BE1021814B1 - Gevergrijperkop, gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijperkop in een dergelijke grijperweefmachine - Google Patents

Gevergrijperkop, gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijperkop in een dergelijke grijperweefmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1021814B1
BE1021814B1 BE2014/0180A BE201400180A BE1021814B1 BE 1021814 B1 BE1021814 B1 BE 1021814B1 BE 2014/0180 A BE2014/0180 A BE 2014/0180A BE 201400180 A BE201400180 A BE 201400180A BE 1021814 B1 BE1021814 B1 BE 1021814B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft thread
gripper
gripper head
weaving machine
head
Prior art date
Application number
BE2014/0180A
Other languages
English (en)
Inventor
Brecht Halsberghe
Vincent Lampaert
Steven Debaes
Original Assignee
Nv Michel Van De Wiele
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nv Michel Van De Wiele filed Critical Nv Michel Van De Wiele
Priority to BE2014/0180A priority Critical patent/BE1021814B1/nl
Priority to PCT/IB2014/065574 priority patent/WO2015059664A2/en
Priority to EP14806079.1A priority patent/EP3060707B1/en
Priority to US15/031,976 priority patent/US9732450B2/en
Priority to CN201480057432.4A priority patent/CN105658856B/zh
Application granted granted Critical
Publication of BE1021814B1 publication Critical patent/BE1021814B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/20Constructional features of the thread-engaging device on the inserters
    • D03D47/23Thread grippers
    • D03D47/236Drawing grippers
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/20Constructional features of the thread-engaging device on the inserters
    • D03D47/23Thread grippers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een gevergrijperkop (1), die een aanreikholte (9) omvat, tussen een achter elkaar opgestelde leidneus (11) voor het aan de ene zijde (7) afleiden van kettingdraden (23) en een selectieneus (8) voor het aan de andere zijde (5) afleiden van kettingdraden (23), zodat een inslagdraad (2) rechtstreeks in deze aanreikholte (9) aangereikt kan worden en van hieruit kan ingrijpen in een inbrengholte (15) tussen de selectieneus (8) en de eerstgenoemde zijde (7). Daarnaast betreft deze uitvinding een grijperweeftnachine (20), omvattende een dergelijke gevergrijperkop (1) en een werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad (2), waarbij de gevergrijperkop (1) naar deze inslagdraad (2) toe bewogen wordt, terwijl het riet (19) een ingebrachte inslagdraad (2) aanslaat.

Description

GEVERGR1JPERKOP. GEVERGRIJPER. GR1JPERWEEFMACHINE EN WERKWIJZE VOOR HET INBRENGEN VAN EEN INSLAGDRAAD MET EEN DERGELIJKE GEVERGRIJPERKOP IN EEN DERGELIJKE GRIJPERWEEFMACHINF
Deze uitvinding betreft een gevergrijperkop voor het inbrengen van een inslagdraad bij een grijperweefinachine, omvattende een leidneus, die in bewegingsrichting voor het inbrengen van een inslagdraad gezien, als eerste onderdeel van de gevergrijperkop is opgesteld en die een eerste geleidingsboog omvat die uitmondt aan de onderzijde of de bovenzijde van de gevergrijperkop voor het ongehinderd leiden van kettingdraden over deze onderzijde, respectievelijk bovenzijde van de gevergrijperkop.
Verder betreft deze uitvinding een gevergrijper omvattende een dergelijke gevergrijperkop.
Daarnaast betreft deze uitvinding een grijperweefmachine omvattende een dergelijke gevergrijperkop. Meer specifiek maar niet beperkend betreft deze uitvinding een dubbelstukweefinachine.
Verder betreft deze uitvinding een werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijperkop in een dergelijke grijperweeftnachine.
De uitvinding heeft betrekking op een gevergrijperkop voor weeftnachines die werken volgens het principe van gedeelde grijpers. Bij dergelijke weefmachines, de zogenaamde grijperweefmachines, worden aan beide zijden van de weefmachines grijperstangen aangebracht om de inslagdraden in een gaap tussen kettingdraden te brengen. De totale inbrengcyclus is verdeeld in drie fasen: de aanreikfase, de inbrengfase en de doortrekfase. Tijdens de aanreikfase wordt een inslagdraad aan een gevergrijperkop aangereikt. Tijdens de inbrengfase bewegen de grijpers zich samen op de heenweg, vanuit een startpositie, in de gaap naar het midden van het weefsel. Bij de terugweg (doortrekfase) bewegen de grijpers vanuit het midden naar de startpositie. In de startpositie wordt de inslagdraad die aan de gevergrijperkop wordt aangereikt, door deze gevergrijperkop meegenomen in de gaap. In het midden van het weefsel wordt de inslagdraad overgenomen door een nemergrijperkop en bij de teruggaande beweging (doortrekfase) wordt de inslagdraad door deze nemergrijper door de gaap getrokken vanuit het midden van het weefsel tot aan de weefselrand.
De gevergrijperkoppen waarop de uitvinding betrekking heeft worden hiertoe niet gestuurd. Om een inslagdraad mee te nemen worden deze gevergrijperkoppen dan ook niet actief geopend of gesloten.
Een moeilijkheid hierbij is om inslagdraden mee te kunnen nemen in de gaap tussen kettingdraden, zonder deze kettingdraden mee te nemen. Hiertoe omvat een dergelijke niet-gestuurde gevergrijperkop steeds een neus voor het hieronder/hierachter aangrijpen van een in te brengen inslagdraad. Verder omvat een dergelijke niet-gestuurde gevergrijperkop geleidingsbogen voor het enerzijds onder/achter deze neus geleiden van een in te brengen inslagdraad en het anderzijds ongehinderd over de neus geleiden van de kettingdraden. Om dit mogelijk te maken worden inslaggarens steeds onder andere hoeken aan een dergelijke gevergrijperkop aangereikt dan de hoek waaronder kettinggarens ten opzichte van deze gevergrijperkop zijn opgesteld.
Na het inbrengen van inslagdraden in een gaap tussen kettinggarens op een grijperweefmachine worden de ingebrachte inslagdraden door het weefriet aangeslagen.
De inslagdraden worden tussen twee inbrengcycli langs de weefselzelfkant doorgesneden met behulp van een snijdinrichting.
Bij de bestaande dubbelstukweefinachines is de snijdinrichting hiertoe op de inslaglade (weeflade) bevestigd. Dit betekent een extra gewicht aan één zijde van deze inslaglade. Deze snijdinrichting beweegt mee met de weeflade zodat de inertie van deze snijdinrichting extra massakrachten veroorzaakt op de weeflade. Dit is vooral nadelig bij hoge weefsnelheden waar deze onevenwichtig gepositioneerde extra massa voor krachten zorgt die aanleiding geven tot trillingen.
Met de huidige gevergrijperkoppen voor dubbelstukweefinachines is het echter niet mogelijk om de snijdinrichting los van de inslaglade op te stellen.
In vlakke weefinachines is de snijdinrichting vast in de weefinachine opgesteld. De gevergrijperkoppen die hiertoe in dergelijke weefinachines worden gebruikt, zijn echter te zwaar voor gebruik in een dubbelstukweeftnachine. Wanneer deze als alternatief voor de huidige gevergrijperkoppen voor dubbelstukweefmachines gebruikt zouden worden, dan zou dit een groot verlies aan snelheid betekenen, ondanks de winst aan snelheid die bekomen zou kunnen worden door het verplaatsen van de snijdinrichting.
Bij de huidige grijperweefinachines bestaat er op vandaag dus een bovengrens voor weefsnelheden die mee bepaald wordt door de gebruikte gevergrijperkoppen.
Het doel van deze uitvinding is om de weefsnelheden bij grijperweefinachines verder te verhogen.
Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een gevergrijperkop voor het inbrengen van een inslagdraad bij een grijperweefinachine, omvattende een leidneus, die in bewegingsrichting voor het inbrengen van een inslagdraad gezien, als eerste onderdeel van de gevergrijperkop is opgesteld en die een eerste geleidingsboog omvat die uitmondt aan de onderzijde of de bovenzijde van de gevergrijperkop voor het ongehinderd leiden van kettingdraden over deze onderzijde, respectievelijk bovenzijde van de gevergrijperkop, waarbij de gevergrijperkop verder een selectieneus omvat, die in genoemde bewegingsrichting gezien op een tussenafstand volledig achter de leidneus is opgesteld, zodat een aanreikholte, zich over een zekere afstand tussen de leidneus en de selectieneus uitstrekt, voor het hierin aanreiken van een in te brengen inslagdraad aan de gevergrijperkop, waarbij deze aanreikholte zich dwars op de bewegingsrichting gezien, doorheen de gevergrijperkop uitstrekt, met een toegangsopening voor de inslagdraad aan de bovenzijde, respectievelijk de onderzijde van de gevergrijperkop, waarbij zich tussen de selectieneus en de onderzijde, respectievelijk de bovenzijde een inbrengholte uitstrekt voor het hierin vanuit de aanreikholte laten ingrijpen van de inslagdraad, waarbij de selectieneus een tweede geleidingsboog omvat voor het ongehinderd leiden van kettingdraden over de bovenzijde, respectievelijk de onderzijde en waarbij het punt van de leidneus, dat het verst van de onderzijde, respectievelijk de bovenzijde is opgesteld, minstens zo ver van deze onderzijde, respectievelijk deze bovenzijde is opgesteld dan het punt van de selectieneus, dat het verst van de bovenzijde, respectievelijk de onderzijde is opgesteld, waarbij de afstand gemeten wordt volgens een richting die zich dwars op de genoemde bewegingsrichting van de onderzijde naar de bovenzijde toe uitstrekt.
Wanneer een dergelijke gevergrijperkop ingebouwd wordt in een grijperweefmachine zal zijn voorzijde overeenstemmen met de voorzijde van deze grijperweefinachine. Ook de bovenzijde, onderzijde en achterzijde van de gevergrijperkop stemmen overeen met de corresponderende bovenzijde, onderzijde en achterzijde van de grijperweefinachine waarin deze wordt ingebouwd. De voorzijde van de gevergrijperkop is hierbij naar de weefsellijn toe gericht. In de praktijk is dit meestal ook de zijde waar de operator de grijperweefinachine bedient. De eerste zijde is hierbij dan ofwel de bovenzijde, ofwel de onderzijde van de gevergrijperkop. De tweede zijde is dan respectievelijk ofwel de onderzijde, ofwel de bovenzijde van de gevergrijperkop.
De leidneus is hierbij dan het dichtst bij de zelfkant van een te weven weefsel opgesteld.
Met een dergelijke opbouw dient een gevergrijperkop volgens deze uitvinding niet langer volledig buiten de zone naast de weefselzelfkant, tot waar aan te reiken inslagdraden zich uitstrekken, verplaatst te worden om een inslagdraad aan te grijpen. De leidneus dient tijdens de doortrekfase tijdens de terugweg niet meer tot voorbij de aan de brengen inslagdraden gebracht te worden. Er kan voor gezorgd worden dat de grijperkop slechts zo ver naar buiten wordt gebracht, dat een volgende aan te brengen inslagdraad zich in de bewegingsrichting voor het inbrengen van een inslagdraad gezien ter hoogte van de aanreikholte bevindt. Doordat de gevergrijperkop minder ver ten opzichte van de gaap dient uit te wijken dan de bestaande gevergrijperkoppen, dankzij zijn specifieke opbouw, is minder tijd nodig om deze te verplaatsen. De aandrijving van de gevergrijperkop kan ook minder zwaar uitgevoerd worden met een mogelijke winst aan weefsnelheid als gevolg. Doordat de aanreikholte zich dwars op de bewegingsrichting gezien doorheen de gevergrijperkop uitstrekt, is er voldoende ruimte in deze aanreikholte om één of meerdere in te brengen inslagdraden in deze aanreikholte aan te reiken. Dankzij de specifieke vorm met eerste geleidingsboog en aanreikholte dienen de garens hiertoe niet onder een specifieke hoek ten opzichte van de gevergrijperbewegingsrichting te staan om al dan niet door de gevergrijperkop meegenomen te worden. Kettinggarens worden door de vorm van de gevergrijperkop automatisch uit het bereik van de aanreikholte gehouden en inslaggarens komen er in terecht net voor ze kunnen meegenomen worden voor inslaginbreng. Het verschil in hoek tussen kettinggarens en inslaggarens bepaalt niet of ze al dan niet worden meegenomen.
Om deze inslagdraden mee te nemen met een gevergrijperkop volgens deze uitvinding onafhankelijk van de hoek waaronder een dergelijke inslagdraad wordt aangereikt, dient de aanreikholte zich hiertoe typisch in bewegingsrichting gezien, over minstens een 3-tal mm doorheen de gevergrijperkop uit te strekken. Bij volumineuzere garens kan dit oplopen tot ongeveer 40 à 50 mm. Typisch zal een dergelijke aanreikholte over zo’n 10 à 25 mm doorheen de gevergrijperkop uitstrekken.
Bij de verschillende types grijperweefmachines biedt een gevergrijperkop volgens deze uitvinding bovendien het voordeel dat deze dankzij zijn specifieke opbouw compacter kan uitgevoerd worden dan de huidige gebruikte gevergrijperkoppen. Gevergrijperkoppen volgens de stand van de techniek omvatten geleidingsbogen die een dubbele functie hebben voor het enerzijds onder een neus geleiden van een in te brengen inslagdraad en het anderzijds ongehinderd over de neus geleiden van kettingdraden. Bij een gevergrijperkop volgens deze uitvinding zijn niet langer dergelijke geleidingsbogen met dubbele functie vereist. Deze gevergrijperkop omvat wel nog andere geleidingsbogen, die echter niet deze dubbele functie hebben. Door weglaten van geleidingsbogen met deze dubbele functie, kan de gevergrijperkop volgens deze uitvinding compacter vervaardigd worden dan een vergelijkbare gevergrijperkop volgens de stand van de techniek. Deze kan dus ook minder zwaar uitgevoerd worden. Er is hierdoor een minder zware aandrijving nodig om de beweging van een dergelijke gevergrijperkop aan te sturen, waardoor aan weefsnelheid gewonnen kan worden ten opzichte van bestaande grijperweefmachines.
Specifiek bij dubbelstukweefinachines wordt het met een gevergrijperkop volgens deze uitvinding bovendien ook mogelijk om een inslagdraad vanaf de achterzijde aan te geven aan de gevergrijperkop. Hierdoor wordt het mogelijk om de snijdinrichting niet langer op de inslaglade te bevestigen, maar kan deze vast in de weefinachine opgesteld worden.
De leidneus van een gevergrijperkop volgens deze uitvinding is bij voorkeur aan de voorzijde van de gevergrijperkop opgesteld. Ook de selectieneus is bij voorkeur aan de voorzijde van de gevergrijperkop opgesteld.
Bij een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de aanreikholte geschikt voor het hierin aanreiken van meerdere in te brengen inslagdraden tegelijk.
De leidneus gaat voorkeurdragend in een vloeiende beweging over van het punt van de leidneus, dat het verst van de onderzijde, respectievelijk de bovenzijde van de gevergrijperkop is opgesteld, naar de aanreikholte. Op deze manier zullen kettinggarens, wanneer de gevergrijperkop achterwaarts wordt bewogen, niet blijven haperen aan deze leidneus.
Een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een gevergrijperkop volgens deze uitvinding omvat in zijn achterzijde, of in zijn bovenzijde, respectievelijk zijn onderzijde een aanslag, voor het hiertegen laten aanslaan van de inslagdraad. Meer specifiek kan een dergelijk gevergrijperkop aan zijn achterzijde een geleidingsboog omvatten voor het geleiden van de inslagdraad naar de genoemde aanslag.
Verder kan een gevergrijperkop volgens deze uitvinding meer specifiek hol zijn uitgevoerd en een beweegbaar klemelement omvatten voor het vastklemmen van een achter de neus aangegrepen inslagdraad, dat hier voordelig in de holte van de gevergrijperkop hoofdzakelijk tegen de voorzijde van de gevergrijperkop kan opgesteld worden.
Een gevergrijperkop volgens deze uitvinding is verder bij voorkeur bevestigbaar aan een flexibele aandrijftape of aan een rigide aandrijfstang, om zo samen een gevergrijper volgens deze uitvinding te vormen.
Het doel van deze uitvinding wordt daarnaast ook bereikt door te voorzien in een grijperweefmachine, omvattende een gevergrijperkop volgens deze uitvinding.
Bij voorkeur is de gevergrijperkop in een dergelijke grijperweefmachine volgens deze uitvinding verplaatsbaar opgesteld tussen een eerste uiterste positie waarbij een in te brengen inslagdraad zich in de bewegingsrichting voor het inbrengen van een inslagdraad gezien ter hoogte van de aanreikholte bevindt en een tweede uiterste positie waarbij de gevergrijperkop zich nagenoeg halfweg een met de weefmachine te weven weefsel bevindt.
Een grijperweefmachine volgens deze uitvinding met een riet voor het aanslaan van een ingebrachte inslagdraad omvat bij voorkeur een geleidingselement dat op een vaste positie is opgesteld, voor het geleiden van een volgende in te brengen inslagdraad, die nog met de ingebrachte inslagdraad is verbonden, wanneer het riet de reeds ingebrachte inslagdraad aanslaat, om de volgende in te brengen inslagdraad overheen de leidneus van de gevergrijperkop in de aanreikholte van de gevergrijperkop aan te reiken.
Een dergelijk geleidingselement kan afhankelijk van de randvoorwaarden van de grijperweefmachine naar keuze ofwel voor, ofwel achter de gevergrijperkop opgesteld staan en zich dus ofwel dichter, ofwel verder van de weefsellijn bevinden.
Een grijperweefmachine volgens deze uitvinding omvat verder bij voorkeur een snijdinrichting voor het lossnijden van een in te brengen inslagdraad, van een reeds ingebrachte inslagdraad, waarbij deze snijdinrichting op een vaste positie is opgesteld in de grijperweefmachine.
Bij dubbelstukweefmachines vormt dit meer specifiek het enorme voordeel dat deze snijdinrichting niet langer op de weeflade is aangebracht en dus niet langer mee met deze weeflade zal verplaatst worden. Deze massa dient dus niet langer mee versneld te worden met de weeflade.
In een grijperweefmachine volgens deze uitvinding die een positioneerelement omvat voor het positioneren van een in te brengen inslagdraad, wordt dit positioneerelement bijzonder voordelig achter de gevergrijperkop opgesteld in de grijperweefmachine en wordt dit positioneerelement verder van de positie in de weefmachine, waar een nieuw te weven weefsel wordt gevormd, opgesteld dan de gevergrijperkop.
Wanneer met een dergelijke opstelling van het positioneerelement ten opzichte van de gevergrijperkop een inslagdraad aangeboden wordt aan de gevergrijperkop, hoeft deze gevergrijperkop slechts minimaal ten opzichte van de zelfkant van het te weven weefsel uitwijken om deze inslagdraad te kunnen aangrijpen. Met een minimale uitwijking wordt de tijd voor het uitwijken beperkt gehouden, kan de aandrijving beperkt worden en kan dus aan weefsnelheid gewonnen worden.
Bijzonder voorkeurdragend is een grijperweefmachine volgens deze uitvinding een dubbelstukweefmachine.
Het doel van deze uitvinding wordt tenslotte ook bereikt door te voorzien in een werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een grijperweefmachine volgens deze uitvinding, omvattende een riet voor het aanslaan van een ingébrachte inslagdraad, waarbij wanneer het riet een reeds ingebrachte inslagdraad, die nog met een volgende in te brengen inslagdraad is verbonden, aanslaat, door de beweging van het riet de volgende in te brengen inslagdraad naar de gevergrijperkop toe bewogen wordt, zodanig dat deze in te brengen inslagdraad zich in de bewegingsrichting voor het inbrengen van een inslagdraad gezien ter hoogte van de aanreikholte bevindt. De benodigde uitloop van de gevergrijperkop ten opzichte van de zelfkant van het weefsel wordt hiermee beperkt.
In een eerste specifieke uitvoeringsvorm van een dergelijke werkwijze volgens deze uitvinding wordt, wanneer het riet een reeds ingebrachte inslagdraad aanslaat, die nog met een volgende in te brengen inslagdraad is verbonden, door de beweging van het riet, de volgende in te brengen inslagdraad tot in de aanreikholte van de gevergrijperkop aangereikt. Nog meer bij voorkeur wordt de inslagdraad hierbij ook tot in de inbrengholte gebracht. Deze werkwijze is bijzonder geschikt waar geen kleurselectie is vereist. Door het met behulp van de beweging van het riet - bij aanslaan van een ingebrachte inslagdraad - laten inbrengen van een volgende in te brengen inslagdraad in de inbrengholte van de gevergrijperkop, wordt deze in te brengen inslagdraad bij het aanslaan ervan gestabiliseerd en wordt de weefsnelheid nog verder verhoogd. De benodigde uitloop van de gevergrijperkop ten opzichte van de zelfkant van het weefsel wordt hiermee nog verder beperkt.
Wanneer de grijperweefmachine bij een werkwijze volgens deze uitvinding een hierboven beschreven geleidingselement omvat, geleidt dit geleidingselement bij voorkeur wanneer het riet een reeds ingebrachte inslagdraad aanslaat, die nog met een volgende in te brengen inslagdraad is verbonden, deze in te brengen inslagdraad overheen de leidneus van de gevergrijperkop.
Wanneer de grijperweefmachine bij een werkwijze volgens deze uitvinding een selectieapparaat omvat voor het selecteren van en in te brengen inslagdraad en het aanreiken van deze inslagdraad aan de gevergrijperkop dan selecteert dit selectieapparaat bij voorkeur pas na het aanslaan van een reeds ingebrachte inslagdraad met het riet, een volgende in te brengen inslagdraad, zodanig dat deze volgende in te brengen inslagdraad in de aanreikholte van de gevergrijperkop wordt aangereikt.
Voorkeurdragend snijdt bij een werkwijze volgens deze uitvinding, na ingrijpen van de in te brengen inslagdraad in de inbrengholte van de gevergrijperkop en na vastklemmen van deze inslagdraad met een klemelement, een snijdinrichting de in te brengen inslagdraad los van de reeds ingebrachte inslagdraad.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een uitvoeringsvorm van een gevergrijperkop, een grijperweefmachine en een werkwijze volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze gevergrijperkop, deze grijperweefmachine en deze werkwijze aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 een dubbelstukweeftnachine schematisch in doorsnede is weergegeven; - figuur 2 schematisch in bovenaanzicht ter hoogte van een gevergrijperkop is weergegeven hoe een gevergrijperkop volgens deze uitvinding in een weefmachine kan opgesteld worden ten opzichte van een in te brengen inslagdraad; - figuur 3 de opstelling uit figuur 2 schematisch in perspectief is weergegeven; - figuur 4 de opstelling uit figuur 2 schematisch in vooraanzicht is weergegeven; - figuur 5 de opstelling uit figuur 2 schematisch in zijaanzicht is weergegeven; - figuur 6 een uitvoeringsvorm van een gevergrijperkop volgens deze uitvinding in vooraanzicht is weergegeven, in bevestigde toestand, bevestigd aan een aandrijfstang die gedeeltelijk werd afgebeeld; - figuur 7 de gevergrijperkop met deel van een aandrijfstang uit figuur 6 in bovenaanzicht is weergegeven; - figuur 8 de gevergrijperkop met deel van een aandrijfstang uit figuur 6 in zijaanzicht is weergegeven, gezien van links in figuur 6; - figuur 9 de gevergrijperkop met deel van een aandrijfstang uit figuur 6 in perspectief is afgebeeld, gezien van links voor in figuur 6; - figuur 10 de gevergrijperkop met deel van een aandrijfstang uit figuur 6 in perspectief is afgebeeld, gezien van bnks achter in figuur 6; - figuur 11 de gevergrijperkop met deel van een aandrijfstang uit figuur 6 in perspectief is afgebeeld, gezien van rechts voor in figuur 6.
In een dubbelstukweefinachine (20) zoals afgebeeld in figuur 1, worden kettingdraden (23) vanaf een kettinggarenvoorraad aan de achterzijde van de weefinachine (20) (rechts in figuur 1) naar de voorzijde van de weefinachine (20) aangevoerd. De kettingdraden (23) worden gespreid om hiertussen een bovenste (22) en een onderste gaap (22’) te vormen. Een corresponderende bovenste gevergrijperkop (1) en een corresponderende onderste gevergrijperkop (Γ) zijn aan een zijde van de weefinachine (20) opgesteld om inslagdraden (2) in respectievelijk de bovenste gaap (22) en de onderste gaap (22’) aan te kunnen brengen. Na inbrengen van inslagdraden (2) in de corresponderende gaap (22, 22’) worden de ingebrachte inslagdraden (2) met behulp van een riet (19) tegen het reeds geweven weefsel aan de voorzijde van de weefinachine (20) aangeslagen. De kettingdraden (23) worden eventueel gewisseld van positie (boven-onder de gaap) om opnieuw een gaap (22) te vormen voor inbrengen van een volgende inslagdraad (2).
In de figuren 2 tot en met 11 werd de bovenste gevergrijperkop (1) afgebeeld. De onderste gevergrijperkop (Γ) kan identiek aan de bovenste gevergrijperkop (1) gekozen worden, mits de inslagdraden (2) op een geschikte manier ten opzichte van deze onderste gevergrijperkop (1 ’) gepresenteerd kunnen worden. Alternatief kan deze onderste gevergrijperkop (Γ) bijvoorbeeld ook als een spiegeling van de bovenste gevergrijperkop (1) ten opzichte van een nagenoeg horizontaal vlak tussen de bovenste gaap (22) en de onderste gaap (22’) (gezien ten opzichte van de weeftnachine (20) zoals afgebeeld in figuur 1) gekozen worden. Ook de middelen voor het presenteren en het snijden van de corresponderende inslagdraden (2) worden in dat geval bij voorkeur - maar niet beperkend - gespiegeld ten opzichte van ditzelfde horizontale vlak gekozen. Hierna worden de onderdelen van de weefinachine (20) en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad (2) enkel met betrekking tot de bovenste gevergrijperkop (1) besproken. Het spreekt voor zich dat deze mutatis mutandis ook van toepassing zijn voor de onderste gevergrijperkop (!’)·
Na inbrengen van een inslagdraad (2) in een gaap (22) blijft deze inslagdraad (2) in tegenstelling tot bij de huidige dubbelstukweefinachines nog aan het reeds geweven weefsel bevestigd tot de gevergrijperkop (1) deze inslagdraad (2) terug aangegrepen heeft. In figuur 2 en 3 is de situatie te zien waar deze inslagdraad (2) nog aan het reeds geweven weefsel bevestigd is, zich al in de aanreikholte (9) van de gevergrijperkop (1) uitstrekt en vooraleer de gevergrijperkop (1) deze inslagdraad (2) terug aangegrepen heeft. Een positioneerelement (18) voor het positioneren van de inslagdraad (2) is achter en boven de gevergrijperkop (1) opgesteld, zodat deze inslagdraad (2) schuin van boven en achter deze gevergrijperkop (1) naar onder en voor deze gevergrijperkop (1) gepresenteerd wordt. In figuur 2 is in bovenaanzicht de hoek (a) te zien waaronder deze inslagdraad (2) zich hierbij ten opzichte van de gevergrijperkop (1) uitstrekt. Dit positioneerelement (18) is bovendien verder van de zelfkant van een met de weefinachine (20) te weven weefsel opgesteld dan de gevergrijperkop (1).
De weefinachine (20) omvat een snijdinrichting (3) voor het doorsnijden van een ingebrachte inslagdraad (2), die vast is opgesteld in de weefinachine (20). Pas wanneer de gevergrijperkop (1) deze inslagdraad (2) heeft aangegrepen voor inbrengen van een nieuw stuk inslagdraad (2) in de gaap (22), komt deze inslagdraad (2) voorbij de snijdinrichting (3) en wordt deze hiermee doorgesneden.
De afgebeelde uitvoeringsvorm van een gevergrijperkop (1) volgens deze uitvinding is als een hol, hoofdzakelijk kokervormig lichaam uitgevoerd met een voorzijde (4), een bovenzijde (5) een achterzijde (6) en een onderzijde (7).
Aan zijn bovenzijde (5) omvat dit kokervormig lichaam (1) een klein haakvormig element (14), als achterste aanslag voor het hiertegen aanslaan van de inslagdraad (2).
Aan zijn voorzijde (4) omvat de gevergrijperkop (1) een leidneus (11), die naar de onderzijde (7) toe een eerste geleidingsboog (13) omvat, voor het ongehinderd over de onderzijde (7) geleiden van kettingdraden (23). Deze leidneus (11) is in de bewegingsrichting voor het inbrengen van een inslagdraad (2) gezien, als eerste onderdeel van de gevergrijperkop (1) opgesteld. In de figuren 4, 6 en 7 is dit het punt (11) uiterst links van de gevergrijperkop (1). Achter de leidneus (11) strekt zich een aanreikholte (9) uit, voor het hierin aanreiken van een in te brengen inslagdraad (2). Deze aanreikholte (9) strekt zich dwars op de voorzijde (4) gezien, doorheen deze gevergrijperkop (1) uit, zoals te zien is in figuur 6, zodat een inslagdraad (2) zich ongehinderd doorheen deze aanreikholte (9) kan uitstrekken, zoals te zien is in de figuren 2 tot 5. Deze aanreikholte (9) is aan de bovenzijde (5) van de gevergrijperkop (1) hiertoe voorzien van een toegangsopening voor deze inslagdraad (2). Achter de aanreikholte (9) is aan de voorzijde (4) van de gevergrijperkop (1) een selectieneus (8) opgesteld. Deze selectieneus (8) omvat een tweede geleidingsboog (10) voor het ongehinderd leiden van kettingdraden (23) over de bovenzijde (5) van de gevergrijperkop (1). Hiertoe is het bovenste punt van de leidneus (11) hoger opgesteld dan het onderste punt van de selectieneus (8), zodat kettingdraden (23) die niet via de eerste geleidingsboog (13) aan de onderzijde (7) van de gevergrijperkop (1) afgeleid worden, zeker via de tweede geleidingsboog (10) aan de bovenzijde (5) van de gevergrijperkop (1) afgeleid worden. Onder de selectieneus (8) strekt zich verder tussen deze selectieneus (8) en de onderzijde (7) van de gevergrijperkop (1) een inbrengholte (15) uit, voor het hierin vanuit de aanreikholte (9) laten ingrijpen van de inslagdraad (2). Deze inbrengholte (15) is aan zijn rechterzijde begrensd met een voorste aanslag (16) voor het hiertegen aanslaan van de inslagdraad (2).
Aan zijn onderzijde (7) is de gevergrijperkop (1) van zijn voorzijde (4) naar zijn achterzijde (6) toe gezien schuin naar rechts toe afgesneden.
Aan zijn achterzijde (6) omvat de gevergrijperkop (1) aansluitend op de onderzijde (7) een schuin van links aan zijn onderzijde (7) naar rechts aan zijn bovenzijde (5) toe oplopende boog (17) die uitmondt aansluitend op het haakvormige element (14) aan de bovenzijde (5).
Verder is de gevergrijperkop (1) voorzien van meerdere openingen (24) om deze zo licht mogelijk uit te kunnen voeren.
Om de gevergrijperkop (1) in een weefmachine (20) op te nemen is het kokervormige lichaam ervan in de afgebeelde figuren aan een aandrijfstang (21) bevestigd. Deze bevestiging kan op meerdere gekende manieren gerealiseerd worden. Alternatief zou de gevergrijperkop (1) hiertoe bijvoorbeeld ook bevestigd kunnen worden aan een flexibele aandrijfiape.
De gevergrijperkop (1) is zo in de weefinachine (20) opgesteld, dat wanneer het riet (19) een reeds ingebrachte inslagdraad aanslaat, die nog met een volgende in te brengen inslagdraad (2) is verbonden (die op zijn beurt met de inslaggarenvoorraad is verbonden) door de beweging van het riet (19) de volgende in te brengen inslagdraad (2) naar de gevergrijperkop (1) toe bewogen wordt, zodanig dat deze in te brengen inslagdraad (2) tot ter hoogte van de aanreikholte (9) wordt gebracht. Wanneer de gevergrijperkop (1) geen selectieapparaat omvat voor het selecteren van een in te brengen inslagdraad (2) en het aanreiken van deze insladraad (2) aan de gevergrijperkop (1), dan omvat deze bij voorkeur een geleidingsboog die de inslagdraad (2) tijdens deze beweging overheen de leidneus (11) tot in de aanreikholte (9) geleidt.
Wanneer de gevergrijperkop (1) wel een selectieapparaat omvat voor het selecteren van een in te brengen inslagdraad (2) en het aanreiken van deze inslagdraad (2) aan de gevergrijperkop (1), dan kan deze inslagdraad (2) ofwel eveneens via een dergelijke geleidingsboog tot in de aanreikholte (9) geleid worden, ofwel kan gewacht worden met het selecteren van de inslagdraad (2) tot nadat het riet (19) een reeds ingebrachte inslagdraad heeft aangeslagen, om de in te brengen inslagdraad (2) met behulp van het selectieapparaat rechtstreeks in de aanreikholte (9) aan te reiken.
De volgende in te brengen inslagdraad (2) wordt dus in tegenstelling tot de stand van de techniek, volgens de uitvinding steeds aangereikt in de aanreikholte (9) en niet buiten de gevergrijperkop (1). Bij voortbewegen van de gevergrijperkop (1) grijpt de inslagdraad (2) vanuit deze aanreikholte (9) in de inbrengholte (15) in. Hierin wordt de inslagdraad (2) verder geleid tot deze onder het beweegbaar klemelement (12) komt, door dit klemelement (12) wordt vastgeklemd en tot tegen de voorste aanslag (16) komt. De inslagdraad (2) wordt hierbij verder geleid over de geleidingsboog (17) aan de achterzijde van de gevergrijperkop (1) tot tegen de achterste aanslag (14).
Wanneer de in te brengen inslagdraad (2) op deze manier is aangegrepen door de gevergrijperkop (1), dan wordt de in te brengen inslagdraad (2) met behulp van de snijdinrichting (3) losgesneden van de reeds ingebrachte inslagdraad (2).
Het riet (19) wordt intussen terug naar achter gebracht. De kettinggarens (23) worden eventueel herpositioneerd om de volgende gaap (22) klaar te zetten. De gevergrijperkop (1) wordt in de gaap (22) aangebracht om deze in te brengen inslagdraad (2) in deze gaap (22) in te brengen, over te dragen aan de nemergrijper en terug te keren naar zijn startpositie voor het opnemen van een volgende in te brengen inslagdraad (2).
Op deze manier wordt de inbrengcyclus voor het inbrengen van inslagdraden (2) steeds herhaald.

Claims (20)

  1. CONCLUSIES
    1. Gevergrijperkop (1) voor het inbrengen van een inslagdraad (2) bij een grijperweefinachine (20), omvattende een leidneus (11), die in bewegingsrichting voor het inbrengen van een inslagdraad (2) gezien, als eerste onderdeel van de gevergrijperkop (1) is opgesteld en die een eerste geleidingsboog (13) omvat die uitmondt aan de onderzijde (7) of de bovenzijde van de gevergrijperkop (1), voor het ongehinderd leiden van kettingdraden (23) over deze onderzijde (7), respectievelijk bovenzijde, met het kenmerk dat de gevergrijperkop (1) een selectieneus (8) omvat, die in genoemde bewegingsrichting gezien op een tussenafstand volledig achter de leidneus (11) is opgesteld, zodat een aanreikholte (9), zich over een zekere afstand tussen de leidneus (11) en de selectieneus (8) uitstrekt, voor het hierin aanreiken van een in te brengen inslagdraad (2) aan de gevergrijperkop (1), waarbij deze aanreikholte (9) zich dwars op de bewegingsrichting gezien, doorheen de gevergrijperkop (1) uitstrekt, met een toegangsopening voor de inslagdraad (2) aan de bovenzijde (5), respectievelijk de onderzijde van de gevergrijperkop (1), waarbij zich tussen de selectieneus (8) en de onderzijde (7), respectievelijk de bovenzijde een inbrengholte (15) uitstrekt voor het hierin vanuit de aanreikholte (9) laten ingrijpen van de inslagdraad (2), waarbij de selectieneus (8) een tweede geleidingsboog (10) omvat voor het ongehinderd leiden van kettingdraden (23) over de bovenzijde (5), respectievelijk de onderzijde en waarbij het punt van de leidneus (11), dat het verst van de onderzijde (7), respectievelijk de bovenzijde is opgesteld, minstens zo ver van deze onderzijde (7), respectievelijk deze bovenzijde is opgesteld als het punt van de selectieneus (8), dat het verst van de bovenzijde (5), respectievelijk de onderzijde is opgesteld, waarbij de afstand gemeten wordt volgens een richting die zich dwars op de genoemde bewegingsrichting van de onderzijde (7) naar de bovenzijde (5) toe uitstrekt.
  2. 2. Gevergrijperkop (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de leidneus (11) aan de voorzijde van de gevergrijperkop (1) is opgesteld.
  3. 3. Gevergrijperkop (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de selectieneus (8) aan de voorzijde van de gevergrijperkop (1) is opgesteld.
  4. 4. Gevergrijperkop (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de aanreikholte (9) geschikt is voor het hierin aanreiken van meerdere in te brengen inslagdraden tegelijk.
  5. 5. Gevergrijperkop (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de leidneus (11) in een vloeiende beweging overgaat van het punt van de leidneus (11), dat het verst van de onderzijde (7), respectievelijk de bovenzijde van de gevergrijperkop (1) is opgesteld, naar de aanreikholte (9)
  6. 6. Gevergrijperkop (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de gevergrijperkop (1) in zijn achterzijde (6), of in zijn bovenzijde (5), respectievelijk zijn onderzijde een aanslag (14) omvat, voor het hiertegen laten aanslaan van de inslagdraad (2).
  7. 7. Gevergrijperkop (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de gevergrijperkop (1) aan zijn achterzijde (6), een geleidingsboog (17) omvat voor het geleiden van de inslagdraad (2) naar de genoemde aanslag (14).
  8. 8. Gevergrijperkop (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de gevergrijperkop (1) hoofdzakelijk hol is uitgevoerd en een beweegbaar klemelement (12) omvat voor het vastklemmen van een achter de selectieneus (8) aangegrepen inslagdraad (2), waarbij dit klemelement (12) in de holte van de gevergrijperkop (1) hoofdzakelijk tegen de voorzijde (4) van de gevergrijperkop (1) is opgesteld.
  9. 9. Gevergrijper omvattende een gevergrijperkop (1), die bevestigd is aan een flexibele aandrijftape of aan een rigide aandrijfstang (21), met het kenmerk dat de gevergrijperkop (1) een gevergrijperkop (1) volgens één van de voorgaande conclusies is.
  10. 10. Grijperweefmachine (20), omvattende een gevergrijperkop (1), met het kenmerk dat de gevergrijperkop (1) een gevergrijperkop (1) volgens één van de conclusies 1 tot 8 is.
  11. 11. Grijperweefmachine (20) volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de gevergrijperkop (1) verplaatsbaar is opgesteld tussen een eerste uiterste positie waarbij een in te brengen inslagdraad (2) zich in de bewegingsrichting voor het inbrengen van een inslagdraad (2) gezien ter hoogte van de aanreikholte (9) bevindt en een tweede uiterste positie waarbij de gevergrijperkop (1) zich nagenoeg halfweg een met de weefmachine (20) te weven weefsel (25) bevindt.
  12. 12. Grijperweefmachine (20) volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat de grijperweefmachine (20) een riet (19) omvat voor het aanslaan van een ingebrachte inslagdraad en een geleidingselement omvat dat op een vaste positie is opgesteld, voor het geleiden van een volgende in te brengen inslagdraad (2), die nog met de ingebrachte inslagdraad is verbonden, wanneer het riet (19) de reeds ingebrachte inslagdraad aanslaat, om de volgende in te brengen inslagdraad (2) overheen de leidneus (11) van de gevergrijperkop (1) in de aanreikholte (9) van de gevergrijperkop (1) aan te reiken.
  13. 13. Grijperweefinachine (20) volgens één van de conclusies 10 tot 12, met het kenmerk dat de grijperweefmachine (20) een snijdinrichting (3) omvat voor het lossnijden van een in te brengen inslagdraad (2) van een reeds ingebrachte inslagdraad, waarbij deze snijdinrichting (3) op een vaste positie is opgesteld in de grijperweefinachine (20).
  14. 14. Grijperweefinachine (20) volgens één van de conclusies 10 tot 13, met het kenmerk dat de grijperweefinachine (20) een positioneerelement (18) omvat voor het positioneren van een in te brengen inslagdraad (2), waarbij dit positioneerelement (18) achter de gevergrijperkop (1) is opgesteld in de grijperweefinachine (20) en verder van de positie in de weefinachine (20) waar een nieuw te weven weefsel wordt gevormd, is opgesteld dan de gevergrijperkop (1).
  15. 15. Grijperweefinachine (20) volgens één van de conclusies 10 tot 14, met het kenmerk dat de grijperweefinachine (20) een dubbelstukweefinachine is.
  16. 16. Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad (2) bij een grijperweefinachine (20) omvattende een riet (19) voor het aanslaan van een ingebrachte inslagdraad, met het kenmerk dat de grijperweefinachine (20) een grijperweefinachine (20) volgens één van de conclusies 10 tot en met 15 is en dat wanneer het riet (19) een reeds ingebrachte inslagdraad aanslaat, die nog met een volgende in te brengen inslagdraad (2) is verbonden, door de beweging van het riet (19) de volgende in te brengen inslagdraad (2) naar de gevergrijperkop (1) toe bewogen wordt, zodanig dat deze in te brengen inslagdraad (2) zich in de bewegingsrichting voor het inbrengen van een inslagdraad (2) gezien ter hoogte van de aanreikholte (9) bevindt.
  17. 17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk dat wanneer het riet (19) een reeds ingebrachte inslagdraad aanslaat, die nog met een volgende in te brengen inslagdraad (2) is verbonden, door de beweging van het riet (19) de volgende in te brengen inslagdraad (2) tot in de aanreikholte (9) van de gevergrijperkop (1) wordt aangereikt.
  18. 18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk dat de grijperweefmachine (20) een grijperweefmachine (20) volgens conclusie 8 is en dat wanneer het riet (19) een reeds ingebrachte inslagdraad aanslaat, die nog met een volgende in te brengen inslagdraad (2) is verbonden, het geleidingselement de in te brengen inslagdraad (2) geleidt overheen de leidneus (11) van de gevergrijperkop (1).
  19. 19. Werkwijze volgens conclusie 18 met het kenmerk dat de grijperweefmachine (20) een selectieapparaat omvat voor het selecteren van een in te brengen inslagdraad (2) en het aanreiken van deze insladraad (2) aan de gevergrijperkop (1) en dat pas na het aanslaan van een reeds ingebrachte inslagdraad met het riet (19), het selectieapparaat een volgende in te brengen inslagdraad (2) selecteert, zodanig dat deze volgende in te brengen inslagdraad (2) in de aanreikholte (9) van de gevergrijperkop (1) wordt aangereikt.
  20. 20. Werkwijze volgens één van de conclusies 18 tot 19, met het kenmerk dat de grijperweefmachine (20) een grijperweefmachine (20) volgens conclusie 13 is met een gevergrijperkop (1) met een klemelement (12) voor het vastklemmen van een inslagdraad (2) en dat na ingrijpen van de in te brengen inslagdraad (2) in de inbrengholte (15) van de gevergrijperkop (1) en na vastklemmen van deze inslagdraad (2) met het klemelement (12), de snijdinrichting (3) de in te brengen inslagdraad (2) lossnijdt van de reeds ingebrachte inslagdraad.
BE2014/0180A 2013-10-24 2014-03-19 Gevergrijperkop, gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijperkop in een dergelijke grijperweefmachine BE1021814B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0180A BE1021814B1 (nl) 2014-03-19 2014-03-19 Gevergrijperkop, gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijperkop in een dergelijke grijperweefmachine
PCT/IB2014/065574 WO2015059664A2 (en) 2013-10-24 2014-10-24 Giver rapier head, giver rapier, rapier weaving machine and method for inserting a weft thread in such a rapier weaving machine using such a giver rapier head
EP14806079.1A EP3060707B1 (en) 2013-10-24 2014-10-24 Giver rapier head, giver rapier, rapier weaving machine and method for inserting a weft thread in such a rapier weaving machine using such a giver rapier head
US15/031,976 US9732450B2 (en) 2013-10-24 2014-10-24 Giver rapier head, giver rapier, rapier weaving machine and method for inserting a weft thread in such a rapier weaving machine using such a giver rapier head
CN201480057432.4A CN105658856B (zh) 2013-10-24 2014-10-24 送纬剑杆头、送纬剑杆、剑杆式织机 及织机引入纬纱方法

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0180A BE1021814B1 (nl) 2014-03-19 2014-03-19 Gevergrijperkop, gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijperkop in een dergelijke grijperweefmachine

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1021814B1 true BE1021814B1 (nl) 2016-01-19

Family

ID=50792327

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2014/0180A BE1021814B1 (nl) 2013-10-24 2014-03-19 Gevergrijperkop, gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijperkop in een dergelijke grijperweefmachine

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1021814B1 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20020166600A1 (en) * 1998-10-21 2002-11-14 Picanol N.V. Thread gripper for a rapier of a rapier loom
US20100206423A1 (en) * 2009-02-16 2010-08-19 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Insert rapier

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20020166600A1 (en) * 1998-10-21 2002-11-14 Picanol N.V. Thread gripper for a rapier of a rapier loom
US20100206423A1 (en) * 2009-02-16 2010-08-19 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Insert rapier

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP3060707B1 (en) Giver rapier head, giver rapier, rapier weaving machine and method for inserting a weft thread in such a rapier weaving machine using such a giver rapier head
US8479778B2 (en) Weaving machine and method for three-dimensional weaving
BE1017684A3 (nl) Werkwijze voor het inleggen van een einde van een inslagdraad in een kant van een weefsel en pneumatische kanteninlegger.
JP6682622B2 (ja) 織機杼口に緯糸を保持し、供給し、挿入するための装置を備えた織機、ならびに織機杼口に緯糸を保持し、供給し、挿入するための方法
EP2594671B1 (en) Device and method for presenting weft threads to a gripper of a gripper weaving machine
BE1026412B1 (nl) Gevergrijperkop
JP7017991B2 (ja) グリッパ織機における疑似耳部の無い緯糸操作装置
EP2122027B1 (en) Gripper weaving machine, bringer gripper and deflecting guide
BE1021814B1 (nl) Gevergrijperkop, gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijperkop in een dergelijke grijperweefmachine
BE1021782B1 (nl) Gevergrijper, grijperweefmachine en werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad met een dergelijke gevergrijper in een dergelijke grijperweefmachine
CZ110598A3 (cs) Tkací stroj s pneumatickým zanášením útkové niti
CN208632725U (zh) 一种球经机全自动拨线机构
JP2022500573A (ja) 緯糸カラー選択装置を備えた織機
US5088523A (en) Heddle selection in a weaving machine for rethreading
US4655263A (en) Apparatus for presenting weft threads to the clamps of gripper rods in shuttleless looms
US7694697B2 (en) Apparatus for forming a selvedge on a gripper weaving machine
US3111966A (en) Method and apparatus for simultaneously weaving lengths of fabric
CN113195811B (zh) 投送器-夹持器头、带有这样的投送器-夹持器头的织机和用于双投纬的方法
US9915015B2 (en) Selvedge forming device for a weft thread
BE1012676A3 (nl) Inrichting voor inslagannulatie op een weefmachine.
BE1021697B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het tegelijkertijd inbrengen van twee inslagdraden
BE1023644B1 (nl) Inslaginbrenginrichting en weefgetouw voor meerlagig of enkellaags weven
BE1015918A5 (nl) Weefmachine en werkwijze voor het weven van poolweefsels bestaande uit inslaggarens grondkettinggarens en poolkettinggarens.
BE1028436A1 (nl) Geleidingsinrichting in een grijperweefmachine, grijperweefmachine en werkwijze voor het omvormen van een grijperweefmachine
CZ2015634A3 (cs) Způsob vytváření tkaniny a zařízení k jeho provádění