedient, terwijl bovendien relatief veel energie verloren zal gaan, aangezien de ontsnapte relatief koele lucht in de koelkast zal worden vervangen door relatief 10153 59 2 warme, uit de omgeving aangezogen lucht, die afgekoeld zal moeten worden van bijvoorbeeld kamertemperatuur naar een temperatuur van bijvoorbeeld ongeveer 4 a 6 graden Celsius.

De uitvinding beoogt een tapinrichting van de in de aanhef 5 beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen daarvan zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een tapinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Bij een tapinrichting volgens onderhavige uitvinding wordt door de twee met elkaar in fluïdumverbinding staande doorlaatkanalen een 10 doorgaand kanaal gevormd waardoorheen een koelmedium kan worden gevoerd. Doordat de tapleiding zich door een der doorlaatkanalen, in het bijzonder het tweede doorlaatkanaal uitstrekt zal alsdan koeling optreden van de tapleiding in het betreffende doorlaatkanaal. Dit betekent dat tijdens gebruik drank die vanuit de houder door de tapleiding naar de 15 tapkraan stroomt goed zal worden gekoeld. Aangezien circulatie mogelijk is van het koelmedium door het eerste en tweede doorlaatkanaal zal eenvoudig worden verhinderd dat het koelmedium op ongewenste wijze in ongewenste hoeveelheden door, althans langs de tapkraan zal ontsnappen.

In een nadere uitwerking wordt een tapinrichting volgens de 20 uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.

Anders dan bij de bekende tapinrichting zal koelmedium worden rondgeleid, zodat een stroming van koelmedium, in het bijzonder lucht zal kunnen worden verkregen. Daarbij gaat bovendien nagenoeg geen koelmedium verloren, althans niet langs de tapkraan. Hinder voor een 25 gebruiker zal daardoor tot een minimum worden beperkt of zelfs geheel worden verhinderd.

Door de geleidebuis op te nemen binnen de tapstang wordt tussen de tapstang en de geleidebuis het eerste doorlaatkanaal gevormd dat althans nabij de tapkraan in fluïdumverbinding staat met het door, althans 30 in de geleidebuis gevormde tweede doorlaatkanaal. Tijdens gebruik zal 1015359 3 daardoor een stroming kunnen worden verkregen door de geleidebuis en het gevormde doorlaatkanaal, zodanig dat een binnen de geleidebuis op genomen tapleiding daardoor wordt omspoeld. Door een gekoeld medium, in het bijzonder lucht door het eerste en tweede doorlaatkanaal te voeren 5 wordt daardoor een geforceerde koeling van de tapleiding en daardoorheen gevoerde drank verkregen.

Bij voorkeur zijn forceermiddelen voorzien voor het door de doorlaatkanalen dwingen van koelmedium. De stroming is dan niet slechts afhankelijk zijn van natuurlijke convectie. Deze forceermiddelen kunnen 10 functioneren door opwekken van een overdruk nabij de ingang van het eerste of tweede doorlaatkanaal, doch bij voorkeur wordt nabij de uitgang van het in de gewenste stromingsrichting achterliggende doorlaatkanaal een onderdruk opgewekt tijdens gebruik, waardoor koelmedium door de doorlaatkanalen wordt gezogen. Dit is met name voordelig omdat bij 15 eventuele kleine lekken in een der doorlaatkanalen slechts lucht vanuit de omgeving zal worden aangezogen en wordt verhinderd dat koelmedium naar de omgeving stroomt, waardoor de hinder voor gebruikers nog verder wordt beperkt.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een 20 tapinrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 5.

Gebruik van in de koelkast gekoelde lucht biedt het voordeel dat op bijzonder eenvoudige wijze koelmedium is verkregen, met een gewenste temperatuur. Daardoor wordt eenvoudig verhinderd dat grote 25 temperatuurverschillen optreden tussen de temperatuur van, althans rond de tapleiding in de koelkast en in de tapstang. Het verdient daarbij de voorkeur dat de gekoelde lucht eerst door het tweede doorlaatkanaal wordt gevoerd en vanaf de tapkraan via het eerste doorlaatkanaal wordt teruggeleid in de richting van de koelkast. Daarbij wordt bij voorkeur lucht 30 vanuit de koelkast via de doorlaatkanalen gerecirculeerd naar de koelkast, 10153D3 4 bijvoorbeeld langs een verdamper of ander koelmiddel van de koelkast, voor het terug op temperatuur brengen van de lucht. Dit is energetisch bijzonder voordelig daar relatief weinig energie nodig is voor het afkoelen van de in de tapstang enigszins opgewarmde lucht. Gebruik van lucht biedt daarbij 5 bovendien het voordeel dat eventuele lekkage naar de omgeving niet tot vervuiling zal leiden, zodat geen bijzonder ingewikkelde afdichtingen behoeven te worden voorzien.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een tapinrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen 10 volgens conclusie 7.

Zoals beschreven verdient het de voorkeur dat gebruik wordt gemaakt van onderdruk voor het opwekken van een stroming door de doorlaatkanalen. Toepassing van een onderdrukkamer, in fluïdum verbinding met het eerste doorlaatkanaal, biedt het voordeel dat door de 15 onderdrukkamer vanuit het eerste doorlaatkanaal lucht, althans koelmedium zal worden aangezogen, hetgeen tot gevolg heeft dat ter vereffening van een drukverschil ook lucht door het tweede doorlaatkanaal zal worden aangezogen. Bij aansluiting van het tweede luchtkanaal op de binnenruimte van een koelkast heeft dit bijvoorbeeld tot gevolg dat een 20 geforceerde luchtstroming wordt verkregen vanuit de koelkast naar de onderdrukkamer. In de onderdrukkamer kan tijdens gebruik onderdruk ten opzichte van de omgeving worden opgewekt met behulp van bijvoorbeeld een ventilator, waarmee vanuit de onderdrukkamer lucht langs koelmiddelen terug in de koelkast kan worden gedwongen, voor koeling van 25 daarin opgestelde houders en voor recirculatie door de genoemde doorlaatkanalen.

Het verdient de voorkeur dat het eerste en tweede doorlaatkanaal met elkaar in fluïdum verbinding staan in de tapkraan. Hiermee wordt tijdens gebruik over een maximale lengte van de tapleiding gekoeld. De 30 tapstang en eventueel de geleidebuis zijn bij voorkeur thermisch isolerend, 10153 59 5 bijvoorbeeld door aanbrengen van een thermisch isolerende laag. Hierdoor wordt verhinderd dat tijdens gebruik de tapstang ongewenst koud aanvoelt en dat onnodige opwarming van het door het eerste doorlaatkanaal stromende koelmedium optreedt als gevolg van omgevingswarmte.

5 Thermische isolatie van de geleidebuis biedt daarbij het voordeel dat warmteuitwisseling tussen door het eerste en het tweede doorlaatkanaal stromend koelmedium wordt beperkt, hetgeen koeling van de tapleiding ten goede komt.

In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een tapinrichting 10 volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 11.

Uitvoering van de tapleiding als een althans gedeeltelijk flexibele slang, koppelbaar met de tapkraan biedt het voordeel dat plaatsing van de tapleiding eenvoudig mogelijk is. Immers, deze kan eenvoudig door de 15 geleidebuis worden gevoerd, bijvoorbeeld vanaf een open, van de tapkraan afgekeerd einde tot aan de tapkraan, alwaar de slang en de tapkraan kunnen worden gekoppeld. Hierdoor wordt het eenvoudig mogelijk een tapleiding uit te wisselen voor een andere tapleiding, bijvoorbeeld telkens wanneer een nieuwe houder wordt aangeslagen. Bij voorkeur worden 20 houders toe gepast met een daarmee verbonden, flexibele tapleiding, welke met de houder wordt meegeleverd, tijdelijk door de geleidebuis wordt geleid en met de tapkraan wordt gekoppeld, zodanig dat de drank uit de houder kan worden afgegeven via de tapkraan, waarna bij verwijderen van de houder de tapleiding van de tapkraan wordt losgekoppeld en de tapleiding 25 met de houder wordt verwijderd. Hierdoor is reinigen van de tapleiding niet meer noodzakelijk, terwijl verontreiniging eenvoudig kan worden verhinderd. Dit is met name voordelig wanneer de houders relatief dicht bij de tapkraan worden opgesteld, bijvoorbeeld in een koelkast, opgesteld onder een tap waarop de tapstang is aangebracht.

10153 59 6

Bij een tapinrichting volgens de uitvinding kan de tapkraan zodanig zijn uitgevoerd dat deze tezamen met althans een flexibel deel van de tapleiding een slangkraan kan vormen, zodanig dat genoemd flexibel deel met de tapkraan kan worden dichtgeknepen onder elastische 5 vervorming en de doorlaat van de tapleiding weer kan worden vrijgegeven door bediening van de tapkraan. Het verdient evenwel de voorkeur dat in de tapleiding een afsluiter is aangebracht, welke kan worden bediend met behulp van de tapkraan, tussen een geopende en een gesloten stand. Bij de hier beschreven uitvoeringsvormen wordt het voordeel bereikt dat ook de 10 tapkraan niet in contact komt met de af te geven drank, zodat verontreiniging van de tapkraan door de drank eenvoudig wordt verhinderd, terwijl bovendien vervuiling van de drank door contact met de tapkraan eveneens wordt tegengegaan. Bij voorkeur is daarbij de tapleiding zodanig uitgevoerd dat het vrije einde daarvan, waardoorheen tijdens gebruik de 15 drank wordt afgegeven zich buiten de tapkraan uitstrekt wanneer de tapleiding met de tapkraan is gekoppeld, zodat ook daardoor wordt verhinderd dat de tapkraan met de drank in aanraking komt.

In een verdere bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een tapinrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen 20 volgens conclusie 18.

Bij een dergelijke tapinrichting strekken de tapstang en de geleidebuis zich uit door een tapblad waarop deze zijn gemonteerd en door een wand van de koelkast, waardoor een eenvoudige, directe koppeling tussen tapblad en koelkast wordt verkregen. De afstand tussen de koelkast 25 en de tapkraan wordt daardoor tot een minimum beperkt, waardoor relatief korte doorlaatkanalen worden verkregen. Bovendien wordt hierdoor de lengte van de geleidebuis relatief kort, hetgeen met name voordelig is wanneer hier doorheen de althans gedeeltelijk flexibele tapleiding dient te worden geleid, vanaf de binnenruimte van de koelkast tot althans in of nabij 30 de tapkraan. Dit betekent dat doorvoer van de tapleiding verder wordt 10153 59 7 vereenvoudigd. Bij voorkeur is de tapstang vast verbonden met de geleidebuis, waarbij de geleidebuis zich door de onderdrukkamer uitstrekt en tegen de onderzijde daarvan is vastgezet, waarmee tegelijkertijd de tapstang wordt bevestigd. Hiertoe kan bijvoorbeeld de geleidebuis zijn 5 voorzien van schroefdraad waarop een moer kan worden gedraaid tot tegen de onderdrukkamer. Ook kan de onderdrukkamer zijn voorzien van schroefdraad die kan samenwerken met schroefdraad op de geleidebuis, ter bevestiging. Variaties daarop zullen voor de vakman direct duidelijk zijn.

Binnen een voor een tapinrichting volgens de uitvinding te 10 gebruiken koelkast zijn bij voorkeur ten minste twee opstelplaatsen voor houders voorzien, waarbij tussen genoemde opstelplaatsen, althans tussen daarop opgestelde houders, scheidingsmiddelen zijn voorzien die thermisch isoleren. In het bijzonder wordt met dergelijke scheidingsmiddelen bereikt dat een reeds gekoelde houder gescheiden wordt van een bijvoorbeeld later 15 te plaatsen relatief warme houder die in de koelkast dient te worden gekoeld voor later gebruik. Hiermee wordt verhinderd dat de reeds gekoelde houder wordt op gewarmd door de relatief warme houder. Ook kan hiermee worden bereikt dat in hoofdzaak vanaf nabij de reeds gekoelde houder lucht door de doorlaatkanalen wordt geleid. De scheidingsmiddelen kunnen vast 20 in de koelkast zijn opgesteld doch kunnen bijvoorbeeld ook althans gedeeltelijk met de deur daarvan verbonden zijn.

Voorts kan een tapinrichting volgens onderhavige uitvinding worden gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 21.

Een dergelijke tapinrichting verschaft de mogelijkheid voor 25 regelmatig vervangen van de tapleiding, bij voorkeur tezamen met elke daarbij te gebruiken houder. Dit betekent dat de tapleiding in beginsel niet meer hoeft te worden gereinigd, maar met de houder kan worden geplaatst en kan worden weggenomen. Steeds wordt alsdan bij plaatsing van een nieuwe, althans andere houder de tapleiding vervangen, zodat bijvoorbeeld 30 vermenging van dranken eenvoudig wordt verhinderd en steeds een schone 9153 53 8 leiding wordt voorzien, hetgeen bijzonder hygiënisch is. Bovendien worden kosten voor reiniging uitgespaard. Indien gewenst kan uiteraard de tapleiding wel worden gereinigd, hetgeen dan op afstand van de tapinrichting kan plaatsvinden, zodat de tapinrichting slechts gedurende 5 minimale tijd, namelijk tijdens vervanging van houder en tapleiding, buiten gebruik hoeft te zijn. Dit is met name voordelig wanneer relatief kleine vaten als houder worden gebruikt, bijvoorbeeld met een inhoud van 10, 20 of 30 liter. Het eerste einde van de tapleiding, dat tijdens invoer voorligt, kan worden gekoppeld met de tapkraan, het achterliggende tweede einde 10 dient voor de vorming van een verbinding met de houder. Daartoe kan dit tweede einde koppelbaar zijn met de houder, bijvoorbeeld met behulp van een snelkoppeling, doch het verdient de voorkeur dat de tapleiding vast met de houder is verbonden, zodanig dat deze niet zonder beschadiging daarvan kan worden gescheiden. Hierdoor wordt de hygiëne nog verder verzekerd.

15 Tijdens invoeren van de tapleiding in een geleidebuis bij een tapinrichting volgens onderhavige uitvinding wordt het voorliggende eerste einde bij voorkeur afgedekt met behulp van een afdekkap met een afgeronde top. Hiermee wordt bereikt dat het open voorliggende einde van de tapleiding zelf wordt beschermd tegen intredend vuil, hetgeen met name belangrijk is 20 omdat dit einde tijdens doorvoer door de binnenzijde van de geleidebuis zal worden geleid, bijvoorbeeld door één of meer bochten. Een afgeronde top van de afdekkap biedt daarbij het voordeel dat geleiding van de tapleiding daardoor aanmerkelijk wordt verbeterd, waardoor de tapleiding bijzonder eenvoudig kan worden doorgevoerd. Hierdoor wordt een tapinrichting 25 volgens de uitvinding zowel voor wat betreft de hygiëne als de ergonomie nog verder verbeterd.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het inrichten van een tapinrichting, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 25.

10153 59 9

Met een dergelijke werkwijze kan op eenvoudige wijze een tapinrichting worden gevormd waarbij ten minste tijdens gebruik een tapleiding zich door de geleidebuis tot aan de tapkraan uitstrekt, welke tapleiding binnen de geleidebuis is omgeven door een doorlaatkanaal. Dit 5 doorlaatkanaal kan met een zich tussen de geleidebuis en een wand van de tapstang uitstrekkend verder doorlaatkanaal worden verbonden, zodanig dat een koelmedium door de beide doorlaatkanalen kan worden gevoerd, daarbij ten minste de tapleiding grotendeels omstromend. In deze beschrijving is als koelmedium steeds een gasvormig koelmedium, in het 10 bijzonder lucht beschreven. Het zal evenwel duidelijk zijn dat ook andere koelmedia kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld een koelvloeistof zoals water. Lucht verdient, om eerder beschreven redenen, de voorkeur.

Bij een werkwijze volgens onderhavige uitvinding kan de tapstang direct op een koelkast worden vastgezet, waarbij bijvoorbeeld de bovenzijde 15 van de koelkast een tapblad vormt. Evenwel verdient het de voorkeur dat de tapstang op een tapblad wordt bevestigd, zodanig dat ten minste de geleidebuis zich door het tapblad en een wand, in het bijzonder de bovenzijde van een daaronder opgestelde koelkast uitstrekt, zodanig dat een fluïdum verbinding ontstaat tussen de binnenruimte van de koelkast en de 20 binnenruimte van de geleidebuis. Het is daarbij bijzonder voordelig wanneer ook de tapstang tot ten minste voorbij genoemde wand van de koelkast reikt, waarbij aan de binnenzijde van genoemde wand een kamer is aangebracht die in fluïdum verbinding staat met het doorlaatkanaal tussen de geleidebuis en de tapstang, doch is gescheiden van de binnenruimte van 25 de geleidebuis. Een dergelijke kamer kan bijvoorbeeld als onderdrukkamer worden uitgevoerd, zodanig dat lucht vanuit de binnenruimte van de koelkast door de beide doorlaatkanalen in de onderdrukkamer wordt gezogen en van daaruit naar koelmiddelen kan worden geleid.

Het zal duidelijk zijn dat een stroming van koelmedium door de 30 doorlaatkanalen ook op andere wijze kan worden verkregen, bijvoorbeeld 10153 59 10 door aparte luchtkoelmiddelen tussen de beide doorlaatkanalen te plaatsen en de tapleiding wordt gekoppeld met een op grotere afstand opgestelde houder, waarbij de tapleiding bij voorkeur thermisch is geïsoleerd voor zover deze zich buiten de geleidebuis uitstrekt.

5 De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een tapstang, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 32.

Met een dergelijke werkwijze kan op bijzonder eenvoudige wijze een tapstang worden vervaardigd, welke in het bijzonder geschikt is voor 10 gebruik bij een inrichting of werkwijze volgens de uitvinding. Door gebruik te maken van een geleidebuis als insert, welke wordt ingegoten in een tapstang kan op bijzonder eenvoudige wijze een geleidebuis worden verkregen met een gewenst verloop, zonder dat deze nadien hoeft te worden ingevoerd. Dit leidt tot aanmerkelijk toegenomen vormgevingsvrijheid voor 15 zowel de geleidebuis als de tapstang, terwijl het aantal montagehandelingen aanmerkelijk is verminderd.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een houder voor drank, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 34.

Een dergelijke houder is bijzonder geschikt voor toepassing bij een 20 tapinrichting en werkwijze volgens onderhavige uitvinding, aangezien de althans gedeeltelijk flexibele slang plaatsen en verwijderen van de tapleiding bijzonder eenvoudig mogelijk maakt. De primaire afsluiter verhindert daarbij dat voorafgaand aan gebruik drank in de tapleiding kan stromen. Dit betekent dat minder zware eisen behoeven te worden gesteld 25 aan de barrière-eigenschappen van de tapslang. Bovendien kan de tapslang een open einde hebben. Het verdient de voorkeur dat in of aan de tapslang een afsluiter is voorzien die, zoals eerder beschreven, kan worden gekoppeld met de tapkraan, voor samenwerking daarmee, welke afsluiter de doorgang van de tapleiding kan afsluiten of vrijgeven. Daarmee wordt wegstromen 30 van drank eenvoudig verhinderd. Bij een dergelijke uitvoering kan de 0153 59 11 primaire afsluiter, althans tussen de houder en de tapleiding in beginsel worden weggelaten. Het verdient evenwel de voorkeur dat ook bij een dergelijke uitvoeringsvorm een primaire afsluiter is voorzien, teneinde oxidatie van drank nog beter te verhinderen.

5 In de verdere volgconclusies zijn nadere voordehge uitvoeringsvormen van een tapinrichting, werkwijze en houder volgens de uitvinding nader beschreven.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een tapinrichting, werkwijze en houder nader 10 worden beschreven aan de hand van de tekening. Daarin toont:

Figuur 1 in gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht een tapinrichting volgens onderhavige uitvinding; figuur 2 in doorgesneden zijaanzicht in detail de montage een tapstang in een inrichting volgens figuur 1; 15 figuur 3 in doorgesneden zijaanzicht een gedeelte van een tapstang volgens de uitvinding met daarin een tapleiding, met weggenomen tapkraan, doorgesneden volgens de lijn III-III in figuur 4; figuur 4 een doorsnede van een tapstang volgens de lijn IV-IV in figuur 3; 20 figuur 5 een doorsnede van een tapstang volgens de lijn V-V in figuur 3; figuur 6 in voor- en zijaanzicht een geleidebuis voor toepassing in een tapstang volgens figuur 3, met enkele details; figuur 7 schematisch in perspectivisch aanzicht een gietmal met 25 een geleidebuis als insert voor een tapstang; figuur 8 schematisch in doorgesneden zijaanzicht een tapkraan volgens de uitvinding met ingelegde tapleiding; figuur 9 schematisch in bovenaanzicht een inrichting volgens de uitvinding met weggenomen bovenblad; 10153 59 12 figuur 10 in doorgesneden zijaanzicht een inrichting volgens figuur 9; figuur 11 schematisch in perspectivisch aanzicht een luchtstroming door een koelkast voor gebruik binnen de uitvinding; en 5 figuur 12 een alternatieve uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding.

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. In deze beschrijving wordt ten minste met betrekking tot de tapkraan en een daarmee samenwerkend 10 kleplichaam of afsluiter verwezen naar de op dezelfde dag door aanvraagster ingediende Nederlandse octrooiaanvrage getiteld "Drankafgifte samenstel alsmede houder voor koolzuurhoudende drank en drankafgifte leiding voor toepassing in een dergelijke samenstel", welke aanvrage hierin door referentie wordt geacht te zijn opgenomen. Voorts 15 wordt met betrekking tot in een inrichting volgens onderhavige uitvinding toepasbare houders verwezen naar de internationale octrooiaanvrage PCT/NL99/00454 ten name van aanvraagster, waarvan de inhoud hierin door verwijzing is opgenomen.

Figuur 1 toont in gedeeltelijk doorgesneden perspectivisch aanzicht 20 een tapinrichting 1 volgens de uitvinding. Deze tapinrichting 1 omvat een tapblad 2, bijvoorbeeld een bar, met daaronder opgesteld een koelkast 4 waarin een houder 6 kan worden opgesteld, bijvoorbeeld zoals getoond in figuur 10 in onderbroken lijnen. Op het tapblad 2 is een tapstang 8 gemonteerd, op in figuur 2 nader getoonde wijze. De tapstang 8 rust met een 25 eerste einde 10 op het tapblad 2, terwijl aan het tegenovergelegen tweede einde 12 een tapkraan 14 is gemonteerd. Een dergelijke tapkraan is in meer detail getoond in figuur 8 en besproken in eerder genoemde Nederlandse octrooiaanvrage. Binnen de tapstang 8 strekt zich, zoals getoond in figuur 3 een geleidebuis 16 uit, welke geleidebuis 16 met een eerste einde 18 is 30 gelegen nabij het eerste einde 12 van de tapstang 8, terwijl het tweede einde 10153 59 13 20 van de geleidebuis 16 reikt voorbij het eerste einde 10 van de tapstang 8, tot in de binnenruimte 22 van de koelkast 4. Het eerste einde 10 van de tapstang 8 is voorzien van een opening met binnenschroefdraad 24, waarin een montagebus 26 met buitenschroefdraad (niet getoond) is geschroefd.

5 Deze montagebus 26 reikt door een opening 28 in het tapblad 2. Een montagemoer 30 is op de montagebus 26 geschroefd tegen de onderzijde van het tapblad 2, zodanig dat de tapstang 8 vast met het tapblad 2 is verbonden. Een zich onder de montagemoer 30 uitstrekkend deel van de montagebus 26 reikt tot in een opening 32 in het bovenblad 34 van de 10 koelkast 4. Een nog nader te beschrijven onderdrukkamer 36 is met een schroefflens 38 in genoemde opening 32 op het ondereinde van de montagebus 26 geschroefd, waardoor een vaste verbinding ontstaat tussen de koelkast 4, het tapblad 2 en de montagebus 26 met de tapstang 8. De geleidebuis 16 strekt zich met ruimte uit door de montagebus 26, door de 15 bodem 40 van de onderdrukkamer 36, tot in genoemde binnenruimte 22. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is op het tweede einde 20 van de geleidebuis 16 een invoerbuis 42 bevestigd welke reikt tot voorin de binnenruimte 22 van de koelkast 4, althans tot nabij een deur 44 van de koelkast 4. Op het van de geleidebuis 16 afgekeerde einde van de invoerbuis 20 42 is een enigszins trechtervormig invoerelement 46 gemonteerd, open naar de binnenruimte 22. De tapstang 8 en/of de geleidebuis 16 zijn bij voorkeur thermisch isolerend uitgevoerd, bijvoorbeeld door aanbrengen van een voering of gebruik van thermisch isolerend materiaal voor de tapstang 8 en/of de geleidebuis 16.

25 Tijdens gebruik strekt zich door de geleidebuis 16 en de invoerbuis 42 een tapleiding 48 uit, vanuit de binnenruimte 22 tot voorbij het eerste einde 18 van de geleidebuis 16. Deze tapleiding 48 kan vast in de tapstang 8 zijn aangebracht, doch is bij voorkeur ten minste gedeeltelijk flexibel uitgevoerd, zodanig dat deze op nog nader te beschrijven wijze door de 30 geleidebuis 16 kan worden ingevoerd en weer kan worden weggetrokken.

m 1 rq ro,

t kjt * w '-J

14

Tijdens gebruik is tussen de geleidebuis 16 en de wand van de tapstang 8 een eerste doorlaatkanaal 50 gevormd, tussen de wand van de geleidebuis 16 en de tapleiding 48 een tweede doorlaatkanaal 52. Bij gemonteerde tapkraan staat het eerste doorlaatkanaal 50 in, althans nabij de tapkraan 5 14 in fluïdum verb inding met het tweede doorlaatkanaal 52. Dit betekent dat tijdens gebruik een fluïdum, in het bijzonder in de koelkast 4 gekoelde lucht door het invoerelement 46, langs de tapleiding 48 in het eerste doorlaatkanaal 50 en van daaruit via de binnenruimte van de tapkraan 14 in het tweede doorlaatkanaal 52 kan stromen. Vanuit het tweede 10 doorlaatkanaal 52 stroomt het koelmedium, in het bijzonder de gekoelde lucht dan in de binnenruimte van de onderdrukkamer 36, van waaruit het kan wegstromen via een uitstroomleiding 54. Het zal duidelijk zijn dat op deze wijze gekoelde lucht vanuit de binnenruimte 22 door het eerste en tweede doorlaatkanaal 50, 52 wordt geleid, daarbij in het tweede 15 doorlaatkanaal 52 het zich daarin uitstrekkende deel van de tapleiding 48 omspoelend en daardoorheen stromende drank koelend. De gekoelde lucht wordt vervolgens via de onderdrukkamer 36 en de afvoerleiding 54 afgevoerd naar koelmiddelen 56 van de koelkast 4, zoals schematisch getoond in figuur 10 en vervolgens terug naar de binnenruimte 22 van de 20 koelkast 4. Nabij het bovenste, eerste einde 18 van de geleidebuis 16 kunnen boringen 19 zijn voorzien, waardoor een grotere flow kan worden gerealiseerd, zodat de koelende werking wordt verbeterd. Ook kan het contactoppervlak van de tapleiding 48 worden vergroot, bijvoorbeeld door ribbels of dergelijke.

25 In de kraan 14 is aan de naar de tapstang 8 gekeerde zijde een conische wand 61 voorzien. Deze vereenvoudigt het invoeren van de tapleiding 48 en zorgt bovendien voor een verbeterde communicatie tussen de beide doorlaatkanalen 50, 52. Overigens kan de wand 61 ook verderop in de kraan 14 liggen, dichterbij het uitstroomeinde 64. De geleidebuis 16 kan 30 zich dan in de kraan 14 uitstrekken, tot nabij genoemde wand 61, zodat ook 1015359 15 een deel van het zich in de kraan 14 uitstrekkende gedeelte van de tapleiding 48 wordt gekoeld.

Het eerste einde 58 van de tapleiding 48 is voorzien van een klepsamenstel 60 dat kan samenwerken met de tapkraan 14, zoals 5 schematisch getoond in figuur 8 en nader beschreven in eerder genoemde Nederlandse octrooiaanvrage van aanvraagster, getiteld "Drankafgifte samenstel alsmede houder voor koolzuurhoudende drank en drankafgifte leiding voor toepassing in een dergelijke samenstel". Zoals duidelijk blijkt uit figuur 8 omvat het klepsamenstel een zich tijdens gebruik buiten de 10 tapkraanbehuizing 62 uitstrekkende uitloop 64, welke in de tapkraanbehuizing 62 is vastgezet met behulp van een nok 66 die aangrijpt in een rondlopende groef 68 in de uitloop 64. De tapkraanbehuizing 62 is, na plaatsing van de uitloop 64, nagenoeg volledig luchtdicht. Vanuit het eerste doorlaatkanaal 50 stromende lucht zal derhalve de tapkraanbehuizing 62 15 niet anders kunnen verlaten dan via het tweede doorlaatkanaal 52, langs de tapleiding 48. De uitloop 64 is aan de binnen de tapkraanbehuizing 62 gelegen zijde voorzien van een beweegbaar lichaam 70 dat bedienbaar is door een bedieningsmechanisme van de tapkraan 14, zodanig dat het lichaam 70 lineair kan worden bewogen ten opzichte van de uitlaat 64, 20 tussen een eerste stand waarbij drank door de tapleiding 48 en de uitloop 64 kan worden afgegeven en een tweede stand, getoond in figuur 8, waarbij de uitloop 64 is afgesloten van de tapleidingen 48 en derhalve geen drank kan worden afgegeven. Doordat de uitloop 64 reikt tot voorbij de tapkraan behuizing 62 zal deze tapkraanbehuizing 62 niet met de drank in aanraking 25 komen. De tapkraanbehuizing 62 is deelbaar uitgevoerd, zodanig dat in een gedeelde stand de tapleiding 48, in het bijzonder de uitloop 64, althans het klepsamenstel 60 kan worden ingelegd of kan worden weggenomen, terwijl slechts bij gesloten tapkraanbehuizing 62 het kraanmechanisme van de tapkraan 14 kan worden bediend voor vrijgeven van de fluïdum verbinding 30 tussen de tapleiding 48 en de uitloop 64.

10153 59 16

In figuur 2 is schematisch in doorgesneden zijaanzicht hoe getoond een gekoelde tapleiding 48 met het eerste einde 58 voorliggend door de geleidebuis 16 kan worden gevoerd. Daarbij is de uitloop 64 afgedekt door een afdekkap 72 met een afgeronde top 74, waardoor wordt verhinderd dat 5 de afdekkap 72, althans de doorvoerleiding 48 vastloopt in de geleidebuis 16. De lengte van de afdekkap 72, de afsluiters 60 en flexibiliteit van de tapleiding 48 zijn zodanig afgestemd op de bochten in de geleidebuis 16 dat de tapleiding 48 geheel door de geleidebuis 16 kan worden gevoerd, tot in de in figuur 3 getoonde positie. Daarbij is de geleidebuis 16 in de bochten 10 grotendeels ovaal uitgevoerd, zoals getoond in figuur 4, zodanig dat de lange as van genoemde doorsnede in het vlak is gelegen waarin de betreffende bocht ligt, waardoor meer ruimte voor de doorvoer ontstaat, terwijl toch ongeveer hetzelfde doorlaatoppervlak wordt behouden van het eerste doorlaatkanaal 50 en het tweede doorlaatkanaal 52. Bovendien wordt 15 hierdoor in de bocht een voordeliger stromingspatroon van daardoorheen stromend koelmedium verkregen. Door de afdekkap 72 wordt het open einde van de uitloop 64 afgeschermd tijdens doorvoeren van de tapleiding 48, zodat wordt verhinderd dat vervuiling van de uitloop 64 optreedt. De afsluiter 60 is bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat deze is gesloten wanneer 20 de afdekkap 72 in de richting van de tapleiding 48 wordt gedrukt. Hierdoor wordt verhinderd dat de afsluiter 60 tijdens doorvoeren wordt geopend.

Zoals blijkt uit figuur 9 kunnen in een voordelige uitvoeringsvorm twee houders 6 naast elkaar in de binnenruimte 22 van de koelkast 4 worden opgesteld, waarvan er telkens een kan zijn aangeslagen, terwijl de 25 andere wordt voorgekoeld. In figuur 9 is de ter rechter zijde getoonde houder 6 aangeslagen. Dit betekent dat de tapleiding 48 via een tapkop 76 is verbonden met een primaire afsluiter 78 van de houder 6. Deze primaire afsluiter 78 draagt er zorg voor dat de houder volledig is gesloten en slechts met behulp van de tapkop 76 kan worden geopend. Vanaf de tapkop 76 30 strekt zich een toevoerleiding 80 uit, verbonden met een drukbron, 10 ί I; v y 17 bijvoorbeeld een cilinder 81 met gecomprimeerd CO2, zoals gebruikelijk toegepast in tapinrichtingen en getoond in figuur 12. Evenwel kan een houder 6 volgens de uitvinding bijvoorbeeld ook zijn uitgevoerd als beschreven in eerdergenoemde internationale octrooiaanvrage 5 PCT/NL99/00454 of PCT/NL99/00144, welke aanvragen hierin door referentie worden geachte te zijn opgenomen. Met name bij toepassing van een bag-in-container of bag-in-box als houder 6, bijvoorbeeld zoals beschreven in PCT/NL99/00454, kan een inrichting volgens de uitvinding ook worden toegepast voor niet-koolzuurhoudende dranken, zoals sappen, 10 zuivel en dergelijke en voor pre- en postmixfrisdranken. Door aansluiting van de tapkop 76 op de primaire afsluiter 78 wordt de mogelijkheid geboden drank uit de houder 6 door de tapleiding 48 te voeren, naar de tapkraan 14. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de achterwand 82 en de deur 44 voorzien van een profilering, zodanig dat de achterwand 82 en de deur 44 15 elkaar nagenoeg raken tussen de beide houders 6, waardoor deze althans thermisch ten opzichte van elkaar enigszins worden geïsoleerd. Ook andere thermische isolatiemiddelen kunnen hiervoor worden gebruikt.

Zoals in het bijzonder blijkt uit figuren 1 en 10 is in de achterwand 82 van de koelkast 4 een ruimte 84 voorzien waarin koelmiddelen 56A zijn 20 opgesteld, alsmede een ventilator 86, welke tijdens gebruikt blaast in de richting van een opening 88 die de ruimte 84 verbindt met de binnenruimte 22. In de ruimte 84 mondt de afvoerleiding 54 uit, bij voorkeur nabij of in de koelmiddelen 56A. Bij aandrijving van de ventilator 86 zal derhalve lucht vanuit de ruimte 84 in de binnenruimte 22 worden gedwongen, waardoor 25 lucht uit de onderdrukkamer 36, via de afvoerleiding 54 zal worden aangezogen, hetgeen in de onderdrukkamer 36 een onderdruk opwekt. Als gevolg van deze onderdruk zal lucht uit het eerste doorlaatkanaal 50 worden gezogen, hetgeen tot gevolg heeft dat via de tapkraan 14 lucht uit het tweede doorlaatkanaal 52 wordt aangezogen. Aangezien de beide 30 doorlaatkanalen 50, 52 en de tapkraan 14 tijdens gebruik nagenoeg volledig r 0 ’ ·' *Λ0 ♦ 18 luchtdicht zijn uitgevoerd zal de uit het tweede doorlaatkanaal 52 aangezogen lucht afkomstig zijn uit de binnenruimte 22. De afvoerleiding 54 is bij voorkeur zodanig gedimensioneerd dat daaruit afkomstige lucht slechts langs de ventilator 86 kan passeren via de koelmiddelen 56A, 5 waardoor de in de binnenruimte 22 gevoerde lucht is gekoeld tot de gewenste temperatuur, bijvoorbeeld tussen 0 en 6°C. Hiermee wordt lucht gerecirculeerd en relatief koud gehouden, zodat condensvorming althans grotendeels wordt verhinderd.

In de in figuur 10 getoonde uitvoeringsvorm is onder de 10 bodemplaat 90 van de koelkast 4 een verdamper 92 opgesteld, waarbij de koelkast 4 zodanig onder een tapblad 2 is opgesteld dat lucht langs de bovenzijde en de achterzijde van de koelkast 4 kan worden aangezogen en langs de verdamper 92 onder de koelkast 4 kan worden afgevoerd, zoals schematisch getoond in figuur 11. Bij voorkeur is de bodem 90 daarbij 15 zodanig uitgevoerd dat deze kan worden geopend voor reiniging van de verdamper 92. Het zal evenwel duidelijk zijn dat ook andere koelmechanismen, uit de praktijk bekend, kunnen worden toegepast.

Een tapinrichting 1 volgens de uitvinding kan als volgt worden op gebouwd.

20 Op een tapblad 2 wordt een geschikte positie voor een tapstang 8 gekozen, bijvoorbeeld afhankelijk van de positie van een taprooster 9 of spoelbak. Vervolgens wordt op de gewenste positie een opening 28 in het tapblad 2 geboord. De koelkast 4 wordt in een geschikte positie onder het tapblad 2 opgesteld, waarbij in het bovenblad 34 een opening 32 wordt 25 geboord, corresponderend met de opening 28. De montagebus 26 wordt in de kraag 38 van de onderdrukkamer 36 geschroefd en door de opening 32 gestoken, waarbij de montagemoer 30 tussen het bovenblad 34 en het tapblad 2 op de montagebus 26 wordt geschroefd. De tapstang 8 wordt met het eerste einde 10 op het boveneinde van de montagebus 26 geschroefd, 30 zodanig dat het tapblad 2 tussen genoemd eerste einde 10 en de 10153 59 19 montagemoer 30 wordt ingesloten. Hierdoor wordt een vaste verbinding verkregen tussen het tapblad 2 en de koelkast 4. Uiteraard kan elke gewenste, geschikte montagevolgorde worden gebruikt. De invoerbuis 42 kan hierbij, door rotatie van de onderdrukkamer 36, steeds zodanig worden 5 gericht dat het invoerelement 46 in een geschikte positie wordt gebracht ten opzichte van de deur 44, bijvoorbeeld middenin de koelkast 4, althans in vooraanzicht gezien. Het verdient daarbij de voorkeur dat de afvoerleiding 54 althans gedeeltelijk flexibel is uitgevoerd, zodat deze in elke positie van de onderdrukkamer 36 in de ruimte 84 kan worden geleid. De tapkraan 10 wordt 14 op het einde 12 van de tapstang 8 geschroefd.

Een houder 6, met een daarmee verbonden, althans verbindbare tapleiding 48 kan vanaf de voorzijde in de binnenruimte 22 worden geplaatst, op de bodem 90. De bodem 90 kan daarbij zodanig zijn geprofileerd dat de houder 6 in een stand rechtop kan worden 15 gepositioneerd, geheel binnen de binnenruimte 22, zoals getoond in figuur 10 in onderbroken lijnen, maar ook in een enigszins gekantelde stand, zoals getoond in figuur 10 in getrokken lijnen, waarbij de primaire afsluiter 78 nabij de voorzijde van de koelkast 4 is gelegen en eenvoudig bereikbaar is voor montage van de tapkop 76, indien noodzakelijk. Het zwaartepunt Z ligt 20 daarbij zodanig dat de houder 6 uit zichzelf op de bodem 90 blijft staan.

Vervolgens wordt de tapleiding 48 met de top 74 voorliggend in het invoerelement 46 geschoven en door de geleidebuis 16 gevoerd, waarbij de tapkraan in een gedeelde stand wordt gebracht. De tapleiding 48 wordt zodanig ver doorgevoerd dat de afsluiter 60 in de tapkraan 14 kan worden 25 ingelegd, waarbij de afdekkap 72 kan worden verwijderd en de kraan 14 kan worden gesloten. De eventueel gekantelde houder 6 kan dan in de verticale stand worden gebracht en de koelkast kan worden gesloten, waarna de tapinrichting 1 voor gebruik gereed is. De bediening van de tapkraan 14 zal alsdan tot afgifte van drank uit de houder 6 leiden.

10153 59 20

Indien de houder 6 in gewenste mate is geleegd kan een nieuwe houder 6 worden aangeslagen. Daartoe kan de primaire tapkop 76 naar een nieuwe houder 6 worden overgebracht, doch het verdient de voorkeur dat de tapleiding 48 geheel wordt verwijderd en wordt vervangen door een nieuwe 5 tapleiding met afsluiter 60. Daartoe kan de tapkraan 14 worden gedeeld en kan de tapleiding 48 in de richting van de binnenruimte 22 worden teruggetrokken of, indien de tapleiding 48 van de tapkop 76 wordt losgenomen, in zijn geheel uit de geleidebuis 16 worden getrokken via de tapkraan 14. Vervanging van de tapleiding 48 biedt het voordeel dat de 10 hygiëne nog beter wordt verzekerd en menging van dranken wordt verhinderd. Indien de tapleiding 48 bij een inrichting 1 volgens de uitvinding relatief vast in de geleidebuis 16 is opgenomen kan deze ook vast met de tapkraan 14 zijn verbonden en kan steeds de tapkop 76 op een nieuwe houder 6 worden aangesloten, nadat deze eventueel is gereinigd op 15 op zichzelf bekende wijze.

Een geleidebuis 16 volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk flexibel zijn uitgevoerd, in kunststof, zoals schematisch getoond in figuur 6. Een dergelijke geleidebuis kan bijvoorbeeld in een metalen tapstang 8 worden gemonteerd, welke tapstang bijvoorbeeld een bestaand 20 type tapstang kan zijn. In deze aanvrage dient onder tapstang ten minste te worden begrepen een op een tapblad gemonteerd gedeelte van een tapinrichting, gebruikelijk ook aangeduid als countermount, beer engine, tap zuil en dergelijke. In deze uitvoeringsvorm is de geleidebuis 16 voorzien van een bocht 92, welke relatief stijf is uitgevoerd, met een afgeplat, ovalen 25 doorsnede, op welke bocht 92 een flexibel, geribbeld deel 94 aansluit. De ribbels 96 van het flexibele deel 94 zijn daarbij zodanig uitgevoerd dat deze zich buitenwaarts uitstrekken. De naar binnen gerichte, rondlopende groeven 98 hebben daarbij een hoogte H die aanmerkelijk kleiner is dan de afronding van de top 74 van de afdekkap 72, waardoor nog beter wordt 30 verhinderd dat de top 74 bij het doorvoeren van de tapleiding 48 in het • r. 1 ςο λ 21 flexibel deel 94 kan vastlopen. Het onderste einde 20 van de tapleiding 16 is daarbij enigszins uitlopend uitgevoerd, zodat invoeren van de top 74 eenvoudig mogelijk is. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kan de geleidebuis 16 bijvoorbeeld vanaf het tweede einde 12 van de tapstang 8 worden 5 ingevoerd, waarbij het flexibele deel relatief eenvoudig door de tapstang 8 kan worden gedrukt, totdat de bocht 92 in de gewenste positie is gebracht.

In een alternatieve uitvoeringsvorm, zoals getoond in figuur 7, wordt een relatief stijve, bijvoorbeeld metalen geleidebuis 16, voorzien van een afstandring 17, in een gietmal 100 ingelegd, waarvan in figuur 7 slechts 10 één helft is getoond. Rond de geleidebuis 16 wordt een verloren kern aangebracht met de vorm van het eerste doorlaatkanaal 50, waarna daaromheen de eigenlijke tapstang 8 wordt gegoten, bij voorkeur uit metaal, zoals roestvaststaal, aluminium of dergelijke. Vervolgens wordt de genoemde kern (niet getoond), welke bijvoorbeeld is gevormd uit zand of was 15 verwijderd, voor zover deze tijdens gieten niet is verdwenen, waardoor een eendelige tapstang 8 met geleidebuis 16 is verkregen, geschikt voor gebruik. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kan de ring 17 bovendien worden gebruikt voor montage van de montagebus 26, welke overigens ook kan worden meegegoten.

20 In een alternatieve uitvoeringsvorm is de tapstang 8 uit twee of meer delen vervaardigd, zodanig dat de delen rond de geleidebuis 16 of een tussenwand voor het scheiden van de doorlaatkanalen 50, 52 kan worden samengesteld. Ook kan de geleidebuis 16 in twee of meer delen worden vervaardigd en in de tapstang 8 worden samengevoegd, bijvoorbeeld nadat 25 de delen vanaf tegenovergelegen einden in de tapstang zijn geschoven. Een sealring, bijvoorbeeld een smeltring kan dan worden toegepast voor het onderling verbinden van de delen.

In figuur 12 is een alternatieve uitvoeringsvorm getoond van een inrichting 1 volgens de uitvinding, waarbij de tapstang 8 op gebruikelijke of 30 eerder beschreven wijze op een tapblad 2 is vastgezet en is voorzien van ten 10153 59 22 minste een doorlaatkanaal, bijvoorbeeld gevormd door een geleidebuis 16, zoals eerder beschreven of door een centrale boring in de tapstang. Een invoerbuis 42 sluit aan op dit doorlaatkanaal en is voorzien van een invoerelement 46, zodat een tapleiding 48 vanaf onder het tapblad 2 door de 5 invoerbuis 42 en de tapstang 8 tot in de tapkraan 14 wordt geleid, zodanig dat op eerder beschreven wijze het uitstroomeinde 64 kan worden geplaatst. Bij voorkeur is nabij het voorliggende uitstroomeinde 64 wederom een afsluiter 60 aangebracht die kan samenwerken met het bedieningsmechanisme van de tapkraan 14, bijvoorbeeld zoals eerder 10 beschreven. Evenwel kan de tapkraan 14 ook zodanig zijn uitgevoerd dat deze de tapleiding 48 nabij het uitstroomeinde 64 kan dichtklemmen of vrijgeven, zodanig dat de tapkraan 14 met de tapleiding 48 een slangkraan vormt. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm is het uitstroomeinde 64 bij voorkeur relatief stijf uitgevoerd, zoals bij de eerder beschreven 15 uitvoeringsvorm, teneinde positionering van het uitstroomeinde 64 en tappen eenvoudig mogelijk te maken. Uiteraard kan het uitstroomeinde 64 ook een geïntegreerd deel van de tapkraan 14 zijn, waarin het einde 58 van de tapleiding 48 wordt gestoken.

Bij de in figuur 12 getoonde uitvoeringsvorm is de tapleiding 48 20 verbonden met een op afstand van het tapblad 2 opgestelde houder 6, via een tapkop 76. De houder 6 kan bijvoorbeeld, tezamen met een daarmee via een toevoerleiding 80 verbonden C02-cilinder 81 of vergelijkbare drukbron zijn opgesteld in een kelder of dergelijke of vrij onder een tap, dat wil zeggen buiten een koelkast of dergelijke koelinrichting. Eventueel kan daarbij de 25 invoerbuis 42 zich tot dichtbij de tapkop 76 uitstrekken. Bij grote lengte van de invoerbuis 42 kunnen mechanische middelen zijn voorzien voor het eenvoudig doorvoeren van de tapleiding 48, bijvoorbeeld handmatig of elektrisch aangedreven doorvoerrollen of dergelijke. Bij deze uitvoeringsvorm is in of, zoals getoond nabij de tapstang 8 een 30 koelinrichting 45 voorzien, bijvoorbeeld tussen de invoerbuis 42 en het 10153 59 23 invoerelement 46, waarmee de tapleiding 48 kan worden gekoeld. Met een dergelijke koelinrichting kan drank, aangevoerd vanuit de houder 6, welke bij voorkeur op een relatief koele plaats is opgesteld, verder worden afgekoeld tot de gewenste temperatuur. In het bijzonder bij drank die bij 5 relatief hoge temperatuur wordt gedronken, bijvoorbeeld tussen 10°C en kamertemperatuur is een dergelijke inrichting bijzonder geschikt. Evenwel kunnen bij toepassing van geschikte koelmiddelen 45 ook dranken bij lagere temperatuur worden afgegeven.

Het zal duidelijk zijn dat bij een inrichting volgens de uitvinding 10 de tapleiding 48 met de houder 6 en de eventuele afsluiter 60 kan worden weggeworpen, na gebruik of, na reiniging, kan worden hergebruikt. Weggooien tezamen met de houder biedt het voordeel dat de hygiëne beter wordt gewaarborgd, met name wanneer het uitstroomeinde 64 eveneens is geïntegreerd en met de tapleiding 48 wordt weggegooid. Immers, daarmee 15 wordt verhinderd dat contact optreedt tussen de drank en de tapinrichting. Gebruik van een afsluiter 60 biedt daarbij het voordeel dat deze kan worden gesloten voordat de tapleiding 48 wordt verwijderd in het bijzonder teruggetrokken, zodat ook tijdens verwijdering wordt verhinderd dat resten drank in de tapinrichting terechtkomen. Doordat bij een inrichting volgens 20 de uitvinding de drank door een wegneembare tapleiding 48 wordt aangevoerd en derhalve de drank niet met de tapinrichting zelf in aanraking komt, worden tijd en kosten voor de reiniging uitgespaard, terwijl bovendien milieuonvriendelijke chemicaliën niet behoeven te worden toegepast. Een verder voordeel van een inrichting volgens de uitvinding, 25 waarbij de tapleiding 48 wordt gekoeld is dat de drank gedurende langere tijd in stilstand in de leiding kan verblijven zonder dat deze voor consumptie ongeschikt wordt. Verder wordt als gevolg van het verhinderen van contact tussen de tapinrichting en de drank slijtage van de tapinrichting verhinderd.

10153 59 24

De uitvinding is geenszins beperkt tot in de beschrijving en de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.

Zo kan de tapleiding 48, welke in de getoonde uitvoeringsvorm 5 geheel flexibel is uitgevoerd, ook geheel of gedeeltelijk stijf zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld wanneer deze zich permanent in de tapstang 8 uitstrekt en kan een veel grotere lengte hebben, zodat de koelkast, althans de houder verder weg kan worden opgesteld, bijvoorbeeld in een kelder. De koelmiddelen kunnen worden weggelaten, waarbij slechts gebruik wordt gemaakt van de 10 doorvoermogelijkheid van de tapleiding, met name van wegen de hygiëne, zoals eerder beschreven. In een dergelijke uitvoeringsvorm kan eventueel het buitenste, eerste doorvoerkanaal worden weggelaten. . Ook kan de tapstang 8 anders zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld zodanig deelbaar dat de tapleiding 48 in een aldus gedeelde tapstang kan worden ingelegd, waarna 15 de tapstang om de tapleiding 48 kan worden gesloten. Het eerste einde 58 van de tapleiding 48 kan zodanig zijn uitgevoerd dat dit op andere wijze met de tapkraan 14 kan worden verbonden, bijvoorbeeld met een snelkoppeling die in de tapkraan 14 kan worden gestoken, waarbij de afsluiter 60 anders is uitgevoerd of zelfs is weggelaten en de tapkraan 14 als conventionele 20 tapkraan is uitgevoerd. Ook kunnen meerdere tapleidingen 48 door eenzelfde tapstang 8 worden geleid. In de getoonde uitvoeringsvorm is de geleidebuis 16 steeds als een buis uitgevoerd, welke zich door de holle tapstang 8 uitstrekt. Het zal evenwel duidelijk zijn dat de tapstang 8 ook door bijvoorbeeld een tussenwand kan zijn gescheiden in twee zich naast 25 elkaar uitstrekkende doorlaatkanalen, waarbij de invoerbuis 42 direct op een van beide doorlaatkanalen aansluit voor het daarin leiden van de tapleiding 48. Een dergelijke scheidingswand strekt zich dan bij voorkeur uit tot nabij de tapkraan 14 en kan eenvoudig in een tapslang 8 worden ingegoten. Voorts kan lucht direct vanuit het eerste doorlaatkanaal 50 in de 30 binnenruimte 22 worden gevoerd, alwaar deze dan wordt gekoeld door 10153 59 25 menging van reeds in de binnenruimte aanwezige gekoelde lucht. Ook kan gekoelde lucht direct vanuit de ruimte 84 in het eerste doorlaatkanaal 50 worden aangezogen door vorming van een geschikte verbinding daartussen. De tapstang 8 kan direct op het bovenblad 34 van de koelkast 4 worden 5 gemonteerd, bijvoorbeeld voor toepassing van een dergelijke inrichting in de recreatieve of huiselijke sfeer. Een koelkast 4 volgens de uitvinding kan uiteraard op allerlei verschillende wijzen zijn uitgevoerd, met verschillende koelmechanismen, bijvoorbeeld zoals gebruikelijk met een compressor, verdamper, koelmiddelen en een drukvat. Ook kunnen andere aantallen 10 houders in een dergelijke koelkast worden opgenomen. Ook kunnen de forceermiddelen voor het circuleren van de lucht, in de getoonde uitvoeringsvorm uitgevoerd als een ventilator, zijn ingericht voor het juist door de doorlaatkanalen 50, 52 blazen van lucht onder opwekking van een overdruk. Gebruik van een onderdrukkamer 36, althans het daardoor 15 aanzuigen van lucht door de doorlaatkanalen 50, 52 heeft evenwel het voordeel dat wanneer de tapkraan 14 niet geheel luchtdicht is slechts lucht uit de omgeving zal worden aangezogen, hetgeen prettiger is voor een gebruiker dan wanneer daardoor lucht wordt afgeblazen. Evenwel kan ook lucht langs de tapkraan worden afgeblazen, waardoor een nog groter 20 koelend vermogen kan worden verkregen. Bij voorkeur wordt de lucht daarbij in een richting weggeblazen die voor de gebruikers niet hinderlijk is, bijvoorbeeld omlaag. Voorts kunnen andere koelmedia worden gebruikt, bijvoorbeeld water of glycol, wanneer het eerste en tweede doorlaatkanaal als een gesloten circuit worden uitgevoerd, waarin koelmiddelen voor het 25 medium zijn opgenomen en waarbij de tapleiding daarin althans gedeeltelijk vast is opgenomen.

Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

·* r* o rro L· O ',,Λ

Claims (35)

1. Tapinrichting voor drank, voorzien van een koelinrichting en een tapstang met een tapkraan, waarbij de tapstang een eerste en een tweede doorlaatkanaal omvat, welke doorlaatkanalen nabij de tapkraan met elkaar in fluïdumverbinding staan, waarbij zich althans tijdens gebruik een 5 tapleiding door het tweede doorlaatkanaal uitstrekt, welke tapleiding enerzijds is gekoppeld met een houder voor drank en anderzijds kan samenwerken met de tapkraan.

2. Tapinrichting volgens conclusie 1, waarbij zich door de tapstang een geleidebuis uitstrekt tot ten minste nabij de tapkraan, zodanig dat 10 tussen de geleidebuis en de tapstang het eerste doorlaatkanaal is gevormd dat de geleidebuis althans gedeeltelijk omgeeft, waarbij zich tijdens gebruik door de geleidebuis de drankleiding uitstrekt, waarbij tussen de drankleiding en de geleidebuis het tweede doorlaatkanaal is gevormd dat de drankleiding althans grotendeels omgeeft.

3. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het tweede doorlaatkanaal ten minste tot nabij en bij voorkeur tot in de koelmiddelen reikt.

4. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij forceermiddelen zijn voorzien voor het door de doorlaatkanalen dwingen van 20 een koelmedium

5. Tapinrichting volgens conclusie 4, waarbij de geleidebuis, althans het tweede doorlaatkanaal uitmondt in de koelinrichting, waarbij de forceermiddelen zijn ingericht voor het door de doorlaatkanalen leiden van gekoelde lucht als koelmedium.

6. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij forceermiddelen zijn ingericht voor het vanuit de koelinrichting door de 10153 59 doorlaatkanalen langs de drankleiding recirculeren van in de koelinrichting gekoelde lucht.

7. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de forceermiddelen een onderdrukkamer omvatten die in fluïdumverbinding 5 staat met het eerste doorlaatkanaal.

8. Tapinrichting volgens conclusie 7, waarbij de onderdrukkamer in fluïdumverbinding is met zuigmiddelen, in het bijzonder een ventilator voor het opwekken van onderdruk in de onderdrukkamer, waarbij koelmiddelen zijn voorzien voor koelen van door de zuigmiddelen uit de doorlaatkanalen 10 aangezogen lucht en doorleiden daarvan naar de koelinrichting, in het bijzonder een koelkastruimte.

9. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en het tweede doorlaatkanaal met elkaar in fluïdumverbinding staan in de tapkraan.

10. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij aanzuigmiddelen zijn voorzien voor aanzuigen van lucht in de koelinrichting vanuit de omgeving, een compressor en een verdamper, alsmede een drukvat, waarbij ten minste de compressor, het drukvat en de verdamper zijn ingericht voor het althans gedeeltelijk drogen van 20 aangezogen lucht.

11. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste het zich in de geleidebuis uitstrekkende deel van de drankleiding is uitgevoerd als een flexibele slang, koppelbaar met de tapkraan.

12. Tapinrichting volgens conclusie 11, waarbij de tapkraan is 25 ingericht voor samenwerking met de slang, zodanig dat de tapkraan en de slang een slangkraan vormen, waarbij de slang met behulp van de tapkraan dichtgedrukt kan worden.

13. Tapinrichting volgens conclusie 11, waarbij de slang is voorzien van een afsluiter, waarbij de tapkraan is ingericht voor samenwerking met 30 de afsluiter, zodanig dat de afsluiter met behulp van de tapkraan kan 10153 59 worden geopend en gesloten voor vrijgave van de fluïdumdoorgang van de slang naar de omgeving.

14. Tapinrichting volgens een der conclusies 11 - 13, waarbij ten minste de geleidebuis en de tapleiding zodanig zijn uitgevoerd dat de 5 tapleiding vanuit een invoereinde van de geleidebuis kan worden ingevoerd en kan worden doorgeleid tot in de tapkraan, voor koppeling daarmee, waarbij het invoereinde zich bij voorkeur in een koelkast als koelinrichting uitstrekt.

15. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 10 geleidebuis zich door een onderdrukkamer uitstrekt tot in een als koelkast uitgevoerde koelinrichting, waarbij het zich in de koelkast uitstrekkende deel is voorzien van een invoeropening, in het bijzonder trechtervormig, voor het invoeren van gekoelde lucht en de tapleiding.

16. Tapinrichting volgens conclusie 15, waarbij het zich in de koelkast 15 uitstrekkende deel althans gedeeltelijk zwenkbaar is uitgevoerd, zodanig dat het vrije einde daarvan positioneerbaar is binnen de koelkast, in het bijzonder naar een deur van de koelkast gericht, ongeacht de positie van de geleidebuis ten opzichte van de koelkast.

17. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 20 geleidebuis ten minste één bocht omvat tussen de koelinrichting en de tapkraan, in welke bocht de geleidebuis een dwarsdoorsnede heeft met ten minste een lange en een korte as, waarbij de lange as is gelegen in het vlak van de betreffende bocht.

18. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 25 tapstang vast is verbonden met een koelkast als koelinrichting, waarbij de koelkast onder een blad is opgesteld en de tapstang zich door het blad en een wand van de koelkast uitstrekt.

19. Tapinrichting volgens conclusie 18, waarbij de tapstang vast is verbonden met de geleidebuis, waarbij de geleidebuis zich door de 10. j3 o 9 onderdrukkamer uitstrekt en tegen de onderzijde daarvan is vastgezet voor bevestiging van de tapstang.

20. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de koelinrichting is voorzien van ten minste twee opstelplaatsen voor houders 5 voor drank, af te geven door de tapleiding, waarbij ten minste bij gesloten koelinrichting scheidingsmiddelen tussen de opstelplaatsen zijn voorzien voor het althans gedeeltelijk thermisch scheiden van op de opstelplaatsen opgestelde houders.

21. Tapinrichting, voorzien van een tapstang met een tapkraan en een 10 tapleiding, waarbij de tapleiding althans gedeeltelijk flexibel is uitgevoerd, waarbij de tapstang een geleidebuis omvat die met een eerste einde uitmondt bij de tapkraan en met een tegenovergelegen tweede einde nabij, althans voorbij een einde van de tapstang, welk tweede einde is ingericht voor inleiden van een eerste einde van de tapleiding, zodanig dat dit eerste 15 einde door de geleidebuis naar de tapkraan kan worden gevoerd, waarbij het tweede einde van de tapleiding koppelbaar is met een houder voor drank en het eerste einde van de tapleiding kan samenwerken met de tapkraan.

22. Tapinrichting volgens conclusie 21, waarbij de tapleiding nagenoeg geheel flexibel is uitgevoerd.

23. Tapinrichting volgens conclusie 21 of 22, waarbij de tapleiding nabij het eerste einde een kleplichaam omvat dat kan samenwerken met de tapkraan, zodanig dat door bediening van de tapkraan het kleplichaam tussen een geopende stand en een gesloten stand kan worden bewogen.

24. Tapinrichting volgens conclusie 23, waarbij de geleidebuis 25 zodanige afmetingen heeft dat het kleplichaam met enige speling daardoorheen kan worden gevoerd, zowel in de richting van de tapkraan als in tegengestelde richting.

25. Tapinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het nabij de tapkraan gelegen einde van de tapleiding althans voorafgaand aan 30 gebruik voor afgeven van de drank, in het bijzonder voorafgaand aan en 1015359 tijdens doorvoeren van de tapleiding door de geleidebuis is voorzien van een afdekkap met een afgeronde top, welke ten minste de doorgang van de tapleiding afdekt.

26. Werkwijze voor het inrichting van een tapinrichting, in het 5 bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een tapstang met ten minste een zich daardoorheen uitstrekkende geleidebuis en een op de geleidebuis aansluitende tapkraan wordt bevestigd op de bovenzijde van een tapblad, zodanig dat de tapstang en de geleidebuis zich tot onder het tapblad uitstrekken, althans van daaraf bereikbaar zijn, waarbij een 10 fluïdumverbinding wordt gevormd tussen een onder het tapblad gelegen open einde van de geleidebuis en een eveneens onder het tapblad gelegen open einde van een tussen de geleidebuis en de tapstang gevormd, de geleidebuis althans gedeeltelijk omgevend eerste doorlaatkanaal, welke fluïdumverbinding wordt gevormd via de geleidebuis en het eerste 15 doorlaatkanaal, onderling gekoppeld in, althans nabij de tapkraan, waarbij in de geleidebuis een tapleiding wordt gepositioneerd, vanaf genoemd open einde daarvan tot ten minste nabij de tapkraan, welke tapleiding met de tapkraan wordt gekoppeld, voor samenwerking daarmee.

27. Werkwijze volgens conclusie 26, waarbij onder het tapblad een 20 koelkast wordt opgesteld, waarna de gewenste positie van de tapstang op het tapblad wordt vastgesteld, een opening in het tapblad en een daarmee corresponderende opening in de bovenzijde van de koelkast worden voorzien en vervolgens de tapstang met de geleidebuis door genoemde openingen wordt gestoken en wordt vastgezet, bij voorkeur zowel tegen het tapblad als 25 tegen de koelkast.

28. Werkwijze volgens conclusie 26 of 27, waarbij een onderdrukkamer wordt verbonden met genoemd open einde van het doorlaatkanaal, zodanig dat bij opwekking van onderdruk in de onderdrukkamer lucht wordt aangezogen door de geleidebuis en het eerste doorlaatkanaal. 10153 59

29; Werkwijze volgens een der conclusies 26 - 28, waarbij een althans gedeeltelijk flexibele slang wordt toegepast als tapleiding, welke vanaf het open einde van de geleidebuis wordt ingevoerd en wordt doorgevoerd tot in de tapkraan, waarbij de slang in de tapkraan wordt ingelegd, voor 5 samenwerking met een bedieningsmechanisme van de tapkraan.

30. Werkwijze volgens conclusies 29, waarbij een slang wordt toegepast met nabij het voorliggende einde een afsluiter, welke afsluiter wordt gekoppeld met het bedieningsmechanisme, zodanig dat de afsluiter met het bedieningsmechanisme kan worden geopend en worden gesloten.

31. Werkwijze volgens een der conclusies 26 - 30, waarbij zuig- of blaasmiddelen worden op genomen in de koelkast, waarmee in de koelkast gekoelde lucht door de geleidebuis en het eerste doorlaatkanaal wordt gedwongen, voor koeling van door de tapleiding stromende drank.

32. Werkwijze voor het vervaardigen van een tapstang, waarbij een 15 geleidebuis wordt ingelegd in een gietmal en vervolgens een tapstang in de gietmal rond de geleidebuis wordt gevormd, zodanig dat een vaste positionering van de geleidebuis in de tapstang wordt verkregen.

33. Werkwijze volgens conclusie 32, waarbij een metalen geleidebuis wordt ingelegd, welke wordt omgoten door een metalen tapstang, in het 20 bijzonder roestvast staal.

34. Houder voor drank, geschikt en bestemd voor gebruik in een tapinrichting volgens een der conclusies 1 - 25 of een werkwijze volgens een der conclusies 26-31, waarbij de houder is voorzien van een primaire afsluiter met koppelmiddelen voor koppeling met een bron voor een 25 drukfluïdum, waarbij een althans gedeeltelijk flexibele tapslang is verbonden met de primaire afsluiter.

35. Houder voor drank volgens conclusie 34, waarbij de tapslang nabij een van de houder afgekeerd einde is voorzien van een afsluiter die herhaald geopend en gesloten kan worden. 30 10 153 53