BE906126A - Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines. Download PDF

Info

Publication number
BE906126A
BE906126A BE07217669A BE217669A BE906126A BE 906126 A BE906126 A BE 906126A BE 07217669 A BE07217669 A BE 07217669A BE 217669 A BE217669 A BE 217669A BE 906126 A BE906126 A BE 906126A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft
drawer
weft thread
gripper
reed
Prior art date
Application number
BE07217669A
Other languages
English (en)
Inventor
Johny Debaes
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiele Michel Van De Nv filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to BE07217669A priority Critical patent/BE906126A/nl
Publication of BE906126A publication Critical patent/BE906126A/nl
Priority to US07/129,164 priority patent/US4875507A/en
Priority to EP19870118950 priority patent/EP0273350A3/de
Priority to DD87311608A priority patent/DD267069A5/de

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines met het kenmerk dat de inslagdraad, ter hoogte van de inslagsnijinrichting bij de plaats waar de inslaginbrengmiddelen vertrekken met een nieuwe inslagdraad, ten opzichte van de bewegende lade van de weefmachine verplaatst wordt over een aantal posities die overeenstemmen met de verschillende fasen van de inslaginbeng bij het weven.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   BESCHRIJVING BEHORENDE BIJ DE   OCTROOIAANVRAGE   van
N. V. MICHEL VAN DE WIELE
M. Vandewielestraat 7/17 te 8510 KORTRIJK-MARKE
Betreffende "Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines". 



  Uitvinder : Debaes, Johny. 



   De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het geleiden van de inslagdraden bij het weven voor, tijdens en   ná   hun inbreng in het weefsel. De huidige uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting die de werkwijze volgens de uitvinding uitvoert. De uitvinding heeft tevens betrekking op weefmachines waarop de werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast en op weefmachines voorzien van een inrichting volgens de uitvinding. 



   De manipulaties die een inslagdraad tijdens het weven ondergaat zijn de volgende. Na het afsnijden van de vorige inslagdraad, wordt het afgesneden uiteinde van de volgende inslagdraad op een zodanige manier op twee punten vastgehouden dat de middelen die de inslagdraad door de gaap trekken, dat uiteinde kunnen meenemen. Die twee punten zijn over het algemeen enerzijds de kleminrichting van de inslagsnijinrichting en anderzijds een inslaggeleide-orgaan. Vervolgens wordt die inslagdraad door de gaap heen getrokken door de inslaginbrengmiddelen. Als de inslagdraad volledig door de gaap is getrokken, wordt die nieuwe inslagdraad tegen het weefsel 
 EMI1.1 
 aangedrukt door het riet, waarop de inslagsnijinrichting die 0 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 
 EMI2.1 
 inslagdraad lossnijdt en het uiteinde van de volgende inslagC > draad blijft vastklemmen. 



   De werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding zijn in het bijzonder van toepassing voor grijperweefmachines. 



  Bij dergelijke weefmachines bestaan de middelen voor het inbrengen van de inslagdraden uit een paar grijperstangen waarvan er één aan elke zijde van het riet staat opgesteld. De eerste grijperstang, de gevergrijperstang, neemt de inslagdraad tot ongeveer halverwege de weefselbreedte mee, waar de tweede grijperstang, de nemergrijperstang, de inslagdraad overneemt en volledig door de gaap trekt. De inslagsnijinrichting kan daarbij vast, op het frame, of beweegbaar, op de lade, zijn opgesteld. 



   Bij gekende weefmachines bestaat het inslaggeleideorgaan over het algemeen uit een inslagaangeefnaald die op het frame of op de lade, en dus met het riet meebewegend, is opgesteld. Deze opstelling van het inslaggeleide orgaan brengt echter een aantal problemen met zich mee tijdens de verschillende fasen van de inslagdraadmanipulatie. 



   Een veel voorkomend probleem is dat de inslagdraad tegen de kettingdraden wrijft als hij door de gaap wordt ge- 
 EMI2.2 
 trokken. Door de wrijving, en eventueel door de haperingen < : > 13 bij vlammengaren, kan de inslagdraad breken of treedt er inslagverlies op. Bepaalde kettingdraden, in het bijzonder de buitenste kettingdraden, kunnen eveneens breken door de slijtage. Bij synthetische garens, zoals polyestergaren, kunnen de kettingdraden smelten door de warmteontwikkeling die optreedt ten gevolge van de wrijving. 



   Een ander gevolg van deze opstelling van het inslaggeleide orgaan is dat de inslagdraad bij sommige posities van het riet in min of meer scherpe hoeken wordt getrokken wegens het niet gelijnd liggen van alle elementen die op de inslagdraad inwerken, terwijl diezelfde inslagdraad bij andere posities van het riet geen enkele hoek neemt. Om het slaphangen van de inslagdraad te vermijden, of de spanning op de inslag- 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 draad te behouden, dienen er bijkomende voorzieningen, zoals een inslagrekuperatie-inrichting, voorzien te worden. 



   De huidige uitvinding heeft tot doel aan de genoemde problemen een oplossing te bieden zodat de efficiëntie en de produktiviteit van weefmachines opgedreven wordt. 



   De werkwijze volgens de uitvinding voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines wordt gekenmerkt door het ten opzichte van de lade van de weefmachine bewegen van de inslagdraad, ter hoogte van de inslagsnijinrichting bij de nlaats waar de inslaginbrengmiddelen vertrekken met een nieuwe inslagdraad, over drie opeenvolgende posities : een eerste positie, de meeneempositie, waarbij het uiteinde van de inslagdraad, afkomstig van de bobijn, aan de inslaginbrengmiddelen wordt aangereikt als deze vertrekken voor het inbrengen van een nieuwe inslag ; gevolgd door een tweede positie, de inbrengpositie, waarbij de inslagdraad zich in de driehoek begrensd door onder-en bovenliggende kettingdraden en het voor vlak van het riet bevindt terwijl hij doorheen de gaap wordt getrokken ;

   gevolgd door een derde positie, de aanslagpositie, waarbij de inslagdraad op een nagenoeg rechte lijn, evenwijdig met het riet, wordt gehouden en aan de inslagsnijinrichting wordt aangereikt op het ogenblik dat het riet zich op zijn aanslagpositie bevindt ; waarop de volledige opeenvolging van posities opnieuw begint. 



   De inrichting volgens de uitvinding voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines heeft het kenmerk dat er ter hoogte van de inslaginrichting, bij de plaats waar de inslaginbrengmiddelen vertrekken met een nieuwe inslagdraad, een ten opzichte van de lade van de weefmachine beweegbaar inslaggeleide-orgaan is voorzien dat door middel van een aan- 
 EMI3.1 
 drijving beweegt over drie opeenvolgende posities : een eerste C > positie, de meeneempositie, waarbij het uiteinde van de inslagdraad, afkomstig van de bobijn, aan de inslaginbrengmiddelen 0 wordt aangereikt als deze vertrekken voor het inbrengen van 0 een nieuwe inslag ;

   gevolgd door een tweede positie, de in- 0 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 brengpositie, waarbij de inslagdraad zich in de driehoek begrensd door onder-en bovenliggende kettingdraden en het voorvlak van het riet bevindt terwijl hij doorheen de gaap wordt getrokken ; gevolgd door een derde positie, de aanslagpositie, waarbij de inslagdraad op een nagenoeg rechte lijn, evenwijdig met het riet, wordt gehouden en aan de inslagsnijinrichting wordt aangereikt op het ogenblik dat het riet zich op zijn aanslagpositie bevindt ; waarop de volledige opeenvolging van posities opnieuw begint. 



   Bij een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het inslaggeleide-orgaan beweegbaar op de lade van de weefmachine opgesteld en wordt het via een stangenmechanisme vanuit een nokwiel met nokvolger aangedreven. 



   Meer bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een dubbelstukweefmachine met grijpers waarbij de inslagsnijinrichting   kantelbaar op de lade is opgesteld en voorzien is aaneen   voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding. Deze uitvoeringsvorm wordt enkel bij wijze van voorbeeld beschreven en heeft geen enkel beperkend karakter. Deze beschrijving verwijst naar de hierbijgevoegde figuren, waarin :
Figuur 1 een schematisch, perspectief zicht is op een gedeelte van een dubbelstukweefmachine met grijpers en een inslagsnijinrichting die kantelbaar op de lade is gemonteerd. 



   Figuur 2a, b en c schematische zijaanzichten zijn van respectievelijk meeneempositie, de inbrengpositie en de aanslagpositie van het inslaggeleide orgaan. 



   Figuur 3 een schematisch bovenaanzicht is op het uiteinde van het riet ter hoogte van een inslagschaar. 



   Op de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen. 



   Op figuur 1 is de lade   (1),   die draaibaar in het 
 EMI4.1 
 gestel van de weefmachine is opgesteld via een rotatieas (2) C > 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 en waarop het riet (3) is gemonteerd, zijn de bovenste en de onderste gevergrijperstangen (respectievelijk 4 en 5) en de inslagsnijinrichting (6) voorgesteld. De snijinrichting (6) bestaat uit twee boven elkaar opgestelde inslagscharen (11 en 12) die via een draagstuk (29) kantelbaar op de lade zijn gemonteerd. 



   Het inslaggeleide-orgaan bestaat uit een inslagnaald (7 en 8) voor elk van de inslagdraden die door het oog van hun inslagnaald lopen. 



   Op de figuren 2 zijn de drie posities van de beweging van de werkwijze volgens de uitvinding ; de meeneempositie, fig. 2a, de inbrengpositie, fig. 2b, en de aanslagpositie, fig. 2c, voor elke inslagdraad weergegeven. 



   Bij de achterste stand van het riet (3), op het ogenblik dat de gevergrijpers (4 en 5) de inslagdraden gaan meenemen, figuur 2a, wordt het afgesneden uiteinde van elke inslagdraad (respectievelijk 9 en 10) door de kleminrichting van de inslagscharen (respectievelijk 11 en 12), van de kantélbaar op de lade opgestelde inslagsnijinrichting (6), vastgeklemd. Opdat de grijpers (4 en 5) de inslagdraden (9 en 10) zouden kunnen meenemen, moet het punt van waaruit de inslagdraden (9 en 10) komen aan de andere zijde van de grijpers (4 en 5) liggen : positie A of de meeneempositie van in dit geval het oog van de inslagnaalden (7 en 8, fig.   1).   De meeneempositie van deze ogen komt overeen met de positie van een vast opgesteld inslaggeleide orgaan. 



   Bij de achterste stand van het riet (3), terwijl 
 EMI5.1 
 de gevergrijpers (4 en 5) en de nemergrijpers (niet voorgeC > 0 C2 steld) de inslagdraden door de gaap heen trekken, figuur 2b, wordt de inslagdraad, bij de werkwijze volgens de uitvinding, verplaatst tot op een positie die gelegen is binnen de driehoek begrensd door onder-en bovenliggende kettingdraden (resp. 



  36 en 37) en door het voorvlak van het riet (3). Bij de grijperweefmachine van de figuren ligt die positie tevens   vóór   het voorvlak van de grijpers (4 en 5) ; positie B of de inbrengpositie van 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 in dit geval het oog van de inslagnaalden (7 en 8, fig.   1).   



  Bij het doorhalen van de inslagdraad, komt die niet in aanraking met de kettingdraden (36 & 37), zelfs niet met die aan de rand van het weefsel. Dit is wel het geval bij een vast opgesteld inslaggeleide-orgaan. 



   Tijdens de aanslagbeweging van het riet wordt de inslagdraad zodanig bewogen dat die evenwijdig met het riet en op een nagenoeg rechte lijn komt   te liggen, Bij   de aanslagpositie van het riet (3), figuur 2c, zijn deze inslagdraden in het weefsel opgenomen en bereiken de   uiteinden'. hun   derde positie, positie C, de aanslagpositie van in dit geval het oog van de inslagnaalden. Bij de aanslagpositie wordt de inslagdraad aan de inslagschaar (11) van de snijinrichting (6), die tijdens de aanslagbeweging gekanteld werd ten opzichte van de lade   (1),   aangereikt, figuur 3.

   Waar er bij een vast opgestelde inslaggeleide-orgaan (13, streeplijn), figuur 3, er een bijkomende spreidnaald (14, streeplijn) noodzakelijk is om de inslagdraad, in samenwerking met de geleidingsplaat   (38),   in de inslagschaar (11) in te brengen, wordt deze spreidnaald (14) overbodig bij het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding. 



  Een bijkomend voordeel is dat de inslagdraad eerder een rechte lijn kan volgen bij het toepassen van de werkwijze volgens de inrichting, terwijl bij een vast inslaggeleide orgaan de inslagdraad een aantal hoeken maakt, hetgeen een inslagrekuperatie-inrichting noodzakelijk maakt. 



   Op figuur 2a werden de drie posities van het inslaggeleide orgaan ten opzichte van het riet (3) aangeduid. Onmiddellijk na de meename van de inslagdraad door de grijper wordt het punt van waaruit de inslagdraad komt naar beneden en naar voor bewogen zodat de inbrengpositie, positie B, bereikt wordt. 



  Tijdens de aanslagbeweging van het riet beweegt dat punt tegelijkertijd met de lade naar voor toe en ondergaat dat punt 
 EMI6.1 
 daarenboven nog een beweging naar de positie bij aanslag van (2 L de inslagschaar, positie C, toe. Tijdens de terugbeweging van de lade beweegt dat punt tegelijkertijd met de lade naar 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 achter toe en ondergaat daarenboven nog een bijkomende beweging zodat de meeneempositie, positie A, boven de grijper bereikt wordt. Het punt van waaruit de inslagdraad komt, beweegt dus ten opzichte van de lade volgens een naar de voorzijde van de weefmachine, naar beneden toe hellende kromme, fig. 2a. 



   Het is voor de hand liggend dat er een groot aantal inrichtingen te bedenken zijn die de inslaggeleide-organen de gewenste beweging kunnen meegeven. Bij een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het inslaggeleide orgaan beweegbaar op de lade van de weefmachine bevestigd. 



   Die voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat uit een steun (15), figuur   1,   die op drie punten, die volgens de hoekpunten van een driehoek gelegen zijn, een-draaibare 
 EMI7.1 
 verbinding heeft. Een eerste draaibare verbinding met een L > op   de lade (l) vastgemonteerde drager   (16) via een as (17), zodanig dat de steun (15) kantelbaar aan de lade   (1)   is bevestigd. 



   Een tweede draaibare verbinding, die boven de eerste gelegen is, met een houder (18) via een as (19). En een derde draaibare verbinding met een stang (20) via een as (21). 



   De houder (18) heeft bij voorkeur een L-vorm waarvan het   langste been (22) twee draaibare verbindingen heeft.   Een eerste draaibare verbinding, die ongeveer in het midden van dat langste been (22) is gelegen, met de steun (15) via as (19) en een tweede draaibare verbinding, die ongeveer op het uiteinde van dat langste been (22) is gelegen, met een korte stang (23) via een as   (24). Het   ander uiteinde van de stang (23) is eveneens draaibaar met de drager (16) verbonden via een as   (25).   



   Het kortste been (26) van de houder (18) draagt de twee boven elkaar gelegen inslagnaalden (7 en 8). 



   De beweging van de steun (15) ten opzichte van de lade   (1)   wordt via de stang (20) vanuit een nokschijf (27) met een nokvolger (28) bekomen. Die nokschijf (27) kan draai- 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 baar om de rotatieas (2) van de lade   (1)   of kan op enige andere as (30) van de weefmachine, zoals op figuur 1 voorgesteld, bevestigd zijn. De nokschijf (27) wordt door gekende, niet voorgestelde middelen vanuit de aandrijving van de weefmachine aangedreven. De nokvolger (28) zit op het ene uiteinde van een hefboom (31) waarvan het middelpunt (32) draaibaar met een deel van het frame (33) verbonden is en waarvan het ander uiteinde via een staaf (34) draaibaar met het onderste uiteinde van de stang (20) is verbonden.

   Die staaf (34) wordt bijvoorbeeld door een klemverbinding (35) met de hefboom (31) verbonden zodat de inrichting volgens de uitvinding aan de weefselbreedte is aan te passen door het volgens de breedterichting verplaatsen van de drager (16) op de lade (1). 



   De inslagnaalden (7 en 8) ondergaan dus een gecom-   bineerde beweginy enerzijds ondergaan   ze de beweging van de lade   (1)   en anderzijds ondergaan ze een relatieve beweging ten opzichte van die lade   (1).   De op figuur 1 voorgestelde positie van de inslagnaalden komt overeen net dé meeneempositie, positie A figuur 2a. Als de stang (20) naar boven beweegt, bewegen de inslagnaalden naar boven en naar achter toe ten opzichte van de lade   (1)   en kunnen ze de aanslagpositie, positie C, figuren2a en c, bereiken. Als de stang (20) naar beneden beweegt, bewegen de inslagnaalden naar onder en naar voor toe ten opzichte van de lade   (1)   en kunnen ze de inbrengpositie, positie B, figuren2a en b, bereiken. 



   De hierbeschreven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan de ogen van de inslagnaalden (7 en 8) volgens de gewenste kromme over de drie gewenste posities, figuur 2a, verplaatsen en past de werkwijze volgens de uitvinding dus toe op de hier beschreven dubbelstukweefmachine, met grijpers en een kantel bare inslagsnijinrichting, die hier als voorbeeld werd genomen omdat die representatief is voor de laatste ontwikkelingen op het vlak van grijperweefmachines. 



   De volgens de werkwijze volgens de uitvinding ver- 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 eiste posities van de inslagdraad zullen echter afhankelijk zijn van het type weefmachine waarop de uitvinding wordt toegepast. De relatieve beweging van de inslagnaalden (7 en 8) ten opzichte van de lade (l) kan in ieder geval bepaald worden door het wijzigen van de ruimtelijke verdeling van de draaibare verbindingen van enerzijds de steun (15) en anderzijds de houder (18) en door het aanpassen van de vorm van de nokschijf (27), van de nokvolger (28) of van de hefboom (31). Daardoor is deze uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding reeds aan een groot aantal types van weefmachines aanpasbaar. 



  Het kan eventueel noodzakelijk zijn om de inrichting volgens de uitvinding aan de achterzijde van de lade   (1)   aan te brengen zodat de inbrengpositie van de inslagdraad tussen de inslaginbrengmiddelen en het riet ligt. 



   De voordelen van de werkwijze volgens de uitvinding zijn legio. De haperingen van de inslagdraden van de kettingdraden worden vermeden zodat er minder   inslag-of   kettingbreuken optreden en zodat vlammengaren uitstekend kan verweven worden. Het smelten van synthetische garens wordt vermeden zodat die synthetische garens zowel in de ketting als in de inslag aan hogere snelheden kunnen verweven worden. Bij bepaalde gevallen zal een inslagrekuperatie-inrichting overbodig worden.

Claims (14)

  1. CONCLUSIES. l. Werkwijze voor het geleiden van de inslagdraden bij weef- machines m e t h e t k e n m e r k d a t de in- slagdraad, ter hoogte van de inslagsnijinrichting bij de plaats waar de inslaginbrengmiddelen vertrekken met een nieuwe inslagdraad, ten opzichte van de bewegende lade van de weefmachine verplaatst wordt over een aantal posities die overeenstemmen met de verschillende fasen van de inslag- inbreng bij het weven.
  2. 2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het ken- n e r k d a t de inslagdraad over drie opeenvolgende posities verplaatst wordt : een eerste positie, de meeneem- positie, waarbij het uiteinde van de inslagdraad, afkomstig van de bobijn, aan de inslaginbrengmiddelen wordt aangereikt als deze vertrekken voor het inbrengen van een nieuwe in- slag ; gevolgd door een tweede positie, de inbrengpositie, waarbij de inslagdraad zich in de driehoek begrensd door onder-en bovenliggende kettingdraden en het voor vlak van het riet bevindt terwijl hij doorheen de gaap wordt getrok- ken ; gevolgd door een derde positie, de aanslagpositie, waarbij de inslagdraad op een nagenoeg rechte lijn, evenwij- dig met het riet, wordt gehouden en aan de inslagsnijinrich- ting wordt aangereikt op het ogenblik dat het riet zich op zijn aanslagpositie bevindt ;
    waarop de volledige opeen- volging van posities opnieuw begint.
  3. 3. Werkwijze volgens conclusie 2 bij weefmachines waarvan EMI10.1 de inslaginbrengmiddelendtt een paar grijperstangen bestaan C > en waarbij de meeneempositie aan die zijde van de grijpersectie is gelegen die tegenover de zijde van de grijpersectie ligt waar de kleminrichting van de inslagsnijinrichting zich bevindt op het ogenblik dat het uiteinde van de inslagdraad door de gevergrîjper wordt meegenomen m e t h e t k e n m e r k d a t de inbrengpositie naast de baan van de gevergrijperstang en binnen de driehoek <Desc/Clms Page number 11> begrensd door onder-en bovenliggende kettingdraden en het voorvlak van het riet gelegen is. EMI11.1
  4. 4. Werkwijze volgens conclusie 3 met 0 m de inbrengpositie voor de baan van de a t gevergrijperstang gelegen is.
  5. 5. Werkwijze volgens één van de conclusies 1, 2,3 of 4 m e t h e t k e n m e r k d a t de beweging van de inslagdraad, ter hoogte van de inslagsnijinrichting bij de plaats waar de inslaginbrengmiddelen vertrekken met een nieuwe inslagdraad, de resultante is van de beweging van de lade en van een relatieve beweging van de inslag- draad ten opzichte van de lade.
  6. 6. Inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weef- machines m e t h e t k e n m e r k d a t er EMI11.2 ter hoogte van de inslagsnijinrichting, bij de plaats waar cl de inslaginbrengmiddelen vertrekken met een nieuwe inslag- draad, een ten opzichte van de bewegende lade van de weef- machine beweegbaar inslaggeleide-orgaan is voorzien dat door middel van een aandrijving beweegt over een aantal posities die overeenstemmen met de verschillende fasen van de inslaginbreng bij het weven.
  7. 7. Inrichting volgens conclusie 6 met het k e n- m e r k d a t het inslaggeleide-orgaan over drie opeen- volgende posities beweegt : een eerste positie, de meeneem- positie, waarbij het uiteinde van de inslagdraad, afkomstig van de bobijn, aan de inslaginbrengmiddelen wordt aangereikt als deze vertrekken voor het inbrengen van een nieuwe in- slag ; gevolgd door een tweede positie, de inbrengpositie, waarbij de inslagdraad zich in de driehoek begrensd door onder-en bovenliggende kettingdraden en het voorvlak van het riet bevindt terwijl hij doorheen de gaap wordt getrok- ken ;
    gevolgd door een derde positie, de aanslagpositie, waarbij de inslagdraad op een nagenoeg rechte lijn, even- wijdig met het riet, wordt gehouden en aan de inslagsnij- inrichting wordt aangereikt op het ogenblik dat het riet <Desc/Clms Page number 12> zich op zijn aanslagpositie bevindt ; waarop de volledige opeenvolging van posities opnieuw begint.
  8. 8. Inrichting volgens conclusie 7 bij weefmachines waarvan de inslaginbrengmiddelen uit een paar grijperstangen bestaan en waarbij de meeneempositie aan die zijde van de grijper- sectie is gelegen die tegenover de zijde van de grijpersec- tie ligt waar de kleminrichting van de inslagsnijinrich- ting zich bevindt op het ogenblik dat het uiteinde van de inslagdraad door de gevergrijper wordt meegenomen m e t h e t k e n m e r k d a t de inbrengpositie naast de baan van de gevergrijperstang en binnen de driehoek begrensd door onder-en bovenliggende kettingdraden en EMI12.1 het voor van het riet gelegen is.
  9. 9. Inrichting volgens conclusie 8 met k e nn r k d de inbrengpositie voor de baan van de gevergrijperstang gelegen is.
  10. 10. Inrichting volgens conclusies 6,7, 8 of 9 m e t h e t k e n m e r k d a t het inslaggeleide-orgaan via een beweegbare verbinding op de lade van de weefmachine is opgesteld.
  11. 11. Inrichting volgens conclusie 10 met het k e n- m e r k d a t het inslaggeleide-orgaan ten opzichte van de lade verplaatst wordt door middel van een draaibaar in de weefmachine opgestelde nokschijf die vanuit de aan- EMI12.2 driving van de weefmachine wordt aangedreven en waarvan 0 de omtrek gevolgd wordt door een nokvolger waarvan de bewe- 1 0 ging via een overbrenging van één of meerdere hefbomen en/of stangen aan het inslaggeleide orgaan wordt opgelegd.
  12. 12. Inrichting volgens conclusie 11 met het k e n- m e r k d a t de overbrenging een in de breedte ver- schuifbare en vastzetbare verbinding omvat.
  13. 13. Inrichting volgens conclusie 10 met het k e n- m e r k d a t de beweegbare verbinding tussen het in- slaggeleide orgaan en de lade bestaat uit twee hefbomen waarvan de eerste draaibaar met de lade is verbonden, op <Desc/Clms Page number 13> zijn ene uiteinde draaibaar met de aandrijving van het inslaggeleide orgaan is verbonden en op zijn ander uiteinde draaibaar met de tweede hefboom is verbonden en waarvan de tweede op zijn ene uiteinde het inslaggeleide orgaan EMI13.1 draagt en op zijn ander uiteinde draaibaar met een stang C > I > verbonden is die met haar ander uiteinde draaibaar met de lade is verbonden.
  14. 14. Ideefmachine waarop de werkwijze volgens één van de conclu- sies 1 t. e. m. 5 wordt toegepast of voorzien van de in- EMI13.2 richting volgens één van de conclusies 6 t. e. m. 13.
    0 0
BE07217669A 1986-12-30 1986-12-30 Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines. BE906126A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE07217669A BE906126A (nl) 1986-12-30 1986-12-30 Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines.
US07/129,164 US4875507A (en) 1986-12-30 1987-12-07 Process and apparatus for guiding the weft threads in weaving looms
EP19870118950 EP0273350A3 (de) 1986-12-30 1987-12-21 Verfahren und Einrichtung zum Führen der Schussfäden bei Webmaschinen
DD87311608A DD267069A5 (de) 1986-12-30 1987-12-29 Verfahren und einrichtung zum fuehren der schussfaeden bei webmaschinen

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE07217669A BE906126A (nl) 1986-12-30 1986-12-30 Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE906126A true BE906126A (nl) 1987-06-30

Family

ID=3844126

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE07217669A BE906126A (nl) 1986-12-30 1986-12-30 Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US4875507A (nl)
EP (1) EP0273350A3 (nl)
BE (1) BE906126A (nl)
DD (1) DD267069A5 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4213333C2 (de) * 1992-04-23 2001-05-23 Chemnitzer Webmaschb Gmbh Vorrichtung zum Darbieten des Schußfadens an die Greifer von Greiferwebmaschinen
BE1008211A5 (nl) * 1993-07-29 1996-02-13 Wiele Michel Van De Nv Inrichting voor het positioneren van een inslagschaar op een weefmachine.
CN101113548B (zh) * 2007-08-29 2010-06-09 常州市润源经编机械有限公司 一种带有纬纱切割装置的缝编机
EP3060707B1 (en) * 2013-10-24 2019-10-02 Vandewiele NV Giver rapier head, giver rapier, rapier weaving machine and method for inserting a weft thread in such a rapier weaving machine using such a giver rapier head
WO2017134645A1 (en) * 2016-02-05 2017-08-10 Kurkute Sanjay Oscillating sley mounted weft cutter for shuttle-less rapier weaving machines
CN106245208B (zh) * 2016-08-30 2017-10-24 江苏友诚数控科技有限公司 一种喷气织机筘动纬剪机构

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE621952A (nl) *
US3157208A (en) * 1961-02-14 1964-11-17 Alsacienne Constr Meca Weaving frame having improved weft handling means
CH408807A (fr) * 1962-06-26 1966-02-28 Dewas Raymond Machine à tisser comportant au moins un inséreur et un dispositif de guidage et de contrôle du fil de trame
AT258229B (de) * 1964-09-02 1967-11-10 Elitex Zavody Textilniho Greiferschützen- oder Greifer-Webstuhl
FR1563843A (nl) * 1968-01-18 1969-04-18
US3916956A (en) * 1974-12-10 1975-11-04 Joan Fabrics Corp Needle loom for weaving plush fabric
DE2934474B1 (de) * 1979-08-25 1980-10-16 Dornier Gmbh Lindauer Einrichtung zur zwangslaeufigen Betaetigung der Klemmvorrichtung von Schussfadeneintragorganen bei schuetzenlosen Webmaschinen
DE3243628C2 (de) * 1982-11-25 1985-01-24 Lindauer Dornier Gmbh, 8990 Lindau Schützenlose Webmaschine mit Schußfadeneintrag durch ins Webfach vorgeschobene und wieder zurückgezogene Greifer

Also Published As

Publication number Publication date
EP0273350A3 (de) 1990-10-31
US4875507A (en) 1989-10-24
DD267069A5 (de) 1989-04-19
EP0273350A2 (de) 1988-07-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3499473A (en) Jacquard machine with electromagnetically controlled healds
BE906126A (nl) Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines.
CS262415B2 (en) Device for folded edge forming on terry fabric
BE1016753A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.
CN109208158B (zh) 在片梭织机中不使用假边的纬纱操作装置
BE1011089A3 (nl) Draadrem met twee remelementen.
BE1013285A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine.
BE1005399A3 (nl) Werkwijze om te weven en inrichting voor het aandrijven van weefkaders hiertoe aangewend.
US5568827A (en) Weaving loom with sley associated device for positioning a weft cutter
BE1012004A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een poolweefsel met grove poolkettingdraden.
BE1013733A3 (nl) Inrichting voor het automatisch wisselen van draadvormige materialen in een draadverwerkende machine.
BE1008376A3 (nl) Weefmachine met afvallint.
BE1012676A3 (nl) Inrichting voor inslagannulatie op een weefmachine.
JPH06299444A (ja) 織 機
US4143683A (en) Device for controlling and cutting the weft threads in looms with weft inserters
BE1007905A3 (nl) Inrichting voor de inslagselektie op een weefmachine.
US3720236A (en) Arrangement for forming a selvage for use on a loom
BE1022146B1 (nl) Zelfkantvormingsinrichting voor een inslagdraad
US2830623A (en) Inside selvedge motion for looms
BE1014269A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het uittrekken van verloren inslagdraden uit een weefsel.
BE1013676A6 (nl) Werkwijze en inrichting voor het inweven van een effectdraad.
BE1021782B1 (nl) Gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijper in een dergelijke grijperweefmachine
BE1012206A3 (nl) Weefmachine en werkwijze voor het vervaardigen van weefsels met figuurvormende inslagdraden, zoals kelim of gobelin-weefsels.
BE1012559A3 (nl) Inslagdraadrem voor een weefmachine.
JPH02229242A (ja) ループ緯入れ型レピア織機

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: N.V. MICHEL VAN DE WIELE

Effective date: 19931231