<Desc/Clms Page number 1>
Weefmachine en werkwijze voor het vervaardigen van weefsels met figuurvormende inslagdraden, zoals Kelim of Gobelin-weefsels De onderhavige uitvinding betreft een weefmachine, omvattende een gaapvormingsinrichting voorzien om in opeenvolgende werkingscycli een gaap te vormen tussen een gedeelte van op de weefmachine voorziene kettingdraden, een selectie-inrichting voorzien om in elke werkingscyclus een inslagdraad te selecteren uit een aantal verschillende inslagdraden, en een inslagmechanisme voorzien om telkens de nodige lengte van de geselecteerde inslagdraad in de gaap te brengen en af te snijden, zodat een weefsel gevormd wordt waarin inslagdraden zich slechts over een deel van de weefselbreedte uitstrekken en figuurvormend door kettingdraden ingebonden zijn.
Kelim- en Gobelinweefsels bestaan uit kettingdraden en inslagdraden. De inslagdraden zijn op zodanige wijze door de kettingdraden ingebonden zijn dat ze langs de bovenzijde van het weefsel lopende delen hebben die de kettingdraden bedekken. Deze zichtbare delen van de verschillende inslagdraden vormen samen een figuur. Het is ook kenmerkend voor deze weefsels dat in eenzelfde inslaglijn verschillende kleurzones van de figuur gevormd worden door respectievelijke stukken inslagdraad (met een verschillende kleur), die zich slechts over een deel van de weefselbreedte uitstrekken. Verder is het ook typisch voor deze weefsels (in het bijzonder voor Gobelin weefsels) dat de figuur uit een groot aantal verschillende kleuren bestaat.
In het Belgisch octrooi nr. 1004414A3 (octrooiaanvraag nr.
<Desc/Clms Page number 2>
9000586) wordt een weefmachine beschreven die de in de eerste paragraaf van deze beschrijving genoemde kenmerken heeft.
De selectie-inrichting van deze gekende weefmachine omvat een kleurenrooster waarin de verschillende inslagdraden in meerdere rijen naast elkaar kunnen voorzien worden. Dit kleurenrooster kan zowel in kettingrichting als in inslagrichting worden verplaatst om in elke werkingscyclus een (in functie van de te vormen figuur) bepaalde inslagdraad op een selectiepositie te brengen (te selecteren) zodat hij door een grijper in de gaap kan worden gebracht.
Aangezien dit kleurenrooster volgens twee verschillende, onderling loodrechte, richtingen moet kunnen verplaatst worden, moeten er twee aandrijfinrichtingen voorzien zijn.
Een dergelijke selectie-inrichting werkt vrij traag en is bovendien ook complex en duur.
Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een dergelijke weefmachine met een selectie-inrichting die de hierboven genoemde nadelen niet heeft.
Dit doel wordt volgens deze uitvinding bereikt door een weefmachine met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving genoemde kenmerken, waarbij de verschillende inslagdraden in een rij in de selectie-inrichting kunnen voorzien worden, en waarbij de selectie-inrichting minstens een roteerbaar element omvat hetwelk voorzien is om, door zijn rotatie, de genoemde rij te verplaatsen voor het selecteren van een inslagdraad.
Bij een dergelijke selectie-inrichting volstaat een enkel aandrijfmiddel om het roteerbaar element tot een zodanige stand te roteren dat een van de verschillende inslagdraden
<Desc/Clms Page number 3>
geselecteerd (in een selectiepositie gebracht) wordt. Een dergelijk roterend aandrijfmiddel, zoals bijvoorbeeld een electromotor, werkt sneller, en is ook veel eenvoudiger en minder duur dan de twee lineair verplaatsende aandrijfmiddelen van de gekende weefmachine.
Een ander aspect van deze uitvinding betreft een werkwijze voor het op een weefmachine vervaardigen van een weefsel met figuurvormende inslagdraden, zoals bijvoorbeeld een Kelim- of Gobelinweefsel, waarbij in opeenvolgende werkingscycli een gaapvormingsinrichting gestuurd wordt om tussen een gedeelte van op de weefmachine voorziene kettingdraden een gaap te vormen, waarbij in elke werkingscyclus een selectie-inrichting gestuurd wordt om uit een aantal verschillende inslagdraden een inslagdraad te selecteren, en waarbij in elke werkingscyclus een inslagmechanisme gestuurd wordt om de nodige lengte van de geselecteerde inslagdraad in de gaap te brengen en af te snijden.
De uit bovengenoemd Belgisch octrooi gekende werkwijze, heeft de eigenschappen die in de voorgaande paragraaf van deze beschrijving werden genoemd, maar heeft het nadeel dat er voor het selecteren van een inslagdraad twee verschillende aandrijfinrichtingen moeten gestuurd worden.
Een doel van deze uitvinding is ook om te voorzien in een dergelijke werkwijze, die de sturing voor het selecteren van een inslagdraad eenvoudiger maakt.
Deze doelstelling wordt bereikt door volgens deze uitvinding een werkwijze toe te passen, waarbij de verschillende inslagdraden in een rij voorzien worden in een selectie-inrichting met minstens één roteerbaar element hetwelk voorzien is om, door zijn rotatie, de genoemde rij
<Desc/Clms Page number 4>
te verplaatsen voor het selecteren van een inslagdraad.
Volgens deze werkwijze is voor de selectie van een inslagdraad enkel de sturing van een roterend aandrijfmiddel vereist. Dit is merkelijk eenvoudiger dan de sturing van twee lineair verplaatsende aandrijfmiddelen.
Verder betreft deze uitvinding ook de volgens bovenstaande werkwijze vervaardigde weefsels, in het bijzonder Kelimen Gobelinweefsels.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de weefmachine volgens deze uitvinding is het roteerbaar element voorzien om de rij inslagdraden volgens een gesloten baan te verplaatsen. Hierdoor kan een vrij lange rij inslagdraden - waarbij de rij bijvoorbeeld een kring vormt -, voorzien worden, terwijl elke inslagdraad toch op een vlugge en efficiënte manier in een selectiepositie kan gebracht worden, en terwijl de plaats die deze rij inneemt beperkt blijft. Een ander voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat het roterend element voor elke selectie volgens dezelfde draaizin kan geroteerd worden. Door het roterend element, afhankelijk van de positie van de te selecteren inslagdraad ten opzichte van de selectiepositie, volgens de ene of de andere draaizin te laten roteren, kan de werkingssnelheid nog opgedreven worden.
De rij inslagdraden is bij voorkeur zo voorzien dat de rij door minstens een eindeloze drager, die door het roteerbaar element kan verdraaid worden, kan meegenomen worden.
De selectie-inrichting en het inslagmechanisme van de weefmachine volgens deze uitvinding zijn bij voorkeur op eenzelfde in de inslagrichting beweegbare positioneerinrichting voorzien. Hierdoor kan men door de sturing van
<Desc/Clms Page number 5>
een aandrijfmiddel zowel de selectie-inrichting als het inslagmechanisme positioneren.
Dit inslagmechanisme omvat in een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de weefmachine ook een grijpmiddel dat, ten opzichte van de genoemde positioneerinrichting, beweegbaar is in de inslagrichting, terwijl het voorzien is om een door de selectie-inrichting geselecteerde inslagdraad mee te nemen en, door zijn beweging ten opzichte van de positioneerinrichting, in de gaap te brengen.
Het inslagmechanisme omvat bij voorkeur ook een snijmiddel dat voorzien is om de in de gaap gebrachte inslagdraad door te snijden tussen de gaap en de selectie-inrichting.
Een bijzondere uitvoeringsvorm van de weefmachine volgens deze uitvinding omvat een weefriet dat voorzien is om gedurende het weven in een vaste positie te blijven, terwijl de weefmachine voorzien is van een in kettingrichting heen en weer beweegbare constructie dewelke het laatst gevormde weefseldeel samen met de zich vanaf dit weefseldeel door het riet uitstrekkende (delen van de) kettingdraden heen en weer kan bewegen om een of meerdere ingebonden inslag-draden aan te slaan tegen het reeds gevormde weefseldeel.
Bij de werkwijze volgens deze uitvinding wordt het aanslaan van een of meerdere ingebonden inslagdraden tegen het reeds gevormde weefseldeel ook bij voorkeur uitgevoerd door het laatst gevormde weefseldeel samen met de vanaf dit weefseldeel door een riet van de weefmachine lopende (delen van de) kettingdraden naar dit riet toe te bewegen, terwijl het riet stilstaat.
<Desc/Clms Page number 6>
Op een weefmachine waarvan het riet een heen en weergaande beweging uitvoert om de inslagdraden aan te slaan moet de ruimte in de nabijheid van het riet vrijblijven om de bewegingen van het riet toe te laten.
Het feit dat de weefmachine volgens deze uitvinding een riet heeft dat in een vaste positie kan blijven gedurende het weven maakt het mogelijk om de selectie-inrichting en het inslagmechanisme op een ideale plaats, in de nabijheid van het riet, op te stellen.
Van een andere zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de weefmachine kunnen de gaapvormingsinrichting, de selectie-inrichting en het inslagmechanisme zó gestuurd worden dat in elke werkingscyclus automatisch een gaap gevormd wordt tussen bepaalde kettingdraden, een bepaalde inslagdraad geselecteerd wordt, en een bepaalde lengte van de geselecteerde inslagdraad in de gaap gebracht wordt, waarbij deze kettingdraden, deze inslagdraad en deze lengte telkens zó bepaald zijn dat de inslagdraden door de kettingdraden ingebonden worden en een vooraf bepaalde figuur vormen in het weefsel.
Bij het uitvoeren van de hoger omschreven werkwijze volgens deze uitvinding worden de gaapvormingsinrichting, de selectie-inrichting en het inslagmechanisme bij voorkeur op de in voorgaande paragraaf vermelde manier gestuurd.
De weefmachine wordt bij voorkeur ook voorzien van een gegevensverwerkende eenheid, en van invoermiddelen voor het in deze eenheid invoeren van figuurgegevens die de te vormen figuur bepalen, terwijl deze gegevensverwerkende eenheid voorzien is om uit deze figuurgegevens de stuurgegevens of stuursignalen te bepalen die voor het sturen van de gaapvormingsinrichting, de selectieinrichting en het inslagmechanisme vereist zijn.
<Desc/Clms Page number 7>
Deze gegevensverwerkende eenheid kan bijvoorbeeld een computer zijn, waarin de figuurgegevens kunnen ingevoerd worden, bijvoorbeeld door een afbeelding van de te vormen figuur door een met de computer verbonden scanner te voeren. Op die manier bekomt men op een bijzonder eenvoudige en vlugge manier de stuurgegevens die nodig zijn om een weefsel met die figuur te vervaardigen op de weefmachine.
Bij het toepassen van de werkwijze volgens deze uitvinding wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een weefmachine die voorzien is van een dergelijke gegevensverwerkende eenheid - zoals bv. een computer -, worden figuurgegevens, die de figuur bepalen, in deze eenheid ingevoerd-bv. door middel van een scanner -, en wordt deze eenheid voorzien-bv. geprogrammeerd - om uit deze figuurgegevens de stuurgegevens of stuursignalen te bepalen die voor het sturen van de gaapvormingsinrichting, de selectie-inrichting en het inslagmechanisme vereist zijn.
Bij met de hand vervaardigde Kelim- en Gobelinweefsels is elke inslagdraad vanaf het ene uiteinde - dat langs de onderzijde van het weefsel uitsteekt - figuurvormend ingebonden door een aantal opeenvolgende (naast elkaar gelegen) kettingdraden, en loopt de inslagdraad na ombuiging om de laatste kettingdraad terug naar de eerste kettingdraad, waar het andere uiteinde van de inslagdraad naast het eerstgenoemde uiteinde langs de onderzijde van het weefsel uitsteekt. Hierdoor zijn er spleten zichtbaar tussen de naburige figuurvormende delen van in eenzelde inslaglijn ingebonden inslagdraden. Dit wordt als een typisch kenmerk van met de hand vervaardigde Kelim- en Gobelinweefsels beschouwd.
Om dit typisch kenmerk te bekomen bij de weefsels die door
<Desc/Clms Page number 8>
toepassing van de werkwijze volgens deze uitvinding vervaardigd worden, wordt elke inslagdraad bij voorkeur aan weerszijden van een figuurvormend gedeelte ingebonden door kettingdraden die langs de rugzijde van het weefsel worden voorzien.
Deze uitvinding zal nu verder verduidelijkt worden in de hierna volgende meer gedetailleerde beschrijving van de weefmachine en de werkwijze volgens deze uitvinding. De in deze beschrijving voorgestelde kenmerken van de uitvinding zijn louter illustratief, en kunnen geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van de voor deze uitvinding in de conclusies opgeëist bescherming.
In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarvan Fig. 1 een schematische perspectief-voorstelling is van het heen en neer beweegbaar weefbed en het vaststaand weefriet van de weefmachine.
Fig. 2 d. m. v. een zijaanzicht het principe illustreet van een variante uitvoeringsvorm van het heen en weer beweegvaar weefbed.
Fig. 3 een schematische perspectief-voorstelling is van een positioneerbare weefslede van de weefmachine Figuren 4 t/m 11 schematische perspectief-voorstellingen zijn van de weefslede in zijn opeenvolgende situaties gedurende een werkingscyclus van de weefmachine.
De weefmachine volgens deze uitvinding omvat een chassis (niet voorgesteld op de figuren) dat twee rechtopstaande zijplaten omvat, waartussen een aantal verterkingsribben zijn aangebracht. Dit chassis draagt een vaststaand weefriet (1) en een heen en weer beweegbare metalen constructie (2), een weefbed genoemd, bestaande uit
<Desc/Clms Page number 9>
profielijzer en plaatwerk (zie figuur 1), hetwelk drie zich volgens de breedterichting van het chassis uitstrekkende
EMI9.1
rollen (3), draagt. Aan de ene zijde van het weefriet (1) een eerste (3) en een tweede rol (4) voorzien, dewelke dienen om er de kettingdraden (6), respectievelijk de spandraden, van af te rollen gedurende het weven.
De aan de andere zijde-de achterzijde-van het weefriet (1) voorziene rol (5) dient voor het oprollen van het gedurende de werking van de weefmachine gevormde weefsel. De as (8) van elke rol (3), (4), (5) is in de omgeving van elk uiteinde gelagerd in een aan de constructie (2) bevestigd lagerhuis (9).
Het weefbed (2) is heen en weer beweegbaar, in een richting die loodrecht op het weefriet (1) staat, door middel van een nok die door een electromotor met reductie wordt aangedreven (niet op de figuren voorgesteld). Telkens nadat één of meerdere inslagdraden in een respectievelijke gaap werden ingebracht wordt deze electromotor gestuurd om het weefbed vanuit een beginpositie eerst voorwaarts (de zijde waar de rol (3) voor de kettingdraden voorzien is wordt als de voorzijde van de weefmachine beschouwd), en vervolgens terug achterwaarts, terug naar de beginpositie, te verplaatsen.
Gedurende de voorwaartse verplaatsing van het weefbed (2) bewegen de kettingdraden, de spandraden en het reeds gevormde weefsel voorwaarts, terwijl de inslagdraden door het weefriet (1) tegengehouden worden, zodat ze achterwaarts schuiven om aan te sluiten tegen de rand van het reeds gevormde weefsel. Dit wordt het aanslaan van de inslagdraden genoemd.
EMI9.2
Aangezien het weefriet (1) hier een onbeweeglijk onderdeel van de weefmachine is kan de ruimte achter het weefriet (1) benut worden voor andere onderdelen, zoals uit hetgeen volgt zal blijken.
<Desc/Clms Page number 10>
In een alternatieve uitvoeringsvorm is de rol (3') die voorzien is voor het afrollen van de kettingdraden (6), de rol die voorzien is voor het afrollen van de spandraden, en de rol (5') die voorzien is voor het oprollen van het weefsel (7) vast opgesteld, en dienen de op het beweegbare weefbed (2) voorziene rollen (3), (4), (5) enkel voor het geleiden van de zich in de omgeving van het weefriet (1) bevindende delen van respectievelijk de kettingdraden (6), de spandraden en het weefsel (7).
Het principe van deze uitvoeringsvorm is geillustreerd door figuur 2 (de rol voor het afrollen van de spandraden en de rol (4) voor het geleiden van deze spandraden is hierop niet voorgesteld).
De op figuur 2 met referentiecijfers (10) en (11) aangeduide rollen zijn vaste geleidingsrollen voor de kettingdraden (6), respectievelijk het reeds gevormde weefsel (7).
Met een dergelijke weefmachine kan het aanslaan van de inslagdraden gebeuren door slechts het laatst gevormde weefseldeel en de zich vóór en achter het weefriet (1) uitstrekkende delen van de naar dit weefseldeel lopende kettingdraden (6) heen en weer te bewegen.
De weefmachine omvat verder ook een weefslede (12) die verplaatsbaar opgesteld is op een rail (13), die zich
EMI10.1
achter het weefriet (1) over de volledige breedte van de weefmachine, evenwijdig met het weefriet (1), uitstrekt.
Op de weefslede my is een tandwiel (14) voorzien dat aangrijpt op een tandlat (15) die evenwijdig met de rail (12) over de volledige breedte van de weefmachine loopt. Door het verdraaien van het tandwiel (15) door middel van een electromotor (16) kan de weefslede (12) gepositioneerd worden. De sturing van deze motor (16) gebeurt door middel van een computer.
<Desc/Clms Page number 11>
Op de weefslede (12) is een grijper (17) voorzien die verplaatsbaar is op een op de weefslede (12) voorziene geleidingsrail (18). De grijper (17) kan verplaatst worden door middel van een electromotor (19), die een op een tandlat (niet voorgesteld op figuur 3) aangrijpend tandwiel (20) aandrijft. De sturing van deze motor (19) gebeurt eveneens door middel van de computer.
Op zijn uiteinde heeft de grijper (17) een grijpmechanisme (21) dat kan geopend en gesloten worden door middel van een (niet of fig. 3 voorgestelde maar wel op figuren 4-11) kleine pneumatische cilinder (42).
Op de weefslede (12) is verder nog een selectie-trommel (22) voorzien. Deze omvat twee vertikaal naast elkaar opgestelde draaiassen (23), (24). Op elk van deze assen zijn twee tandwielen (25), (26) ; (27), (28) voorzien, respectievelijk in twee boven elkaar gelegen horizontale vlakken. Over de twee bovenste tandwielen (25), (27) is een bovenste eindeloze ketting (29) geleid, terwijl over de twee onderste tandwielen (26), (28) een onderste eindeloze ketting (30) geleid is. Deze kettingen (29), (30) dragen een reeks draadhouders (31) (op figuren 3 t/m 11 is telkens slechts een draadhouder voorgesteld), die zich nagenoeg vertikaal naast elkaar uitstrekken en een rij vormen die zich over de volledige omloop van de ketting uitstrekt.
Elke draad-houder (31) is verbonden met beide kettingen (29), (30). Door een van de bovenste tandwielen (25, 27) aan te drijven met de daarvoor op de weefslede (12) voorziene electromotor (32) verdraait de bovenste ketting (29). De draadhouders (31) worden door deze bovenste ketting (29) meegenomen, en deze draadhouders (31) brengen op hun beurt ook de onderste ketting (30) aan het draaien. Hierdoor kan de rij draad-houders (31), die in feite een kring vormt, rondgedraaid worden.
<Desc/Clms Page number 12>
Elke draadhouder (31) kan twee inslagdraden (34) bevatten, en omvat een vertikale geleidingsplaat (33) waarlangs deze inslagdraden (34) in vertikale richting naast elkaar kunnen lopen. Voor elke inslagdraad (34) omvat de draadhouder (31) een draadspanner (35) dewelke een verend element (36) omvat dat voorzien is om een neerwaarts gerichte spankracht uit te oefenen op de langs de geleidingsplaat (35) lopende inslagdraad (34). Onderaan heeft de draadhouder (31) twee vertikale geleidingsbuisjes (37). De in de draadhouder voorziene inslagdraden (34) lopen door hun respectievelijk geleidingsbuisje (37) en hebben een langs onder uit hun geleidingsbuisje (37) uitstekend einde.
Om een inslagdraad (34) te selecteren wordt de selectietrommel (22) verdraaid totdat de inslagdraad (34) met zijn uit het geleidingsbuisje (37) stekend einde in de selectiepositie komt. De selectiepositie is de positie waar het draaduiteinde door de grijper (17) kan gegrepen worden.
De electromotor (32) voor het verdraaien van de selectietrommel (22) wordt door middel van de computer gestuurd.
Op de weefslede (12) is ook een schaarmechanisme (38) voorzien dat door middel van een kleine pneumatische cilinder (39) kan bediend worden. Ook deze cilinder (39) wordt door de computer gestuurd.
De weefmachine omvat verder ook nog een algemeen gekend jacquardmechanisme (niet op de figuren voorgesteld) om gedurende de opeenvolgende werkings-cycli op gaande wijze telkens de nodige gaap te vormen tussen een deel van de kettingdraden. Ook het Jacquardmechanisme wordt door de computer gestuurd.
Gedurende het vervaardigen van een weefsel op deze
<Desc/Clms Page number 13>
weefmachine wordt in elke werkingscyclus een ander stuk inslagdraad figuurvormend ingebonden. De kleur van de inslagdraad, zijn lengte, en de plaats waar hij ingebonden wordt, moeten daarbij telkens in overeenstemming zijn met de figuur die men in het weefsel wil zichtbaar maken. Om dit te bereiken moeten we voor elke werkingscyclus beschikken over de vereiste stuurgegevens voor de jacquardmachine, de positioneermotor (16) van de weefslede (12), de motor (19) van de grijper, de motor (32) van de selectietrommel (22), de cilinder (42) van het grijpmechanisme (21), en de cilinder (33) van het schaarmechanisme (38), de electomotor van het weefbed, en de electromotoren van de kettingdraad rollen en de weefselrol.
De hierboven genoemde aandrijfmiddelen van de weefmachine staan in verbinding met een computer die op zijn beurt gegevens kan ontvangen van een scanner. Een afbeelding van de figuur die men in het weefsel wenst te bekomen wordt door de scanner gevoerd, en de aldus bekomen figuurgegevens worden in een geheugen opgeslagen. De computer is geprogrammeerd om deze figuurgegevens automatisch te verwerken tot de stuur-gegevens en/of stuursignalen die nodig zijn om elk aandrijfmiddel in elke werkingscyclus op het juiste tijdstip op passende wijze te sturen.
De opeenvolgende stappen van de werking van de weefmachine gedurende een werkingscyclus worden voorgesteld op de figuren 4 tot en met 11.
Eerst wordt de positioneermotor (16) van de weefslede (12) gestuurd om de weefslede zo te positioneren (zie figuur 4) dat de kettingdraden (6) waartussen een gaap moet worden gevormd zich bevinden in de opening (43) (enkel op figuur 4 aangeduid) tussen het grijpmechanisme (21) en het schaarmechanisme (38). Daarna wordt de electromotor (32)
<Desc/Clms Page number 14>
van de selectietrommel (22) gestuurd om de nodige inslagdraad op de selectiepositie te brengen (figuur 5).
Daarna of terzelfdertijd wordt het jacquardmechanisme gestuurd om op gekende wijze de vereiste gaap te vormen.
Daarna wordt de electromotor (19) van de grijper (17) gestuurd om zich (met geopend grijpmechanisme) in de gaap te bewegen tot het uit de draadhouder (31) uitstekend uiteinde van de geselecteerde inslagdraad (34) zich tussen de twee delen van het geopende grijpmechanisme (21) bevindt (zie figuur 6). De pneumatische cilinder (42) van de grijper (17) wordt dan gestuurd om het grijpmechanisme (21) te sluiten (zie figuur 7). Vervolgens wordt de electromotor (19) van de grijper (17) gestuurd om de grijper (17) terug te trekken uit de gaap. Daarbij wordt de door het grijpmechanisme (21) vastgehouden inslagdraad (34) via de draadhouder (31) van de selectietrommel (22) uit het garen magazijn (niet voorgesteld op de figuren) getrokken (figuur 8).
De grijper-motor (19) wordt daarbij gestuurd om de grijper (17) van de selectietrommel (22) weg te bewegen todat de nodige lengte van de inslagdraad (34) uit de selectie-trommel (22) getrokken is.
Daarna wordt achtereenvolgens de pneumatische cilinder (39) van het schaarmechanisme ( (38) gestuurd om de inslagdraad nabij zijn draadhouder (31) door te snijden (figuur 9), het grijpmechanisme (21) geopend door sturing van zijn pneumatische cilinder (42) (figuur 10), en het jacquardmechanisme gestuurd om de gaap te sluiten (figuur 11).
Vervolgens wordt de electromotor van het weefbed (2) gestuurd om dit weefbed een heen en weergaande beweging te laten uitvoeren voor het aanslaan van de pas ingebrachte inslagdraad (34). Om een weefsel van een goede kwaliteit
<Desc/Clms Page number 15>
te bekomen worden bij voorkeur meerdere heen en weergaande bewegingen uitgevoerd.
Als alle inslagdraden (34) van een bepaalde inslaglijn ingebracht zijn wordt het aandrijfmiddel van de rol (5), (5') waarop het weefsel (7) wordt opgerold-de piekerwals - gestuurd om het weefsel (7) een weinig achteruit te trekken om het inbrengen van inslagdraden (34) in de volgende inslaglijn mogelijk te maken. Uiteraard moeten dan ook de aandrijfmiddelen van de rollen (3), (3') ; (4) met kettingdraden (6) en spandraden gestuurd worden om een overeenkomende lengte van deze draden af te rollen.
Om tussen de naburige inslagdraden van een inslaglijn de typische spleten van Kelim- en Gobelinweefsels te bekomen, en om tevens ook een goede inbinding van de inslagdraden te bekomen, wordt onder de kettingdraden (6) die dienen voor de figuurvormende inbinding van de inslagdraden (34), en een bovenste laag (40) vormen, een onderste laag kettingdraden (41) voorzien (zie figuur 12), en wordt elke inslagdraad (34) aan weerszijden van het door kettingdraden (6) van de bovenste laag (40) figuurvormend ingebonden deel, ook over een zekere lengte niet-figuurvormend ingebonden door kettingdraden (6) van de onderste laag (41).
Een figuurvormend ingebonden deel van een inslagdraad (34) loopt afwisselend boven en onder de opeenvolgende kettingdraden (6) in de bovenste laag (40). Naarmate de inslagdraad (34) over een kleinere lengte figuurvormend ingebonden is door kettingdraden (6) van de bovenste laag (40), zal een grotere lengte van de inslagdraad (aan weerszijden van het figuurvormend deel) door de kettingdraden (6) van de onderste laag (41) moeten ingebonden worden om een goede inbinding te bekomen. Een
<Desc/Clms Page number 16>
in de onderste laag kettingdraden (41) ingebonden deel van een inslagdraad (34) loopt eveneens afwisselend boven en onder de opeenvolgende kettingdraden (6) van die laag (41).
Bij het programmeren van de computer om figuurgegevens te verwerken tot stuurgegevens of stuursignalen kan men de verwerking per weefpuntenlijn laten plaatsvinden. De weefmachine kan voorzien worden van meerdere weefsleden (12). In dat geval kan men n weefpuntenlijn in evenveel zones als beschikbare weefsleden onderverdelen en de figuur-gegevens voor elke zone verwerken tot afzonderlijke stuurgegevens of stuursignalen (voor elke weefslede).