<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het aanreiken van inslagdraden op een grijperweefmachine Deze uitvinding betreft een inrichting voor het aanreiken van inslagdraden aan twee boven elkaar voorziene grijpers van een grijperweefmachine, omvattende twee draadmeenemers die beweegbaar zijn tussen een aanneempositie waarin ze een respectievelijke inslagdraad kunnen aannemen, om deze inslagdraad mee te nemen, en een aanreikpositie waarin ze een meegenomen inslagdraad kunnen aanreiken aan een respectievelijke grijper, om deze inslagdraad in een gaap te brengen.
Na het inbrengen van twee inslagdraden in een gaap tussen kettinggarens op een grijperweefmachine worden de ingebrachte inslagdraden door het weefriet aangeslagen. De inslagdraden worden daama langs de weefselzelfkant doorgesneden zodat de aangevoerde inslagdraden een vrij uiteinde bekomen. Bij een volgende gareninslag moet elke grijper een nieuw stuk inslagdraad kunnen inbrengen in een gaap, en de vrije inslagdraden moeten daarom na elke inslag bij de weefselzelfkant opgenomen worden en aan de grijpers aangereikt worden voor een volgende inslag.
Deze uitvinding heeft meer bepaald betrekking tot een inrichting om na de aanslagbeweging van het weefriet en na het afsnijden van de ingebrachte stukken inslagdraad, de twee vrije inslagdraden bij de weefselzelfkant op te nemen en aan de grijpers aan te reiken voor een volgende inslag. Deze uitvinding heeft in het bijzonder betrekking tot een dergelijke inrichting die tevens voorziet in het automatisch vastnemen, afsnijden en aan de grijpers aanreiken van twee inslagdraden.
In de Belgische octrooipublicatie BE 1 008 211 wordt een dergelijke inrichting beschreven. Deze inrichting is voorzien om twee inslagdraden die op een dubbelgrijperweefmachine in een weefsel ingebracht werden achtereenvolgens vast te klemmen, af te snijden en aan te reiken aan een bovenste en een onderste grijper. Wanneer het weefriet in aanslag komt worden de ingebrachte inslagdraden sterk gespreid met behulp van inslagscheidingsplaten en in de respectievelijke, geopende
<Desc/Clms Page number 2>
inslagschaar-klemcombinaties gebracht. Na het doorsnijden van de inslagdraden ontstaan er bij gebruik van deze inrichting relatief lange inslagdraadeindjes aan de weefselzelfkanten. Om deze lange draadeindjes te verwijderen worden er extra hulpvanglinten voorzien naast de weefselzelfkanten.
Deze hulpvanglinten worden nadien afgesneden en afgevoerd als verloren zelfkanten. Dit geeft aanleiding tot verlies aan inslag- en kettinggarenmateriaal. Deze inslagaanreikinrichting is op de weeflade bevestigd, en beweegt dus mee met de weeflade zodat de inertie van deze inrichting extra massakrachten veroorzaakt op de weeflade. Dit is vooral nadelig bij bij hoge weefsnelheden.
Een andere inrichting om de inslagdraden te klemmen, af te snijden en aan te reiken aan de boven elkaar liggende grijpers van een dubbelgrijperweefmachine wordt beschreven in DE AS 2 258 597. Deze inrichting wordt niet op de weeflade gemonteerd, maar heeft ook het nadeel van de relatief lange inslagdraadeindjes aan de weefselzelfkanten en vereist ook het gebruik van hulpvanglinten. De aandrijving met open noksysteem en terugstelkracht met een trekveer belet bovendien om hoge weefsnelheden te bereiken.
Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een inrichting voor het aanreiken van inslagdraden aan twee boven elkaar voorziene grijpers van een grijperweefmachine, waarmee aan de hoger aangeduide nadelen wordt verholpen.
Deze uitvinding stelt zich meer bepaald tot doel om een inrichting te verschaffen waarmee de inslagdraden zo dicht mogelijk bij de weefselzelfkant kunnen opgenomen worden en afgeknipt worden, teneinde aan de weefselzelfkanten inslagdraadeindjes te bekomen die merkelijk korter zijn dan bij gebruik van de gekende inrichtingen (zodat het gebruik van hulpvanglinten niet meer nodig is), en waarmee de afgeknipte inslaggarens vervolgens aan twee boven elkaar gelegen grijpers kunnen aangereikt worden.
<Desc/Clms Page number 3>
Deze doelstelling wordt bereikt door te voorzien in een inrichting voor het aanreiken van inslagdraden aan twee boven elkaar voorziene grijpers van een grijperweefmachine, omvattende twee draadmeenemers die beweegbaar zijn tussen een aanneempositie waarin ze een respectievelijke inslagdraad kunnen aannemen, om deze inslagdraad mee te nemen, en een aanreikpositie waarin ze een meegenomen inslagdraad kunnen aanreiken aan een respectievelijke grijper, om deze inslagdraad in een gaap te brengen, waarbij elke draadmeenemer gedragen wordt door een respectievelijke aanreikarm, en waarbij deze twee aanreikarmen boven elkaar roteerbaar zijn in respectievelijke bewegingsvlakken die elkaar snijden.
Doordat de twee bewegingsvlakken van de roteerbare aanreikarmen geen evenwijdige vlakken zijn, maar snijdende vlakken kunnen de draadmeenemers zieh in de aanneempositie op geringe hoogte boven elkaar bevinden en zieh van elkaar verwijderend naar de aanreikpositie geroteerd worden zodat ze in die aanreikstand een vertikale tussenafstand bereiken die overeenstemt met het hoogteverschil tussen de twee grijpemiveaus. Hierdoor kunnen de draadmeenemers op geringe afstand boven elkaar bij de weefselrand komen, en kunnen de inslagdraden vastgenomen worden op een hoogte die slechts weinig verschilt van de hoogte waarop ze zieh in het weefsel uitstrekken. Het is hierdoor niet nodig de inslagdraden sterk te spreiden.
Deze geringe spreiding heeft als gevolg dat het draadeinde tussen de weefselzelfkant en de inslagschaar bijzonder kort kan zijn. De inslagdraden kunnen met andere woorden zeer kort bij de weefselzelfkant afgesneden worden, wardoor zeer korte inslagdraadeindjes kunnen bekomen worden, en het gebruik van hulpvanglinten kan vermeden worden.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de bovenste aanreikarm roteerbaar in een nagenoeg horizontaal bewegingsvlak, terwijl de onderste aanreikarm roteerbaar is in een bewegingsvlak dat in de richting van de aanreikpositie neerwaarts geinclineerd is. Als de onderste aanreikarm roteert naar de positie waarbij de draadmeenemer in de aanreikpositie komt (in hetgeen volgt wordt dit de aanreikpositie van de aanreikarm genoemd) beweegt de draadmeenemer schuin naar
<Desc/Clms Page number 4>
beneden tot juist onder het bewegingsniveau van de onderste grijper om de onderste inslagdraad op een zeer doeltreffende manier aan deze onderste grijper aan te bieden.
De bovenste aanreikarm kan in eenzelfde horizontaal vlak blijven, hetwelk zich juist onder het bewegingsniveau van de bovenste grijper uitstrekt, om de bovenste inslagdraad op zeer doeltreffende manier aan te bieden aan de bovenste grijper.
Uiteraard zijn ook andere opstellingen mogelijk, bijvoorbeeld een opstelling waarbij het bewegingsvlak van de onderste aanreikarm nagenoeg horizontaal is en het bewegingsvlak van de bovenste grijper schuin naar boven geïnclineerd is in de richting van de aanreikstand, of een opstelling waarbij de bewegingsvlakken van de bovenste en de onderste aanreikarm respectievelijk opwaarts en neerwaarts geïnclineerd zijn in de richting van de aanreikstand.
In een bijzondere uitvoeringsvorm zijn de twee aanreikarmen roteerbaar bevestigd aan een vertikale as, terwijl minstens een van de aanreikarmen aan deze as bevestigd is door middel van een lager met een rotatievlak dat naar de aanreikpositie toe opwaarts of neerwaarts geïnclineerd is.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm omvat elke aanreikarm een draadgeleidingsmiddel voor een inslagdraad, hetwelk hoger dan de draadmeenemer voorzien is, zodat elke aanreikarm in een positie kan gebracht worden waarbij de draadmeenemer een meegenomen inslagdraad onder het meeneemniveau van een grijper houdt, terwijl het draadgeleidingsmiddel de meegenomen inslagdraad boven dit meeneemniveau houdt. Op een dergelijke manier aangeboden inslagdraden kunnen gemakkelijk en foutloos door de grijpers meegenomen worden. De grijperkop kan tussen het bovenliggend doorvoeroog en de onderliggende draadmeenemer door bewegen om de inslaggarens met de grijperkop op te nemen als de aanreikarm in de aanreikstand staat.
Als het draadgeleidingsmiddel van elke aanreikarm op de aanreikarm voorzien is bekomt men het voordeel dat de doorvoerogen tijdens de draaibeweging op konstante afstand van de inslaggarenklemmen blijven waardoor de aangeboden inslaggarens
<Desc/Clms Page number 5>
steeds opgespannen blijven en de inslaggarens goed door de grijperkoppen kunnen opgenomen worden.
In een andere uitvoeringsvorm die de voorkeur geniet omvat de inrichting een scheidingslichaam met scheidingsmiddelen om twee in een weefsel boven elkaar ingebrachte inslagdraden langs de weefselrand van elkaar gescheiden te houden, terwijl het scheidingslichaam een hoofdzakelijk in kettingrichting lopend eerste gedeelte omvat hetwelk met de scheidingsmiddelen verbonden is via een tweede gedeelte dat de weefselrand nadert in de richting van de scheidingsmiddelen, zodat de scheidingsmiddelen dichter bij de weefselrand gelegen zijn dan het eerste gedeelte van het scheidingslichaam.
Een dergelijk scheidingslichaam laat een vrije ruimte open naast het eerste gedeelte, aan de naar het weefsel gerichte kant, terwijl de scheidingsmiddelen zich toch zeer dicht naast de weefselrand kunnen bevinden en plaats laten voor de draadmeenemers.
Deze ruimte kan op voordelige wijze ingenomen worden door andere onderdelen van de inrichting of van de weefmachine. De positie van het scheidingslichaam is bij voorkeur ook instelbaar.
Een zeer geschikte inrichting bekomt men door het voorzien van een inslagschaar om de genoemde inslagdraden door te snijden, zodat deze inslagschaar zich hoofdzakelijk naast het eerste gedeelte van het scheidingslichaam, aan de naar het weefsel gerichte kant ervan, bevindt. De inslagschaar kan zo zeer dicht bij de weefselzelfkant opgesteld worden om de inslagdraden zo dicht mogelijk bij de zelfkant door te snijden.
De hoger genoemde draadmeenemers zijn bij voorkeur uitgevoerd als kleminrichtingen die door een actuator in een geopende en in een gesloten stand kunnen gebracht worden.
<Desc/Clms Page number 6>
De inrichting werkt zeer goed als de draadmeenemers zo gepositioneerd kunnen worden in hun aanneemstand dat twee boven elkaar in een weefsel ingebrachte inslagdraden door de aanslag van het weefriet in een geopende draadmeenemer gebracht worden.
Het geniet voorts ook de voorkeur om de inrichting uit te voeren met een als een geheel uitgevoerde module waarin een of meerdere van de volgende componenten opgenomen zijn : een scheidingslichaam om twee in een weefsel boven elkaar ingebrachte inslagdraden langs de weefselrand van elkaar gescheiden te houden, een inslagschaar voor het langs de weefselrand doorsnijden van de inslagdraden, een bovenste en een onderste draadmeenemer op een respectievelijke roteerbare aanreikarm om de inslagdraden, na het doorsnijden ervan, aan te reiken aan respectievelijke grijpers, en aandrijfmiddelen voor de inrichting.
Daarbij kunnen de genoemde aandrijfmiddelen opgenomen zijn in een behuizing die deel uitmaakt van de genoemde module, waarbij deze behuizing fungeert als drager voor de verschillende componenten van de module.
Als de genoemde module in inslagrichting verplaatsbaar en instelbaar is bekomt men het grote voordeel dat de ingestelde synchronisaties en posities bewaard kunnen blijven bij een instelling van de weefbreedte of een instelling in inslagrichting. De instelling kan in een handeling gebeuren voor alle componenten die deel uitmaken van de module.
De genoemde module kan ook verbonden zijn met een tempelinrichting waarvan de positie in inslagrichting instelbaar is, waarbij deze verbinding gerealiseerd is door middel van een koppelmiddel waarmee de onderlinge afstand in inslagrichting tussen de tempelinrichting en de genoemde module instelbaar is. Zo'n instelbaar koppelmiddel is bijvoorbeeld een spindelstelschroef.
<Desc/Clms Page number 7>
Door de tempelplaten met hun houder te koppelen aan de module van de inslagdraadpresentatie wordt onder meer vermeden dat bij een instelling van de tempelbreedte de tempelhouders tegen de inslagschaar stoten. Bij een instelling in de breedte van de tempels kan de ingestelde minimum onderlinge afstand tussen inslagschaar en tempelhouderplaat ook behouden blijven. De instelling van de tempels in breedte en de instelling van de inslagaanreiking kan ook in een handeling gebeuren. De module van de inslagpresentatie en de houder van de tempelinrichting worden daartoe bijvoorbeeld met een spindelschroef met rechtse en linkse draad met elkaar verbonden. De onderlinge afstand tussen tempelinrichting en inslagaanreikmodule kan nauwkeurig ingesteld worden en ook behouden worden.
Hierdoor wordt een breedte-instelling minder tijdrovend en wordt een eventuele beschadiging van de inslagschaar vermeden.
Deze en andere kenmerken en bijzonderheden van de inrichting volgens deze uitvinding worden verduidelijkt en geïllustreerd in de hiema volgende meer gedetailleerde beschrijving van een mogelijke uitvoeringsvorm ervan.
Het weze duidelijk dat deze beschrijving enkel als doel heeft de uitvinding te verduidelijken aan de hand van enkele voorbeelden en dus geenszins kan beschouwd worden als een beperking van de draagwijdte van deze octrooibescherming, zoals deze in de hierbij gevoegde conclusies zal bepaald worden.
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarvan figuur l een perspectiefzicht is, gezien vanaf de zijkant aan weefselzijde, van een op een dubbelgrijperweefmachine opgestelde inslagaanreikinrichting volgens deze uitvinding met daamaast opgestelde tempelinrichting, figuur 2 een ander perspectiefzicht is van de inrichtingen van figuur 1, gezien vanaf de achterkant en voorgesteld tijdens het weven op de weefmachine, en
<Desc/Clms Page number 8>
figuur 3 een bovenaanzicht toont van hetgeen op de figuren 1 en 2 werd voorgesteld.
Een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting voor het aanreiken van inslagdraden (1), (2) volgens deze uitvinding omvat een bovenste (3) en een onderste aanreikarm (4) die elk afzonderlijk roteerbaar bevestigd zijn op een vertikale lageringsas (5) die in een houder (6) gehouden is. De houder (6) is bevestigd op een behuizing (7) voor de aandrijfmiddelen van de inrichting. Deze behuizing (7) is naast de weefselzelfkant opgesteld op de voortraverse (8) van een dubbelgrijperweefmachine en is in een zich in inslagrichting uitstrekkende Tvormige gleuf instelbaar bevestigd.
Elke aanreikarm (3), (4) is roteerbaar om de lageringsas (5) door middel van een respectievelijke aandrijfstang (9), (10) die de aanreikarm (3), (4) verbindt met een uit de behuizing (7) stekende aandrijfas (11). De aandrijfmiddelen voor de aanreikarmen (3), (4) zijn in deze behuizing (7) voorzien. De bovenste aanreikarm (3) is op de vertikale lageringsas (5) bevestigd door middel van een lager (12) met een horizontaal rotatievlak, zodat de bovenste aanreikarm (3) roteerbaar is in een horizontaal bewegingsvlak.
De onderste aanreikarm (4) is op de vertikale lageringsas (5) bevestigd door middel van een lager (13) met een geïnclineerd rotatievlak zodat deze onderste aanreikarm (4) roteerbaar is in een bewegingsvlak dat naar de voorkant toe (naar links op figuur l en naar boven op figuur 3) neerwaarts geinclineerd is.
Elke aanreikarm (3), (4) is aan het naar het weefsel gerichte uiteinde voorzien van een inslagdraadklem (14) die door middel van een actuator in een geopende of een gesloten stand kan geplaatst worden. De actuator kan elk elektrisch, elektromagnetisch, pneumatisch of hydraulisch aandrijfsysteem zijn.
Op elke aanreikarm (3), (4) is ook een doorvoeroog (15) voorzien. Dit doorvoeroog (15) bevindt zich hoger dan de inslagdraadklem (14). Hierdoor kunnen de
<Desc/Clms Page number 9>
inslagdraden op zeer efficiënte wijze aangeboden worden aan de grijpers. Doordat de doorvoerogen (15) op de aanreikarmen (3), (4) staan blijven deze doorvoerogen (15) tijdens de rotatiebeweging van de aanreikarmen (3), (4) steeds op konstante afstand van de inslaggarenklemmen (14). De aangeboden inslaggarens (1), (2) blijven hierdoor steeds opgespannen zodat ze goed door de grijperkoppen kunnen meegenomen worden.
De inrichting omvat voorts ook een scheidingsplaat (16), met een plaatvormig gedeelte (17, 18) dat hoofdzakelijk vertikaal opgesteld is, en vooraan eindigt met twee spreidvingers (19), (20) die zich boven elkaar in kettingrichting naast de weefselzelfkant uitstrekken. De bovenste (19) en de onderste spreidvinger (20) verwijderen zich van elkaar naar hun uiteinde toe, en zijn respectievelijk naar boven en naar onder gericht.
Het plaatvormig gedeelte (17, 18) heeft een eerste gedeelte (17) dat zieh in kettingrichting uitstrekt en een tweede daarop aansluitend gedeelte (18) dat schuin naar het weefsel toe loopt, zodat de op dit tweede gedeelte (18) aansluitende spreidvingers (19), (20) zich terug in kettingrichting naast de weefselzelfkant uitstrekken in een vlak dat dichter bij de weefselzelfkant gelegen is dan het vlak waarin het eerste plaatvormig gedeelte (17) zich uitstrekt. De scheidingsplaat (16) is aan het eerste gedeelte (17) instelbaar bevestigd aan de hoger genoemde behuizing (7).
De scheidingsplaat (16) is voorzien om de twee inslaggarens (1), (2) op een kleine afstand boven elkaar van elkaar gescheiden te houden met de spreidvingers (19), (20).
Op de figuren zijn de aanreikarmen (3), (4) voorgesteld in een aanneempositie. Als ze in die positie door de besturing in geopende stand geplaatst worden, worden de twee boven elkaar ingebrachte inslaggaren (1), (2) door de aanslagbeweging van het weefriet in het weefsel naar voor (op figuur 3 naar onder toe) geduwd. Daarbij komen deze garens (1), (2) aan de weefselzelfkant in de geopende garenklemmen (14) terecht. De garenklemmen (14) worden vervolgens gesloten.
<Desc/Clms Page number 10>
De twee inslagdraden (1), (2) worden vervolgens doorgesneden door een aan de andere kant van de scheidingsplaat (16) opgestelde inslagschaar (21). De inslaggarens worden hierdoor zeer dicht bij de weefselzelfkanten afgeknipt met een gemeenschappelijke inslagschaar (21) voor boven-en onderwerk. De inslagschaar (21) is gemonteerd op een hefboom (22) die scharnierend verbonden is aan een houder die verbonden is aan de aandrijfbehuizing (7). In deze aandrijfbehuizing (7) zijn ook aandrijfmiddelen voor de inslagschaar (21) voorzien.
De inslagscheidingsplaat (16) met spreidvingers (19), (20) is doelmatig met een schuin naar het weefsel lopend gedeelte (18) uitgevoerd om plaats te maken voor de inslagschaar (21) die direct naast de tempelhouder (22) de inslaggarens (1), (2) moet afsnijden.
Door een voorwaartse rotatie (naar boven op figuur 3) van de aanreikarmen (3), (4) worden de garenklemmen (14) naar een aanreikpositie gebracht, waarin ze de twee inslagdraden aan een respectievelijke grijper kunnen aanreiken. De boven elkaar voorziene grijpers van de waafmachine zijn niet op de figuren voorgesteld.
De vertikale lageringsas (5) voor de draaibare aanreikarmen (3), (4) wordt eveneeens op de aandrijfbehuizing (7) bevestigd. De bovenste aanreikarm (3) draait met de daarop voorziene garenklem (14) in een nagenoeg horizontaal gelegen vlak dat juist onder de bovengrijper gelegen is en met het daarop voorziene doorvoeroog (15) in een vlak dat boven deze bovengrijper gelegen is.
De onderste aanreikarm (4) draait in een vlak dat naar beneden geïnclineerd is in de richting van de aanreikpositie, zodanig dat de inslaggarenklem (14) met het inslaggaren (2) onder de ondergrijperkop duikt in de aanreikstand en het corresponderend doorvoeroog (15) juist boven de onderste grijperkop gebracht wordt.
De draaibeweging in een geïnclineerd vlak wordt bekomen door een schuin lager te voorzien op de vertikale lageringsas (5).
<Desc/Clms Page number 11>
Door de draaibeweging in een geinclineerd vlak kunnen de garens die in de aanneempositie op geringe afstand boven elkaar opgenomen worden door de garenklemmen (14) gedurende de rotatie naar de aanreikpositie van elkaar verwijderd worden tot op een afstand die nagenoeg overeenkomt met de afstand tussen de boven elkaar liggende grijperkoppen, zodat elk inslaggaren (1), (2) juist onder zijn respectievelijke grijperkop aangeboden wordt in de aanreikstand.
Door de aanreikhefbomen te voorzien van doorvoerogen (15) voor de inslaggarens (1), (2) en die doorvoerogen (15) op een hoogte boven de garenklem (14) te plaatsen kan elke grijperkop ten opzichte van een respectievelijke in de aanreikpositie gebrachte aanreikarm (3), (4) tussen het bovenliggend doorvoeroog (15) en de onderliggende inslaggarenklem (14) door bewegen om een inslaggaren (1), (2) op zeer efficiënte wijze op te nemen.
De inslagschaar (21), de inslagscheidingsplaat (16), de aanreikarmen (3), (4) en de aandrijfmiddelen van de inrichting worden als een geheel in een module gebouwd. De onderlinge synchronisaties en posities kunnen hierdoor bewaard blijven bij een instelling van de weefbreedte of bij elke instelling van de positie in inslagrichting.
De instelling in weefbreedte is eenvoudig uit te voeren door een in inslagrichting verschuifbare bevestiging aan de voortraverse (8) met behulp van een tandsleufverbinding.
Om te vermijden dat bij een instelling van de tempelbreedte de tempelhouders (22) tegen de inslagschaar (21) zouden stoten, worden de tempelplaten met hun houder ook bij voorkeur met een spindelstelschroef (23) gekoppeld aan de aandrijfbehuizing (7) van de inslagaanreikmodule, zodat bij een instelling in de breedte van de tempels de minimum onderlinge afstand tussen inslagschaar (21) en tempelhouder (22) behouden blijft. De instelling van de tempels in breedterichting en de instelling van de inslagaanreikinrichting kan dus in een handeling gebeuren. De behuizing (7) van de aanreikinrichting en de houder (22) van de tempelinrichting worden daartoe met een spindelschroef (23) met rechtse en linkse draad verbonden waarmee de
<Desc/Clms Page number 12>
onderlinge afstand nauwkeurig kan ingesteld en ook behouden worden.
Hierdoor wordt een breedte-instelling minder tijdrovend en eventuele beschadiging van de inslagschaar (21) vermeden.
Met deze inrichting worden hulpvanglinten aan de inslagaangeefzijde overbodig en kan er bespaard worden op inslaggaren en op kettinggarens voor vanglinten. Deze inrichting werkt bovendien zeer goed bij hoge weefsnelheden.
Het spreekt vanzelf dat er volgens deze uitvinding ook inslagaanreikinrichtingen kunnen gebouwd worden met meer dan twee aanreikarmen om de inslaggarens aan te reiken aan de respectievelijke grijpers van weefmachines met meer dan twee boven elkaar werkende grijperinrichtingen. Dergelijke inrichtingen vallen uiteraard ook binnen deze octrooibescherming.