NL8503320A

NL8503320A - Inrichting voor het ophangen van een betonvormstuk aan een hijswerktuig.

Info

Publication number: NL8503320A
Application number: NL8503320A
Authority: NL
Original assignee: Haeussler Ernst
Priority date: 1984-11-30
Filing date: 1985-11-30
Publication date: 1986-06-16
Also published as: NO854782L; FR2574059B1; DK161766B; CH668250A5; DK554985A; GB2168677B; GB8529335D0; FR2574059A1; AU574244B2; NZ214370A; AU5073985A; SE8505611D0; SE9303377D0; BE903735A; SE8505611L; DK161766C; DK554985D0; JPS61136896A; US4769960A; US4703595A

Description

NL 33.228-Me/hp ; s

Inrichting voor het ophangen van een betonvormstuk aan een hij swerktuig.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ophangen van een betonvormstuk aan een hijswerktuig, bestaande uit een voor het in het betonvormstuk vastgieten dienende, van een schacht en een verbindingskop voorziene 5 ankerbout, alsmede uit een daarop aansluitbaar, bol aansluit-stuk waaruit een bedieningshefboom steekt en dat is voorzien van een direkt of indirekt scharnierbaar verbonden ophang-schelm voor de verbinding met het hijswerktuig, waarbij het aansluitstuk een cirkelboogvormige sleuf bezit, die in pro-10 fiel aan de vorm van de verbindingskop is aangepast en die aan een uiteinde met een invoeropening is uitgevoerd, waarin de verbindingskop van de in het beton gegoten ankerbout invoerbaar is.

Bij een bekende inrichting van deze soort 15 (DE-A- 30 12 280) is het aansluitstuk, in een aanzicht loodrecht op het vlak van de sleuf beschouwd, een geheel kogelvormig onderdeel met daar uit stekende bedieningsarm. In het midden van dit geheel kogelvormige onderdeel bevindt zich een boring, waarin de ophangschalm met zijn scharnieroog 20 scharnierbaar is gehangen. De boring verloopt loodrecht op het vlak van de sleuf. De invoeropening bevindt zich aan de omtrek van het kogelvormige onderdeel en stelt een bijzondere boring voor, die in de sleuf uitmondt. De inrichting is zodanig uitgevoerd, dat de verbindingskop van een in het beton 25 gegoten ankerbout in de invoeruitsparing kan worden gevoerd, wanneer het aansluitstuk met ongeveer horizontale bedieningshefboom in zijn invoerstand op het betonvormstuk ligt, waarna de bedieningshefboom uit deze invoerstand over ongeveer 180° in een vergrendelingsstand verzwenkbaar is. De ophangschalm 30 is als damschalm uitgevoerd, waarvan de dam een scharnieroog en een ophangoog scheidt. Bij het opheffen van de last neemt de ophangschalm via de dam de daartegenaan liggende bedienings-arm mede en bij gevolg wordt gewaarborgd, dat het aansluitstuk in de vergrendelingsstand zwenkt. De ontgrendeling vindt ^ -» - ·. . ü . . « -2“.

op een kinematisch omgekeerde wijze plaats. Dit alles heeft in de praktijk voldaan, doch is in produktietechnisch opzicht ingewikkeld en kan zowel in bedieningstechnisch opzicht als in veiligheidstechnisch opzicht worden verbeterd.

5 Aan de uitvinding ligt het doel ten grondslag, de inrichting van de in de aanhef genoemde soort zo verder uit te voeren, dat bij een eenvoudigere constructie en derhalve vereenvoudiging in produktietechnisch opzicht niettemin een verbetering in bedieningstechnisch opzicht en in veiligheids-10 technisch opzicht wordt bereikt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat het aansluitstuk in een aanzicht althans ongeveer loodrecht op het vlak van de sleuf als halfkogelvormig onderdeel is uitgevoerd, waarop aan zijn bovenzijde een scharnier-15 oog is aangesloten, waarin de ophangschalm met zijn scharnieroog is gehangen, terwijl aan de ene zijde van het scharnieroog de invoeropening als monding van de sleuf in de bovenzijde is aangebracht, en aan de andere zijde van het scharnieroog de in wezen radiaal verlopende bedieningshefboom 20 is bevestigd. De uitdrukking bovenzijde heeft betrekking op die omstandigheden, waarbij de inrichting met aanhangende last met een hijswerktuig is verbonden.

Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bezit het half-25 kogelvormige onderdeel een omgekeerd dakvormig verlopende bovenzijde, waardoor het mogelijk is, de as van het scharnieroog voldoende dicht bij het middelpunt van de halve kogel aan te brengen. In het bijzonder bestaat de mogelijkheid, de inrichting zodanig uit te voeren, dat het scharnieroog in het 30 vlak van de sleuf is aangebracht en een boven het middelpunt van het halfkogelvormige onderdeel gelegen oogas bezit, terwijl het halfkogelvormige onderdeel zowel door de zwaartekracht als door de trekkracht bij opgenomen betonvormstuk in een blokkeringsstand beweegbaar is. Op deze wijze is het 35 mogelijk de vergrendelingsbeweging als het ware nu tweevoudig te waarborgen, enerzijds via het in het voorgaande beschreven krachtenspel, anderzijds door de bedieningshefboom ten 5 v ^ 2 3 ~ 0 - -3- * * gevolge van zijn wisselwerking met de dam, wanneer de ophang-schalm als damschalm is uitgevoerd, waarvan de dam, zoals in de aanhef beschreven, een met het halfkogelvormige onderdeel verbonden scharnieroog, alsmede een ophangoog scheidt, terwijl 5 het halfkogelvormige onderdeel met zijn bedieningshefboom bij de dam een aanslag vindt, waarbij tevens het halfkogelvormige onderdeel en de ophangschalm via de dam en de bedieningshefboom een wisselwerking bezitten. Het spreekt voor zich dat het halfkogelvormige onderdeel in een vlak loodrecht op het vlak 10 van de sleuf beschouwd, aan beide zijden kan worden afgevlakt.

Binnen het kader van de uitvinding ligt ook een uitvoeringsvorm, die daardoor is gekenmerkt, dat het scharnieroog in een oogvlak ligt, dat loodrecht op de sleuf verloopt en direkt op de bovenzijde van het halfkogelvormige onderdeel 15 aansluit, waarbij de sleuf aan één zijde naast het scharnieroog is afgesloten, terwijl de invoeropening voor de verbin-dingskop als monding van de sleuf aan de andere zijde van het scharnieroog is aangebracht. Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding 20 is hierbij het halfkogelvormige onderdeel in een aanzicht in de richting van het oogvlak van een dakvormige bovenzijde voorzien, terwijl het scharnieroog in het midden van het dak in radiale richting is geplaatst. Het scharnieroog kan ook in dit geval aan het halfkogelvormige onderdeel zijn gevormd, 25 bijvoorbeeld te zamen hiermede uit staal zijn gegoten of in een smeedvorm zijn geslagen. Het is ook mogelijk het scharnieroog aan het halfkogelvormige onderdeel te lassen.

Aan het halfkogelvormige onderdeel kan in het gebied van de gesloten bovenzijde een bedieningshefboom voor het aansluiten 30 van een trekmiddel zijn gezet of gevormd, en wel overeenkomstig de in de aanhef genoemde bedieningshefboom.

De hiermede bereikte voordelen zijn allereerst te zien in een vereenvoudiging in produktietechnisch opzicht.

Het halfkogelvormige onderdeel met de verbonden elementen, 35 namelijk scharnieroog en bedieningshefboom kan eenvoudig in de smeedvorm worden geslagen, waarna de sleuf op eenvoudige wijze verspanend kan worden gevormd. Het passende gereedschap -., -4- voor de verspanende vormgeving kan gemakkelijk vanaf de bovenzijde van het halfkogelvormige onderdeel worden ingevoerd. Extra maatregelen voor de vervaardiging van een invoeropening zijn niet noodzakelijk. Voordelen worden evenwel ook in 5 veiligheidstechnisch opzicht bereikt, daar de aangrijpende trekkracht bij opgeheven betonvormstuk de vergrendelingsstand borgen, waarbij bij de uitvoeringsvorm met damschalm de bedieningshefboom in de eerste plaats een borging bewerkstelligt. De bediening is eenvoudig, zoals in het hierna volgende 10 zal worden toegelicht aan de hand van de tekening, die schematisch een aantal uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 is een langsdoorsnede van een inrichting volgens de uitvinding in een aanzicht loodrecht op het vlak 15 van de sleuf.

Fig. 2 is een zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 1 in de richting van de pijl A.

Fig. 3 met de deelfiguren 3a, 3b en 3c toont de· inrichting volgens fig. 1 in verschillende functionele stan-20 den.

Fig. 4 is een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede , van een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bij het opnemen van een staalbetonvormstuk in een aanzicht in de richting van het oogvlak.

25 Fig. 5 toont de inrichting volgens fig. 4 in de richting van de pijl B.

Fig. 6 is een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 4.

Fig. 7 is een met fig. 4 overeenkomend aanzicht 30 van een andere uitvoeringsvorm, namelijk met extra aangesloten schalm.

Fig. 8 met de deelfiguren 8a, 8b en 8c toont een verdere inrichting volgens de uitvinding in verschillende functionele standen, op kleinere schaal dan de fig. 4-7.

35 De in de fig. 1-3 weergegeven inrichting dient voor het ophangen van een betonvormstuk 1 aan een hijswerktuig, waarvan een kabeluiteinde 2 is getekend. In zijn 0 '] ‘ · Λ

*·» ./ Γ* ïuf ’-ï* J

-5- . * principiële constructie bestaat de inrichting uit een voor het in het betonvormstuk 1 vastgieten dienende, van een schacht 3 en verbindingskop 4 voorziene ankerbout, alsmede uit een daarop aansluitbaar, bol aansluitstuk 5, waaruit een 5 bedieningshefboom 6 steekt en dat is voorzien van een scharnierbaar verbonden ophangschalm 7 voor de verbinding met het hijswerktuig 2.

Het aansluitstuk 5 bezit een cirkelboogvormige sleuf 8/ die in profiel aan de vorm van de verbindingskop 4 10 is aangepast en die aan een uiteinde met een invoeropening 9 is uitgevoerd. Hierin is de verbindingskop 4 van de in het beton gegoten ankerbout voerbaar, wanneer het aansluitstuk 5 passend wordt georiënteerd, zoals aan de hand van fig. 3 wordt toegelicht. De ophangschalm 7 is als damschalm uitgevoerd, 15 waarvan de dam 10 een scharnieroog 11 van een ophangoog 12 scheidt. De inrichting is zodanig uitgevoerd, dat het aansluitstuk 5 met zijn bedieningshefboom 6 bij de dam 10 een aanslag vindt, en bij neergezet betonvormstuk 1 met rechtopstaande ophangschalm 7 door een aangesloten trekmiddel 13 uit de 20 vergrendelingsstand allereerst tot de aanslag van de bedieningshefboom 6 bij de dam 10 beweegbaar is en vervolgens te zaraen met de meegevoerde ophangschalm 7 uit diens verticale stand in de invoerstand en derhalve losneemstand beweegbaar is. Ook dit wordt aan de hand van de fig. 3 uitvoerig toege-25 licht. Het spreekt voor zich, dat bij het invoeren van een verbindingskop 4 in de invoeropening 9 en in de sleuf 8 alsmede bij het opheffen van de last via de ophangschalm 7 de beschreven acties in omgekeerde volgorde plaatsvinden, waarbij het aansluitstuk 5 naar zijn vergrendelingsstand 30 beweegt.

üit een vergelijkende beschouwing van de fig. 1 en 2 volgt, dat het aansluitstuk in een aanzicht loodrecht op het vlak van de sleuf 8 als halfkogelvormig onderdeel 5 is uitgevoerd, waarop aan zijn bovenzijde 14 een in 35 het vlak van de sleuf 8 aangebracht scharnieroog 15 is aangesloten, waarin de ophangschalm 7 met zijn scharnieroog 11 is gehangen. Aan de ene zijde van het scharnieroog 15 bevindt •4 · * . . -6- zich de invoeropening 9 als monding van de sleuf 8 in de bovenzijde 14, zodat een bijzondere boring voor de invoeropening 9 niet nodig is. Aan de andere zijde van het schar-nieroog 15 is de bedieningshefboom 6 aangebracht, die zich in 5 wezen radiaal uitstrekt. Het halfkogelvormige onderdeel 5 bezit in het uitvaeringsvoorbeeld een omgekeerd dakvormig verlopende bovenzijde 14. De inrichting is voor het overige zo uitgevoerd, dat het scharnieroog 15 boven het middelpunt van het halfkogelvormige onderdeel zijn oogas bezit, zodat 10 het halfkogelvormige onderdeel 5 zowel door de zwaartekracht als door de trekkracht in de vergrendelingsstand beweegbaar is. De bedieningshefboom 6 ondersteunt met zijn gewicht de invloed van de zwaartekracht. De sleuf 8 is aan de zijde van de bedieningshefboom 6 afgesloten. In fig. 2 is te zien, dat 15 het halfkogelvormige onderdeel 5, bij beschouwing in de richting van het vlak, waarin de sleuf is gelegen, aan beide zijden is afgevlakt. Het halfkogelvormige onderdeel 5 met inbegrip van het scharnieroog 15 en de bedieningshefboom 6 is in de smeedvorm geslagen, terwijl de sleuf 8 later verspanend 20 is gevormd.

In de fig. 3 toont de deelfig. 3a allereerst de omstandigheden bij het invoeren van een verbindingskop 4 van de ankerbout via de invoeropening 9 in de sleuf 8 bij liggend betonvormstuk. Het halfkogelvormige onderdeel 5 is georiën-25 teerd in de stand zoals is weergegeven. De verbindingskop 4 bevindt zich voor de invoeropening 9, die door de monding van de sleuf 8 in de bovenzijde 14 van het halfkogelvormige onderdeel 5 is gevormd. De ophangschalm 7 staat in de fig. 3a schuin links naar boven, terwijl de bedieningshefboom 6 tegen 30 de dam 10 van de ophangschalm 7 aanligt. Indien de ophangschalm 7 nu in de verticale stand wordt bewogen, dan voert de verbindingskop 4 van de ankerbout de sleuf 8 in. De schacht 3 van de ankerbout steekt uit de sleuf naar buiten. Indien nu de last wordt geheven, dan beweegt het halfkogelvormige onder-35 deel 5 onder de invloed van het opheffen van de last naar de in de deelfiguur 3b weergegeven stand. De inrichting is evenwel zodanig uitgevoerd, dat deze beweging van het halfkogelvor-

.. Λ «r r~ s' .-·* v-i · ' -J V U

-η- - . < mige onderdeel 5 ook onder de invloed van de zwaartekracht plaatsvindt, wanneer het halfkogelvormige onderdeel 5 met zijn schanieroog 15 los in het scharnieroog 11 van de ophangschalm 7 hangt. Dit resulteert uit de afstand tussen de as van het 5 scharnieroog 15 en het middelpunt van het halfkogelvormige onderdeel 5. Voor het overige draagt daartoe het gewicht van de bedieningshefboom 6 bij, alsmede het feit, dat het half-kogelvormige onderdeel 5 aan de tegenover de invoeropening 9 gelegen zijde van het scharnieroog 15 is afgesloten. - De deel-10 fig. 3c toont op welke wijze na het neerzetten van een beton-vormstuk 1 wordt gehandeld. Op de bedieningshefboom 6 grijpt het trekmiddel 13 aan, dat in het uitvoeringsvoorbeeld door een bijzondere boring 16 in de dam 10 van de ophangschalm 7 is geleid. Indien aan dit trekmiddel 13 wordt getrokken, dan ver-15 zwenkt het halfkogelvormige onderdeel 5, dat het aansluitstuk voorstelt. De fig. 3c toont in streeplijnen een tussenstand, waarbij de bedieningshefboom 6 nog niet tegen de dam 10 van de ophangschalm 7 aanligt. In de met doorgetrokken lijnen getekende stand ligt deze aan, zodat bij de uitoefening van een ver-20 dere trekkracht op het trekmiddel 13 de ophangschalm 7 naar links tot in de fig. 1 weergegeven stand of daar voorbij wordt verzwenkt en bijgevolg de verbindingskop 4 van de ankerbout vrijkomt.

Bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 4-8 is de 25 inrichting eveneens zodanig uitgevoerd, dat het halfkogelvormige onderdeel 5 een boogvormige sleuf 8 met invoeropening 9 voor de verbindingskop 4 bezit. De ankerbout is met zijn schacht 3 in de sleuf 8 gevoerd. De verbindingskop 4 wordt van onderen af door aan beide zijden van de sleuf gevormde sleuf-30 flenzen 16 gegrepen en is hierop geleid. Het scharnieroog 15 ligt in een oogvlak, dat loodrecht op de sleuf 8 verloopt. Dit is te zien uit een vergelijkende beschouwing van de fig. 1 en 2.

De ophangschalm 7 is in dit uitvoeringsvoorbeeld een ketting-schakel.

35 In de fig. 4 en 7 is zichtbaar, dat het scharnier oog 15 direkt op de bovenzijde van het halfkogelvormige onderdeel 5 aansluit. De sleuf 8 is aan een zijde naast het scharnieroog 15 afgesloten. De invoeropening 9 voor de verbindingskop 4 is als monding van de sleuf 8 aan de andere zijde van 40 het scharnieroog 15 aangebracht.

-ö-

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig. 4-3 bezit het halfkogelvormige onderdeel 5 in een aanzicht in de richting van het oogvlak een dakvormige bovenzijde, terwijl het scharnieroog 15 in het midden van het dak is aangebracht.

5 Het scharnieroog 15 kan aan het halfkogelvormige onderdeel 5 zijn gevormd of zijn gelast. In de fig. 4 is voorts te zien, dat aan het halfkogelvormige onderdeel 5 in het gebied van de gesloten bovenzijde een bedieningshefboom 6 voor de aansluiting van een trekmiddel 13 is aangezet of aangevormd.

10 - De fig. 5 en 6 maken duidelijk, dat in het uitvoeringsvoor- beeld het halfkogelvormige onderdeel 5 in een doorsnede loodrecht op het vlak van de tekening van de fig. 4, 6 en 7 is afgevlakt. Het zal evenwel ook volledig als halfkogelvormig onderdeel kunnen zijn uitgevoerd.

15 In de fig. 8a, 8b en 8c zijn de afzonderlijke functionele standen te herkennen, namelijk het inzetten van het over 90° verzwenkte halfkogelvormige onderdeel 5 met het opzetten van de invoeropening 9 naast de verbindingskop 4, het verzwenken van het halfkogelvormige onderdeel 5 naar een 20 stand, waarin de verbindingskop 4 niet meer uit de sleuf 8 kan vrijkomen en een ophefstand voor het betonvormstuk 1, waarbij de fig. 8c in zoverre met de fig. 4 overeenkomt. Het is te zien, dat bij het invoeren van de verbindingskop 4 in de invoeropening 9 het halfkogelvormige onderdeel als het 25 ware met een kwartkogelvormig gebied naast de verbindingskop 4 van de in het beton gegoten transportankerbout is gezet, zodat het invoeren zonder moeilijkheden mogelijk is.

Het hijswerktuig kan als kabel zijn uitgevoerd en via een kettingschakel 7 als ophangschalm met kabeloog 17 en 30 pershuls 18 op de in fig. 4 weergegeven wijze zijn verbonden. Het is evenwel ook mogelijk, een extra ophangschalm 7 aan te brengen, zoals fig. 7 weergeeft. Deze is naar alle zijden scharnierbaar in de kettingschakel gehangen. Dit brengt bedieningstechnische voordelen, wanneer het scharnieroog 15 35 in verhouding klein is uitgevoerd.

De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, die op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd.

χί. ·*» *?<· αχψ ***· a, j* ^ \ , jt

Claims

1. Inrichting voor het ophangen van een betonvorm-stuk aan een hijswerktuig, bestaande uit een voor het in het betonvormstuk vastgieten dienende, van een schacht en een verbindingskop voorziene ankerbout, alsmede uit een daarop 5 aansluitbaar, bol aansluitstuk waaruit een bedieningshefboom steekt en dat is voorzien van een direkt of indirekt scharnier-baar verbonden ophangschalm voor de verbinding met het hijswerktuig, waarbij het aansluitstuk een cirkelboogvormige sleuf bezit, die in profiel aan de vorm van de verbindings-10 kop is aangepast en die aan een uiteinde met een invoer- opening is uitgevoerd, waarin de verbindingskop van de in het beton gegoten ankerbout invoerbaar is, met het kenmerk, dat het aansluitstuk in een aanzicht althans ongeveer loodrecht op het vlak van de sleuf als halfkogelvormig 15 onderdeel (5) is uitgevoerd, waarop aan zijn bovenzijde (14) een scharnieroog (15) is aangesloten, waarin de ophangschalm (7) met zijn scharnieroog (11) is gehangen, terwijl aan de ene zijde van het scharnieroog (15) de invoeropening (9) als monding van de sleuf (8) in de bovenzijde (14) is aange-20 bracht, en aan de andere zijde van het scharnieroog (15) de in wezen radiaal verlopende bedieningshefboom (6) is bevestigd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het halfkogelvormige onderdeel (5) een 25 omgekeerd dakvormig verlopende bovenzijde (14) bezit.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het scharnieroog (15) in het vlak van de sleuf is aangebracht en een boven het middelpunt van het halfkogelvormige onderdeel (5) gelegen oogas bezit, ter- 30 wijl het halfkogelvormige onderdeel (5) zowel door de zwaartekracht als door de trekkracht bij opgenomen betonvormstuk in een vergrendelingsstand beweegbaar is.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sleuf (8) aan de 35 zijde van de bedieningshefboom (6) is afgesloten. % «r ·· . . -10-

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ophangschalm (7) als damschalm is uitgevoerd, waarvan de dam (10) een met het halfkogelvormige onderdeel (5) verbonden scharnieroog (11) en 5 een ophangoog (12) scheidt, terwijl het halfkogelvormige onderdeel (5) met zijn bedieningshefboom (6) bij de dam (10) een aanslag vindt, waarbij tevens het halfkogelvormige onderdeel (5) en de ophangschalm (7) via de dam (10) en de bedieningshefboom (6) een wisselwerking bezitten.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het scharnieroog (15) in een oogvlak ligt, dat loodrecht op de sleuf (8) verloopt en direkt op de bovenzijde van het halfkogelvormige onderdeel (5) aansluit, waarbij de sleuf (8) aan één zijde naast het scharnieroog (15) is af-15 gesloten, terwijl de invoeropening (9) voor de verbindings-kop (4) als monding van de sleuf (8) aan de andere zijde van het scharnieroog (15) is aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het halfkogelvormige onderdeel (5) in een 20 aanzicht in de richting van het oogvlak een dakvormige bovenzijde bezit, terwijl het scharnieroog (15) in het midden van het dak in radiale richting is geplaatst.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat het scharnieroog (15) aan het 25 halfkogelvormige onderdeel (5) is gevormd, bijvoorbeeld te zamen hiermede uit staal is gegoten of in een smeedvorm is geslagen.

9. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat het scharnieroog'(15) aan het half- 30 kogelvormige onderdeel (5) is gelast.

10. Inrichting volgens een der conclusies 6-9, met het kenmerk, dat aan het halfkogelvormige onderdeel (5) in het gebied van de gesloten bovenzijde een bedieningshefboom (6) voor het aansluiten van een trekmid-35 del (13) is gezet of gevormd. “\ --7 7 Λ -Λ ·** - / 1 i ij* .Λ V - / V -ua J ff/', ____________________1 ^