BE1013285A3 - Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1013285A3
BE1013285A3 BE2000/0120A BE200000120A BE1013285A3 BE 1013285 A3 BE1013285 A3 BE 1013285A3 BE 2000/0120 A BE2000/0120 A BE 2000/0120A BE 200000120 A BE200000120 A BE 200000120A BE 1013285 A3 BE1013285 A3 BE 1013285A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
support element
warp threads
weaving
pair
fabric
Prior art date
Application number
BE2000/0120A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2000/0120A priority Critical patent/BE1013285A3/nl
Priority to AT01915225T priority patent/ATE283939T1/de
Priority to CN01805043.3A priority patent/CN1213180C/zh
Priority to EP01915225A priority patent/EP1255885B1/de
Priority to PCT/EP2001/001516 priority patent/WO2001059192A1/de
Priority to AU2001242382A priority patent/AU2001242382A1/en
Priority to DE50104683T priority patent/DE50104683D1/de
Priority to US10/203,762 priority patent/US6953067B2/en
Priority to ES01915225T priority patent/ES2232605T3/es
Application granted granted Critical
Publication of BE1013285A3 publication Critical patent/BE1013285A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/04Control of the tension in warp or cloth
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C13/00Shedding mechanisms not otherwise provided for
    • D03C13/02Shedding mechanisms not otherwise provided for with independent drive motors
    • D03C13/025Shedding mechanisms not otherwise provided for with independent drive motors with independent frame drives

Abstract

Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine, waarbij een schaar kettingdraden door een steunelement (18;55) gesteund wordt, dat geleid wordt door geleidingsmiddelen die een weefkader (13,14,15,16) kunnen geleiden en dat heen en weer verplaatst wordt in een dwarsrichting (C) ten opzichte van die schaar kettingdraden, teneinde een gedeelte (46) van die schaar kettingdraden (2) gedurende een vooropgesteld ogenblik in een weefcyclus in een vooropgestelde positie te brengen en/of op te spannen.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine. 



  De uitvinding betreft een werkwijze en een inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine. 



  Om gedurende het aanslaan van een inslagdraad de spanning in een schaar kettingdraden te verhogen is het gekend uit US 1749123 over de breedte van de weefmachine een steunelement voor kettingdraden te voorzien, dat bevolen wordt door de aandrijfmiddelen van de weeflade. Terwijl de inslagdraad wordt aangeslagen maakt het steunelement contact met de onderste schaar kettingdraden. Bij deze uitvoeringsvorm is het bewegingsverloop van het steunelement, dat bepalend is voor het samenwerken van het steunelement met de onderste schaar kettingdraden, beperkt door het bewegingsverloop van de weeflade. 



  Het doel van de uitvinding is een werkwijze en een inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine, die toelaat een betere weefselkwaliteit te bekomen. 



  Tot het doel van de uitvinding bevat de werkwijze het aanbrengen van een steunelement voor het steunen van een schaar kettingdraden tussen het weefsel en gaapvormingsmiddelen, en het volgens een bewegingsverloop heen en weer verplaatsen van het steunelement in een dwarsrichting ten opzichte van de kettingdraden, teneinde een door het steunelement gesteund gedeelte van een schaar kettingdraden dat 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 gelegen is tussen het steunelement en het weefsel gedurende een vooropgesteld ogenblik in een weefcyclus in een vooropgestelde positie te brengen. 



  Het volgens een bewegingsverloop in een vooropgestelde positie brengen van een tussen het weefsel en gaapvormingsmiddelen gelegen gedeelte van een schaar kettingdraden laat toe de weefselkwaliteit te beïnvloeden. De werkwijze volgens de uitvinding laat toe een betere weefselkwaliteit te bekomen door een gedeelte van een schaar kettingdraden tijdens vooropgestelde ogenblikken in een weefcyclus in een vooropgestelde positie te brengen, die verschillend is van de positie die door de gaapvormingsmiddelen zou bekomen worden. Het vooropgesteld bewegingsverloop kan vrij gekozen worden. Dit bewegingsverloop kan bijvoorbeeld onafhankelijk van het bewegingsverloop van de weeflade of van de gaapvormingsmiddelen gekozen worden. Dit bewegingsverloop kan bijvoorbeeld afhankelijk van de weefsnelheid van de weefmachine gekozen worden. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het door het steunelement gesteund gedeelte van een schaar kettingdraden dat gelegen is tussen het steunelement en het weefsel door het steunelement in een vooropgestelde positie gebracht gedurende het aanslaan van een inslagdraad. Deze werkwijze gaat ervan uit dat het aanslaan van een inslagdraad en dus ook de weefselvorming gelijkmatig kunnen gebeuren, en er zodoende een betere weefselkwaliteit kan bekomen worden, indien de positie van een nabij het weefsel gelegen schaar kettingdraden gedurende het aanslaan van een inslagdraad bepaald is. De vooropgestelde positie 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 kan zodanig gekozen worden dat een inslagdraad gemakkelijk in het weefsel kan aangeslagen worden, hetgeen toelaat een vol weefsel, een zwaar weefsel, of een weefsel met een hoge dichtheid, zoals een denim weefsel, te weven.

   Door het gemakkelijk aanslaan van een inslagdraad wordt tevens als voordeel bekomen dat zogenaamde aanzetstrepen kunnen vermeden worden. De te vermijden aanzetstrepen in het weefsel zijn vooral aanzetstrepen van het type waarbij de hoogte van de aangeslagen inslagdraden in het weefsel onregelmatig verloopt nabij een plaats waar de weefmachine na een weefmachinestop terug gestart werd. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de door het steunelement gesteunde schaar kettingdraden door het steunelement opgespannen terwijl het steunelement zieh in een vooropgestelde positie gedurende het aanslaan van een inslagdraad bevindt. Dit bevordert tevens het gemakkelijk aanslaan van een inslagdraad in het weefsel, waardoor de ultvinding bijzonder geschikt is om toegepast te worden voor het weven van de voornoemde weefsels. De gesteunde schaar kettingdraden wordt opgespannen daar de lengte van de schaar kettingdraden tussen het weefsel en de gaapvormingsmiddelen wordt vergroot. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het door het steunelement gesteund gedeelte van een schaar kettingdraden dat gelegen is tussen het steunelement en het weefsel door het steunelement gedurende het aanslaan van een inslagdraad in een positie nabij het kruisingsvlak van de kettingdraden gebracht. Deze uitvoeringsvorm laat toe de spanning in, en de positie van, de gesteunde schaar kettingdraden aanzienlijk te 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 verhogen en is voordelig voor het gemakkelijk aanslaan van een inslagdraad. 



  Volgens een uitvoeringsvorm beweegt het steunelement tussen een stand waarbij het steunelement een schaar kettingdraden in een positie nabij het kruisingsvlak van de kettingdraden brengt en een stand waarbij het steunelement niet samenwerkt met een schaar kettingdraden. De positie nabij het kruisingsvlak is voordelig om te vermijden dat kettingdraden tijdens het kruisen in elkaar blijven haken, terwijl de positie waarbij niet samengewerkt wordt toelaat bij een open weefvak de spanning in de reeds opgespannen schaar kettingdraden niet te verhogen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het door het steunelement gesteund gedeelte van een schaar kettingdraden dat gelegen is tussen het steunelement en het weefsel door het steunelement in een vooropgestelde positie gebracht en/of opgespannen gedurende het inbrengen van een element in de gesteunde schaar kettingdraden. Het inbrengen van een element in een opgespannen schaar kettingdraden die zieh in een bepaalde positie bevindt, biedt als voordeel dat de vorm van het element voor die bepaalde positie optimaal kan gekozen worden om beschadigen van kettingdraden door het element te vermijden. 



  Tot het doel van de uitvinding bevat de inrichting een steunelement voor het steunen van een schaar kettingdraden tussen het weefsel en gaapvormingsmiddelen, en middelen om het volgens een bewegingsverloop heen en weer te verplaatsen van het steunelement in een dwarsrichting ten opzichte van de 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 kettingdraden, teneinde een door het steunelement gesteund gedeelte van een schaar kettingdraden dat gelegen is tussen het steunelement en het weefsel gedurende een vooropgesteld ogenblik in een weefcyclus in een vooropgestelde positie te brengen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevatten de middelen geleidingsmiddelen voor het steunelement, die opgesteld zijn in een positie tussen het weefsel en gaapvormingsmiddelen. De geleidingsmiddelen laten toe het steunelement in een bepaalde dwarsrichting te verplaatsen. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevat de inrichting meerdere voornoemde steunelementen die een gedeelte van een schaar kettingdraden dat gelegen is tussen het steunelement en het weefsel gedurende een vooropgesteld ogenblik in een weefcyclus in een vooropgestelde positie brengen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevatten de middelen aandrijfmiddelen om een steunelement op vooropgestelde ogenblikken in een weefcyclus heen en weer te verplaatsen. De aandrijfmiddelen om het steunelement laten toe een willekeurig bewegingsverloop voor het steunelement te bekomen. Dit laat bijvoorbeeld toe het steunelement gedurende het aanslaan van een bepaalde inslagdraad met de schaar kettingdraden te laten samenwerken. Het bewegingsverloop van het steunelement kan onafhankelijk gekozen worden van en/of in fase verschoven zinn ten opzichte van het bewegingsverloop van de weeflade en/of het bewegingsverloop van de gaapvormingsmiddelen. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 
 EMI6.1 
 Volgens een uitvoeringsvorm wordt het steunelement gevormd door een geleidingsbaar die voorzien is in een kader, die geleid wordt in geleidingen voor een weefkader. 



  Tot het doel van de uitvinding bevat de inrichting een steunelement voor het steunen van een schaar kettingdraden en middelen om het volgens een bewegingsverloop heen en weer te verplaatsen van het steunelement in een dwarsrichting ten opzichte van de kettingdraden, waarbij de middelen geleidingsmiddelen voor het steunelement bevatten die gevormd worden door geleidingen die een weefkader kunnen geleiden. Een dergelijke inrichting kan eenvoudig in een bestaande weefmachine geïntegreerd worden, en laat toe het steunelement in een bepaalde dwarsrichting te verplaatsen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de geleidingen die het steunelement geleiden opgesteld in een positie tussen het weefsel en de weefkaders, teneinde een door het steunelement gesteund gedeelte van een schaar kettingdraden dat gelegen is tussen het steunelement en het weefsel gedurende een vooropgesteld ogenblik in een weefcyclus in een vooropgestelde positie te brengen. Volgens een uitvoeringsvorm worden de geleidingen voor het steunelement gevormd door de nabij het weefsel opgestelde geleidingen van geleidingsblokken met geleidingen die een weefkader kunnen geleiden. Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor het aanwenden van de werkwijze volgens de uitvinding. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevat de inrichting meerdere voornoemde steunelementen die respectievelijk 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 geleid worden in geleidingen van geleidingsblokken met geleidingen die een weefkader kunnen geleiden. 



  Volgens een uitvoeringsvorm wordt het steunelement gevormd door een geleidingsbaar die voorzien is in een kader, waarbij het steunelement via het kader geleid wordt door de geleidingen van geleidingsblokken. 



  Teneinde de kenmerken en verdere voordelen van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen, wordt de uitvinding hiertoe nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : 
Figuur 1 een weefmachine met een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ;
Figuur 2 een kader met een steunelement volgens de uitvinding weergeeft ;
Figuur 3 een bovenaanzicht van een geleidingsblok met geleidingen weergeeft ;
Figuren 4 tot 7 de weefmachine van figuur 1 in een andere stand weergeven ;
Figuur 8 een variante van figuur 1 weergeeft ;
Figuur 9 nog een variante van figuur 1 met meerdere steunelementen weergeeft ;
Figuur 10 een variante van de ultvoeringsvorm van figuur 2 weergeeft. 



  In figuur 1 wordt schematisch een weefmachine weergegeven waarbij meerdere scharen kettingdraden 1, 2,3, 4 vanaf een kettingboom 5 over een sleep 6 naar de aanslaglijn 7 van het weefsel 8 worden geleid. Deze scharen kettingdraden 1, 2,3 en 4 strekken zich hierbij uit over de breedte van de weefmachine. Het weefsel 8 wordt verder over een borstboom 9 naar een 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 doekrol 10 geleid. Verder bevat de weefmachine een heen en weer aangedreven weeflade 11 waarop een riet 12 voor het aanslaan van inslagdraden is bevestigd. De scharen kettingdraden 1, 2,3 en 4 worden elk door een weefkader 13,14, 15 of 16 volgens een bindingspatroon op en neer bewogen. Elk weefkader 13,14, 15 en 16 bevat meerdere hevels 17 met een draadoog 27 voor het geleiden van een kettingdraad. 



  Verder bevat de weefmachine een steunelement 18 voor het steunen van een schaar kettingdraden tussen het weefsel 8 en de gaapvormingsmiddelen. Dit steunelement 18 is bij de weergegeven uitvoeringsvorm opgesteld in een positie tussen het riet 12 en de weefkaders 13 tot 16. Zoals verduidelijkt in figuur 2 bestaat het steunelement 18 uit een geleidingsbaar die voorzien is in een kader 19, waarbij het kader 19 bestaat uit twee zijfremen 20 en 21 die onderling verbonden zijn door dwarsfremen 22 en 23. Het steunelement 18 is via verbindingselementen 24 verbonden met het onderste dwarsfreem 23. Het kader 19 is bijvoorbeeld analoog uitgevoerd als de weefkaders 13 tot 16. 



  Het steunelement 18 wordt via de zijfremen 20 en 21 van het kader 19 geleid door geleidingen 25 van geleidingsmiddelen die in figuur 3 nader worden weergegeven. De geleidingsmiddelen bevatten aan weerszijden van de weefkaders 13 tot 16 en van het kader 19 opgestelde geleidingsblokken 26 met geleidingen 25,28 tot 33 die toelaten een weefkader te geleiden. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de geleidingen 25 voor het geleiden van het kader 19 ook uitgevoerd om een weefkader te geleiden, daar de geleidingen 25 en 28 tot 33 identiek zijn uitgevoerd. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 De geleidingen 25 zijn nabij de aanslaglijn 7 van het weefsel 8 in een positie tussen het riet 12 en de weefkaders 13 tot 16 opgesteld. 



  Verder bevat de inrichting volgens de uitvinding, zoals weergegeven in figuur   1,   middelen om het volgens een bewegingsverloop heen en weer in een dwarsrichting C te verplaatsen van het steunelement 18 ten opzichte van de schaar kettingdraden 2. De middelen bevatten geleidingen 25 voor het kader 19 van het steunelement 18 die tevens de dwarsrichting C bepalen. De middelen bevatten verder aandrijfmiddelen 34 die bij de weergegeven uitvoeringsvorm een nokkensysteem 35 en een aandrijfmotor 36 voor het nokkensysteem 35 bevatten. De aandrijfmotor 36 kan door stuurmiddelen 37 van de weefmachine bevolen worden, die aan de aandrijfmotor 36 een bewegingsverloop opleggen dat onafhankelijk van het bewegingsverloop van de weeflade 11 kan gekozen worden. 



  Bij de weergegeven uitvoeringsvorm drijft de aandrijfmotor 36 tevens meerdere nokkensystemen 38 tot 43 aan die kunnen instaan voor het aandrijven van een weefkader 16 tot 13. Het is duidelijk dat de vorm van de nokken van elk nokkensystemen 35 en 38 tot 43, hun hoekbevestiging op de as 44 van de aandrijfmotor 36, en de overbrengingsmiddelen tussen elk nokkensystemen en een weefkader of het steunelement, zodanig gekozen zijn dat zowel het steunelement 18 als de weefkaders 13 tot 16 een ingesteld bewegingsverloop uitvoeren. 



  De werking van de inrichting wordt nader uitgelegd aan de hand van figuren 1, 4 tot 7. In de stand van figuur 1 werkt het steunelement 18 niet samen met de schaar kettingdraden 2 en wordt een weefvak 45 voor het 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 
 EMI10.1 
 inbrengen van een inslagdraad gevormd tussen de scharen kettingdraden 1, 3 en 4 en de schaar kettingdraden 2. 



  Er wordt bijvoorbeeld aangenomen dat een 3/1 patroon geweven wordt, dit betekent dat achtereenvolgens weefvakken gevormd worden waarbij telkens een ander weefkader een onderste stand inneemt, terwijl de drie overige weefkaders een bovenste stand innemen. 



  Vooraleer een inslagdraad aangeslagen en een volgend weefvak gevormd wordt, wordt het weefvak 45 reeds gedeeltelijk gesloten en beweegt het weefkader 14 naar boven, het weefkader 15 naar beneden, terwijl de weefkaders 13 en 16 niet bewogen worden. De vorm van de nokken van de nokkensystemen 35 en 40 en hun bevestiging op de as 44 is zodanig dat het in het kader 19 bevestigd steunelement 18 pas zoals weergegeven in figuur 4 met de schaar kettingdraden 2 in contact komt, wanneer het weefkader 14 reeds over een afstand naar boven werd bewogen. Dit biedt als voordeel dat de spanning in de schaar kettingdraden 2 niet verhoogd wordt door het steunelement 18, terwijl het weefkader 14 in de onderste stand staat, waarbij de spanning in de schaar kettingdraden 2 maximaal is.

   Vervolgens wordt het weefvak 45 verder gesloten, terwijl het steunelement 18 sneller naar boven bewogen wordt dan het weefkader 14, zodat de spanning in de schaar kettingdraden 2 niet wezenlijk wijzigt terwijl het weefkader 14 naar boven beweegt. Hierbij kunnen de kettingdraden van de schaar kettingdraden 2 opgespannen worden door het steunelement 18 terwijl het steunelement 18 naar boven beweegt. 



  Tijdens het aanslaan van een inslagdraad, zoals weergegeven in figuur 5, bevindt het gedeelte 46 van de schaar kettingdraden 2 dat gelegen is tussen het 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 steunelement 18 en de aanslaglijn 7 van het weefsel 8 in een vooropgestelde positie en worden de kettingdraden van de schaar kettingdraden 2 door het steunelement 18 opgespannen. De vooropgestelde positie is bij voorkeur nabij het kruisingsvlak 47 gelegen. Dit kruisingsvlak 47 wordt bepaald als het vlak waarbij de schaar kettingdraden 3 en de schaar kettingdraden 2 elkaar kruisen. Meestal is het kruisingsvlak 47 iets onder het bissectricevlak van de hoek gevormd door een volledig geopend weefvak 45 gelegen, waarbij het bissectricevlak zieh uitstrekt vanuit de aanslaglijn 7. 



  Een vooropgestelde positie iets onder het kruisingsvlak 47 is voordelig omdat de schaar kettingdraden 2 maximaal kan opgespannen worden tijdens het aanslaan van een inslagdraad, en omdat het steunelement 18 pas een volgende schaar kettingdraden 3 ondersteunt nadat de scharen kettingdraden 2 en 3 elkaar reeds kruisten. 



  Vervolgens beweegt zoals weergegeven in figuur 6 het weefkader 15 verder naar beneden, terwijl het weefkader 14 verder naar boven beweegt. Het steunelement 18 beweegt hierbij bij de aanvang iets trager naar beneden dan het weefkader 15, zodat de spanning in de schaar kettingdraden 3 vlug toeneemt, hetgeen toelaat de scharen kettingdraden 2 en 3 vlug te scheiden en een zuiver weefvak 45 te vormen. Vervolgens beweegt het steunelement 18 vlugger naar beneden dan het weefkader 15, zodat het steunelement 18 de schaar kettingdraden 3 niet meer ondersteunt wanneer het weefkader 15 zijn onderste stand inneemt. Dit biedt als voordeel dat het steunelement 18 de maximale spanning in de schaar kettingdraden 3 niet verhoogt.

   Vervolgens wordt een stand van figuur 7 ingenomen. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 Op een analoge manier wordt bij een volgende weefcyclus telkens een ander weefkader, bijvoorbeeld opeenvolgend het weefkader 13, het weefkader 16 en terug het weefkader 14 in een onderste stand gebracht. Vervolgens kan de werkwijze volgens figuren 1, 4 tot 7 zieh herhalen, waarbij het weefkader 15 in een onderste stand wordt gebracht. 



  Volgens een variante kan de aandrijfmotor 36 vervangen worden door een aandrijfas die aangedreven wordt door de hoofdaandrijfmotor van de weefmachine, die tevens instaat voor het aandrijven van de weeflade 11. Hierbij kan het bewegingsverloop van het steunelement 18 bijvoorbeeld in fase verschoven zijn ten opzichte van het bewegingsverloop van de weeflade 11. 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuur 8 steunt het steunelement 18 een gedeelte 46 van een schaar kettingdraden 2 dat gelegen is tussen het steunelement 18 en het weefsel 8 in een vooropgestelde positie, gedurende een vooropgesteld ogenblik in de weefcyclus. 



  Dit vooropgesteld ogenblik is hierbij het ogenblik waarbij een element 48 dat samen met de weeflade 11 beweegt doorheen de gesteunde schaar kettingdraden 2 in het weefvak 45 zal gebracht worden. Hierbij wordt de schaar kettingdraden 2 tevens opgespannen door het steunelement 18. Dit element 48 bestaat bijvoorbeeld bij een luchtweefmachine uit een bijblazer, een lip van een profielriet of een inslagwachter, en bij een grijperweefmachine uit een geleidingshaak voor een grijperband. Een dergelijk element 48 kan bestaan uit eender welk element dat doorheen een schaar kettingdraden van een weefmachine kan bewogen worden. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuur 8 worden het steunelement 18, evenals de weefkaders 13 tot 16, bevolen door bijvoorbeeld lineaire motoren 49 tot 53 die elk volgens een voorgesteld bewegingsverloop door de stuurmiddelen 37 worden bevolen. De lineaire motoren 49 tot 53 worden bijvoorbeeld op een steun 54 aangebracht. Dit laat toe de bewegingsverlopen van het steunelement 18 als van de weefkaders 13 tot 16 naar keuze in te stellen. Dit laat ook toe het bewegingsverloop van het steunelement 18 onafhankelijk van het bewegingsverloop van de gaapvormingsmiddelen en van het bewegingsverloop van de weeflade 11 in te stellen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van figuur 8 is het tevens mogelijk het bewegingsverloop van het steunelement 18 aan te passen aan de weefsnelheid van de weefmachine. Dit laat bijvoorbeeld toe voor elke weefsnelheid het steunelement 18 door middel van de door de stuureenheid 37 stuurbare lineaire motoren 49 gedurende het aanslaan van een inslagdraad in een bepaalde vooropgestelde positie te brengen, die afhankelijk is van de weefsnelheid waarmee die inslagdraad geweven wordt. Bijvoorbeeld kan in geval per inslaginbreng geweven wordt met een veranderlijke weefsnelheid, gedurende het aanslaan de vooropgestelde positie bij een lage weefsnelheid nabij het kruisingsvlak 47 gekozen worden, terwijl bij een hoge weefsnelheid die positie verder verwijderd van het kruisingsvlak kan gekozen worden.

   Volgens een andere mogelijkheid wordt de vooropgestelde positie op een analoge manier als hierboven beschreven opeenvolgend   gewijzigd   tijdens het aanlopen van een gestarte weefmachine. Volgens nog een andere mogelijkheid werkt 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 het steunelement 18 tijdens het normaal weven met een bepaalde weefsnelheid niet samen met een vlak kettingdraden, en werkt het steunelement alleen in een vooropgestelde positie samen met een vlak kettingdraden tijdens het traag weven of tijdens het aanlopen van een gestarte weefmachine tot de weefmachine de normale weefsnelheid bereikt. Dit laatste is ondermeer voordelig om de aanzetstrepen in het weefsel te vermijden.

   Volgens een andere mogelijkheid kan tijdens het zogenaamd schotzoeken, waarbij na een foutieve inslaginbreng het vorige weefvak terug geopend wordt teneinde de foutieve inslagdraad te verwijderen, het steunelement 18 op bepaalde ogenblikken samenwerken met een vlak kettingdraden om het vorig weefvak met lage snelheid gemakkelijk te kunnen openen, en het in elkaar haken van kettingdraden vermeden wordt. 



  In figuur 9 wordt een variante weergegeven waarbij twee steunelementen 18 en 55 worden voorzien die bijvoorbeeld elk geleid worden in een geleiding 25,28 van een geleidingsblok 26 (Figuur 3) met geleidingen voor een weefkader, waarbij een steunelement 18 en 55 naar keuze gedurende een vooropgesteld ogenblik zoals gedurende het aanslaan van een inslagdraad met de onderste schaar kettingdraden 2 samenwerkt om het gedeelte 46 van die schaar kettingdraden 2, dat gelegen is tussen dit steunelement 18 of 55 en de aanslaglijn 7 van het weefsel 8, in een vooropgestelde positie te brengen. Het steunelement 55 maakt hiertoe bijvoorbeeld deel uit van een kader 56, die zoals weergegeven in figuur 10, gevormd wordt door twee zijfremen 20 en 21, een bovenste dwarsfreem 22 en het van een gladde bovenrand voorzien steunelement 55, dat de beide zijfremen 20 en 21 verbindt.

   Deze uitvoeringsvorm laat 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 toe dat naar keuze   een   van de steunelementen 18 of 55 samenwerkt met de onderste schaar kettingdraden om die onderste schaar kettingdraden 2 in een   bijhorend   vooropgestelde positie te brengen. 



  Het is uiteraard ook mogelijk beide steunelementen 18 en 55 samen met de onderste schaar kettingdraden te laten samenwerken om de spanning in die onderste schaar kettingdraden te verhogen. In het geval dat beide steunelementen 18 en 55 samenwerken met de onderste schaar kettingdraden, wordt de positie van het gedeelte 46 van de onderste schaar kettingdraden bepaald door het steunelement 18, en dient het andere steunelement 55 slechts om de spanning in die schaar kettingdraden te verhogen. 



  Het is duidelijk dat meer dan twee dergelijke steunelementen 18,55 met hun aandrijfmiddelen en geleidingsmiddelen kunnen voorzien worden. Bij weefmachines is het echter voordelig de weefkaders 13 tot 16 zo dicht als mogelijk bij de aanslaglijn 7 te plaatsen, zodat het voorzien van het steunelement 18 meest voordelig is. 



  Het is duldelijk dat het vooropgesteld ogenblik in een weefcyclus met beperkt is tot het ogenblik van het aanslaan van een inslagdraad of tot het ogenblik van het doorheen een schaar kettingdraden inbrengen van een element 48 in een weefvak 45. Volgens een variante kan een steunelement eveneens gedurende eender welk ander vooropgesteld ogenblik in de weefcyclus in een vooropgestelde positie gebracht worden. Bijvoorbeeld kan het steunelement 18,55 in een vooropgestelde positie gebracht worden gedurende het inbrengen van een 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 
 EMI16.1 
 inslagdraad in het weefvak. Dit is vooral voordelig bij grijperweefmachines waarbij een grijperband tussen het weefsel 8 en het riet 12 op het gedeelte 46 van een schaar kettingdraden 2 wordt geleid, terwijl het riet 12 in een stand nabij de weefkaders 13 tot 16 is opgesteld. 



  Volgens een niet weergegeven variante kan een steunelement eveneens tussen verschillende weefkaders aangebracht worden. Die uitvoeringsvorm laat weliswaar toe de spanning in de schaar kettingdraden bij het aanslaan van een inslagdraad te verhogen, maar laat niet toe dat het steunelement, bij alle onderste scharen kettingdraden, de positie van het nabij de aanslaglijn van het weefsel gelegen gedeelte van de onderste schaar kettingdraden bepaalt. Volgens nog een andere mogelijkheid wordt het steunelement aangebracht in een positie tussen de weefkaders en de sleep 6, zodat het steunelement alleen toelaat de spanning in de schaar kettingdraden te verhogen. Deze laatste uitvoeringsvormen zijn weliswaar minder voordelig, maar kunnen toegepast worden bij geleidingsblokken 26 met geleidingen 25, 28 tot 33 voor de weefkaders 13 tot 16 en/of de steunelementen 18, 55. 



  Volgens een niet weergegeven variante worden de kettingdraden bevolen door gaapvormingsmiddelen in de vorm van een jacquardinrichting, waarbij de kettingdraden met door arcadedraden bevolen draadogen op en neer worden bewogen. Hierbij bevatten de gaapvormingsmiddelen geen weefkaders. Bij deze uitvoeringsvorm kan het steunelement 18, 55 op een analoge manier geleid worden in geleidingen 25, 28 die opgesteld zijn tussen het weefsel 8 en de draadogen van 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 de gaapvormingsmiddelen, en op een analoge manier samenwerken met een schaar kettingdraden. 



  Volgens een minder voorkeurdragende uitvoeringsvorm, beweegt de onderste schaar kettingdraden niet naar boven bij iedere aanslag of inslaginbreng. Bij deze uitvoeringsvorm bestaat het gevaar dat het steunelement 18 de onderste schaar kettingdraden teveel opspant waardoor gevaar voor breuken van kettingdraden ontstaat. Volgens een andere mogelijkheid kunnen de kettingdraden van de onderste schaar kettingdraden voor iedere aanslag iets naar boven bewogen worden en dan terug naar hun onderste positie bewegen. De uitvinding is ulteraard meest geschikt om toegepast te worden bij   weefmachines   waarbij men een voornoemde 3/1 binding, een 1/1 binding, een 2/1 binding, een 4/1 binding of algemeen een n/1 binding weeft waarbij de onderste schaar kettingdraden bij iedere aanslag of inslaginbreng naar boven beweegt. 



  Zoals weergegeven in figuur 9 is het ook voordelig een steunelement 57 kortstondig te laten samenwerken met de bovenste scharen kettingdraden 1, 3 en 4 op het ogenblik in de weefcyclus juist na het inbrengen van een inslagdraad en   juist   voor het naar beneden bewegen van   een   van de bovenste scharen kettingdraden 3. 



  Hierbij wordt een gedeelte 59 van de scharen kettingdraden 1, 3 en 4 in een vooropgestelde positie gebracht, hetgeen voordelig is om toe te laten dat de schaar kettingdraden 3 uit de andere scharen kettingdraden 1 en 4 kan bewegen, die door de gaapvormingsmiddelen niet bewogen worden en in hun bovenste positie zouden blijven staan. Dit kortstonding samenwerken van het steunelement 57 met de bovenste 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 scharen kettingdraden laat toe dat de naar beneden bewegende schaar kettingdraden gemakkelijk loskomt uit de kettingdraden die in hun bovenste positie blijven staan. Dit laat toe te vermijden dat kettingdraden in elkaar blijven haken, hetgeen de weefselkwaliteit bevordert. Volgens een niet weergegeven variante kunnen meerdere dergelijke steunelementen 57 voorzien worden. 



  Hiertoe kan het steunelement 57 bevolen worden door aandrijfmiddelen 58, die bijvoorbeeld bestaan uit lineaire motoren, pneumatische cilinders of andere aandrijfmiddelen die het steunelement 57 met een schaar kettingdraden kunnen laten samenwerken. Het steunelement 57 is hierbij opgesteld in een positie tussen het weefsel 8 en de gaapvormingsmiddelen, en in het bijzonder in een positie tussen het weefsel 8 en het riet 12. Dit maakt het mogelijk dat het steunelement 57 kan samenwerken met de bovenste scharen kettingdraden 1, 3 en 4 terwijl het riet 12 zich in een achterste stand bevindt. Bij het aanslaan van een inslagdraad wordt vanzelfsprekend het steunelement 57 uit de baan van het riet 12 gebracht. 



  Niettegenstaande in de weergegeven uitvoeringsvormen steeds een n/1 binding wordt geweven, is het volgens een niet weergegeven variante ook mogelijk de uitvinding aan te wenden bij bijvoorbeeld een   l/n   binding waarbij een bovenste schaar kettingdraden bij iedere aanslag of inslaginbreng naar beneden beweegt. Het is duidelijk dat in dit geval een steunelement met de functie van de voornoemde steunelementen 18 en 55 dient samen te werken met de bovenste schaar kettingdraden, terwijl een steunelement met de functie 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 van het voornoemde steunelement 57 dient samen te werken met de onderste schaar kettingdraden. 



  De werkwijze en de inrichtingen volgens de uitvinding laten toe een gelijkmatig weefsel met hoge kwaliteit te vormen. Bovendien kunnen de inrichtingen volgens de uitvinding gemakkelijk op eender welke bestaande of nieuwe machine aangebracht worden. De inrichting en de werkwijze volgens de uitvinding beperken zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kunnen binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.

Claims (1)

  1. Conclusies.
    1. Werkwijze voor het steunen van een schaar kettingdraden (1, 2, 3, 4) bij een weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het aanbrengen bevat van een steunelement (18, 55, 57) voor het steunen van een schaar kettingdraden (1, 2, 3, 4) tussen het weefsel (8) en gaapvormingsmiddelen (13, 14, 15, 16), en het volgens een bewegingsverloop heen en weer verplaatsen van het steunelement (18, 55, 57) in een dwarsrichting (C) ten opzichte van de kettingdraden, teneinde een door het steunelement (18, 55, 57) gesteund gedeelte (46, 59) van een schaar kettingdraden dat gelegen is tussen het steunelement (18, 55, 57) en het weefsel (8) gedurende een vooropgesteld ogenblik in een weefcyclus in een vooropgestelde positie te brengen.
    2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het door het steunelement (18, 55) gesteund gedeelte (46) van een schaar kettingdraden (2) dat gelegen is tussen het steunelement (18, 55) en het weefsel (8) door het steunelement (18, 55) in een vooropgestelde positie wordt gebracht gedurende het aanslaan van een inslagdraad.
    3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de door het steunelement (18, 55) gesteunde schaar kettingdraden (2) door het steunelement (18, 55) wordt opgespannen terwijl het steunelement (18, 55) zieh in een vooropgestelde positie gedurende het aanslaan van een inslagdraad bevindt. <Desc/Clms Page number 21>
    4. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat het door het steunelement (18, 55) gesteund gedeelte (46) van een schaar kettingdraden (2) dat gelegen is tussen het steunelement (18, 55) en het weefsel (8) door het steunelement (18, 55) gedurende het aanslaan van een inslagdraad in een positie nabij het kruisingsvlak (47) van de kettingdraden wordt gebracht.
    5. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat het steunelement (18, 55) beweegt tussen een stand waarbij het steunelement (18, 55) een schaar kettingdraden (2) in een positie nabij het kruisingsvlak (47) van de kettingdraden (1, 2, 3, 4) brengt en een stand waarbij het steunelement (18, 55) niet samenwerkt met een schaar kettingdraden.
    6. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat het door het steunelement (18, 55) gesteund gedeelte (46) van een schaar kettingdraden (2) dat gelegen is tussen het steunelement (18, 55) en het weefsel (8) door het steunelement (18, 55) in een vooropgestelde positie wordt gebracht en/of wordt opgespannen gedurende het inbrengen van een element (48) in de gesteunde schaar kettingdraden (2).
    7. Inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden (1, 2, 3, 4) bij een weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de inrichting een steunelement (18, 55, 57) bevat voor het steunen van een schaar kettingdraden tussen het weefsel (8) en gaapvormingsmiddelen (13, 14, 15, 16), en middelen (26, 34, 58) voor het volgens een bewegingsverloop heen <Desc/Clms Page number 22> en weer te verplaatsen van het steunelement (18, 55, 57) in een dwarsrichting (C) ten opzichte van de kettingdraden, teneinde een door het steunelement (18, 55, 57) gesteund gedeelte (46, 59) van een schaar kettingdraden dat gelegen is tussen het steunelement (18, 55, 57) en het weefsel (8) gedurende een vooropgesteld ogenblik in een weefcyclus in een vooropgestelde positie te brengen.
    8. Inrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de middelen geleidingsmiddelen (26 ; 25, 28) voor het steunelement (18, 55) bevatten, die opgesteld zijn in een positie tussen het weefsel (8) en gaapvormingsmiddelen (13, 14, 15, 16).
    9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat de inrichting meerdere voornoemde steunelementen (18, 55) bevat, die een gedeelte (46, 59) van een schaar kettingdraden (2) dat gelegen is tussen het steunelement (18, 55) en het weefsel (8) gedurende een vooropgesteld ogenblik in een weefcyclus in een vooropgestelde positie brengen.
    10. Inrichting volgens een van de conclusies 7 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de middelen aandrijfmiddelen (34, 58) bevatten om een steunelement (18, 55, 57) op vooropgestelde ogenblikken in een weefcyclus heen en weer te verplaatsen.
    11. Inrichting volgens een van de conclusies 7 tot 10, daardoor gekenmerkt dat het steunelement (18, 55) gevormd wordt door een geleidingsbaar die voorzien is in een kader (19, 56), die geleid wordt in geleidingen (25, 28) voor een weefkader (13, 14, 15, 16). <Desc/Clms Page number 23> 12.
    Inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden (1, 2, 3, 4) bij een weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de inrichting een steunelement (18, 55) bevat voor het steunen van een schaar kettingdraden en middelen (26, 34) voor het volgens een bewegingsverloop heen en weer te verplaatsen van het steunelement (18, 55) in een dwarsrichting (C) ten opzichte van de kettingdraden, waarbij de middelen geleidingsmiddelen voor het steunelement (18, 55) bevatten die gevormd worden door geleidingen (25, 28) die een weefkader (13, 14, 15, 16) kunnen geleiden.
    13. Inrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de geleidingen (25, 28) die het steunelement (18, 55) geleiden opgesteld zijn in een positie tussen het weefsel (8) en de weefkaders (13, 14, 15, 16), teneinde een door het steunelement (18, 55) gesteund gedeelte (46) van een schaar kettingdraden (2) dat gelegen is tussen het steunelement (18, 55) en het weefsel (8) gedurende een vooropgesteld ogenblik in de weefcyclus in een vooropgestelde positie te brengen.
    14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, daardoor gekenmerkt dat de geleidingen (25, 28) voor het steunelement (18, 55) gevormd worden door de nabij het weefsel (8) opgestelde geleidingen (25, 28) van geleidingsblokken (26) met geleidingen (25, 28-33) die een weefkader (13, 14, 15, 16) kunnen geleiden.
    15. Inrichting volgens één van de conclusies 12 tot 14, daardoor gekenmerkt dat de inrichting meerdere voornoemde steunelementen (18, 55) bevat, die respectievelijk geleid worden in geleidingen (25, 28) <Desc/Clms Page number 24> van geleidingsblokken (26) met geleidingen (25, 28-33) die een weefkader (13, 14, 15, 16) kunnen geleiden.
    16. Inrichting volgens een van de conclusies 12 tot 15, daardoor gekenmerkt dat het steunelement (18, 55) gevormd wordt door een geleidingsbaar die voorzien is in een kader (19, 56), waarbij het steunelement (18, 55) via het kader (19, 56) geleid wordt door de geleidingen (25, 28) van geleidingsblokken (26).
BE2000/0120A 2000-02-14 2000-02-14 Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine. BE1013285A3 (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2000/0120A BE1013285A3 (nl) 2000-02-14 2000-02-14 Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine.
AT01915225T ATE283939T1 (de) 2000-02-14 2001-02-12 Verfahren zum auslenken einer kettfadenschar während des webens und webmaschine
CN01805043.3A CN1213180C (zh) 2000-02-14 2001-02-12 在织造时使经纱片偏转的方法及织机
EP01915225A EP1255885B1 (de) 2000-02-14 2001-02-12 Verfahren zum auslenken einer kettfadenschar während des webens und webmaschine
PCT/EP2001/001516 WO2001059192A1 (de) 2000-02-14 2001-02-12 Verfahren zum auslenken einer kettfadenschar während des webens und webmaschine
AU2001242382A AU2001242382A1 (en) 2000-02-14 2001-02-12 Method for deflecting a warp thread sheet during weaving and a weaving machine
DE50104683T DE50104683D1 (de) 2000-02-14 2001-02-12 Verfahren zum auslenken einer kettfadenschar während des webens und webmaschine
US10/203,762 US6953067B2 (en) 2000-02-14 2001-02-12 Method for deflecting a warp thread during weaving and a weaving machine
ES01915225T ES2232605T3 (es) 2000-02-14 2001-02-12 Procedimiento para desviar un haz de hilos de urdimbre durante la tejeduria, y maquina de tejer.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2000/0120A BE1013285A3 (nl) 2000-02-14 2000-02-14 Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1013285A3 true BE1013285A3 (nl) 2001-11-06

Family

ID=3896412

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2000/0120A BE1013285A3 (nl) 2000-02-14 2000-02-14 Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US6953067B2 (nl)
EP (1) EP1255885B1 (nl)
CN (1) CN1213180C (nl)
AT (1) ATE283939T1 (nl)
AU (1) AU2001242382A1 (nl)
BE (1) BE1013285A3 (nl)
DE (1) DE50104683D1 (nl)
ES (1) ES2232605T3 (nl)
WO (1) WO2001059192A1 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20040230328A1 (en) * 2003-03-21 2004-11-18 Steve Armstrong Remote data visualization within an asset data system for a process plant
DE10358535A1 (de) 2003-12-13 2005-07-14 Henkel Kgaa Hybridenzyme mit kationischer Bindedomäne
EP2069564B1 (de) * 2006-09-28 2016-05-11 Textilma Ag Fachbildevorrichtung für eine webmaschine, insbesondere für eine bandwebmaschine
US8880410B2 (en) * 2008-07-11 2014-11-04 Fraunhofer-Gesellschaft Zur Foerderung Der Angewandten Forschung E.V. Apparatus and method for generating a bandwidth extended signal
US8256364B2 (en) 2009-11-03 2012-09-04 Columbia Insurance Company Methods and devices for controlling the tension of yarn in a tufting machine
WO2012074642A1 (en) 2010-10-28 2012-06-07 Shaw Industries Group, Inc. Methods and devices for controlling a tufting machine for forming tufted carpet

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1749123A (en) * 1928-08-28 1930-03-04 Draper Corp Shed-diverting means for looms
FR2086424A1 (nl) * 1970-04-28 1971-12-31 Vyzk Ustav Bavlnarsk
EP0350447A1 (de) * 1988-07-08 1990-01-10 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Verfahren zur Kettspannungssteuerung und Webmaschine mit Kettspannungsorgane

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3943976A (en) * 1971-10-06 1976-03-16 Maquinaria Textil Del Norte De Espana S.A.-Matesa Continuous insertion weaving machine
CH543621A (de) * 1972-04-14 1973-10-31 Rueti Ag Maschf Einrichtung zum Bilden von Gewebebindungen
US4122871A (en) * 1976-07-07 1978-10-31 Mcginley Thomas F Method of weaving and apparatus therefor
US4253498A (en) * 1979-03-20 1981-03-03 Vinicio Luchi Travelling wave shedding looms relative to the shuttle loading system
JPS5678888A (en) 1979-12-03 1981-06-29 Mitsubishi Precision Co Ltd Patternngenerator using lighttpen
US4425946A (en) * 1980-10-16 1984-01-17 Mcginley Mills, Inc. Weaving method and apparatus
DE59108995D1 (de) * 1990-05-11 1998-07-02 Rueti Ag Maschf Reihenfachwebmaschine

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1749123A (en) * 1928-08-28 1930-03-04 Draper Corp Shed-diverting means for looms
FR2086424A1 (nl) * 1970-04-28 1971-12-31 Vyzk Ustav Bavlnarsk
EP0350447A1 (de) * 1988-07-08 1990-01-10 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Verfahren zur Kettspannungssteuerung und Webmaschine mit Kettspannungsorgane

Also Published As

Publication number Publication date
ATE283939T1 (de) 2004-12-15
CN1401026A (zh) 2003-03-05
EP1255885A1 (de) 2002-11-13
US6953067B2 (en) 2005-10-11
WO2001059192A1 (de) 2001-08-16
US20030019534A1 (en) 2003-01-30
EP1255885B1 (de) 2004-12-01
AU2001242382A1 (en) 2001-08-20
DE50104683D1 (de) 2005-01-05
CN1213180C (zh) 2005-08-03
ES2232605T3 (es) 2005-06-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP2013518997A (ja) 補助緯糸効果を有する織物の製法及び織機
US3499473A (en) Jacquard machine with electromagnetically controlled healds
CA2263202A1 (en) A device for controlling warp threads for the production of leno fabrics on a textile machine
Gandhi The fundamentals of weaving technology
CS196202B2 (en) Thread guide motion device in textile machines
BE1013285A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine.
BE1016753A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.
BE1013594A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.
BE1009047A4 (nl) Driestanden open-gaap jacquardmachine.
BE1013392A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het instellen van een weefmachine.
EP1609900B1 (en) Needle loom with automatic change of the weft thread
BE1005399A3 (nl) Werkwijze om te weven en inrichting voor het aandrijven van weefkaders hiertoe aangewend.
JP4376896B2 (ja) 平織及び絡み織で織物を製織する方法及び方法の実施のための織機
US4054159A (en) Picking method for a shuttleless weaving machine
KR100543064B1 (ko) 실 제어 어셈블리
BE1004414A3 (nl) Weefmachine voor kelim- en gobelinweefsels en dergelijke weefsels met een dergelijke weefmachine vervaardigd.
JPH06299444A (ja) 織 機
US4227553A (en) Weaving machine with heddle frames
US3456691A (en) Shed-forming apparatus for a loom
US3493013A (en) Manufacture of a leno interlacing
BE906126A (nl) Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines.
BE1014269A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het uittrekken van verloren inslagdraden uit een weefsel.
EP0458754B1 (en) Device for tensioning warp yarns in a weaving loom
BE1012206A3 (nl) Weefmachine en werkwijze voor het vervaardigen van weefsels met figuurvormende inslagdraden, zoals kelim of gobelin-weefsels.
US5909750A (en) Multiple stage device and method for manufacturing a woven fabric

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20100228