BE1018116A3 - Nemergrijper, gevergrijper en inrichting voor een grijperweefmachine. - Google Patents

Nemergrijper, gevergrijper en inrichting voor een grijperweefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1018116A3
BE1018116A3 BE2008/0261A BE200800261A BE1018116A3 BE 1018116 A3 BE1018116 A3 BE 1018116A3 BE 2008/0261 A BE2008/0261 A BE 2008/0261A BE 200800261 A BE200800261 A BE 200800261A BE 1018116 A3 BE1018116 A3 BE 1018116A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
gripper
weft threads
weft
separator
thread
Prior art date
Application number
BE2008/0261A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2008/0261A priority Critical patent/BE1018116A3/nl
Priority to CN200980117493.4A priority patent/CN102016145B/zh
Priority to EP13155075.8A priority patent/EP2594671B1/en
Priority to EP09741855.2A priority patent/EP2300651B1/en
Priority to PCT/EP2009/003198 priority patent/WO2009135636A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1018116A3 publication Critical patent/BE1018116A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/20Constructional features of the thread-engaging device on the inserters
    • D03D47/23Thread grippers
    • D03D47/236Drawing grippers
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/20Constructional features of the thread-engaging device on the inserters
    • D03D47/23Thread grippers
    • D03D47/233Carrying grippers
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/38Weft pattern mechanisms

Abstract

Nemergrijper (40), gevergrijper (10) en inrichting (1) voor een grijperweefmachine, waarbij ter hoogte van het voorste einde (44) van de nemergrijper (40) een draadscheider (45) is aangebracht die toelaat twee inslagdraden (2,3) van elkaar te scheiden, waarbij nabij een zijkant (32) van de gevergrijper (10) die weg van de draadklem (24) is gelegen een draadscheider (29) is aangebracht die totaal twee inslagdraden (2,3) van elkaar is scheiden waarbij de inrichting (1) een stueninrichting (4) bevat die twee steunelementen (5,6) bevat die door een draadscheider (7) van elkaar gescheiden zijn. Werkwijze hierbij toegepast.

Description

Nemergrijper, gevergrijper en inrichting voor een grijperweefmachine.
Een uitvinding betreft een nemergrijper voor een grijperweefmachine die een van een klemvlak voorziene klemhaak en een van een klemvlak voorzien klemelement bevat om een inslagdraad tussen het klemvlak van de klemhaak en het klemvlak van het klemelement te klemmen en werkwijzen hierbij toegepast.
Een nemergri jper van het voornoemde type is bijvoorbeeld gekend uit EP 1220960 of EP 1373618. Een dergelijke nemergrijper is geschikt voor het klemmen van een inslagdraad ter hoogte van het voorste einde van de nemergrijper. In JP 4-209852 A, EP 633336 en WO 00/29651 werd een dergelijke nemergrijper voorgesteld voor het klemmen van twee inslagdraden.
Een uitvinding heeft als doel een nemergrijper van het voornoemde type te verbeteren zodanig dat die beter geschikt wordt om twee inslagdraden tegelijkertijd op te nemen en te weven.
Deze opgave wordt daardoor opgelost dat ter hoogte van het voorste einde van de nemergrijper een draadscheider is aangebracht die toelaat twee inslagdraden van elkaar te scheiden terwijl die geklemd worden.
Een nemergrijper volgens de uitvinding biedt als voordeel dat twee inslagdraden van elkaar gescheiden worden die samen geklemd worden, waarbij de inslagdraden gescheiden worden ter hoogte van de klemhaak die zich ter hoogte van het voorste einde van de nemergrijper bevindt. De draadscheider laat hierbij tevens toe dat beide inslagdraden zich op een afstand van elkaar bevinden terwijl die geklemd worden. Dit laat toe beide inslagdraden nagenoeg parallel met elkaar en op constante afstand van elkaar in een weef vak te brengen. Dit betekent dat in en vanaf de nemergrijper de beide inslagdraden op een afstand van elkaar liggen die voldoende is om te verhinderen dat de inslagdraden over elkaar liggen. De nemergrijper laat tevens toe beide inslagdraden samen naast elkaar te klemmen tussen de klemvlakken. Tevens laat dit toe het voorste einde relatief smal uit te voeren, terwijl de beide inslagdraden toch voldoende van elkaar gescheiden kunnen blijven. Dit biedt het voordeel dat dan eveneens de gevergrijper, waarin de nemergrijper bij overname van inslagdraden binnendringt, relatief slank kan worden gehouden. Dit leidt dan naar het voordeel dat zelfs bij het tegelijk inbrengen van twee inslagdraden slechts een relatief klein weefvak noodzakelijk is. De uitvinding laat toe twee inslagdraden tijdens het inbrengen van elkaar gescheiden te houden en parallel met elkaar aan te slaan, dit betekent zonder dat die inslagdraden over of rond elkaar worden gelegd. Bovendien kunnen naar keuze inslagdraden afkomstig van verschillende bobijnen per twee geweven worden en parallel met elkaar ingeweven worden.
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de draadscheider nagenoeg in het midden tussen de haakopening van de klemhaak aangebracht. Dit betekent dat de draadscheider tussen de haakopening van de klemhaak is voorzien en de klemhaak als het ware in twee delen wordt onderverdeeld. Dit biedt als voordeel dat voor beide inslagdraden nagenoeg evenveel plaats is voorzien om ter hoogte van de klemhaak naar de positie waar die geklemd wordt, te bewegen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de draadscheider nabij het voorste einde van de nemergrijper bevestigd, meer in het bijzonder nabij de bovenkant van het voorste einde van nemergrijper. Hierbij wordt met bovenkant de in gebruik bovenaan gelegen kant bedoeld. De draadscheider kan hierbij iets naar onder gericht zijn om te verhinderen dat die ongewenst kettingdraden meeneemt en om toe te laten langsheen een bepaalde inslagdraad te passeren die aangeboden wordt met een gevergrijper. Dit biedt als voordeel dat de draadscheider in functie van de gevergrijper kan aangepast worden om langs de gewenste kant telkens een inslagdraad langsheen de draadscheider te geleiden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de draadscheider hierbij aan de nemergrijper gelast, gesoldeerd, gelijmd of op een dergelijke wijze aangebracht. Daarmee is het mogelijk voor de draadgeleider een gepast materiaal, bijvoorbeeld staal, te kiezen zonder dat de volledige klemhaak uit dit materiaal moet bestaan.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm eindigt het uiteinde van de draadscheider volgens de langsrichting van de nemergrijper op een grotere s afstand van het voorste einde van de nemergrijper dan het uiteinde van de klemhaak. Dit laat toe één van de inslagdraden aan de ene kant van de draadscheider in de nemergrijper op te nemen, terwijl de andere inslagdraad aan de andere kant van de draadscheider in de nemergrijper kan opgenomen worden. Hierdoor kunnen beide inslagdraden aan een verschillende kant van de draadscheider tussen de twee klemvlakken naar een geklemde positie bewogen worden.
Een uitvinding betreft ook een werkwijze voor het overgeven van twee inslagdraden aan een nemergrijper, meer in het bijzonder het overgeven van twee inslagdraden van een gevergrijper aan een nemergrijper, waarbij de nemergrijper en de inslagdraden tijdens de overgave zich in een positie bevinden zodat de ene inslagdraad voorbij de draadscheider wordt bewogen terwijl de andere inslagdraad niet voorbij de draadscheider wordt bewogen. Dit laat toe dat de ene door de gevergrijper aangeboden inslagdraad zich aan de ene kant van de draadscheider bevindt, terwijl de andere door de gevergrijper aangeboden inslagdraad zich aan de andere kant van de draadscheider bevindt. Hierdoor kunnen beide inslagdraden aan een verschillende kant van de draadscheider tussen de klemvlakken naar een geklemde positie bewogen worden.
Een uitvinding betreft een gevergrijper voor een grijperweefmachine die een grijperbehuizing bevat die geleidingen voor inslagdraden bevat, waarbij de geleidingen inslagdraden naar een aanslag en/of naar een draadkiem geleiden en werkwijzen hierbij toegepast.
Een gevergrijper van het voornoemde type is bijvoorbeeld gekend uit WO 99/18274 en is geschikt voor het klemmen en het geleiden van een inslagdraad. In WO 00/29651 werd een gevergrijper voorgesteld die geschikt is voor het klemmen en het geleiden van twee inslagdraden, waarbij ter hoogte van het bovenvlak van de gevergrijper twee gleuven zijn aangebracht om telkens één van de inslagdraden te geleiden. De inslagdraden worden in een bepaalde opening geleid door de vorm van geleidingen ter hoogte van de draadkiem die aangebracht zijn in de grijperbehuizing.
Een uitvinding heeft als doel een gevergrijper van het voornoemde type te verbeteren zodanig dat die beter geschikt wordt om twee inslagdraden tegelijkertijd te geleiden en te weven.
Deze opgave wordt daardoor opgelost dat nabij een zijkant van de gevergrijper die weg van de draadkiem is gelegen een draadscheider is aangebracht die toelaat twee inslagdraden die op een verschillende hoogte aan de gevergrijper worden gepresenteerd van elkaar te scheiden terwijl die door de gevergrijper naar een aanslag worden geleid.
Een gevergrijper volgens de uitvinding biedt als voordeel dat vooral de hoogte van de gepresenteerde inslagdraad van belang is om te bepalen aan welke kant van de draadscheider een inslagdraad zich zal bevinden en minder de vorm of de positie van de gevergrijper. De beide inslagdraden strekken zich hierbij uit doorheen de gevergrijper tussen de draadkiem en een bijhorende aanslag aan de weg van de draadkiem gelegen zijkant van de gevergrijper. Een inslagdraad die boven de draadscheider wordt gepresenteerd zal zich boven de draadscheider in de gevergrijper bevinden en naar de ene aanslag worden geleid, terwijl een inslagdraad die onder de draadscheider wordt gepresenteerd zich onder de draadscheider zal bevinden en naar de andere aanslag zal worden geleid. De draadscheider laat hierbij tevens toe dat beide inslagdraden zich op een afstand van elkaar bevinden terwijl die samen door een draadkiem geklemd worden. Dit laat toe beide inslagdraden nagenoeg gescheiden van elkaar in de gevergrijper op te nemen en op een afstand van elkaar in de gevergrijper te positioneren terwijl die in een weefvak worden gebracht. Dit betekent dat vanaf de gevergrijper de beide inslagdraden op een afstand van elkaar liggen die voldoende is om te verhinderen dat dê inslagdraden over elkaar liggen. De gevergrijper laat tevens toe beide inslagdraden samen naast elkaar te klemmen in de draadkiem. Dergelijke gevergrijper waarin een nemergrijper bij overname van inslagdraden kan binnen dringen, kan relatief slank worden gehouden. Dit leidt Han naar het voordeel dat zelfs bij het tegelijk inbrengen van twee inslagdraden slechts een relatief klein weefvak noodzakelijk is. De uitvinding laat toe twee inslagdraden tijdens het inbrengen van elkaar gescheiden te houden en parallel met elkaar aan te slaan, dit betekent zonder dat die inslagdraden over of rond elkaar worden gelegd. Bovendien kunnen naar keuze inslagdraden afkomstig van verschillende bobijnen per twee geweven worden en parallel met elkaar ingeweven worden.
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de draadscheider nagenoeg volgens langsrichting van de gevergrijper ter hoogte van de zijkant van de gevergrijper aangebracht. Hierbij is aan elke kant van de draadscheider een geleiding voorzien die een inslagdraad naar een aanslag geleid. Door de draadscheider kunnen de inslagdraden via een geleiding naar een bijhorende aanslag bewegen waar die geleid worden tijdens het inbrengen van de inslagdraden in het weefvak. Door geleidingen worden twee gleuven gevormd nabij de zijkant van de gevergrijper.
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de twee aanslagen volgens langsrichting van de gevergrijper op een afstand van elkaar aangebracht. Dit laat toe de beide inslagdraden ter hoogte van de gevergrijper gescheiden te houden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de draadscheider hierbij aan de gevergrijper gelast, gesoldeerd, gelijmd of op een dergelijke wijze aangebracht. Daarmee is het mogelijk voor de draadgeleider een gepast materiaal, bijvoorbeeld staal, te kiezen zonder dat de volledige klemhaak uit dit materiaal moet bestaan.
Een uitvinding betreft ook een werkwijze voor het opnemen van twee inslagdraden met een gevergrijper, waarbij de gevergrijper de ene inslagdraad boven de draadscheider opneemt terwijl de gevergrijper de andere inslagdraad onder de draadscheider opneemt. Hierdoor kunnen beide inslagdraden aan een verschillende kant van de draadscheider naar een aanslag bewogen worden, meer in het bijzonder via een geleiding naar een aanslag bewogen worden.
Een uitvinding betreft een inrichting voor het presenteren van inslagdraden aan een grijper voor een gri jperweefmachine, meer in het bijzonder aan een gevergrijper voor een grijperweefmachine, waarbij de inrichting meerdere presenteerelementen bevat die tussen een rustpositie en een presentatiepositie beweegbaar zijn en een steuninrichting bevat die tussen de presenteerelementen en een grijper opstelbaar is om een inslagdraad te steunen terwijl de inslagdraad door de grijper wordt opgenomen en werkwijzen hierbij toegepast.
Een inrichting van het voornoemde type is bijvoorbeeld gekend uit EP 161014 en is geschikt voor het presenteren van een inslagdraad aan een gevergrijper. Een inrichting van het voornoemde type die geschikt is voor het presenteren van een inslagdraad aan een nemergrijper is bijvoorbeeld gekend uit WO 2005/047584.
Een uitvinding heeft als doel een inrichting van het voornoemde type te verbeteren zodanig dat die beter geschikt wordt om twee inslagdraden tegelijkertijd aan een grijper te presenteren en te weven.
Deze opgave wordt daardoor opgelost dat de steuninrichting twee steunelementen bevat die door een draadscheider van elkaar gescheiden zijn, waarbij de steunelementen in gebruik zich nagenoeg volgens de bewegingsrichting van de grijper uitstrekken en waarbij elk steunelement toelaat een bijhorende inslagdraad te ondersteunen in een positie dwars op de bewegingsrichting van de grijper die verschillend is van de positie van de andere inslagdraad.
Een inrichting volgens de uitvinding laat toe twee inslagdraden van elkaar gescheiden te houden, terwijl die in een verschillende positie aan een grijper worden gepresenteerd. Elk steunelement laat toe een inslagdraad in een verschillende positie dwars ten opzichte van de bewegingsrichting van de grijper te presenteren, dit betekent onder meer volgens een verschillende hoogtepositie ten opzichte van de zijkant van de grijper. Tevens laat de inrichting volgens de uitvinding toe twee inslagdraden in een verschillende positie aan een grijper te presenteren, zodat elke inslagdraad ter hoogte van een passende geleiding van een grijper kan gepresenteerd worden. De inslagdraden worden door de inrichting gescheiden ter hoogte van de grijper. De draadscheider laat hierbij tevens toe dat inslagdraden die op een verschillend steunelement worden ondersteund zich volgens de lengterichting of bewegingsrichting van de grijper op een afstand van elkaar bevinden. Dit laat toe beide inslagdraden nagenoeg parallel met elkaar en op constante afstand van elkaar in een weefvak te brengen. Dit betekent dat vanaf de steuninrichting de beide inslagdraden op een afstand van elkaar liggen die voldoende is om te verhinderen dat de inslagdraden over elkaar kunnen bewegen. De uitvinding laat toe twee inslagdraden tijdens het inbrengen van elkaar gescheiden te houden en parallel met elkaar aan te slaan, dit betekent zonder dat die inslagdraden over of rond elkaar worden gelegd. Bovendien kunnen naar keuze inslagdraden afkomstig van verschillende bobijnen per twee geweven worden en parallel met elkaar ingeweven worden.
Volgens een uitvoeringsvorm van de inrichting bevinden de steunelementen zich in gebruik op een verschillende hoogte ten opzichte van de bewegingsrichting van de grijper. Bij voorkeur bevindt het steunelement dat in gebruik nabij het weefvak is opgesteld zich in een hogere positie dan het steunelement dat verwijderd van het weefvak is opgesteld. Dit is voordelig om inslagdraden te scheiden en tijdens het inbrengen in een weefvak van elkaar gescheiden te houden.
Volgens een uitvoeringsvorm van de inrichting bevinden de steunelementen zich in gebruik op een verschillende diepte ten opzichte van de bewegingsrichting van de grijper. Bij voorkeur bevindt het steunelement dat nabij het weefvak is opgesteld zich verder van de aanslaglijn dan het steunelement dat verwijderd van het weefvak is opgesteld. Dit is voordelig om inslagdraden te scheiden en tijdens het inbrengen in een weefvak van elkaar gescheiden te houden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat de grijper uit een gevergrijper. De steuninrichting wordt bij voorkeur gevormd uit een gebogen plaat waarin de steunelementen en de draadscheider zijn aangebracht.
Een uitvinding betreft ook een werkwijze voor het presenteren van twee inslagdraden aan een grijper voor een grijperweefmachine, meer in het bijzonder aan een gevergrijper voor een grijperweefmachine, waarbij elk steunelement een bijhorende inslagdraad ondersteunt in een positie dwars op de bewegingsrichting van de grijper die verschillend is van de positie van de andere inslagdraad, teneinde de bijhorende inslagdraad in een verschillende positie ten opzichte van de grijper aan de grijper te presenteren. Hierdoor kunnen beide inslagdraden aan een verschillende kant van de draadscheider gepresenteerd worden en gescheiden van elkaar gehouden worden. Hierbij worden de twee inslagdraden in een verschillende positie aan een grijper gepresenteerd, zodat elke inslagdraad ter hoogte van een passende geleiding van een grijper wordt gepresenteerd.
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen.
Figuur 1 toont een perspectief aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding voor het presenteren van inslagdraden aan gevergrijper en een gevergrijper volgens de uitvinding,
Figuur 2 toont een achterzicht volgens pijl P2 van de steuninrichting in figuur 1,
Figuur 3 toont een bovenzicht volgens pijl P3 van de steuninrichting in figuur 1,
Figuur 4 toont schematisch en vereenvoudigd een achterzicht volgens pijl P2 van de gevergrijper in figuur 1,
Figuur 5 toont schematisch, vereenvoudigd en in perspectief een stand terwijl inslagdraden van de gevergrijper door de nemergrijper worden overgenomen,
Figuur 6 toont schematisch en vereenvoudigd een vooraanzicht volgens pijl P7 van de nemergrijper in figuur 7,
Figuur 7 toont een bovenaanzicht van een nemergrijper volgens de uitvinding.
De inrichting 1 voor het presenteren van inslagdraden aan een gevergrijper 10 bevat een aantal presenteerelementen 11 tot 16 die tussen een rustpositie en een presentatiepositie beweegbaar zijn. De presenteerelementen 11 en 15 zijn in presentatiepositie weergegeven, terwijl de presenteerelementen 12, 13, 14 en 16 in rustpositie zijn weergegeven. Duidelijkheidshalve zijn slechts twee inslagdraden 2 en 3 weergegeven die bij het uitvoeringsvoorbeeld gepresenteerd zijn door bijhorende presenteerelementen 11 en 15. Verder bevat de inrichting 1 een steuninrichting 4 voor inslagdraden die tussen de presenteerelementen en een gevergrijper 10 is opgesteld. De steuninrichting 4 bevat twee steunelementen 5 en 6 en een draadscheider 7 die de steunelementen 5 en 6 van elkaar scheidt. Zoals zichtbaar strekken de steunelementen 5 en 6 zich in gebruik nagenoeg volgens de bewegingsrichting B van de gevergrijper 10 uit. Het steunelement 5 steunt de inslagdraad 2 in een eerste positie dwars op de bewegingsrichting B van de gevergrijper 10, terwijl het steunelement 6 de inslagdraad 3 steunt in een tweede positie dwars op de bewegingsrichting B. De steuninrichting 4 is vast bevestigd aan een vast opgestelde steunbalk 8, waaraan ook een inslagschaar 9 is bevestigd. De draadscheider 7 verhindert dat de inslagdraad 3 met het steunelement 5 of de inslagdraad 2 met het steunelement 6 kan contact maken.
De steunelementen 5 en 6 bevinden zich zoals weergegeven in figuren 1 en 2 in gebruik volgens hoogterichting H op een verschillende hoogte ten opzichte van de bewegingsrichting B van de gevergrijper, meer in het bijzonder is er een hoogteverschil Hl tussen beide. Het steunelement 5 dat zich nabij het weefvak 17 bevindt is hierbij hoger opgesteld dan het verder van het weefvak 17 verwijderde steunelement 6. De steunelementen 5 en 6 bevinden zich zoals meer verduidelijkt in figuur 3 in gebruik volgens diepterichting D op een verschillende diepte ten opzichte van de bewegingsrichting B van de gevergrijper, meer in het bijzonder is er een diepteverschil Dl tussen het gedeelte van het steunelement 5 nabij de dwarsgeleiding 19 en het gedeelte van het steunelement 6 nabij de draadscheider 7. Het steunelement 5 dat nabij het weefvak 17 is opgesteld bevindt zich volgens diepterichting D meer weg van de aanslaglijn 20 dan het steunelement 6 dat verwijderd van het weefvak 17 is opgesteld. De steuninrichting 4 bestaat uit een gebogen plaat 18 waarin de steunelementen 5 en 6, de draadscheider 7 en de dwarsgeleiding 19 zijn aangebracht. De plaat 18 is gebogen ter hoogte van de draadscheider 7 en van de dwarsgeleiding 19. Ter hoogte van de dwarsgeleiding 19 en van de draadscheider 7 kunnen sleetvaste elementen aangebracht worden om de sleet van de steuninrichting 4 te beperken.
Zoals verduidelijkt in figuren 1, 4 en 5 bevat de gevergrijper 10 een grijperbehuizing 21 die meerdere geleidingen voor inslagdraden bevat. Een aantal geleidingen zoals geleidingen 22 en 23 geleiden inslagdraden naar een draadkiem 24, terwijl andere geleidingen 25 en 26 inslagdraden geleiden naar een aanslag 27 of 28. Volgens de uitvinding bevat de gevergrijper 10 tevens een draadscheider 29 die voorzien is van twee geleidingen 30 en 31 om inslagdraden naar een aanslag 27 of 28 te geleiden. De geleidingen 30 en 31 zijn elk aan een verschillende kant van de draadscheider 29 aangebracht. De draadscheider 29 is nabij een zijkant 32 van de gevergrijper 10 aangebracht die weg van de draadkiem 24 is gelegen. De draadscheider 29 is hierbij nabij de zijkant 32 van de gevergrijper 10 gelegen die tijdens het opnemen van inslagdraden nabij de steuninrichting 4 is gelegen.
Volgens de uitvinding worden vooreerst twee inslagdraden 2 en 3 aan de gevergrijper 10 gepresenteerd, die elk door een bijhorend steunelement 5 of 6 in een bepaalde positie dwars op de bewegingsrichting B van de gevergrijper 10 zijn ondersteund. Daar de positie van beide inslagdraden 2 en 3 door het hoogteverschil Hl verschillend is, zullen de inslagdraden 2 en 3 zich in een verschillende positie ten opzichte van de gevergrijper 10 bevinden terwijl die aan de gevergrijper 10 worden gepresenteerd bij het naar het weefvak 17 toe bewegen van de gevergrijper 10. Door de vorm en de afmetingen van de steuninrichting 4 en de gevergrijper 10 en door hun onderlinge opstelling, zal de hoogst gelegen inslagdraad 2 tussen de geleidingen 25 en 30 naar de aanslag 27 geleid worden, terwijl de laagst gelegen inslagdraad 3 tussen de geleidingen 26 en 31 naar de aanslag 28 zal geleid worden. Dit betekent dat afhankelijk van de positie van de aan een gevergrijper 10 gepresenteerde inslagdraad 2 of 3, deze inslagdraad 2 of 3 door de draadscheider 29 naar een bepaalde aanslag 27 of 28 zal geleid worden. Dit laat toe twee inslagdraden 2 en 3 die op een verschillende hoogte aan de gevergrijper 10 worden gepresenteerd van elkaar te scheiden terwijl die door de gevergrijper 10 naar een bijhorende aanslag 27 of 28 worden geleid. In figuur 4 worden de inslagdraden 2, 3 schematisch als punt weergegeven, meer in het bijzonder wordt het snijpunt van de inslagdraden met een vlak ter hoogte van de zijkant 32 weergegeven.
Zoals verduidelijkt in figuren 4 en 5 is de draadscheider 29 nagenoeg volgens langsrichting van de gevergrijper 10 ter hoogte van de zijkant 32 van de gevergrijper 10 aangebracht. Dit betekent dat de draadscheider 29 een component vertoont die zich uitstrekt volgens de langsrichting van de gevergrijper 10. Hierbij vormen de geleidingen 25 en 30 een gleuf 33 en de geleidingen 26 en 31 een gleuf 34 ter hoogte van de zijkant 32 van de gevergrijper 10. De gleuf 33 eindigt hierbij op een aanslag 27 en de gleuf 34 op een aanslag 28, waarbij de aanslagen 27 en 28 volgens langsrichting van de gevergrijper 10 op een afstand Ά1 van elkaar zijn aangebracht. Het voorzien van de draadscheider 29 nabij de zijkant 32 en zodoende nabij de steuninrichting 4 biedt het voordeel dat de inslagdraden 2, 3 door de steuninrichting 4 nauwkeurig ten opzichte van de gevergrijper 10 gepresenteerd worden, dit betekent onder meer dat hun hoogtepositie ten opzichte van de zijkant 32 van de gevergrijper 10 nauwkeurig bepaald is.
Hierbij kunnen twee inslagdraden 2 en 3 met een gevergrijper 10 opgenomen worden zodat de ene inslagdraad 2 boven de draadscheider 29 komt te liggen en de andere inslagdraad 3 onder de draadscheider 29 komt te liggen, zodat beide inslagdraden 2 en 3 elk aan een verschillende kant van de draadscheider 29 en naar een verschillende aanslag 27 of 28 worden geleid. De draadscheider 29 kan op verschillende wijzen aan de gevergrijper 10 aangebracht worden, bijvoorbeeld gelast, gesoldeerd, gelijmd of op nog een andere dergelijke wijze.
Daar de inslagdraden 2 en 3 elk aan een verschillende kant van de draadscheider 29 worden geleid en respectievelijk langsheen de dwarsgeleiding 19 en de draadscheider 7 worden geleid, blijven de inslagdraden 2, 3 tijdens het verder bewegen van de gevergrijper 10 doorheen het weefvak 17 van elkaar gescheiden, nagenoeg parallel met elkaar en kunnen elkaar niet raken.
De in figuren 6 en 7 weergegeven nemer grijper 40 bevat een klemhaak 35 waaraan een inlegstuk 36 is aangebracht dat een klemvlak 37 van de klemhaak 35 vormt. Volgens een variante kan de klemhaak eveneens rechtstreeks, dit is zonder inlegstuk aan de klemhaak voorzien worden. Tevens bevat de nemergrijper 40 een klemelement 38 dat van een klemvlak 39 is voorzien. Het klemelement 38 kan heen en weer ten opzichte van de grijperbehuizing 41 door middel van een aandrijfhefboom 42 nagenoeg in langsrichting van de nemergrijper 40 heen en weer bewogen worden. Hierbij drukt een veer 43 het klemelement 38 naar de klemhaak 35 toe zodat de klemvlakken 37 en 39 naar elkaar gedrukt worden om toe te laten een inslagdraad tussen het klemvlak 37 en het klemvlak 39 te klemmen. Volgens de uitvinding is nabij het voorste einde 44 van de nemergrijper 40 een draadscheider 45 aangebracht die toelaat twee inslagdraden 2 en 3 van elkaar te scheiden terwijl die tussen de klemvlakken 37 en 39 geklemd worden. De draadscheider 45 is nagenoeg in het midden tussen de haakopening 46 van de klemhaak 35 aangebracht. De draadscheider 45 is nabij het voorste einde 44 van de nemergrijper 40 bevestigd.
Hierbij wordt de draadscheider 45 nabij de bovenkant 47 van het voorste einde 45 van nemergrijper 40 bevestigd. De draadscheider 45 is iets naar onder gericht, meer in het bijzonder is het weg van het voorste einde 44 gelegen uiteinde 48 van de draadscheider 45 naar onder gericht. De draadscheider 45 kan aan de nemergrijper 10 gelast worden. Volgens een variante kan die aan de nemergrijper 40 gesoldeerd of gelijmd worden. Uiteraard zijn ook nog andere wijzen van bevestigen mogelijk.
Teneinde het scheiden van de inslagdraden te bevorderen eindigt het uiteinde 48 van de draadscheider 45 volgens de langsrichting L van de nemergrijper 40, dit is ook de bewegingsrichting van de nemergrijper 40, op een grotere afstand van het voorste einde 44 van de nemergrijper 40 dan het uiteinde 49 van de klemhaak 35, meer in het bijzonder het uiteinde 49 van het inlegstuk 36 van de klemhaak 35. Hierbij zijn de uiteinden 48 en 49 volgens de langsrichting op een afstand Ll van elkaar aangebracht. Tevens kan het uiteinde 48 van de draadscheider 45 iets meer naar de zijkant 50 van de nemergrijper 40 toe zijn gelegen dan het uiteinde 49 van de klemhaak 35, meer in het bijzonder eindigen het uiteinde 48 en het uiteinde 49 op een afstand D2 van elkaar in een richting loodrecht op de bewegingsrichting of langsrichting L van de nemergrijper 40. Hierbij is de zijkant 50 in gebruik nagenoeg in het verlengde van de zijkant 32 van de gevergrijper 10 gelegen of volgens dwarsrichting gericht,naar het steunelement 4.
De twee inslagdraden 2, 3 worden hierbij overgegeven van de gevergrijper 10 aan een nemergrijper 40 door de gevergrijper 10 en de nemergrijper 40 tijdens de overgave in een onderlinge positie bewegen zoals weergegeven in figuur 5. Hierbij wordt tijdens het naar elkaar toe bewegen van de gevergrijper 10 en de nemergri jper 40 de ene inslagdraad 2 voorbij de draadscheider 45 bewogen terwijl de andere inslagdraad 3 niet voorbij de draadscheider 45 wordt bewogen. Dit betekent dat de inslagdraad 2 zowel voorbij het uiteinde 48 als het uiteinde 49 wordt bewogen, terwijl de inslagdraad 49 enkel voorbij het uiteinde 49 wordt bewogen. In de uiterste onderlinge positie van de gevergrijper 10 en de nemergrijper 40 bevinden de inslagdraden 2, 3 zich ongeveer zoals schematisch weergegeven in figuur 6. Tijdens het terug uit elkaar bewegen van de gevergrijper 10 en de nemergrijper 40 komt de inslagdraad 3 tussen het klemvlak 37 en de draadscheider 45 terecht, terwijl de inslagdraad 2 tussen de draadscheider 45 en het klemelement 38 terecht komt. Hierbij bevinden zich dan de opgenomen inslagdraden 2 en 3 elk aan een andere kant van de draadscheider 45 en worden door de draadscheider 45 gescheiden. Na het opnemen van de inslagdraden beweegt de nemergrijper 40 naar rechts weg van de gevergrijper 10 en weg van de steuninrichting 4 en strekken de inslagdraden 2, 3 zich uit zoals weergegeven in figuur 7 van de nemergrijper 40 naar de steuninrichting 4.
Hierbij bevinden de nemergrijper 40 en de inslagdraden 2 en 3 zich tijdens de overgave in een positie zodat de ene inslagdraad 2 voorbij de draadscheider 45 wordt bewogen, terwijl de andere inslagdraad 3 niet voorbij de draadscheider 45 wordt bewogen. Volgens een andere mogelijkheid van de voornoemde uitvoeringsvorm worden de afstanden D2 en Ll zoals aangeduid in figuur 7 zodanig gekozen dat de inslagdraden 2 en 3 onafhankelijk van de onderlinge positie volgens de langsrichting L van de gevergrijper 10 eh de nemergrijper 40 bij de overgave, door de ligging van de inslagdraden 2, 3 ter hoogte van de gevergrijper 10 telkens aan een gepaste kant van de draadscheider 45 worden geleid. Het in een onderlinge positie brengen van de gevergrijper 10 en de nemergrijper 40 waarbij de inslagdraden 2 en 3 zich volgens langsrichting L bevinden zoals in figuur 6 weergegeven, biedt als voordeel dat de beide inslagdraden 2 en 3 gepast kunnen overgegeven worden zelfs indien hun gescheiden ligging nagenoeg volgens eenzelfde langsvlak in de gevergrijper 10 is.
Het is duidelijk dat begrippen zoals boven, onder, hoogte, diepte, links, rechts en dergelijk niet absoluut bedoeld zijn, maar eerder bedoeld zijn om de weergegeven uitvoeringsvormen meer te verduidelijken. Het is duidelijk dat de ganse inrichting in een andere relatieve positie kan gebracht worden. De bewegingsrichting van de gevergrijper 10 en van de nemergrijper 40 valt bij de weergegeven uitvoeringsvormen eveneens samen met de langsrichting van de gevergrijper 10 en van de nemergrijper 40.
Door het feit dat tijdens het inbrengen van de twee inslagdraden 2, 3 gescheiden van elkaar worden gehouden, is het mogelijk de inslagdraden 2, 3 onderling in positie te houden, hetgeen toelaat tijdens het samen aanslaan van beide inslagdraden 2, 3 deze inslagdraden parallel met elkaar aan te slaan en in te weven. Belangrijk volgens de uitvinding is dat de inslagdraden 2, 3 niet alleen ter hoogte van de inrichting 1 voor het presenteren en ter hoogte van de gevergrijper 10 gescheiden gehouden worden, maar tevens ter hoogte van de nemergrijper 40 gescheiden en V.
nagenoeg parallel gehouden worden. Het gescheiden houden ter hoogte van de nemergrijper 40 is vooral van belang voor het aanslaan van beide inslagdraden 2, 3 en meer in het bijzonder voor het parallel inweven van beide inslagdraden 2, 3. Met parallel inweven wordt bedoeld dat de beide inslagdraden 2, 3 in het weefsel eveneens parallel met elkaar blijven en niet over elkaar draaien.
Het is duidelijk dat eveneens twee andere inslagdraden op een gelijkaardige wijze samen in het weefvak kunnen gebracht worden, waarbij bijvoorbeeld de ene inslagdraad door één van de presenteerelementen 11, 12 of 13 wordt gepresenteerd en de andere .inslagdraad door één van de presenteerelementen 14, 15 of 16 wordt gepresenteerd. Hierbij kunnen telkens twee inslagdraden naar keuze via een gekozen presenteerelement in het weefvak gebracht worden. Hierdoor is de uitvinding niet beperkt tot het inbrengen van één van de twee inslagdraden vanaf een bepaalde draadvoorraad, zoals dit bijvoorbeeld het geval is bij EP 633336.
Niettegenstaande bij de weergegeven uitvoeringsvormen telkens twee inslagdraden worden ingebracht, is het uiteraard ook mogelijk met een inrichting, een gevergrijper en een nemergrijper volgens de uitvinding slechts één enkele inslagdraad in te brengen. Uiteraard is het niet uitgesloten bijvoorbeeld drie of meer inslagdraden met een inrichting, een gevergrijper en een nemergrijper volgens de uitvinding samen in te brengen. In dit geval kunnen twee groepen inslagdraden gescheiden van elkaar ingebracht en parallel aan elkaar ingeweven worden.
Het is eveneens duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot het gebruik van zes presenteerelementen 11 tot 16, maar dat eender welk aantal presenteerelementen kan aangewend worden, bijvoorbeeld vier, acht of twaalf presenteerelementen. Indien slechts met twee inslagdraden wordt geweven, kunnen de presenteerelementen vervangen worden door een vast opgesteld draadoog. Eveneens kan een groep presenteerelementen 11, 12 en 13 aangewend worden, terwijl de andere groep presenteerelementen 14, 15 en 16 vervangen kan worden door een vast opgesteld draadoog. Andere combinaties van presenteerelementen en draadogen zijn uiteraard ook mogelijk.
De gevergrijper 10 en de nemergrijper 40 kunnen op gekende wijze aan het voorste uiteinde van een grijperband of grijperstang aangebracht worden, waarmee die in en uit een weefvak 17 kunnen bewogen worden. De grijperbehuizingen 21, 41 kunnen bestaan uit metaal, bijvoorbeeld licht metaal.
Niettegenstaande in de weergegeven uitvoeringsvormen twee inslagdraden 2 en 3 door middel van een gevergrijper 10 en een nemergrijper 40 worden ingebracht, is het volgens een variante eveneens mogelijk een inslagdraad met enkel een gevergrijper of met enkel een nemergrijper over de volledige weefbreedte in te brengen. Indien het inbrengen van inslagdraden met enkel een gevergrijper gebeurt, dan neemt de gevergrijper een inslagdraad op zoals weergegeven in figuur 1 en brengt die naar de overzijde van het weefvak. Aan de overzijde van het weefvak kan hierbij een vast opgestelde klemhaak aangebracht worden die gelijkaardig is uitgevoerd als het voorste einde van de nemergri jper. Indien het inbrengen van inslagdraden enkel met een nemergrijper gebeurt, dan neemt de nemergrijper een gepresenteerde inslagdraad op, die gepresenteerd werd zoals in figuur 1 en brengt die naar de overzijde van het weefvak. In dit geval kan de nemergrijper 40 in een positie ten opzichte van de inslagdraden 2, 3 ter hoogte van de steuninrichting 4 gebracht worden die gelijkaardig is als weergegeven in figuur 6. Grijperweefmachines die gebruik maken van een gevergrijper en een nemergrijper zijn het ' meest verspreid.
De weergegeven uitvoeringsvoorbeelden dienen enkel ter verduidelijking van de uitvinding. Varianten zijn zonder meer mogelijk, in het bijzonder met betrekking tot de vorm van de geleidingen en de posities van de inslagdraden. Tevens zijn combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen mogelijk die onder de beschermingsomvang van de conclusies vallen. Bij dergelijke varianten en combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen worden tevens de inslagdraden 2 en 3 zodanig geleid dat die van elkaar gescheiden blijven en het mogelijk maken beide inslagdraden 2, 3 samen parallel of evenwijdig aan elkaar aan te slaan en in te weven. De combinatie van het aanwenden van een draadscheider 7, een draadscheider 29 en een draadscheider 45 laat toe de inslagdraden 2 en 3 gedurende hun samen inbrengen continu gescheiden van elkaar te houden en na hun inbrengen parallel aan elkaar aan te slaan, zodat een weefsel met parallelle inslagdraden wordt bekomen, waarbij inslagdraden 2 en 3 samen ingebracht werden.

Claims (23)

1. Nemergrijper voor een grijperweefmachine die een van een klemvlak (37) voorziene klemhaak (35) en een van een klemvlak (39) voorzien klemelement (38) bevat om een inslagdraad (2, 3) tussen het klemvlak (37) van de klemhaak (35) en het klemvlak (39) van het klemelement (38) te klemmen, daardoor gekenmerkt dat ter hoogte van het voorste einde (44) van de nemergrijper (40) een draadscheider (45) is aangebracht die toelaat twee inslagdraden (2, 3) van elkaar te scheiden terwijl die geklemd worden.
2. Nemergrijper volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de draadscheider (45) nagenoeg in het midden tussen de haakopening (46) van de klemhaak (35) is aangebracht.
3. Nemergrijper volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de draadscheider (45) nabij het voorste einde (44) van de nemergrijper (40) is bevestigd.
4. Nemergrijper volgens één van de conclusies 1 of 3, daardoor gekenmerkt dat de draadscheider (45) nabij de bovenkant (47) van het voorste einde (44) van nemergrijper (40) is bevestigd.
5. Nemergrijper volgens één van de conclusies 1 of 4, daardoor gekenmerkt dat draadscheider (45) iets naar onder is gericht.
6. Nemergrijper volgens één van de conclusies 1 of 5, daardoor gekenmerkt dat de draadscheider (45) aan de nemergrijper (40) is gelast, is gesoldeerd, is gelijmd of op nog een andere dergelijke wijze is aangebracht.
7. Nemergrijper volgens één van de conclusies 1 of 6, daardoor gekenmerkt dat het uiteinde (48) van de draadscheider (45) volgens de langsrichting van de nemergrijper (40) op een grotere afstand van het voorste einde (44) van de nemergrijper (40) eindigt dan het uiteinde (49) van de klemhaak (35).
8. Werkwijze voor het overgeven van twee inslagdraden aan een nemergrijper (40) , meer in het bijzonder het overgeven van twee inslagdraden van een gevergrijper (10) aan een nemergrijper (40), daardoor gekenmerkt dat nemergrijper (40) en de inslagdraden (2, 3) tijdens de overgave zich in een positie bevinden zodat de ene inslagdraad (2) voorbij de draadscheider (45) wordt bewogen terwijl de andere inslagdraad (3) niet voorbij de draadscheider (45) wordt bewogen.
9. Gevergrijper voor een grijperweefmachine die een grijperbehuizing (21) bevat die geleidingen voor inslagdraden bevat, waarbij de geleidingen inslagdraden (2, 3) naar een aanslag (27, 28) en/of naar een draadkiem (24) geleiden, daardoor gekenmerkt dat nabij een zijkant (32) van de gevergrijper (10) die weg van de draadkiem (24) is gelegen een draadscheider (29) is aangebracht die toelaat twee inslagdraden (2, 3) die op een verschillende hoogte aan de gevergrijper (10) worden gepresenteerd van elkaar te scheiden terwijl die door de gevergrijper (10) naar een aanslag (27, 28) worden geleid.
10. Gevergrijper volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de draadscheider (29) nagenoeg volgens langsrichting van de gevergrijper (10) ter hoogte van de zijkant (32) van de gevergrijper (10) is aangebracht.
11. Gevergrijper volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat aan elke kant van de draadscheider (29) een geleiding (30, 31) is voorzien die een inslagdraad (2, 3) naar een aanslag (27, 28) geleid.
12. Gevergrijper volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat door geleidingen (25, 30; 26, 31) twee gleuven (33, 34) gevormd worden nabij de zijkant (32) van de gevergrijper (10).
13. Gevergrijper volgens één van de conclusies 9 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de twee aanslagen (27, 28) volgens langsrichting van de gevergrijper (10) op een afstand van elkaar zijn aangebracht.
14. Gevergrijper volgens één van de conclusies 9 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de draadscheider (29) aan de gevergrijper (10) is gelast, is gesoldeerd, is gelijmd of op nog een andere dergelijke wijze is aangebracht.
15. Werkwijze voor het opnemen van twee inslagdraden met een gevergrijper, daardoor gekenmerkt dat de gevergrijper (10) de ene inslagdraad (2) boven de draadscheider (29) opneemt terwijl de gevergrijper (10) de andere inslagdraad (3) onder de draadscheider (29) opneemt, teneinde de beide inslagdraden (2, 3) aan een verschillende kant van de draadscheider (29) naar een aanslag (27, 28) te geleiden.
16. Inrichting voor het presenteren van inslagdraden aan een grijper (10, 40) voor een grijperweefmachine, meer in het bijzonder aan een gevergrijper (10) voor een grijperweefmachine, waarbij de inrichting (1) meerdere presenteerelementen (11, 12, 13, 14, 15, 16) bevat die tussen een rustpositie en een presentatiepositie beweegbaar zijn en een steuninrichting (4) bevat die tussen de presenteerelementen (11/ 12, 13, 14, 15, 16) en een grijper (10, 40) opstelbaar is om een inslagdraad (2, 3) te steunen terwijl de inslagdraad (2, 3) door de grijper (10, 40) wordt opgenomen, daardoor gekenmerkt dat de steuninrichting (4) twee steunelementen (5, 6) bevat die door een draadscheider (7) van elkaar gescheiden zijn, waarbij de steunelementen (5, 6) in gebruik zich nagenoeg volgens de bewegingsrichting van de grijper (10, 40) uitstrekken en waarbij elk steunelement (5, 6) toelaat een bijhorende inslagdraad (2, 3) te ondersteunen in een positie dwars op de bewegingsrichting van de grijper (10, 40) die verschillend is van de positie van de andere inslagdraad (2,3).
17. Inrichting volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de steunelementen (5, 6) zich in gebruik op een verschillende hoogte ten opzichte van de bewegingsrichting van de grijper (10, 40) bevinden.
18. Gevergrijper volgens conclusie 16 of 17, daardoor gekenmerkt dat het steunelement (5) dat in gebruik nabij het weefvak is opgesteld in een hogere positie dan het steunelement (6) dat verwijderd van het weefvak (17) is opgesteld.
19. Gevergrijper volgens één van de conclusies 16 tot 18, daardoor gekenmerkt dat de steunelementen (5, 6) zich in gebruik op een verschillende diepte ten opzichte van de bewegingsrichting van de grijper (10, 40) bevinden.
20. Gevergrijper volgens één van de conclusies 16 tot 19, daardoor gekenmerkt dat het steunelement (5) dat nabij het weefvak (17) is opgesteld zich meer weg van de aanslaglijn (20) bevindt dan het steunelement (6) dat verwijderd van het weefvak (17) is opgesteld.
21. Gevergrijper volgens één van de conclusies 16 tot 20, daardoor gekenmerkt dat de steuninrichting ( 5, 6 ) een gebogen plaat (18) bevat waarin de steunelementen (5, 6) en de draadscheider (7) zijn aangebracht.
22. Werkwijze voor het presenteren van twee inslagdraden aan een grijper (10, 40) voor een grijperweefmachine, meer in het bijzonder aan een gevergrijper (10) voor een grijperweefmachine, waarbij elk steunelement (5, 6) een bijhorende inslagdraad (2, 3) ondersteunt in een positie dwars op de bewegingsrichting van de grijper (10, 40) die verschillend is van de positie van de andere inslagdraad (2, 3), teneinde de bijhorende inslagdraad (2, 3) in een verschillende positie ten opzichte van de grijper (10, 40) aan de grijper (10, 40) te presenteren.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, daardoor gekenmerkt dat twee inslagdraden (2, 3) in een verschillende positie aan een grijper (10, 40) gepresenteerd worden, zodat elke inslagdraad (2, 3) ter hoogte van een passende geleiding van een grijper (10, 40) wordt gepresenteerd.
BE2008/0261A 2008-05-07 2008-05-07 Nemergrijper, gevergrijper en inrichting voor een grijperweefmachine. BE1018116A3 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2008/0261A BE1018116A3 (nl) 2008-05-07 2008-05-07 Nemergrijper, gevergrijper en inrichting voor een grijperweefmachine.
CN200980117493.4A CN102016145B (zh) 2008-05-07 2009-05-05 用于片梭织机的接纱片梭、供纱片梭和装置
EP13155075.8A EP2594671B1 (en) 2008-05-07 2009-05-05 Device and method for presenting weft threads to a gripper of a gripper weaving machine
EP09741855.2A EP2300651B1 (en) 2008-05-07 2009-05-05 Receiving gripper, feed gripper and device for a gripper weaving machine
PCT/EP2009/003198 WO2009135636A1 (en) 2008-05-07 2009-05-05 Receiving gripper, feed gripper and device for a gripper weaving machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE200800261 2008-05-07
BE2008/0261A BE1018116A3 (nl) 2008-05-07 2008-05-07 Nemergrijper, gevergrijper en inrichting voor een grijperweefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1018116A3 true BE1018116A3 (nl) 2010-05-04

Family

ID=40428310

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2008/0261A BE1018116A3 (nl) 2008-05-07 2008-05-07 Nemergrijper, gevergrijper en inrichting voor een grijperweefmachine.

Country Status (4)

Country Link
EP (2) EP2594671B1 (nl)
CN (1) CN102016145B (nl)
BE (1) BE1018116A3 (nl)
WO (1) WO2009135636A1 (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN101988230B (zh) * 2010-11-26 2012-05-23 浙江奔特纺织机械有限公司 一种适用于挠性剑杆织机的剑头组件
ITPD20110249A1 (it) * 2011-07-21 2013-01-22 Smit Textile S P A Telaio tessile a singola pinza
CN105658856B (zh) * 2013-10-24 2018-01-09 米歇尔.范德威尔公司 送纬剑杆头、送纬剑杆、剑杆式织机 及织机引入纬纱方法
BE1023036A1 (nl) * 2015-05-07 2016-11-09 Picanol Nv Grijperopener voor een weefmachine
BE1023978B1 (nl) * 2016-03-25 2017-09-28 Picanol N.V. Grijper voor een grijperweefmachine
DE102018222722B3 (de) 2018-12-21 2019-12-19 Lindauer Dornier Gesellschaft Mit Beschränkter Haftung Bringer-greiferkopf, webmaschine mit einem solchen bringer-greiferkopf und verfahren zum doppelschusseintrag
EP4101960A1 (en) 2021-06-10 2022-12-14 Picanol Gripper for a rapier weaving machine
WO2022258443A1 (en) 2021-06-10 2022-12-15 Picanol Gripper for a rapier weaving machine

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH04209852A (ja) * 1990-11-30 1992-07-31 Kanebo Ltd 緯糸の2本同時挿入方法およびそれに用いる溝付きインサートレピアならびに溝付きキヤリアレピア
WO2000029651A2 (en) * 1998-11-17 2000-05-25 Sulzer Tessile S.R.L. Bringer gripper for looms without shuttles, particularly suited for the simultaneous introduction of multiple wefts into a warp inlet

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH510151A (de) 1969-10-31 1971-07-15 Dornier Gmbh Lindauer Schussfadeneintragungsvorrichtung an schützenlosen Webmaschinen
EP0161014B1 (en) 1984-04-06 1988-09-21 Picanol N.V. Weft cancellation mechanism for gripper looms
FR2606040B1 (fr) 1986-10-31 1988-12-02 Materiel Textile Ste Alsacienn Dispositif pour l'insertion des fils de trame sur les metiers a tisser sans navette
EP0633336A1 (de) 1993-07-06 1995-01-11 Sulzer RàœTi Ag Verfahren zum gleichzeitigen Eintragen von zwei Schussfäden und Webmaschine mit Anordnung zur Durchführung des Verfahrens
DE19948960A1 (de) 1999-10-11 2001-04-12 Picanol Nv Nehmergreifer für eine Greiferwebmaschine
DE10114755A1 (de) 2001-03-21 2002-09-26 Picanol Nv Nehmergreifer für eine Greiferwebmaschine
DE10349645A1 (de) 2003-10-21 2005-06-02 Picanol N.V. Verfahren zum Auswählen und Zustellen von Schussfäden und Greiferwebmaschine mit einer Vorrichtung zum Auswählen und Zustellen von Schussfäden
KR100498003B1 (ko) * 2004-10-21 2005-07-01 대흥정밀공업 주식회사 관성력과 위사장력을 이용한 레피어직기용 레피어 및 그리퍼
JP4209852B2 (ja) * 2005-02-25 2009-01-14 株式会社タチエス 自動車シートに用いる樹脂サイド・カバー
CN2841695Y (zh) * 2005-11-01 2006-11-29 山东济宁如意毛纺织股份有限公司 一种送纬剑头

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH04209852A (ja) * 1990-11-30 1992-07-31 Kanebo Ltd 緯糸の2本同時挿入方法およびそれに用いる溝付きインサートレピアならびに溝付きキヤリアレピア
WO2000029651A2 (en) * 1998-11-17 2000-05-25 Sulzer Tessile S.R.L. Bringer gripper for looms without shuttles, particularly suited for the simultaneous introduction of multiple wefts into a warp inlet

Also Published As

Publication number Publication date
EP2300651A1 (en) 2011-03-30
EP2300651B1 (en) 2013-10-09
CN102016145A (zh) 2011-04-13
CN102016145B (zh) 2013-03-27
WO2009135636A8 (en) 2010-11-18
EP2594671B1 (en) 2016-08-03
EP2594671A1 (en) 2013-05-22
WO2009135636A1 (en) 2009-11-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1018116A3 (nl) Nemergrijper, gevergrijper en inrichting voor een grijperweefmachine.
BE1012782A3 (nl) Inrichting voor het spannen en terugtrekken van vanaf een weefrek naar een weefmachine geleide kettingdraden.
BE1016032A6 (nl) Werkwijze en inrichting voor het weven van poolweefsels met afstandhouder en dubbele houderelementen.
BE1017477A3 (nl) Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding.
BE1013594A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.
BE1016753A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.
BE1026412B1 (nl) Gevergrijperkop
BE1008130A4 (nl) Grondkettinggarenscheidings- en spanningsinrichting voor dubbelstukweefmachine, in het bijzonder voor tapijt- en fluweelweefmachines.
US6382262B1 (en) Apparatus for forming a leno weave
BE1018102A3 (nl) Inrichting voor het spannen van een leno-draad voor een broekhevelinrichting voor een weefmachine.
BE1010334A3 (nl) Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad bij een grijperweefmachine.
BE1013733A3 (nl) Inrichting voor het automatisch wisselen van draadvormige materialen in een draadverwerkende machine.
FR2459312A1 (fr) Machine rachel ayant un peigne guide-fil plongeant dans la nappe de fils
BE1014135A3 (nl) Inrichting voor het aanreiken van inslagdraden op een grijperweefmachine.
CZ221494A3 (en) Device for handling healds for drawing-in machines for healding warp threads
BE1021782B1 (nl) Gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijper in een dergelijke grijperweefmachine
CN103173924B (zh) 用于将纱层敷设到两个相互间隔平行延伸的输送链上的设备
BE1021697B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het tegelijkertijd inbrengen van twee inslagdraden
TW200541B (nl)
BE1017456A3 (nl) Een inrichting voor het behoud van de weefselbreedte van een weefsel op een weefmachine.
US1730024A (en) Multicolor-weft-replenishing mechanism
BE1012233A3 (nl) Grijperweefmachine met geleidingmiddelen voor een grijperband.
BE906126A (nl) Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines.
BE1021814B1 (nl) Gevergrijperkop, gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijperkop in een dergelijke grijperweefmachine
BE1015918A5 (nl) Weefmachine en werkwijze voor het weven van poolweefsels bestaande uit inslaggarens grondkettinggarens en poolkettinggarens.