NL8600857A - Werkwijze voor het klemmen, vasthouden en presenteren van inslagdraden bij grijperweefmachines en inrichting hiertoe aangewend. - Google Patents

Werkwijze voor het klemmen, vasthouden en presenteren van inslagdraden bij grijperweefmachines en inrichting hiertoe aangewend. Download PDF

Info

Publication number
NL8600857A
NL8600857A NL8600857A NL8600857A NL8600857A NL 8600857 A NL8600857 A NL 8600857A NL 8600857 A NL8600857 A NL 8600857A NL 8600857 A NL8600857 A NL 8600857A NL 8600857 A NL8600857 A NL 8600857A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
clamp
weft
weft yarn
reed
clamps
Prior art date
Application number
NL8600857A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to NL8600857A priority Critical patent/NL8600857A/nl
Priority to DE8787200550T priority patent/DE3781707T2/de
Priority to EP87200550A priority patent/EP0240075B1/en
Priority to US07/033,739 priority patent/US4840203A/en
Publication of NL8600857A publication Critical patent/NL8600857A/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/38Weft pattern mechanisms
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/125Weft holding devices
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Description

fc . ; -β - 1 -
'' N
Werkwijze voor het klemmen, vasthouden en presenteren van inslagdraden bij grijperweefmachines en inrichting hiertoe aangewend.
5 De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het klemmen, vasthouden en presenteren van inslagdraden bij grijperweefmachines, evenals op een inrichting om. deze werkwijze te realiseren.
In het bijzonder betreft de uitvinding een werkwijze om met 10 meerdere weefgarens aan de inslaginbrengzijde afvalloos te kunnen weven.
Het is bekend dat bij het weven met meerdere inslaggarens bij grIjperweefmachines, de verscheidene draden, respektie-velijk na hun laatste inbreng vastgehouden worden door mid-15 del van speciaal daartoe voorziene vangdraden, die naast de gewone kettingdraden opgesteld zijn. Elke inslagdraad blijft hierbij vastgehouden door de vangdraden tot op een i - £ _ η _ moment juist voor zijn volgende insertie, waarbij tussentijds het inslaggaren hoofdzake 1ijk parallel blijft verlopen met de weefselrand. De vangdraden, evenals de daardoor vastgehouden inslaggareneinden worden op enige afstand achter de aan-5 slaglijn als afval van het weefsel afgescheiden. Het is duidelijk dat hierdoor een relatief grote hoeveelheid weefgaren, zowel afkomstig van vangdraden als van de inslagdraaduiteinden, als afval verloren gaat.
Een bekende oplossing voor dit probleem bestaat erin dat, zo-10 als beschreven in DOS 25 15 609, de inslaggarens na het inbrengen in( de gaap onmiddellijk worden afgesneden en door middel van een pneumatische inrichting op een geschikte wijze opgeslagen worden tot bij de volgende inbreng, zonder dat vangdraden vereist zijn. Deze werkwijze, evenals de daarbij aan-15 gewende inrichting, vertoont het nadeel dat een pneumatische inrichting of een drukluchtaansluiting moet voorhanden zijn.
Een andere oplossing om afvalloos te weven wordt gegeven door het Amerikaans oktrooi nr 4.143.684, waarbij de inslaggarens bij de presentatie aan de grijper gespannen gehouden worden 20 tussen, enerzijds, hun respektieve1ijke draadogen en, anderzijds, één gemeenschappelijke inrichting om de draaduitein-den vast te houden, waarbij deze gevormd wordt door een zuig-mond. Hierbij wordt er voor gezorgd dat slechts afwisselend één draad in de zuigmond wordt vastgehouden en aldus aan de - 3 - grijper wordt gepresenteerd, terwijl de andere draad nog in verbinding is met de weefselrand. Deze inrichting vertoont het nadeel dat zij slechts geschikt is om met maximum twee inslaggarens te werken.
5 Een ander nadeel hierbij bestaat erin dat deze twee inslaggarens afwisselend dienen gepresenteerd te worden, met andere woorden zonder dat twee of meer maal achtereenvolgens een zelfde weefgaren in de gaap gebracht wordt.
De huidige uitvinding heeft nu tot doel in een werkwijze te 10 voorzien om aan de inslaginbrengzijde afvalloos te weven, waarbij de voornoemde nadelen zich niet voordoen. Hiertoe betreft zij een werkwijze die men volledig door middel van een mechanische inrichting kan uitvoeren en waarbij bovendien met meerdere inslaggarens en volgens een willekeurig 15 weefpatroon kan gewerkt worden.
Bovendien vertoont de uitvinding het voordeel dat het vrije inslageinde aan de grijper voor de verschillende weefgarens qua lengte identiek of minimaal kan gehouden worden.
Een ander voordeel van de uitvinding bestaat erin dat de 20 respektievelijke inslaggarens zodanig ten opzichte van de aslijn van het weefvlak kunnen gepresenteerd worden aan de grijper, dat dit zeer dicht bij de weefselrand kan gebeuren * ** ^ ' ** - 4 - V <* 5 en bijgevolg met een kortere koers van de grijper buiten het weefsel kan gewerkt worden. Deze presentatie zal bijvoorkeur loodrecht t.o.v. voornoemde aslijn geschieden. Niets belet echter deze presentatie evenwijdig met deze aslijn uit te 5 voeren. Bij loodrechte presentatie kan ook een lichtere grijper aangewend worden.
Nog een ander voordeel van de uitvinding bestaat erin dat de momenten van presenteren en van afsnijden van de inslaggarens onafhankelijk is van de verschillende weefgarens.
10 Nog een ander voordeel bestaat erin dat men de spanning waarmee de verscheidene weefdraden aan de grijper gepresenteerd worden kan instellen per weefgaren, zodanig dat elk weefgaren met een optimale spanning aan de grijper gepresenteerd wordt.
Nog een ander voordeel van de uitvinding bestaat erin dat de 15 tot het verwezenlijken van de voor de werkwijze benodigde inrichting slechts een gering aantal bewegende onderdelen dient te bevatten en dat er geen afzonderlijke deelnaalden noodzakelijk zijn om het geselekteerde weefgaren in de baan van de grijper te brengen. Dit biedt tevens het voordeel dat bij 20 het weven van weefsels op verschillende breedte, het apparaat gemakkelijk, volgens de breedte van het weefsel, op de weef-machine kan verplaatst worden.
" ' ; ·; ; 3 J
«a ' ♦ « - 5 -
Nog een ander voordeel van de uitvinding bestaat erin dat de werkwijze en de inrichting toelaten dat, in het geval van een inslagbreuk, een onmiddellijke annulatie van de presentatie van de draden kan plaatsgrijpen, en het Bijgevolg niet noodzake-5 lijk is dat de weefmachine in minder dan één weefcyclus tot stilstand dient gebracht te worden.
De werkwijze voor het klemmen, vasthouden en presenteren van inslagdraden bij grijperweefmachines volgens de uitvinding, die de voornoemde voordelen vertoont, bestaat hoofdzakelijk 10 in het gedurende het in rust zijn vasthouden van elk draaduit-einde van de inslaggarens door middel van afzonderlijke beweegbare klemmen die zich hierbij, voorafgaand aan het inbrengen van een geselekteerd inslaggaren, in een eerste stand bevinden en in, bij de selektie van een inslaggaren, 15 achtereenvolgens: het presenteren van het geselekteerde inslaggaren aan de grijper; het overnemen van het inslaggaren uit de betreffende klem door de grijper, door deze laatste in de geopende gaap te brengen; het verder in de gaap brengen van het betreffende inslaggaren; het aanslaan van de ingebrachte 20 inslagdraad in de gaap en het terug in de klem brengen van het inslaggaren; en het afsnijden van het in de gaap gebrachte inslaggaren tussen de weefselrand en de betreffende klem.
De hiertoe volgens de uitvinding aangewende inrichting bestaat bij voorkeur hoofdzakelijk in de kombinatie van : één beweeg- ' ' 7 j ί Λ * - 6 - bare klem per inslaggaren die het overeenstemmende inslaggaren bij zijn draadeinde kan ingeklemd houden; draadgeleidingsmid-delen waarlangs de inslaggarens vanaf hun toevoer naar hun overeenstemmende klem geleid worden; een aandrijf- en stuur-5 mechanisme om de klem van een voor een inslag geselekteerd inslaggaren achtereenvolgens in drie standen te brengen, waarbij de eerste stand een rusttoestand is, de tweede stand zodanig gesitueerd is dat het inslaggaren, dat tussen de klem en de draadgeleidingsmiddelen aanwezig is, in de baan van de 10 grijper wordt gepresenteerd, en waarbij in de derde stand de klem aan de inbrengzijde naast de weefselrand in de nabijheid van het verlengde van de doeklijn staat; aan het riet bevestigde hulpmiddelen om de laatste in de gaap ingebranhte in-slagdraad aan de inbrengzijde en gedurende de aanslagbewe-15 ging van het riet, in de klem te brengen; en snijmiddelen die aan de inbrengzijde van het weefsel naast de doekrand staan opgesteld. De laatst genoemde hulpmiddelen kunnen een geleidingspunt vormen bij de presentatie van de inslagdraad en kunnen tevens een lengtekompenserende werking hebben bij 20 de presentatie.
Volgens een variante op de inrichting van de uitvinding wordt in een aandrijf- en stuurmechanisme voorzien dat de klemmen in hoofdzakelijk twee standen kan brengen, waarbij de ene stand een rusttoestand is, en waarbij in de andere stand de 25 klem van het geselekteerde inslaggaren aan de inbrengzijde .. - -\ ··-· -? Ί) . - . : > < / y y v* -> · ' * —*· * - 7 - naast de weefselrand in de nabijheid van het verlengde van de doeklijn staat- De voornoemde draadgeleidingsmiddelen zijn hierbij dan beweegbaar uitgevoerd, een en ander zodanig dat een geselekteerde inslagdraad door het verplaatsen van 5 het bijhorende draadgeleidingselement tot in de baan van de grijper kan gebracht worden.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragènde uitvoeringsvorm van de inrich-10 ting beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 het bekende probleem bij niet afvalloos weven schematisch weergeeft; figuur 2 de inrichting volgens de uitvinding weergeeft;
Γ57 figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III
in figuur 2; figuur 4 een praktische uitvoeringsvorm weergeeft voor het gedeelte dat in figuur 2 met F4 is aangeduid, evenals een aanslagmechanisme om de klemmen kortstondig te 2J0. openen en door middel van een niet weergegeven blazer te reinigen; figuren 5 tot en met 9 achtereenvolgens aan de hand van de werking van de inrichting de werkwijze volgens de uitvinding weergeven.
- ; " Ί _ Λ t· "* - 8 -
Figuur 1 geeft schematisch in bovenaanzicht een bekende inrichting weer om met meerdere inslaggarens, respektieve1ijk 1 t.e.m. 3, te weven, waarbij deze inslaggarens volgens een bepaald rapport door middel van een grijper 4 in de gaap 5 5 worden aange'bracht .
Teneinde de niet aan de grijper gepresenteerde weefgarens, in dit geval de weefgarens 1 en 2, vast te houden, zijn een aantal vangdraden 6 voorzien. De respektievelijke inslaggarens worden hierdoor vastgehouden tot juist voor hun volgen-10 de inbreng waarbij ze dan bijvoorbeeld door middel van een naast de weefselrand geplaatste snij-inrichting worden af- % gesneden alvorens in de gaap ingebracht te worden. -
Op enige afstand van de doeklijn 7 worden de vangdraden 6, met de daarin aanwezige afgesneden draaduiteinden verwijderd 15 door middel van een snij-inrichting 8. Het is duidelijk dat hierbij een relatief grote hoeveelheid weefdraad, gevormd door de kettingdraden 6 en de erdoor ingesloten draadgedeel-ten 9 alsmede de draadlengten L en M, aan afval verloren gaat .
2.0 In. de eerste plaats heeft de uitvinding dan ook betrekking op een werkwijze en een inrichting van het type waarbij zulke vangdraden 6 niet vereist zijn en men afvalloos kan weven .
* * ' - 9 -
Zoals in figuur 2 wordt weergegeven bestaat de inrichting volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een aantal beweegbare klemmen, respektievelijk 10 tot en met 13; draad geleidings-middelen 14 tot en met 17 waarlangs inslaggarens 18 tot en 5 met 21 vanaf hun toevoer 22 naar hun overeenstemmende klem respektievelijk 10 tot en met 13, geleid worden; een aandrijf- en stuurmechanisme 23 om de klemmen 10 tot en met 13 op een gepaste wijze te bevelen; hulpmiddelen 24 om de inslaggarens 18 tot en met 21 na hun insertie terug in de res-10 pektievelijke klemmen 10 tot en met 13 te brengen, en snij-middelen 25 om elk inslaggaren 18 tot en met 21 na zijn respektieveli jke insertie door te snijden.
Deze hulpmiddelen 24 vormen een geleidingspunt bij de presentatie van de inslagdraad en hebben tevens een lengtekompen— 15 serende werking bij deze presentatie.
Verder zijn in figuur 2 nog de gaap 26, de kettingdraden 27 en 28, het weefsel 29, de doeklijn 30, het riet 31, de grijper 32 en een ombuigstaafje 33 dat vast met het frame 34 van bijvoorbeeld het stuurmechanisme is verbonden, weergegeven.
20 De beweegbare klemmen 10-13 zijn door middel van armen 35-38 wentelbaar rond vier assen, respektievelijk 39 tot en met 42 die door middel van de aandrijving 23 bevolen worden. Zoals weergegeven in figuur 3 zijn deze klemmen 10-13 achtereen- ( ·* - 10 - volgens naast de weefselrand 43 aan de inslaginbrengzijde opgesteld, waarbij zij volgens deze uitvoeringsvorm werkzaam zijn in parallelle vlakken 44-47 die loodrecht op de bewegingsrichting 48 van de grijper 32 staan. Het is duidelijk 5 dat zij volgens varianten ook convergerende of divergerende bewegingen kunnen uitvoeren.
De klemmen 10-13 kunnen drie standen A, B en C innemen. In stand A bevinden de klemmen 10-13 zich in een rust- of stockeertoestand. In deze stand A bevinden de klemmen 10-13 10 zich in hun hoogste stand, waarbij ze tevens buiten de bewe-gingshoek BC van de hefboom zijn gesitueerd. In deze rusttoestand A worden de draaduiteinden 49-52 van de in-slagga-rens 18-21 door de klemmen 10-13 respektievelijk in de in figuren 2 en 3 weergegeven punten 53 tot en met 56 vastgehouden.
15 D.e stand B van de klemmen 10-13 is volgens deze uitvoeringsvorm hoofdzakelijk onder het verlengde van de gaap 26 gesitueerd, waarbij de inklempunten van de klemmen 10-13 dan gevormd worden, zoals weergegeven in figuur 2, door de respek-tievelijke punten 57 tot en met 60.
20 In de derde stand C worden de inklemplaatsen van de klemmen 10-13 gevormd door respektievelijk de punten 61 tot en met 64. In deze stand C zijn de klemmen 10-13 hoofdzakelijk in de nabijheid van het verlengde van de doeklijn 30 geplaatst.
' ' '= '· 1 . / ' * 4 i -11 -
De klemmen 10-13 kunnen op zichzelf van velerlei aard zijn.
Een praktische uitvoeringsvorm ervan wordt in figuur 4 weergegeven en bestaat hoofdzakelijk uit een bovenste vaste bek 65, voorzien van een aanslag 66 om de juiste dieptestand 5 van het inslaggaren 18-21 te bepalen, en een door middel van een veer 67 daartegen gedrukte beweegbare onderste bek 68, vooxzien van een instelbare inslaghouder 68 A, die door middel van een regeling 68 B nauwkeurig instelbaar is, teneinde de gewenste klemkracht voor elk inslaggaren 18-21 te regelen.
10 Het aandrijf- en stuurmechanisme 23 zorgt ervoor dat een ge-selekteerde klem vanuit de stand A in stand B, en vervolgens in stand C en uiteindelijk terug in stand A kan gebracht worden. De opbouw en werking van dit mechanisme wordt in een afzonderlijke oktrooiaanvrage beschreven.
Γ5* De voornoemde draadgeleidingsmiddelen 14 tot en met 17 bestaan bij voorkeur uit draadogen die in dit geval vast naast de gaap 26, en bij voorkeur in de nabijheid van de respektie-velijke haken 78-81, als het niet in zijn meest teruggetrokken stand staat, bevestigd zijn. Hiertoe kunnen de draadogen 20 op het frame van het aandrijf- en stuurmechanisme aangebracht zijn. De voornoemde hulpmiddelen 24 om een in de gaap 26 ingébracht inslaggaren gedurende de aanslagbeweging van het riet 31 in de bij dit garen behorende klem te brengen, bestaan in - de weergegeven uitvoeringsvorm uit vier haakelementen 69 tot en i - 12 - met 72 en één draadaanslag 73 die allen bijvoorkeur vast aan het riet verbonden zijn, één en ander zodanig dat de haak-elementen 69-72 bij de aanslagbeweging van het riet 31 tussen de respektievelijke klemmen 10-13 kunnen passeren. De haak-5 elementen strekken zich opeenvolgend steeds verder uit het vlak van het riet 31 uit* maar in essentie zo dicht mogelijk bij' de grijper 32,
De draadaanslag 73, en minstens de haakelementen 69, 70 en 71jtunnen vlakke voorzijden vertonen, respektievelijk 74 tot en met 77, IQ waarvan de plaats en grootte bepaald is door de punten 61-64, terwijl de uiteinden van de haakelementen 69-72 voorzien zijn van opstaande haakjes 78 tot en met 81, die fungeren als lengtekompensatieelement bij de presentatie, zodat het gepresenteerde draadeinde steeds onder spanning blijft.
Γ.5. De: draadaanslag 73 en de, haakelementen 69-72 zijn op zulkda-nige- plaats aan het riet 31 bevestigd dat gedurende de aanslagbeweging de voorzijden 74-77 ter hoogte aan de voornoemde punten 61-64, behorende bij stand C van de klemmen 10-13, de betreffende inslag inbrengen.
20; Zoals in figuur 3 wordt weergegeven kan naast het weefsel 29 nog een al dan niet vast opgestelde randklem 82 voorzien zijn.
Eventueel is de inrichting volgens de uitvinding, zoals weergegeven in figuur 4, nog voorzien van een klem reinigingsin- •y " ,-e * " s > - 13 - richting, waarbij deze hoofdzake1 ijk bestaat uit een aanslag-mechanisme 83, dat gevormd wordt door gestuurde aanslagen 84 tot en met 87 die respektievelijk met aanslagen 88 tot en met 91 van de klemmen 10-13 kunnen samenwerken, één en ander zo-5 danig dat door het in de baan van de klemmen brengen van de gestuurde aanslagen 84-87 de bekken 65 en 68 geopend worden, waarbij dan door een niet in de figuren weergegeven blaasin-richting deze bekken 65 en 68 door een luchtstroom gereinigd worden.
10 De aanslagen 84-87 worden door middel van een gemeenschappelijke nokaandrijving 9.2 in de baan van de klemmen 10-13 gebracht gedurende de wachttijd in stand C, tussen het aankomen en het inslaan van de inslag in de klem.
De inrichting volgens de uitvinding werkt hoofdzakelijk zoals IS hiernavolgend beschreven aan de hand van figuren 5 tot en met 9·.. Omwille van de duidelijkheid zijn hierbij slechts één klem 11 en het bijhorende inslaggaren 19 weergegeven.
Nadat, zoals in figuur 5 wordt weergegeven, de vorige inslag-draad 93 is aangeslagen door het riet 31, wordt de klem van ZO het hieropvoIgend in te brengen inslaggaren door middel van het aandrijf- en stuurmechanisme 23 in beweging gezet. Bij het van stand A naar stand B bewegen van de klem 11 komt het inslaggaren 19 tussen haakelementen 69 en 70 terecht ter ~ - '7 * 7 . , V · · ·* - - 14 - hoogte van punt 62. Hierbij moet een kompensatie van de lengte van de inslagdraad gebeuren. Bij het achteruit bewegen van het riet 31 glijdt het door de klem 11 vastgehouden inslagga-ren 19 over de bovenste zijde van het haakelement 70 en wordt 5 tenslotte meegevoerd door het haakje 79, zodat de inslag tussen klem 11 en oogje 15 lichtjes verlengd wordt en dus onder spanning blijft.
Op het moment dat de klem 11 zich in stand B bevindt, zoals weergegeven in figuur 6, staat het riet 31 bijna in zijn meest 10. teruggetrokken stand. Hierbij bevindt het inslaggaren 19 zich dwars in de baan van de grijper 32 die zich op dat moment in de gaap 26 begint te bewegen.
Hierbij wordt, zoals weergegeven in figuur 7, het draaduitein-de 50 van het inslaggaren 19 volgens het klemvlak of volgens 15 een optimale richting uit de klem 11 getrokken waarbij het garen door middel van de grijper 32 over de volledige weef-breedte in de gaap wordt gebracht.
Hierbij verliest het inslaggaren 19 doorgaans het kontakt met het bovenvlak van'het haakelement 70, doch wordt evenwel ver-20 hinderd tussen de haakjes 78 en 79 uit te komen dank zij het ombuigstaafje 33.
Gedurende het inbrengen van het inslaggaren 19 in de gaap 26 " ' ' } / *·* * -15 - wordt de klem 11 van stand B naar stand G bewogen en blijft wachten, waarbij zoals schematisch is weergegeven in figuur 8 de aanslag 85 naar voor wordt bewogen en samenwerkt met de aanslag 89 die de klem 11 opent, waarbij een niet weergege-5, ven blaasinrichting in de reiniging voorziet.
Eveneens volgens figuur 8 begint het riet 31 aan zijn aanslag-beweging. Hierbij wordt het insïaggaren 19 over de voorzijde 75 van het haakelement 69 gespannen en erdoor voortgeduwd. Inmiddels blijft de klem 11 in stand C, waarbij zij terug ge-10 sloten is.
m-
Zoals in figuur 9 wordt weergegeven, wordt dan door-middel van de aanslagbeweging het over de voorzijde 75 gespannen in-slaggaren tussen de klem 11 vastgeduwd, waarna de snijmid-delen 25 het ingeslagen gedeelte 94 afknippen, en de klem Γ5: II terug naar rusttoestand A kan bewegen. Bij het inslaan van het insïaggaren en voor het afsnijden van het garen wordt dit bij voorkeur tevens in een randklem 82 gedrukt, hetgeen het voordeel biedt dat het uiteinde van het ingeslagen gedeelte 94 bij het afknippen niet terugveert, waardoor 20 een mooie afbinding van het weefsel 29 ontstaat. Het is duidelijk dat deze randklem 82 alleen ter hoogte van de doek-lijn 30 dient aanwezig te zijn, daar op verdere afstand van de doeklijn 30 de inslagdraden voldoende vastgehouden worden door het weefsel 29 zelf.
- - · ? 7 χ· -¾ - 16 -
Bij twee opeenvolgende cyclussen van éénzelfde klem is het niet noodzakelijk dat de betreffende klem terug tot in stand Δ gebracht wordt, en kan zij rechtstreeks van de derde stand C naar de tweede stand B worden gebracht.
5 Eet is duidelijk dat de standen A, B en C van de klemmen ΙΟΙ 3 , de draadgeleidingsmiddelen 14-17 en de haakelementen 69-72 volgens een geschikte konfiguratie ten opzichte van elkaar dienen opgesteld te zijn.
Het is duidelijk dat door de keuze van de stand B van de ver-l(ï schillende klemmen 10 tot en met 13 het inslagafval aan de ^ grijper kan geminimaliseerd worden, of gelijk gemaalct worden voor elk inslaggaren 18-21, waarbij ook aan de niet in de figuren weergegeven weefselzijde een relatief gelijke weefsel-rand ontstaat.
15 Vanzelfsprekend dienen de armen 35-38 niet noodzakelijk in evenwijdige vlakken 44-47 te bewegen, en kunnen deze bijvoorbeeld ook een konvergerende beweging uitvoeren.
Volgens een variante kunnen de scharnierpunten van deze armen coaxiaal gelegen zijn, in plaats van naast elkaar zoals weer-20 gegeven in figuur 2.
Be voornoemde hulpmiddelen 24 hoeven niet noodzakelijk uit ^ > -17 - één haakelement per klem 10-13 te bestaan, doch. kunnen evenwel ook gevormd worden door één gemeenschappelijk haakelement, waarbij dan bijvoorbeeld de klemmen 10-13 in stand C tot op dezelfde afstand van de weefselrand 43 zullen gepresenteerd 5 worden.
Hë.t is duidelijk dat de klemmen 10-13 van velerlei aard kunnen zijn en dat het volstaat dat zij de draaduiteinden 49-52 kunnen vasthouden. Volgens een bijzondere vorm worden deze klemmen 10-13 gevormd door zuigmonden. De klemkracht van elke beweegbare klem 10—13 kan gestuurd worden tijdens zijn beweging zodat deze op elk ogenblik minimaal kan zijn.
Alhoewel in het beschreven voorbeeld de klemmen 10-13 verplaatst worden om de presentatie van het inslaggaren te verwezenlijken kunnen, met hetzelfde doel de draadgeleidings-15” middelen 14-17 verplaatst worden. De klemmen 10-13 dienen dan slechts een verplaatsing tussen twee standen, namelijk A en C, uit te voeren.
Het is duidelijk dat de weefmachine, uitgerust met een dergelijk mechanisme, kan terugdraaien tot voor de aanslag.
20 Door deze uitvinding worden de manipulaties uit te voeren door de wever bij een inslagbreuk tevens beperkt tot het verwijderen van de gebroken inslag uit de gaap, dit voor inslag- O „ '
I V
- 18 - breuken waarbij de inslag meegenomen wordt in de gaap en daar verloren wordt, gebroken is, niet overgegeven wordt of als een valse inslagbreuk gesignaleerd wordt, want in deze gevallen wordt de inslag toch in de klem gebracht.
5 De huidige uitvinding is. geenszins beperkt tot de als voorbeelden weergegeven en beschreven uitvoering, doch zulke inrichting voor het presenteren en inbrengen in de gaap van in-slagdraden bij grijperweefmachines kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der 10· uitvinding te treden.
··· .Λ " J

Claims (13)

  1. 2,- Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het terug in de klem (10, 11, 12, 13) brengen van het in de gaap (26) ingebrachte inslaggaren (18, 19, 20, 21) wordt uitgevoerd door middel van de aanslagbeweging van het riet (31). 5 3'..- Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het in de gaap (26) aangebrachte inslaggaren (18, 19, 20, 21) terug in de bijhorende klem (10, 11, 12, 13) wordt geleid door middel van hulpmiddelen (24) die met het riet (31) verbonden zijn. 10 4.- Werkwijze volgens conclusies 1, 2 of 3, met het kenmerk dat het presenteren van het geselekteerde inslaggar-en (18, 19, 20, 21) aan de grijper (32) gebeurt door de klem (10, 11, 12, 13. van het betreffende garen in een tweede stand (B) te plaatsen zodanig dat het inslaggaren (18, 19, 20, 21) in de baan 15 van de grijper (32) gebracht wordt; dat nadat de grijper (32) het gepresenteerde inslaggaren (10, 11, 12, 13) uit de betreffende klem (10, 11, 12, 13) heeft genomen, deze lege klem in een derde stand (C) gebracht wordt, waarbij deze klem in deze stand (C) nabij de weefselrand (43) en nabij het ver-20 lengde van de doeklijn (30) is gesitueerd; en dat na het afsnijden van het in de gaap (26) gebrachte inslaggaren (18, 19, 20, 21) de geselekteerde klem terug in de eerste stand (A) of andermaal in tweede stand (B) wordt gebracht. ... ... · - *7 * * - · J -21 -
  2. 5.- Werkwijze volgens conclusies 1, 2 of 3, met het kenmerk dat het presenteren van het geselekteerde inslaggaren (18, 19, 20, 21) aan de grijper (32) gebeurt door draadgeleidingsmid-delen (14, 15, 16, 17), die op enige afstand van de klemmen 5 (10, 11, 12, 13) opgesteld staan, tijdelijk zodanig te beve len dat het geselekteerde inslaggaren (18, 19, 20, 21) in de baan van de grijper (32) gebracht wordt; dat de bij het geselekteerde inslaggaren behorende klem (10, 11, 12, 13) voor het aanslaan van het riet (31) in een stand (C) gebracht wordt, 10 waarbij deze klem in deze stand (C) nabij de weefselrand (43) en nabij het verlengde van de doeklijn (30) is gesitueerd; en dat na het afsnijden van het in de gaap (26) gebrachte in- t slaggaren (18, 19, 20, 21) de geselekteerde klem terug in de eerste stand (A) wordt gebracht of in de stand (C) nabij de 15 weefselrand (43) wordt gehouden.
  3. 6.- Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de voornoemde hulpmiddelen (24) minstens uit één haakelement (69, 70, 71, 72) bestaan, waarbij gedurende het naar de tweede stand (B) brengen van een geselekteerde klem (10, 11, 20 12, 13) het erdoor ingeklemde inslaggaren (18, 19, 20, 21) achter een haakelementje (69, 70, 71, 72) geleid wordt en door de teruggaande beweging van het riet (31) hierdoor wordt meegenomen. - 22 - 7, - Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk dat bij het onmiddelijk achtereenvolgens inbrengen van twee dezelfde inslaggarens (18, 19, 20, 21), de bijhorende klem (10, 11, 12, 13) rechtstreeks terug van de derde stand (C), na de in- 5 sertie van de eerste draadlengte, naar de tweede stand (B), bestemd voor de insertie van de tweede draadlengte, gebracht wordt.
  4. 8. Inrichting voor het presenteren,·klemmen en vasthouden van inslagdraden bij grijperweefmachines, waarbij minstens ICC twee inslaggarens (18, 19, 20, 21) worden toegepast, met het kenmerk dat de inrichting hoofdzakelijk bestaat in de kombi-natie van : één beweegbare klem (10, 11, 12, 13) per inslag-garen (18, 19, 20, 21) die het overeenstemmende inslaggaren (18, 19, 20, 21) bij zijn draaduiteinde (49, 50, 51, 52) 15 kan ingeklemd houden; draadgeleidingsmiddelen (14, 15, 16, 17. waarlangs de inslaggarens (18, 19, 20, 21) vanaf hun toevoer (22) naar hun overeenstemmende klem (10, 11, 12, 13) geleid worden; een aandrijf- en stuurmechanisme (23) om de klem (10, 11, 12, 13) van een voor een inslag geselekteerd 20 inslaggaren achtereenvolgens in drie standen (Δ, B, C) te brengen, waarbij de eerste stand (A) een rusttoestand is, de tweede stand (B) zodanig gesitueerd is dat het inslaggaren (18, 19, 20, 21), dat tussen de klem (10, 11,-12, 13) en de draadgeleidingsmiddelen (14, 15, 16, 17) aanwezig is, in de 3 ' ' j / - 23 - baan van de grijper (32) wordt gepresenteerd, en waarbij in de derde stand (C) de klem (10, 11, 12, 13) aan de inbreng-zijde naast de weefselrand (43) in de nabijheid van het verlengde van de doeklijn (30) staat; aan het riet (31) beves- 5- tigde hulpmiddelen (24) om het laatst in de gaap ingébrachte inslaggaren (18, 19, 20, 21) aan de inbrengzijde en gedurende de aanslagbeweging van het riet (31) terug in de klem (10, 11, 12, 13) te brengen; en snijmiddelen (25) die langs de inbrengzijde naast de weefselrand (43) staan opgesteld. 10 9,- Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de draadgeleidingsmiddelen (14, 15, 16, 17) bestaan uit vast aan het machineframe bevestigde draadogen. 10Inrichting voor het presenteren, klemmen en vasthouden van inslagdraden bij grijperweefmachines, waarbij minstens 1-5 twee inslaggarens (18, 19, 20, 21) worden toegepast, met het kenmerk dat de inrichting hoofdzakelijk bestaat in de kombi-natie van : één beweegbare klem (10, 11, 12, 13) per inslaggaren (18, 19, 20, 21) die het overeenstemmende inslaggaren (18, 19, 20, 21) bij zijn draaduiteinde (49, 50, 51, 52) 2Ό' kan ingeklemd houden; draadgeleidingsmiddelen (14, 15, 16, 17) waarlangs de inslaggarens (18, 19, 20, 21) vanaf hun toevoer (22) naar hun overeenstemmende klem (10, 11, 12, 13) geleid worden, waarbij deze draadgeleidingsmiddelen (14, 15, 16, 17) ' ' . ’ / -24- verplaatsbaar zijn en de draad in de baan van de grijper (32) kunnen presenteren; een aandrijf- en stuurmechanisme (23) om de klem (10, 11, 12, 13) van een voor een inslag geselekteerd inslaggaren (18, 19, 20, 21) minstens in twee standen (A, C) 5 te brengen, waarbij de ene stand (A) een rusttoestand is en waarbij in de andere stand (C) de klem (10, 11, 12, 13) aan de inbrengzijde naast de weefselrand (43) in de nabijheid van het verlengde van de doeklijn (30) staat; aan het riet (31) bevestigde hulpmiddelen (24) om het laatst in de gaap inge-10 brachte inslaggaren (18, 19, 20, 21) aan de inbrengzijde en gedurende de aanslagbeweging van het riet (31) terug in de klem (10, II, 12, 13) te brengen; en snijmiddelen (25) die langs de inbrengzijde naast de weefselrand (43) staan opgesteld. 15 11.- Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de draadgeleidingsmiddelen (14, 15, 16, 17) bestaan uit verplaatsbare draadogen.
  5. 12. Inrichting volgens één der conclusies 8 tot en met 11, met het kenmerk dat de klemmen (10, 11, 12, 13) beweegbaar 20 zijn in parallelle vlakken (44, 45, 46, 47) die zich loodrecht op de bewegingsrichting (48) van de grijper (32) uitstrekken. —
  6. 13. Inrichting volgens één der conclusies 8- tot en met 11, l-; .'.1-5 7 - 25 - met het kenmerk dat de klemmen (10, 11, 12, 13), ten opzichte van elkaar, convergerende bewegingen uitvoeren. 14. — Inrichting volgens één der conclusies 8 tot en met 11, met het kenmerk dat de klemmen (10, 11, 12, 13), ten opzichte 5 van elkaar, divergerende bewegingen uitvoeren.
  7. 15. Inrichting volgens één der conclusies 8 tot en met 14, met het kenmerk dat de aan het riet (31) bevestigde hulpmiddelen (24) om het laatst in de gaap (26) aangebrachte inslag-garen (18, 19, 20, 21) in de bijhorende klem (10, 11, 12, 13) 10 te brengen, bestaan uit minstens één vast aan het riet (31) bevestigd haakelement (69, 70, 71, 72) dat bij de i-nslagbeve-ging van het riet (31) hoofdzakelijk ter hoogte van de doek-lijn (30) passeert. 116.— Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk dat per 15 klem (10, 11, 12, 13) een haakelement (69, 70, 71, 72) voorzien is, waarbij elk haakelement zijdelings langs één van de klemmen (10, 11, 12, 13) kan passeren gedurende de aanslagbe-weging van het riet (31).
  8. 17.- Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk dat de 20 haakelementen (69, 70, 71, 72) zich opeenvolgend verder uit het vlak gevormd door het riet (21) uitstrekken. * ·> - 26 -
  9. 18. Inrichting volgens één der conclusies 8 tot en met 17, met het kenmerk dat zij van een ombuigstaafje (33) is voorzien dat vast met een frame (34) is verbonden, waarbij dit ombuig-staafje (33) zich bevindt tussen de draadge 1eidingsmidde1 en 5 (14, 15, 16, 17) en de hulpmiddelen (24) die met het riet (31) verbonden zijn, als dit laatste zich in de meest teruggetrokken stand bevindt.
  10. 19. Inrichting volgens één der conclusies 8 tot en met 18, met het kenmerk dat aan de weefselrand (43) langs de inslag- 10 inbrengzijde en nabij de doeklijn (30) een randklem (82) is aangebracht.
  11. 20. Inrichting volgens één der conclusies 8 tot en met 19, met het kenmerk dat de klemmen (10, 11, 12, 13) bestaan uit mechanische klemmen die door middel van een veer (67) geslo- 15 ten gehouden worden.
  12. 21. Inrichting volgens één der conclusies 8 tot en met 19, met het kenmerk dat de klemmen (10, 11, 12, 13) bestaan uit zuigmonden.
  13. 22. Inrichting volgens één der conclusies 8 tot en met 20, 20 met het kenmerk dat zij van een pneumatische klemreinigings- inrichting is voorzien.
NL8600857A 1986-04-03 1986-04-03 Werkwijze voor het klemmen, vasthouden en presenteren van inslagdraden bij grijperweefmachines en inrichting hiertoe aangewend. NL8600857A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600857A NL8600857A (nl) 1986-04-03 1986-04-03 Werkwijze voor het klemmen, vasthouden en presenteren van inslagdraden bij grijperweefmachines en inrichting hiertoe aangewend.
DE8787200550T DE3781707T2 (de) 1986-04-03 1987-03-25 Verfahren und vorrichtung zum klemmen, festhalten und vorfuehren von schussfaeden bei greiferwebmaschinen.
EP87200550A EP0240075B1 (en) 1986-04-03 1987-03-25 Process for clamping, fastening and presentation of weft threads in gripper weaving looms and device used to this end.
US07/033,739 US4840203A (en) 1986-04-03 1987-04-03 Process for clamping, fastening and presentation of weft threads in gripper weaving looms and device used to this end

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600857A NL8600857A (nl) 1986-04-03 1986-04-03 Werkwijze voor het klemmen, vasthouden en presenteren van inslagdraden bij grijperweefmachines en inrichting hiertoe aangewend.
NL8600857 1986-04-03

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8600857A true NL8600857A (nl) 1987-11-02

Family

ID=19847825

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8600857A NL8600857A (nl) 1986-04-03 1986-04-03 Werkwijze voor het klemmen, vasthouden en presenteren van inslagdraden bij grijperweefmachines en inrichting hiertoe aangewend.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US4840203A (nl)
EP (1) EP0240075B1 (nl)
DE (1) DE3781707T2 (nl)
NL (1) NL8600857A (nl)

Families Citing this family (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE58902024D1 (de) * 1988-04-25 1992-09-17 Sulzer Ag Webmaschine.
JP2762132B2 (ja) * 1989-10-04 1998-06-04 津田駒工業株式会社 レピア織機用のよこ入れ装置
DE59306205D1 (de) * 1993-09-20 1997-05-22 Rueti Ag Maschf Anordnung zum Vorlegen von Schussfäden
DE59705563D1 (de) * 1996-06-07 2002-01-10 Picanol Nv Gebergreifer für eine greiferwebmaschine
BE1010334A3 (nl) * 1996-06-07 1998-06-02 Picanol Nv Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad bij een grijperweefmachine.
EP0898001A3 (en) * 1997-08-04 1999-12-08 GIVIDI-Italia S.p.A. Method of cutting the selvedge
ATE217915T1 (de) * 1997-09-11 2002-06-15 Dornier Gmbh Lindauer Steuerbare schussfadenzubringer- und - klemmvorrichtung und vorrichtungsanordnung zum minimieren des schussfadenabfalles bei der gewebeherstellung auf webmaschinen, insbesondere auf greiferwebmaschinen
DE19739853C2 (de) * 1997-09-11 2001-04-12 Dornier Gmbh Lindauer Steuerbare Schußfadenzubringer- und -klemmvorrichtung und Vorrichtungsanordnung zum Minimieren des Schußfadenabfalles bei der Gewebeherstellung auf Webmaschinen, insbesondere auf Greiferwebmaschinen
DE10213639C1 (de) 2002-03-27 2003-12-18 Dornier Gmbh Lindauer Verfahren und Vorrichtung zum Zubringen eines geklemmten Schussfadens zu einem Bringergreifer einer Webmaschine
DE102006025265A1 (de) 2006-05-31 2007-12-06 Lindauer Dornier Gmbh Verfahren und Vorrichtung zum Bilden einer Gewebekante an einer Greiferwebmaschine
JP5731098B2 (ja) * 2008-11-07 2015-06-10 津田駒工業株式会社 レピア織機の緯入れ方法及びその装置
DE102009036589A1 (de) * 2009-08-07 2011-02-10 Lindauer Dornier Gmbh Vorrichtung zum Übergeben eines bandförmigen Schussmaterials
DE102009037127A1 (de) 2009-08-11 2011-02-17 Lindauer Dornier Gmbh Greiferkopf einer Webmaschine
JP2011235412A (ja) * 2010-05-12 2011-11-24 Honda Motor Co Ltd クランプ装置
DE102015217356B3 (de) * 2015-09-10 2016-10-20 Lindauer Dornier Gesellschaft Mit Beschränkter Haftung Webmaschine mit einer Vorrichtung sowie Verfahren zum Halten, Zubringen und Eintragen von Schussfäden in ein Webfach
BE1024494B1 (nl) * 2016-08-11 2018-03-12 Picanol Naamloze Vennootschap Grijperband en grijpereenheid voor een grijperweefmachine
IT201800003084A1 (it) * 2018-02-27 2019-08-27 Itema Spa Dispositivo di taglio dei fili di trama in un telaio tessile a pinze senza formazione di falsa cimossa

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3299909A (en) * 1963-09-19 1967-01-24 Golobart Ramon Balaguer Selective weft presenting device
ES356720A1 (es) * 1968-07-31 1970-02-16 Camarasa Honge Maquina selectora de hilos para labores de tejeduria y o- tras aplicaciones textiles.
US3536105A (en) * 1969-06-11 1970-10-27 Mario Piccoli Looms
CS166597B1 (nl) * 1974-07-25 1976-03-29
US3961653A (en) * 1975-05-14 1976-06-08 Rockwell International Corporation Loom weft positioner
DE2651875C3 (de) * 1976-11-13 1981-02-05 Lindauer Dornier-Gesellschaft Mbh, 8990 Lindau Vorrichtung zum Anschlagen und Abschneiden von ins Webfach eingetragenen Schußfäden bei mit Mischwechslern ausgerüsteten schützenlosen Webmaschinen
CH640016A5 (de) * 1979-10-01 1983-12-15 Saurer Ag Adolph Einrichtung zum zubringen eines schussfadens an einer schuetzenlosen webmaschine.
DE3243628C2 (de) * 1982-11-25 1985-01-24 Lindauer Dornier Gmbh, 8990 Lindau Schützenlose Webmaschine mit Schußfadeneintrag durch ins Webfach vorgeschobene und wieder zurückgezogene Greifer

Also Published As

Publication number Publication date
DE3781707T2 (de) 1992-12-17
EP0240075A3 (en) 1989-11-23
DE3781707D1 (de) 1992-10-22
EP0240075A2 (en) 1987-10-07
US4840203A (en) 1989-06-20
EP0240075B1 (en) 1992-09-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8600857A (nl) Werkwijze voor het klemmen, vasthouden en presenteren van inslagdraden bij grijperweefmachines en inrichting hiertoe aangewend.
BE1017684A3 (nl) Werkwijze voor het inleggen van een einde van een inslagdraad in een kant van een weefsel en pneumatische kanteninlegger.
BE1000903A4 (nl) Kanteninlagapparaat voor weefmachines.
US4957145A (en) Pneumatic weft thread holder for a selvage device
EP2812472B1 (en) Device for catching and stretching a weft thread, weaving machine and method for catching and stretching a weft thread
EP0134377B1 (de) Vorrichtung zum Einschlagen der Schussfadenenden bei einer Webmachine
US3384126A (en) Weft thread inserting device in weaving machines
JP7017991B2 (ja) グリッパ織機における疑似耳部の無い緯糸操作装置
EP0149969B1 (de) Webmachine
US3213892A (en) Weaving method and gripper shuttle weaving machine for carrying out said method
US6014992A (en) Mechanical loom with pneumatic weft thread insertion with synchronized clamp cutter and reed
JPH0748750A (ja) 縦糸駆動装置
BE1012676A3 (nl) Inrichting voor inslagannulatie op een weefmachine.
JPH0397938A (ja) 無ひ織機用よこ入れ具支持案内システム
BE1014135A3 (nl) Inrichting voor het aanreiken van inslagdraden op een grijperweefmachine.
US3299909A (en) Selective weft presenting device
CZ86898A3 (cs) Způsob rychlé přípravy nebo převybavení tkacího stroje a zařízení k provádění tohoto způsobu
US5148585A (en) Device for manipulating drop wires for warp-thread drawing-in machines
BE1013100A3 (nl) Poolgaren selectiesysteem voor grijper-axminster weefmachines.
US4640315A (en) Projectile weaving machine
US4076052A (en) System for transferring a yarn from one part of a textile machine to another part
EP0394749A1 (en) Weft carrying gripper with axially movable slider, for shuttleless weaving looms
JPH01246441A (ja) 三次元織機の緯糸挿入装置
US1129849A (en) Method of treating warp-threads.
DE101721C (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed