BE1008211A5 - Inrichting voor het positioneren van een inslagschaar op een weefmachine. - Google Patents

Abstract

Weefmachine voorzien van een inrichting voor het positioneren van ten minste één inslagschaar ten opzichte van een lade met een houder (1) en een draagstuk (13), waarbij de houder (1) schuifbaar is voorzien in het draagstuk (13) en een meerstangenstelsel is voorzien van het aanpassen van de verschuiving van de beweging van de lade, waarbij het meerstangenstelsel aan zijn ene uiteinde gekoppeld is met het gestel (17) via koppelingsorganen en zijn ander uiteinde gekoppeld is met de schuifbare houder (1), waarbij verder tussen beide genoemde uiteinden van het meerstangenstel een scharnierende verbinding is voorzien rond een koppelas (4) die is genoemd ten minste één ladebeen (5) is gelagerd.

Description

Weefmachine voorzien van een inrichting voor het positioneren van een inslagschaar hierop.

Deze uitvinding heeft betrekking op een weefmachine voorzien van een inrichting voor het positioneren van ten minste één inslagschaar hierop.

Gekende weef machines zijn voorzien van een lade die zoals gekend een oscillerende beweging uitvoert volgens een baan in cirkelboogvorm. Bij rechtstreekse bevestiging van een inslagschaar op de lade van de weefmachine beschrijft genoemde inslagschaar dezelfde baan als de lade zelf, met andere woorden eveneens volgens een cirkelvormige boog. Dit brengt met zich mee dat wanneer de lade in genoemde open stand komt te liggen, de toppen van de hierop rechtstreeks bevestigde inslagscharen juist onder de grijpers komen te liggen voor presentatie van de afgesneden inslag aan de grijpers.

Verder komt bij de daaropvolgende aanslagbeweging de inslagschaar in de aanslagstand van het riet veel te hoog te staan. Dit heeft als nadeel dat de inslagschaar niet meer in staat is om de inslag tijdens genoemde beweging te vangen en af te snijden.

Hieraan kan worden verholpen door bijkomende gelei-dingsorganen, zoals geleidingsplaten, te voorzien, waarbij genoemde geleidingsorganen de inslag omhoogheffen samen met de inslagschaar. Het nadeel hiervan echter is dat dit tot storingen leidt, waarbij de storingen te wijten zijn aan het blijven haperen van de inslagdraad. Een verder nadeel hiervan bestaat in het hierdoor voortbrengen van langere inslagverlieseindjes aan het weefsel en dus tot materiaalverlies, desgevallend met een toenemend risico aan fabricagefouten van het weefsel.

De uitvinding heeft tot doel om aan hoger vermelde nadelen te verhelpen. Hiertoe is een inrichting voorzien voor het positioneren van ten minste één inslagschaar ten opzichte van een lade van een weef machine volgens een bepaalde richting. De inrichting omvat een houder voor het dragen van genoemd ten minste één inslagschaar en een draagstuk voor het opnemen van de houder waarbij het draagstuk vast bevestigbaar is aan de lade. Hierbij vertoont de lade ten minste één ladebeen waarvan een eerste uiteinde draaibaar verbonden is met de lade middels koppelingsorganen. Volgens de uitvinding is de houder van de inrichting schuifbaar in het draagstuk.

Verder is volgens de uitvinding een meerstangenstelsel voorzien voor het aanpassen van de verschuiving van de houder in het draagstuk onder aandrijving van de beweging van de lade. Hierbij is het meerstangenstelsel aan zijn ene uiteinde gekoppeld met het gestel via verdere koppelingsorganen en zijn ander uiteinde is met de schuifbare houder gekoppeld. Verder is hierbij tussen beide genoemde uiteinden van het meerstangenstel een scharnierende verbinding voorzien rond een koppelas die in genoemd ten minste één ladebeen is gelagerd. Aldus is iedere inslagschaar doelmatig op de houder gemonteerd, waarbij de houder schuifbaar is in het draagstuk. Het draagstuk is vast aangebracht op de lade op een zodanige wijze dat iedere inslagschaar een heen -en weergaande beweging volgens een bepaalde richting kan uitvoeren. Deze heen- en weergaande beweging wordt veroorzaakt door het meerstangenmechanisme, dat middels de ladebeweging is aangedreven via koppelingsorganen.

Hierbij vormt genoemd meerstangenmechanisme een balanshefboom die in de riethef-boom gelagerd is. Hierbij is de ene zijde van de balanshefboom vastgekoppeld aan het gestel van de weefmachine middels een drijfstang en de andere zijde van de balanshefboom is middels een verdere drijfstang gekoppeld aan de schuifbare houder.

Bij weefmachines is het weefriet aan een beweging onderworpen waarbij het riet afwisselend een hogere verticale stand inneemt enerzijds en een lagere verticale stand anderzijds. Onder uitvoering in een meerstangenmechanisme is het hierbij wenselijk dat de aanslaglijn van het weefsel zo dicht mogelijk bij de rietkiem komt te liggen om zodoende het buigmoment op de riettandan en op de rietkiem zo laag mogelijk te houden. Hiertoe wordt de meerstangenzijde van de riet-beweging zo geconstrueerd dat het riet zijn hoogste positie bereikt in de zogenaamde voorste aanslagstand hiervan en een lagere positie inneemt in zijn zogenaamde open achterste stand. Hiermee wordt bekomen dat kettinggarens een naar onder georiënteerde hoek vormen voor de gaapopening.

Volgens een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bestaat genoemd meerstangenstelsel uit een vierstangenmechanisme dat een dubbel paar omvat, waarbij ieder paar, respectievelijk een verbindingspunt vertoont in genoemde koppelas, waarin een respectievelijke hefboom aangrijpt en de verbinding vormt met een respectievelijke drijfstang, dewelke telkens aangrijpen in beide genoemde uiteinden van het vierstangenstelsel.

Hierbij is op voordelige wijze het schuifpaar zo geïnclineerd dat iedere inslagschaar ook een voor - en achterwaartse componente bezit waardoor zowel een verticale als een horizontale positionering van genoemde ten minste één inslagschaar mogelijk is.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het schuifpaar nagenoeg verticaal opgesteld. Hiermee kan iedere inslagschaar een nagenoeg verticale op- en neergaande beweging uitvoeren waardoor een hoogte-positionering van iedere inslagschaar kan bekomen worden. Door de verticale opstelling kan wat plaats gewonnen worden.

Verdere voordelen en bijzonderheden van de positioneer-inrichting volgens de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een uitvoeringsvoor-beeld van de inrichting aan de hand van bij gevoegde tekeningen.

Figuur l is een schematische voorstelling van een positioneer inrichting met een weefriet volgens de uitvinding.

Figuur 2 stelt een dwars deelaanzicht voor van de positioneerinrichting volgens de uitvinding in de hoogste stand of aanslagstand van het weefriet.

Figuur 3 is een analoge voorstelling als figuur 2, in een lagere of open stand van het riet.

Figuur 1 toont een globaal perspectief aanzicht van het deel van een weefmachine waarin een positioneerinrichting volgens de uitvinding is opgenomen. De weefmachine is voorzien van een lade 9 dewelke een alternerende cirkelvormige beweging uitvoert over een gegeven hoek ct tussen een eerste hoogste stand A zoals voorgesteld in figuur 2 en een tweede open stand B zoals voorgesteld in figuur 3. De beweging van de lade heeft plaats onder aandrijving van aandrijf organen 100. De lade vertoont hierbij een stel langwerpige ladebenen 5 die op een bepaalde afstand van elkaar zijn opgesteld en als koppelingsorganen dienst doen tussen de lade en de hiermee evenwijdig opgestelde ladeas 110. De ladeas is gelagerd in kussenblokken 111 op het gestel 17 van de weefmachine en werkt als draaias voor de lade via de ladebenen 5. Hierbij is ieder ladebeen 5 aan zijn ene uiteinde draaiend verbonden met de ladeas en aan zijn ander uiteinde met de lade zelf middels een koppelstuk 120 via een koppelas 105.

Hierbij is genoemd ene uiteinde van ieder ladebeen 5 op gunstige wijze onderbroken zodanig dat genoemd ene uiteinde uit twee naar elkaar gedraaide armen bestaat waarvan de spankracht ten opzichte van de ladeas op passende wijze geregeld kan worden middels een spanmoer 121. Het koppelstuk 120 is een onderdeel van genoemd aandrijforgaan 100 dat aan een verplaatsing wordt onderworpen onder invloed van een draaibare aandrijf-stang, waarmee het via een hierin gelagerde as 112 draaibaar verbonden is.

Het koppelstuk 120 vertoont aan zijn ladezijde een uitspringende profilering dat passend voorzien is in een langsgeprofileerde uitsparing 130 aan de onderzijde van de lade. Ieder ladebeen 5 afzonderlijk wordt door één overeenstemend aandrijf orgaan 100 aangedreven zoals blijkt uit figuur 1.

Verder zijn twee inslagscharen 11,12 samen vast gemonteerd op een houder 1. Volgens de uitvinding is de houder 1 schuifbaar aangebracht in een draagstuk 13 die op zijn beurt zijdelings bevestigd is aan de lade 9.

Dit heeft als gevolg dat beide inslagscharen 11, 12 een volgens een bepaalde richting heen - en weergaande beweging kunnen maken ten opzichte van de lade. In een nagenoeg verticale opstelling van het schuifpaar bestaande uit de schuifbare houder 1 en het draagstuk 13 is genoemde heen - en weergaande beweging van beide inslagscharen nagenoeg verticaal zodanig dat hiermee een hoogte-positionering van de inslagscharen bewerkstelligd wordt.

Echter kan op voordelige wijze in een variante aan genoemd schuifpaar 1,13 een bepaalde inclinatiehoek worden gegeven zodanig dat hiermee de inslagscharen 11,12 bovendien ook nog een voor - en achterwaarste bewegingscomponente bezitten.

Dankzij deze uitvoeringsvorm kan zowel voor een verticale als voor een horizontale positionering van de inslagscharen 11,12 ten opzichte van de lade worden gezorgd.

Voor het tot stand brengen van genoemde heen - en weergaande beweging van de inslagscharen 11,12 is volgens de uitvinding een meerstangenmechanisme voorzien. De aandrijving van het stangenmechanisme wordt terweegge-bracht door de beweging van de lade zelf.

Genoemd meerstangenmechanisme bestaat volgens de uitvinding uit een balanshefboom die gelagerd is in het riethefboom of ladebeen 5 middels een as 4. De ene zijde van de balanshefboom is draaibaar gekoppeld aan het gestel middels een eerste drijfstang 7 die aan zijn ene uiteinde vast verbonden is aan een as 8. De as 8 is gelagerd in kussenblokken 16 op het gestel 17. Aan zijn ander uiteinde is genoemde eerste drijfstang 7 verbonden met een hefboom 6 die rechtstreeks verbonden is met de as 4. Een verdere hefboom 3 is eveneens aan één uiteinde aan genoemde as 4 bevestigd en aan het tegenoverstaande uiteinde verbonden met een tweede drijfstang 2 via een tussenas 23. Aldus is de andere zijde van de balans aan de schuifbare houder 1 gekoppeld via genoemde tweede drijfstang 2. Hiermee wordt bekomen dat de schuifbare houder 1 ten opzichte van de lade in een bepaalde stand gehouden kan worden door genoemde tweede drijfstang 2.

Bijgevolg veroorzaakt een heen - en weergaande draaibe-weging van de riethefboom 5 rond de as 110 hiermee de nodige op- en neergaande beweging van de inslagscharen 11, 12. Verder kan de inclinatie van het schuifpaar 1,13 zo gekozen worden dat de inslagscharen 11,12 naar achter schuiven ten opzichte van het weefriet in de aanslagstand en naar voor schuiven ten opzichte van het riet in de open stand om met de toppen van de inslag-schaar de inslag beter aan de grijper en voor het rietblok te kunnen aanreiken.

Claims (9)

1. Weefmachine voorzien van een inrichting voor het positioneren van ten minste één inslagschaar ten opzichte van een lade van een weefmachine volgens een bepaalde richting, met een houder ( 1 ) voor het dragen van genoemd ten minste één inslagschaar (11, 12), een draagstuk (13) voor het opnemen van de houder ( 1 ), waarbi j het draagstuk vast bevestigbaar is aan de lade, waarbij de lade ten minste één ladebeen (5) vertoont waarvan een eerste uiteinde draaibaar verbonden is met de lade middels koppelingsorganen (15), daardoor gekenmerkt dat de houder (1) schuifbaar gemonteerd is binnen het draagstuk (13) volgens een bepaalde richting (F).

2. Weefmachine volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het draagstuk (13) een lichaam (31) omvat en een hiermee vast verbonden buisvormig geleidingselement (32), waarbij genoemd lichaam het aan de lade vast bevestigbaar onderdeel vormt, en dat de houder (1) een verder lichaam (18) omvat en een hiermee vast verbonden uitspringend deel (19) dat voorzien is voor het schuiven binnen genoemd geleidingselement (32), waarbij de schuifrichting (F) dwars is ten opzichte van de langsrichting van de lade (9).

3. Weefmachine volgens één der conclusies 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat een meerstangenstelsel is voorzien voor het aanpassen van de verschuiving van de houder (1) in het draagstuk (13) onder aandrijving van de beweging van de lade, waarbij het meerstangenstelsel aan zijn ene uiteinde gekoppeld is met het gestel (17) via koppelingsorganen en zijn ander uiteinde gekoppeld is met de schuifbare houder (1), waarbij verder tussen beide genoemde uiteinden van het meerstangenstel een scharnierende verbinding is voorzien rond een koppelas (4) die in genoemd ten minste één ladebeen (5) is gelagerd.

4. Weefmachine volgens conclusie 3/ daardoor gekenmerkt dat genoemd meerstangenstelsel bestaat uit een vierstangenmechanisme dat een dubbel paar (2, 3; 6, 7) omvat, waarbij ieder paar (2, 3), respectievelijk (6, 7) een verbindingspunt vertoont in genoemde koppelas (4), waarin een respectievelijke hefboom (3; 6) aangrijpt en de verbinding vormt met een respectievelijke drijfstang (2; 7), dewelke telkens aangrijpen in beide genoemde uiteinden van het meerstangenstelsel.

5. Weefmachine volgens één der conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat het schuifpaar gevormd door de schuifbare houder (1) en genoemd draagstuk (13) een bepaalde helling vertoont.

6. Weefmachine volgens één der conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat het schuifpaar gevormd door de schuifbare houder (1) en genoemd draagstuk (13) nagenoeg verticaal opgesteld is.

7. Weefmachine volgens één der conclusies 2 tot en met 5, daardoor gekenmerkt dat een nokorgaan (60) voorzien is op het gestel (17) voor het aandrijven van genoemd meerstangenstelsel, waarbij genoemd nokorgaan (60) draaiend verbonden is met het gestel (17).

8. Positioneerinrichting te gebruiken in een weefmachine volgens één der conclusies 1 tot en met 6.

9. Positioneerinrichting te gebruiken in een weefmachine volgens conclusie 7.