<Desc/Clms Page number 1>
WERKWIJZE EN MACHINE VOOR HET OPBINDEN VAN GESLACHT GEVOGELTE
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een machine voor het automatisch opbinden van geslacht gevogelte door middel van een rekker, die zich onder het achterste deel of de rug van het gevogelte uitstrekt, de poten aanspant en verder langs de buik en langs of onder de schouders het lichaam van het gevogelte omringt.
Tegenwoordig gebeurt het opbinden van geslacht gevogelte met rekkers meestal manueel. Het aantal kippen die door een man opgebonden kunnen worden, bedraagt gemiddeld 3000 stuks per shift, maar hangt van verschillende factoren af en is zeer wisselvallig. Het belangrijkste nadeel van het manueel opbinden is dat na 3 à 4 jaar intensief opbinden de arbeider wegens een polsontsteking (carpaal tunnel syndroom) werkonbekwaam wordt en dus te leiden heeft aan een beroepsziekte.
Onderhavige uitvinding heeft tot doel bovenvermelde factoren te verhelpen en stelt een machine voor, die geschikt is om geslacht pluimvee en ander gevogelte automatisch op te binden.
Hiertoe gebruikt men best een machine van het type zoals in het inleidend gedeelte van de bijgaande conclusie omschreven en men zorgt ervoor dat deze opbindmachine de volgende onderdelen bevat : een frame ; twee langsgeleidingen die in twee vlakken liggen die loodrecht op elkaar staan en aan het frame vastgehecht zijn ; een verplaatsbare slede die over de horizontale geleiding beweegt, kipslede genaamd, en een verplaatsbare slede met een stel beweegbare haken dat over de verticale geleiding beweegt ;
<Desc/Clms Page number 2>
bovenste en onderste haken om een rekker te openen, aan te spannen en eventueel te kruisen.
Het is mogelijk om de rekker ook gedraaid aan te geven en gedraaid aan te spannen. Op dat moment is er geen draaiing van de rekker nodig door de opbindmachine ; een kipslede voorzien van een middel om een geslachte kip of dergelijke vast te klemmen, een aandrijfeenheid om de kipslede vanuit de begintoestand over een tussenstand en naar een uiterste stand te bewegen, om het achterste deel van de rug (de staart) van het gevogelte en de vrije uiteinden van de poten, in de onderste opening van de gekruiste rekker te steken en van daar naar een uiterste stand om de nek en de schouders van het gevogelte in het bovenste deel van de gekruiste rekker te steken,
en een aandrijfeenheid om de slede over de verticale geleiding via een tussenstop naar zijn uiterste positie te verplaatsen
In een voorkeurdragende vorm worden de onderste haken op een wentelarm aangebracht die over 1800 om een verticale as kan wentelen.
Een volledig stuk gereinigd gevogelte, bijvoorbeeld een kip, een kalkoen, een patrijs of dergelijk wordt, nadat het op voorhand in de juiste vorm is voorgeplooid, met de hand op de kipslede op de machine gelegd. Het klemmen van het gevogelte gebeurt in twee stappen. In de figuren gaat het om een kip :
<Desc/Clms Page number 3>
de kip wordt met behulp van een aanduwplaat, die op de kipslede beweegbaar is aangebracht, tussen de rechtop staande haken, op de kipslede, geduwd ; in een korte fractie na het aanduwen van de kip worden de rechtop staande haken naar beneden bewogen zodat de poten van de kip mooi tegen de binnenkant van de rug worden getrokken.
Samen met het naar beneden bewegen van de rechtopstaande haken komen er twee kleine pennen vooraan aan de kipslede naar buiten om het onderste deel van de gekruiste rekker (in een latere fase van het opbindproces) op te vangen.
Door de kipslede naar voor, tot de tussenpositie met behulp van een aandrijfeenheid, te verplaatsen, brengt men het achterste deel van het gevogelte in de onderste opening van de gekruiste rekker en duwt men de rekker van de vingers van de onderste haken, zodat de rekker rond de twee kleine uitstekende pennetje en om de rug van het gevogelte op de kipslede springt.
De bovenste haken, bv. haken gevormd in de vorm van een G (G-haak genoemd), zijn dwars ten opzichte van de kipslede, op een verticale slede gemonteerd en worden aangedreven met een aandrijfeenheid. Deze aandrijfeenheid beweegt de G-haken tot een tussenstand waardoor de G-haken de rekker aanspannen. Hierdoor wordt de opening in de onderste kruising van de rekker kleiner waardoor de poten strakker tegen de binnenkant van de rug worden getrokken.
De tussenstand van de kipslede is zodanig gekozen dat de kruising in de rekker door het aanspannen door de G-haken, zodanig komt te liggen dat hij niet op het borstbeen drukt.
<Desc/Clms Page number 4>
Terwijl de kipslede, vanuit de tussenstand, naar de uiterste positie verschoven wordt, wordt de rekker nog meer aangetrokken, tot de kip volledig onder het bovenste deel van de rekker uitkomt.
De plaat die de kip duwt tussen de rechtopstaande haken op de kipslede gaat terug naar zijn beginpositie om plaats te maken voor het vrije einde in de gekruiste rekker.
In een alternatieve uitvoering kan de aanduwplaat ook tegen de kip blijven duwen, maar de aanduwplaat moet dan wel voorzien zijn van een geleiding voor de rekker zodat die tussen de plaat en de kip kan jlijden. Dit is van toepassing als de op te binden kippen steeds dezelfde maat hebben en dat daardoor de kipslede juist kan gepositioneerd worden. In het geval van een universele machine, waarmee alle soorten en maten van kippen opgebonden kunnen worden, is de geleiding dan te groot en zou in de weg van de operator komen te staan.
De bovenste haken gaan vanuit hun tussenstand volledig naar hun diepste stand dit om het vrije deel van de rekker tot volledig op de kipslede te brengen.
Door deze beweging glijdt de rekker langs de borst van het gevogelte en komt het bovenste deel van de gekruiste rekker tussen de borst en de billen en het vrije deel van de rekker komt voorbij de schouders en de nek.
De kipslede keert nu terug naar zijn beginstand. Hierdoor schuift het vrije deel van de rekker onder de schouders door en schuift de rekker van de G-vormige haken. Hierdoor komt de rekker mooi rond de kip te liggen.
Als de kipslede in de begintoestand is teruggekomen gaan de rechtopstaande klemmen op de kipslede terug naar boven en gaan de twee kleine pennetjes terug naar binnen in de kipslede. Hierdoor
<Desc/Clms Page number 5>
komt de kip los op de kipslede te liggen en springt de rekker mooi rond de rug van het gevogelte.
De draaihaak draait terug over 1800 naar de begintoestand zodat de draaihaak met de opening van de haken naar de kipslede gericht is en zodat de G-vormige haken terug naar hun begintoestand gaan.
Door de ingebruikname van de opbindmachine volgens de uitvinding, hangt het aantal opgebonden stuks veel minder af van de operator, waarbij een minimaal aantal opgebonden stuks gevogelte per dag kan gehandhaafd worden. Het aantal op te binden stuks kan afhankelijk van de uitvoering van de machine gemakkelijk 5. 000 tot 8. 000 stuks per shift bedragen. Met de machine volgens deze uitvinding kan men een aanzienlijkere produktiviteitsverhoging bekomen. Zeer belangrijk is de polsontsteking door het opbinden te voorkomen.
De aandrijfeenheden van de kipslede en de verticale slede van de G-vormige haken en al de andere bewegingen zijn in deze uitvinding bij voorkeur pneumatische cilinders, maar ook andere soorten van aandrijvingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een stappenmotorenaandrijving, een servomotorenaandrijving, dmv. een zuiver mechanische aandrijving, of dergelijke.
Om een meer doorgedreven automatisering van de machine te bekomen, dwz. het vermijden dat de rekker manueel moet worden opgespannen op de machine, is de machine voorzien van een middel om de rekker op de machine te spannen.
De machine volgens de uitvinding omvat een middel om de rekker te voeren, in het bijzonder een inrichting, waarbij de rekkers gebonden zijn aan een papierstrook, welk middel voorzien is van een geleidingselement om e papierstrook met de rekkers te leiden naar een grijpelement die de rekker van de papierstrook scheurt, de rekker opent en opspant op het
<Desc/Clms Page number 6>
opbindgedeelte.
Andere kenmerken van de uitvinding zullen uit de volgende beschrijving voortvloeien waarin verwezen is naar de bijgevoegde tekeningen die een uitvoeringsvorm van een machine en een middel volgens de uitvinding tonen.
In die tekeningen zijn : - figuur 1 een zijaanzicht van een opbindmachine volgens de uitvinding ; figuur 2 een vooraanzicht van de machine afge- beeld in Figuur 1 ; figuren 3 t/m 12 gedeeltelijke aanzichten in doorsnede volgens de lijn 11-11 van stappen van de cyclus voor het opbinden van geslacht gevogelte.
In deze figuren wijzen gelijke nummers naar gelijke of gelijksoortige elementen.
Zoals afgebeeld in Figuren 1-3 bevat een machine, voor het opbinden van gevogelte met rekkers, volgende onderdelen : - een frame 32 ; - een horizontale langsgeleiding 14 waarop een kipslede 11 dmv. een aandrijfeenheid 33 heen en weer kan bewegen ; - een verticale langsgeleiding 34 waarop een slede 35 met de G-vormige haken 1 op en neer
EMI6.1
beweegt dmv. van de aandrijfeenheid 36 - verplaatsbaar onderstel op de langsgeleiding 14, dat wordt voortbewogen door de kipslede 11, waarop een rotatieeenheid 26 is aangebracht die de draaihaak 30 doet
<Desc/Clms Page number 7>
roteren. De rotator 26 zorgt ervoor dat de draaihaak 30 1800 uitdraait en op het einde van de cyclus 1800 terug draait.
De draaihaak
30 dient om de rekker 2 te openen en om ervoor te zorgen dat er een kruising ontstaat in de rekker 2 ; een wig 38 die ervoor zorgt dat de G-vormige haken 1 openen en sluiten als de verticale langsgeleiding 34 over en weer bewogen wordt ; een eenheid om de kipslede 11 in een tussen- positie te plaatsen om het aanspannen van de rekker 2 rond de rug van het gevogelte 3 mogelijk te maken en om het mogelijk te maken om de kruising in de rekker 2 onder het borstbeen van het gevogelte 3 te krijgen ; een eenheid om de G-vormige haken in een tus- s-stand te hrengen om de rekker 2 aan te spannen en de bovenste helft van de gekruiste rekker 2 groter te maken op het moment dat de kipslede 11 in zijn tussenstand geblokkeerd staat.
De G-vormige haken l zijn in deze constructie op lange armen 41 en 42 geplaatst die op hun beurt zijn bevestigd op twee aparte sledes 39 en 40. Deze sledes 39 en 40 kunnen bewegen over een derde langsgeleiding 43 die bevestigd is op de slede 35. De sledes 39 en 40 worden uit elkaar bewogen in een verticaal vlak loodrecht op de lengteas van de horizontale geleiding 14 doordat ze tijdens het bewegen van de slede 35 langs de wig 38 passeren.
De G-vormige haken 1 en de roterend haken 30 openen de rekker 2 in een verticaal vlak loodrecht op de lengteas van de langsgeleiding 14.
De rekker 2 is opgebouwd uit latex koord ( n of meerdere) omwonden met textielvezels meestal katoen-
<Desc/Clms Page number 8>
vezel dat in twee lagen wordt aangebracht. Een vezel in de wijzerzin en een vezel in de tegenwijzerszin.
De kip 3 wordt manueel door de operator op de kipplaat 7 van de kipslede 11 geplaatst zodanig dat de poten van de kip 3 tussen de rechtopstaande klem 4 op de kipslede 11 komen en dat de schouders van de kip 3 naar de aanduwplaat 9 gericht zijn.
Het klemmen van de kip 3 op de kipslede 11 gebeurt in drie stappen : de kip 3 wordt met behulp van een aanduwplaat
9 op de kipslede 11 tussen de rechtopstaande haken 4 op de kipslede 11 geduwd. Hierdoor wordt de kip goed opgestuikt teneinde een compact eindprodukt te bekomen ; pas na een fractie gaat de klem 4 naar beneden zodat de poten van de kip 3 tegen de binnenkant van de rug worden getrokken ; samen met het naar beneden gaan van de klem 4 op de kipslede 11 worden twee kleine pennetjes
5 naar voor geschoven uit de kipslede 11 net onder de kipplaat 7. Deze pennetjes dienen om in een later stadium van het opbindproces op de machine, de rekker 2 op te vangen.
De cilinder 20 die voor de aandrijving dient van de aanduwplaat 9 is zodanig gekozen dat de kracht waarmee de kip 3 tussen de klem 4 wordt geduwd niet te groot is zodanig dat de kip 3 niet wordt beschadigd.
De cilinder 20 trekt aan de aanduwplaat 9 met een kracht van ongeveer 100 N.
De kipslede 11 is voorzien van een langsgeleiding 18 evenwijdig met de langsgeleiding 14. Over de langsgeleiding 18 beweegt de eenheid 12 over en weer die dient om de aanduwplaat 9 te dragen.
<Desc/Clms Page number 9>
De aandrijfcilinder 33 beweegt de kipslede 11 dmv. lagers 15 over de langsgeleiding 14 lopen, vanuit een beginpositie naar een tussenstand. Hierdoor wordt de staart en het onderste deel van de rug van de kip 3 en de vrije einden van de poten in de onderste opening van de gekruiste rekker 2 gestoken. Daarna wordt de kipslede 11 naar zijn uiterste positie verplaatst en dan terug naar zijn beginpositie waarbij de schouders van de kip 3 in de tweede opening in de gekruiste rekker 2 worden gebracht.
De G-vormige haken 1 plaatsen de kruising in de rekker 2 tussen het borstbeen en de rug van de kip 3, ze spannen door middel van de rekker 2, de poten tegen de rug en ze trekken de rekker 2 verder uit l ngs de borst en over de schouders van de kip 3.
De kipslede 11 is met meer details afgebeeld in figuren 2 en 3.
De kip 3 kan zowel warm, als zij pas geslacht en gereinigd is, alswel koud wanneer ze uit de koelcel komt, alswel gekruid wanneer ze uit de kruidentrommel komt met de voorgestelde machine worden opgebonden.
Wanneer de G-vormige haken 1 door de verticale aandrijfeenheid 36 van de bovenste (beginstand) naar de tussenstand worden bewogen, verplaatsen zij de kruising in de rekker 2 naar onder en spannen zij tevens de rekker aan tijdens het opbinden van de kip.
De rechtopstaande haken op de kipslede 11 vormen de klem 4 die ervoor zorgt dat de uiteinden van de poten van de kip 3 mooi tegen de binnenkant van de rug worden getrokken. De rechtopstaande klem 4 is via een hefboom 44 en een scharnier 45 verbonden met de kipplaat 7. Door middel van de scharnier 46 is de aandrijfeenheid 31 verbonden met de hefboom 44 en dmv. scharnier 47 is de aandrijfeenheid op zich verbonden met de kipslede 11 zodat de rechtopstaande haken van de klem
<Desc/Clms Page number 10>
4 naar onder kunnen scharnieren om de poten van de kip 3 tijdens het klemmen naar beneden te trekken (Figuren 5 en 6).
De kipslede 11 bezit langs de zijkanten van de kipplaat 7 twee vleugelsteunen 6. Deze vleugelsteunen 6 dienen om de kip 3 tijdens het opbindproces mooi te positioneren, in het bijzonder de vleugels. Deze voorziening is vooral belangrijk als de kip opgebonden wordt volgens een methode die veel gevolgd wordt in de franse en zwitserse slachterijen. Deze methode behelst dat de vleugels in plaats van gevouwen achter de schouders zoals veel gebruikt in belgische slachterijen, gevouwd worden naast het lichaam met de punten van de vleugels tussen de bil en de borst.
De kipslede 11 bezit twee pennen 5 die ervoor moeten zorgen dat de rekker 2 tijdens het opbinden niet over de rug van de kip 3 rolt richting staart. Hetgeen een slechte opbinding tot gevolg zou hebben. De twee pennen laten zich dmv. een pneumatische cilinder 8 heen en weer bewegen. Op het einde van de opbindcyclus zorgt de cilinder 8 ervoor dat de pennen 5 ingetrokken worden in de kipslede 11 om ervoor te zorgen dat de rekker 2 rond de rug van de kip 3 komt te liggen.
Figuur 6 geeft een gesloten toestand weer waarbij een kip 3 op de kipslede 11 is vastgeklemd. De aanduwplaat 9 duwt tegen de kip 3 zodat deze tussen de rechtopstaande klem 4 wordt gedrukt. Hierbij maakt de steun 10 de verbinding tussen de horizontale slede 12 en de aandrijfeenheid 20.
Op de horizontale langsgeleiding 14 kan ook een draaihaakslede 48 heen en weer bewegen die de draaihaak 30 draagt. De aandrijving van de draaihaakslede 48 gebeurt door de kipslede 11.
In de beginstand is de draaihaakslede 48 geblokkeerd in de inklemeenheid 21. Deze zorgt ervoor
<Desc/Clms Page number 11>
rekker 2 in een vaste positie blijft staan. De inklemeenheid 21 zorgt er ook voor dat zolang de kipslede 11 niet in de tussenstand gekomen is, de draaihaakslede 48 niet beweegt. Eens de kipslede 11 vanuit zijn tussenstand naar zijn uiterste stand beweegt zal de kipslede 11 tegen de draaihaakslede 48 drukken en de mechanische weerstand 23 in de inklemeenheid 21 overwinnen. Vanaf nu zal de draaihaakslede 48 mee bewegen met de kipslede 11. Wanneer de kipslede 11 vanuit zijn uiterste positie terugkeert naar zijn beginpositie zal de draaihaakslede 48 dmv. de terugtrekstaaf 19 teruggetrokken worden tot de ze in de inklemeenheid 21 is gekomen. Dan kan de draaihaakslede niet meer verder bewegen.
De inklemeenheid 21 is vast verbonden op het frame 32.
De werkwijze voor het opbinden van de kip 3 omvat volgende stappen :
Een rekker 2 wordt gespannen tussen de Gvormige haken 1 en de draaibare haken 30. De kip 3 wordt dan vastgeklemd op de kipslede 11 door de aanduwplaat 9 en de rechtopstaande klem 4. De G-vormige haken 1 bewegen naar boven waardoor ze over de wig 38 bewegen en naar elkaar toe bewegen. De draaihaken 30, die op een roterende arm gemonteerd staan die in een horizontaal vlak 1800 kan roteren, beweegt nu over 1800 zodat een kruising bekomen wordt in de rekker 2 (zo deze kruising er nog niet was bij het aanbrengen van de rekker 2 aan de machine). Hierdoor ontstaan in de rekker 2 twee openingen 01 voor de onderste opening en 02 voor de bcvenste opening. Door het draaien van de draaibare haken 30 over 1800 zijn de openingen van de haken nu niet meer naar de kipslede 11 gericht (Figuur 4).
In figuur 7 wordt de kip 3 varop de kipslede 11 dmv. de aandrijfeenheid 33 naar de rekker 2 toe bewogen. De roterende haak zal dmv. de inklemeenheid 21
<Desc/Clms Page number 12>
niet bewegen over de langsgeleiding 14. Doordat de kipslede 11 tegen de rekker 2 begint te duwen verschuift deze richting de openingen in de draaibare haken 30. De instelling is zodanig dat de rekker 2 van de draaibare haken 30 springt net voor de kipslede 11 zijn tussenpositie bereikt heeft. Doordat de rekker 2 van de draaibare haken 30 springt komt deze rond de pennen 5 en de rug van het gevogelte 3 (Figuur 8). Eens de kipslede 11 in de tussenpositie is gaan de G-vormige haken 1 naar beneden en open door de wig 38. De Gvormige haken 1 stoppen als de verticale slede 35 in de zijn tussenpositie is aangekomen (Figuur 9).
Doordat de G-vormige haken 1 in verhouding tot het dalen van de haken meer open gaan wordt de rekker 2 aangespannen.
Hierdoor verplaatst de kruising in de rekker 2 zieh naar beneden zodat deze tussen het borstbeen en de rug van de kip 3 komt. Door de verlaging van het kruispunt worden de poten van de kip 3 mooi tegen de binnenkant van de rug getrokken. Nadat de tussenpositie van de verticale slede 35 is bereikt beweegt de kipslede 11 zieh naar zijn uiterste positie. Hierdoor wordt de rekker 2 hard aangespannen zodat de poten vast tegen de binnenkant van de rug drukken. Tevens wordt de rekker 2 reeds voor een gedeelte tussen de billen en de borst getrokken. Na het bereiken van de uiterste positie van de slede 11 gaat de aanduwplaat 9 achteruit (Figuur 10).
Dit heeft tot gevolg dat het bovenste deel van de opening 02 in de rekker 2 tot tegen de kipplaat 7 kan komen wanneer de G-vormige haken 1 naar beneden gaan.
Door het naar beneden gaan van de G-vormige haken 1 wordt de rekker 2 mooi tussen de billen en de borst van de kip 3 geleid (Figuur 11). Hierdoor wordt het vel van de kip 3 over de borst strak getrokken. Wanneer de diepste positie van de G-vormige haken 1 is bereikt begint de kipslede 11 dmv. de aandrijfeenheid 33 naar
<Desc/Clms Page number 13>
zijn beginpositie terug te keren. Hierdoor schuift de rekker 2 onder de kip 3 en spant hierdoor het vel mooi aan over de schouders. Door het terug naar zijn beginpositie gaan van de kipslede 11 wordt de rekker 2 geschoven over de G-vormige haken. Wanneer de afschuifkracht te groot wordt springt de rekker 2 van de G-vormige haken 1 rond de kip 3 (Figuur 12). De kip 3 is nu opgebonden dmv. de rekker 2. De rechtopstaande haken van de potenklem 4 komen naar boven en de pennen 5 worden in getrokken.
Hierdoor springt de rekker 2 op de rug van de kip 3. De operator kan de opgebonden kip 3 afladen en een nieuwe kip 3 opleggen en de cyclus kan herbeginnen nadat een nieuwe rekker is aangebracht (Figuur 3).