NL8501267A

NL8501267A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een gerolde wafelhoorn.

Info

Publication number: NL8501267A
Application number: NL8501267A
Authority: NL
Original assignee: Haas Franz Waffelmasch
Priority date: 1984-05-04
Filing date: 1985-05-03
Publication date: 1985-12-02
Also published as: GB8511254D0; ES542761A0; DK162565B; JPS60234535A; NO163721B; AU4183785A; DK198685D0; GB2158765A; GB2158765B; IT8548007A0; NO163721C; NO851771L; FR2563697B1; FR2563697A1; ES8605945A1; JPH0640795B2; ATA149184A; IT1182212B; US4624855A; DE3515532C2

Description

5 * N.O. 33137 1

Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een gerolde wafel-hoom. _

De uitvinding heeft betrekking op de vervaardiging van gerolde, 5 kegelvormige holle wafels uit afzonderlijke van suikerhoudend deeg gebakken wafelkoeken. Gerolde holle wafels zijn bekend als wafelpuntzak-ken, suikerhoorns en wafelhoorns, die elk door het rollen van een gebakken wafelblad of van een wafelkoek vervaardigd worden tot een kegelvormige of cilindrische gedaante. Deze wafelprodukten zijn een deel van 10 de uit de voedings- en genotmiddelenindustrie bekende, machinaal vervaardigde wafelprodukten, die gevuld of ongevuld in de handel gebracht worden en over het algemeen als genotmiddel bekend zijn. Tot deze pro-dukten van de wafelindustrie worden naast de reeds genoemde wafelhoorns, suikerhoorns en wafelrolletjes, ook andere wafelprodukten gere-15 kend, zoals bijv. gegoten wafelhoorns, wafelbekers, wafelschalen, platte wafelschijven, lage holle wafels, hoorns, ijshoom, gevulde wafels, ijswafels, kleine gevulde wafelstaafjes, wafelplakken en dergelijke.

Bij deze wafelprodukten gaat het om van wafeldeeg vervaardigde gebakken produkten, van knapperig, bros, krokant en makkelijk breekbare 20 samenstelling, die zo droog mogelijk gebakken worden en een zeer laag vochtgehalte bezitten. Het daarbij gebruikte wafeldeeg kan voor de vervaardiging van zoete wafelprodukten een relatief hoog suikergehalte bezitten. Zulk wafeldeeg levert wafelprodukten, die bij de bij het bakken optredende warmte nog gevormd kunnen worden. Deze eigenschap wordt ge-25 bruikt bij de vervaardiging van roomhoorns, suikerijshoorns, suikerwa-felrolletjes en dergelijke, waarbij telkens eerst aparte wafelbladen of een eindloze wafelband gebakken worden en in een nog weke toestand bij het bakken de definitieve gedaante krijgen.

Andere wafelprodukten worden reeds in hun definitieve gedaante ge-30 bakken, zoals dit bijvoorbeeld het geval is bij gegoten wafelhoorns, wafelbekers, wafelschijven, lage holle wafels en dergelijke.

Al naar het soort wafelprodukt kunnen deze verschillende overtrekken bezitten bijv. van suiker of chocolade, of verschillende vullingen bezitten, bijv. consumptie-ijs, verschillende crèmes, chocolade en der-35 gelijke.

Deze zojuist beschreven wafelprodukten onderscheiden zich van die wafels, die op de gebruikelijke manier door de huisvrouw met een wafelijzer gebakken worden, en een zacht brood- of pannekoekachtig bakpro-dukt vormen. Deze door de huisvrouw vervaardigde wafels bezitten wat 40 betreft hun samenstelling en bruikbaarheid geen enkele gelijkenis met

'q 0 y 1 i» 0 J

2 de hierboven beschreven wafelprodukten van de wafelindustrie.

Bij de vervaardiging van gerolde holle wafels is het bekend, de uit een wafelbakautomaat komende en van een wafeldeeg met een hoog suikergehalte gebakken wafelkoeken in wikkelvormen om een wikkeldoorn in 5 een definitieve gedaante, bijv. in een kegelvorraige puntzak, te rollen. Daarbij wordt elke uit de wafelbakoven komende en meestal van een patroon voorziene wafelkoek hetzij direct van de wafelbakplaat afgenomen, in de wikkelvorm geleid en daarin door draaien van de wikkelvorm gerold, hetzij door middel van een eigen afneeminrichting van de wafel-10 bakplaat afgenomen en naar de wikkelvorm toegeleid teneinde hem op te rollen. Na het oprollen blijft de wikkeldoorn bij voorkeur staan of draait met lage snelheid en de opgerolde wafelkoek wordt na een zekere afkoeltijd, waarin hij een stabiele samenstelling krijgt, bij voorkeur met de wikkeldoorn uit de wikkelvorm genomen.

15 Aangezien de gedaante van de zo vervaardigde holle wafels afhangt van de wijze waarop de betreffende wafelkoek opgerold wordt resp. hoe gelijkmatig op elkaar volgende wafelkoeken opgerold worden, bezitten deze holle wafels spreiding wat betreft hun vormnauwkeurigheid, in het bijzonder met betrekking tot de lengte, diameter en dergelijke. Dit is 20 te wijten aan het feit dat bij het afnemen van de wafelkoek van de bakplaat en vervolgens inleiden in de wikkelvorm reeds kleine verschillen in de koekvorm resp. koekgrootte leiden tot een kleine verdraaiing van de koek bij het intrekken in de wikkelvorm, waardoor de hoogte van het gerolde lichaam verschillend is en waardoor ook een trapvormige vulling 25 aan de bovenste rand van het wikkellichaam kan optreden. Bij kegelvormig gerolde wafelhoorns (suikerhoorns) die uit de aan de kegelvorm aangepaste wafelkoek gerold worden, leiden deze, vanwege variaties die ook bij zeer nauwkeurig rollen onvermijdelijke zijn, tot hoorns met variërende diameter van de opening en variërende hoogte en daarmee ook 30 tot verschillende stapelhoogten en vulcapaciteit voor ijs en dergelijke. Deze verschillen in de gedaante van de hoorns leidt tot grote problemen bij verdere machinale verwerking van de puntzakken, zoals confectioneren, vullen en dergelijke.

Om in machines met een grote capaciteit verder verwerkt te kunnen 35 worden, worden de hoorns tot lange stapels in elkaar gestoken, waarbij de stapelmaat - dat is iedere lengte van een hoorn die boven de hoorn in wiens opening deze gestoken is, uitsteekt - binnen zo nauw mogelijke toleranties moet liggen. Deze bovengenoemde variaties in de gedaante van de hoorns leidt er nu toe, dat de stapelmaat eveneens zeer grote 40 variaties vertoont, waardoor het afnemen van de aparte hoorns problemen ? -j ··':: 3 7 ' - 4 3 oplevert wat betreft de aftrek en vasthoudorganen. Ook leidt dit tot aftrekken van twee hoorns tegelijk of tot beschadiging van de af te trekken hoorns.

Naast de gerolde wafelhoorns zijn sedert lange tijd de gegoten wa-5 felhoorns bekend. Bij het vervaardigen van de gegoten wafelhoorns wordt een gietvorm gebruikt, die de gewenste afmetingen van de wafelhoom en die de gewenste oppervlakte structuren voor de buitenkant van de hoorn bezit. In deze gietvorm wordt vloeibaar wafeldeeg gegoten, tot gerede hoorn gebakken en uitgenomen als gerede hoorn. Het daarbij gebruikte 10 wafeldeeg heeft bij de vervaardiging van zogenaamde strohoorns geen resp. een zeer gering suikergehalte (maximaal 5%), om een zo een onbeschadigd mogelijk uitnemen van de hoorn uit de gietvorm te bereiken. Er worden ook al gegoten wafelhoorns met een suikergehalte van tot 30% vervaardigd, doch hun vervaardiging vereist bijzondere maatregelen, zo-15 als speciale toevoegingen aan het deeg, een bijzondere behandeling van de gietvormen enz., om bij het bakken het sterke hechten van de hoorns aan de gietvormen te vermijden en een betrouwbaar onbeschadigd uitnemen van de hoorns te verzekeren. Wafelhoorns van een wafeldeeg met een hoog suikergehalte met een suikergehalte boven 35%, de zogenaamde suiker-20 hoorns, worden in de praktijk vervaardigd als gerolde suikerhoorns.

Er is weliswaar al voorgesteld, om wafeldeeg met een hoog suikergehalte in een gietvorm die uitgerust is met gladde wanden en slechts ongeveer overeenkomt met de gedaante van de gewenste wafelhoom te bakken tot een zeer luchtige grove vorm van de hoorn. Deze hoorn met grove 25 vorm wordt uit de gietvorm genomen en gebracht in een nieuwe vorm met nauwkeurige afmetingen en met de gewenste oppervlaktestructuur (patroon) en wordt pas in deze tot de gewenste gerede hoorn samengedrukt.

Daarbij wordt de wanddikte van de hoorn met de grove vorm sterk verminderd en wordt de gedaante van de hoorn met de grove vorm omgezet in die 30 van de gerede hoorn. In de praktijk is deze bekende werkwijze voor het vervaardigen van een gegoten hoorn op industriële schaal niet uitvoerbaar, omdat een snel en voor een groot deel onbeschadigd uitnemen van een zeer luchtige, ten gevolge van het hoge suikergehalte in het wafeldeeg sterk aan de gietvorm hechtende hoorn met de grove vorm uit de 35 gietvorm niet mogelijk is en de bij het vormgeven optredende, en tot nu toe niet opgeloste, problemen geen hoge frequenties toelaten bij het vervaardigen van de hoorns.

Het doel van de uitvinding is de genoemde nadelen bij gerolde hoorns op te heffen en de vervaardiging van gerolde wafelhoorns met een 40 grote vormnauwkeurigheid mogelijk te maken.

ψ.· T-. < -4 —j

S3 ϋ i i0J

ί * 4

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat een werkwijze voorgesteld wordt waarbij de gebakken wafelkoek in tengevolge van het bakken weke» vervormbare toestand in een wikkelvorm vrij tot een hoorn gerold wordt en als hoorn verhardt, met het kenmerk, dat de vrij opge-5 rolde hoorn in de wikkelvorm voor het verharden verkort wordt met een bepaalde langsverkorting, waarbij de opgerolde hoorn in de wikkelvorm uitsluitend aan zijn ene uiteinde of uitsluitend aan zijn beide uiteinden plastisch vervormd wordt.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt de wafelkoek volledig 10 ongehinderd tot een hoorn opgerold en dan in nog vervormbare toestand met een bepaalde verkorting in langsrichting verkort en vervolgens laat men hem verharden. Bij het verkorten wordt de vrij opgerolde wafelkoek uitsluitend aan een uiteinde of aan beide uiteinden van de wikkelvorm plastisch vervormd, waarbij de door het oprollen veroorzaakte onregel-15 matigheden in het randgebied vereffend worden, en de verkorting in langsrichting van de wafelhoom vastgelegd wordt. Daarbij wordt de rand van de opening plastisch vervormd, zodat hij een nauwkeurig loodrecht ten opzichte van de wikkelas geplaatste cirkel vormt. Het puntige uiteinde van de wafelhoorn wordt op een nauwkeurig bepaalde, door het ge-20 drag van de wafelkoek bij het oprollen niet beïnvloede, afstand van de rand van de opening gevormd.

Volgens de uitvinding kan de gerede opgerolde wafelhoorn tijdens het plastische vervormen van het betreffende uiteinde verder verdraaid worden.

25 Aan de andere kant kan het betreffende uiteinde bij een stilstaan de, gerede opgerolde hoorn plastisch vervormd worden.

Verder stelt de uitvinding een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze voor, waarbij voor het oprollen van de wafelkoek op een draaigestel wikkelinrichtingen aangebracht zijn, die telkens een koni-30 sche wikkeldoorn bezitten die bevestigd zijn op een ten opzichte van het draaigestel verschuifbare wikkelas en die in de wikkelvorm ingébracht kunnen worden en die beweegbaar zijn door het verdraaien van het draaigestel van een opnamestation voor de op te rollen wafelkoeken via een vormstation voor de verharde wafelhoorns naar een afgiftestation 35 voor de gerede wafelhoorns. Deze inrichting heeft volgens de uitvinding het kenmerk, dat iedere wikkelinrichting ten minste een bij de rand van de puntzak behorende kalibreerinrichting bezit, die ten minste een dr-ukvinger bezit, die tussen de wikkelvorm en de wikkeldoorn gestoken kan worden.

40 Met behulp van de drukvinger wordt de rand van de hoorn plastisch 3501287 * * 5 vervormd. Volgens een verder kenmerk van de uitvinding is de kalibreer-inrichting verschuifbaar aangebracht op de wikkelas.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding bezit de kalibreerin-richting een op de wikkelas gelagerde drager voor de drukvinger en een 5 op de wikkelas gelagerde steunplaat die kan grijpen in de wikkelvorm welke steunplaat uitgerust is met sleuven waardoor de drukvinger kan steken, waarbij de drager via een op hem aangebrachte, met stationair aangebrachte geleidingen samenwerkende rollen tegen de steunplaat langs de wikkelas verschuifbaar is. Deze uitvoering maakt een een nauwkeurige 10 beweging van de drukvinger mogelijk, aangezien zowel de drager alsmede de steunplaat op de wikkelas gelagerd zijn.

Een verder kenmerk van de uitvinding is dat de steunplaat een kegelvormig centreervlak bezit dat naar de wikkelvorm toegekeerd is, welk centreervlak op een kegelvormig centreervlak van de wikkelvorm gezet 15 kan worden. Daardoor wordt een centrering en uitrichting van de wikkelvorm, de kalibreerlnrichting en de wikkeldoom bereikt, waarbij de ka-libreerinrichting een verdere lagering van de wikkelas verschaft bij de in de wikkelvorm geleide wikkeldoorn.

Voor het verkorten van de gerede gerolde wafelhoorns in stilstand 20 wordt volgens de uitvinding de voorkeur gegeven aan een kalibreerin-richting, waarvan de drukvingers ten minste in contact met de rand van de puntzak een gesloten cirkel vormen.

Indien de gerede gerolde hol-le wafel tijdens het verder draaien verkort wordt dan kan volgens de uitvinding het in de spleet tussen de 25 wikkelvorm en de wikkeldoorn Insteekbare uiteinde van een drukvinger een in de draairichting van de wikkelas afnemend schuin vlak bezitten.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding is een aan de punt van de hoorn toegevoegde kalibreerlnrichting bevestigd aan het draaige-stel die een evenwijdig aan de wikkelas verschuifbare, in de wikkelvorm 30 stekende drukvinger bezit, die in een in het puntige uiteinde van de wikkelvorm aangebrachte en met de wikkelas coaxiale boring steekt, waarin de drukvinger van de kalibreerlnrichting verschuifbaar aangebracht is. Verder kan de kalibreervinger bij een geschikte uitvoering ook als uitwerper voor de wafelhoorns gebruikt worden.

35 Volgens een laatste kenmerk van de uitvinding bezit de kalibreer- inrichting voor het verschuiven van de drukvinger een in de drager van de drukvinger aangebrachte, met stationair aangebrachte geleidingen samenwerkende rol.

Verdere voordelen en eigenschappen van de uitvinding worden in het 40 volgende aan de hand van in de tekeningen afgebeelde uitvoeringsvoor- ;· r' f i § n- / j * 6 beelden van de inrichting volgens de uitvinding nader verklaard.

Fig. 1 toont schematisch een wafelbakoven met een aangesloten en met konische wikkelinrichtingen uitgerust rolwerk.

Fig. 2 toont een langsdoorsnede door het onderste gedeelte van een 5 kegelvormige wikkelinrichting in werkstand.

Fig. 3 toont een langsdoorsnede door een andere uitvoeringsvorm van een kegelvormige wikkelinrichting.

Fig. 4 toont een langsdoorsnede door een verdere uitvoeringsvorm van een wikkelinrichting.

10 Fig. 5 toont een dwarsdoorsnede van fig. 4 volgens lijn IV-IV.

In een wafelbakoven 1 met omlopende baktangen worden uit deeg met een hoog suikergehalte aparte wafelkoeken gebakken en op het afgifte station van de wafelbakoven 1 overgegeven aan een rolinrichting 2, die met zijn wikkelvormen 3 de wafelkoeken in tengevolge van het bakken 15 zachte, vervormbare toestand apart van de geopende baktangen afneemt, tot de van te voren bepaalde gedaante van de wafelhoom oprolt en als verharde wafelhoom afgeeft.

Volgens de uitvinding wordt iedere wafelkoek in tengevolge van het bakken zachte vervormbare toestand tot een hoorn vrij opgerold, waarbij 20 de randen van de wafelkoek tijdens het oprollen ongehinderd vrij bewegen. Na het oprollen van de wafelkoek tot een hoorn, wordt deze hoorn in langsrichting met een van tevoren bepaalde lengte verkort, waarbij de randgebieden van de wafelhoom, aan het geopende hoornuiteinde en eventueel aan het spitsvormige hoornuiteinde plastisch vervormd worden, 25 zodat de bij het oprollen ontstane onregelmatigheden vereffend worden en de wafelhoom een nauwkeurig bepaalde verkorting in langsrichting opgelegd krijgt. Daarna laat men de holle wafel verharden.

Bij het verkorten van een wafelhoom wordt het open hoornuiteinde vervormd tot een loodrecht op de wikkelas aangebrachte cirkel.

30 Bij de in de tekeningen afgebeelde inrichting gaat het om een met kegelvormige wikkelvormen 3 uitgeruste rolinrichting 2. De rolinrichting 2 bezit een draaibaar gestel dat om een loodrechte as 4 kan draaien, dat over zijn omtrek de langs een cirkelbaan aangebrachte wikkelinrichtingen 5 draagt. Bij het verdraaien van het gestel worden de 35 wikkelinrichtingen na elkaar van het naar het uitgiftestation van de wafelbakoven 1 toegekeerde opnamestation voor de op te rollen wafelkoeken via een uitneemstation voor de verharde wafelhoorns naar een uitgiftestation voor de gerede wafelhoorns bewogen.

De as 4 van het gestel draagt een onderste cirkelvorraige plaat 6, 40 waar in het oratreksgebied daarvan de wikkelvormen 3 van de wikkelin- .85 0 1 2 67 ♦ 1, 7 richtingen 5 bevestigd zijn. De wikkelinrichtingen bezitten telkens een aan het uiteinde van een ten opzichte van het draaigestel verschuifbare wikkelas 7 bevestigde, in een aan het draaigestel aangebrachte wikkelvorm 8 in te brengen wikkeldoorn 8. Op de wikkelas 7 is een kalibreer-5 inrichting 9 verschuifbaar aangebracht.

De kalibreerinrichting 9 is aan de ene kant op de wikkelas 7 gelagerd en aan de andere kant over een zuil 10 geleid die evenwijdig loopt aan de wikkelas 7. De kalibreerinrichting 9 bestaat uit een op de wikkelas 7 gelagerde en met een of verscheidene drukvingers 12 uitgeruste 10 drager 13 en met een steunplaat 14 die met de wikkelvorm 3 in aangrij-ping gebracht kan worden en die op de wikkelas 7 gelagerd is, welke steunplaat met sleuven 15 voor het doorlaten van de drukvinger 12 uitgerust is. De drager 13 kan via een op hem aangebrachte, met stationair aangebrachte geleidingen (niet afgebeeld) samenwerkende rol 16 tegen de 15 steunplaat 14 langs de wikkelas 7 verschuiven. De steunplaat 14 bezit een kegelvormige centreervlak 17 dat naar de wikkelvorm 3 toegekeerd is, en met een kegelvormig centreervlak 18 van de wikkelvorm 3 samenwerkt. Wanneer de wikkeldoorn 8 in de wikkelvorm 3 geleid is en de kalibreerinrichting 9 op de wikkelvorm 3 gezet is, wordt door de beide 20 centreervlakken 17, 18 aan de ene kant de kalibreerinrichting 9 ten opzichte van de wikkelvorm 3 gecentreerd en aan de andere kant via de kalibreerinrichting 9 een extra lagering van de wikkelas 7 direct boven de wikkelvorm 3 bereikt.

Bij het in fig. 2 afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld zijn de aan de 25 drager 13 van de kalibreerinrichting 9 bevestigde drukvingers 12 langs een kegelvlak verschuifbaar dat overeenkomt met de kegelvorm van de wikkeldoorn 8. Voor het plastisch vervormen van de rand van de hoorn wordt de drager 13 op de wikkelas 7 naar de wikkelvorm 3 toegeschoven tegen de kracht van de terugstelveer 19 in, waarbij de drukvingers 12 30 in de voor het oprollen van de wafelkoek aangebrachte spleet tussen wikkelvorm 3 en wikkeldoorn 8 tot een door de beweging van de drager 13 bepaalde eindstand verschoven worden. De onderste uiteinden 20 van de drukvingers 12 bezitten in draairichting van de wikkelas 7 schuin weglopende vlakken.

35 Bij het in fig. 3 afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld is de kegelvor mige wikkeldoorn 8 uitgerust met een cilindrisch gedeelte 8', dat aansluit op het kegelvormige wikkelgedeelte. De bijbehorende kalibreerinrichting 9 verschilt van die in fig. 2 slechts daardoor dat de drukvingers 12 op een ten opzichte van de wikkelas 7 coaxiaal cilindervlak 40 aangebracht zijn en langs deze tot aan het begin van het kegelvormige es π i » 7 8 gedeelte van de wikkeldoorn 8 naar voren verschoven worden.

De drukvingers 12 kunnen met hun uiteinden 20 een gesloten cirkel vormen, wanneer het plastisch vervormen van de rand van de hoorn bij stilstaande wikkeldoorn 8 uitgevoerd moet worden. Indien de rand van de 5 hoorn tijdens een draaibeweging van de wikkeldoorn plastisch vervormd wordt, dan hoeven de uiteinden van de drukvingers geen gesloten cirkel te vormen.

In de fig. 4 en 5 is een wikkelinrichting overeenkomstig die in fig. 2 afgebeeld, waarbij de kalibreerinrichting 9 met drie tussen wik-10 kelvorm 3 en wikkeldoorn 8 inbrengbare drukvingers 12 uitgerust is. Een van de drukvingers 12 is aangebracht in een groef 30 op de binnenzijde van de wikkelvorm 3. Deze groef 30 verloopt in de wikkelvorm 3 tot onder de rand van de hoorn. De drukvinger 12 is breder dan de dikte van de wand van de hoorn, zodat bij het plastisch vervormen van de rand van 15 de hoorn door deze drukvinger 12 de bovenkant van de rand van de hoorn nauwkeurig gevormd wordt.

Bij het in fig. 2 afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld is een tweede kalibreerinrichting 21 aangebracht die toegevoegd is aan het spitse uiteinde van de kegelvormige wikkelvorm 3.

20 Deze kalibreerinrichting is aan het draaigestel bevestigd en is uitgerust met een op geleidingszuilen 22, 22' verschuifbare drukvinger-drager 23, die aan een uiteinde een drukvinger en aan het andere uiteinde een rol 24 draagt. Het puntvormige uiteinde van de wikkelvorm 3 is uitgerust met een boring 25 die coaxiaal is ten opzichte van de wik-25 kelas 7, waarin de drukvinger 24 verschuifbaar aangebracht is.

Voor het verschuiven van de drukvinger 24 werkt de aan de drukvin-gerdrager 23 aangebrachte rol 24 met staionair aangebrachte geleidingen (niet afgebeeld) samen.

3501267

Claims

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een gerolde wafelhoorn van een van suiker houdend wafeldeeg gebakken wafelkoek, waarbij de gebakken wafelkoek in vanwege het bakken zachte, vervormbare toestand in een 5 wikkelvorm vrij opgerold wordt tot een hoorn en als hoorn verhardt, met het kenmerk, dat de vrij opgerolde hoorn in de wikkelvorm voor het verharden over een bepaalde lengte in langsrichting verkort wordt, waarbij de opgerolde hoorn in de wikkelvorm uitsluitend aan zijn ene uiteinde of uitsluitend aan zijn beide uiteinden plastisch vervormd wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gerede opgerolde hoorn tijdens het plastisch vervormen van het betreffende uiteinde verder gedraaid wordt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het betreffende uiteinde bij stilstaande gerede gerolde hoorn plastisch vervormd 15 wordt.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van de conclusies 1 t/m 3 waarbij voor het oprollen van de wafelkoeken op een draaigestel wikkelinrichtingen aangebracht zijn die telkens een, aan het uiteinde van een ten opzichte van het draaigestel verschuifbare 20 wikkelas bevestigde, en in de wikkelvorm te brengen kegelvormige wik-keldoom bezitten en door het verdraaien van het draaigestel van een opneemstation voor de op te rollen wafelkoeken via een vormstation voor de verharde holle wafels naar een afgiftestation voor de gerede wafel-hoorns bewogen kunnen worden, met het kenmerk, dat elke wikkelinrich- 25 ting met ten minste een aan de rand van de hoorn aangebrachte kali-breerinrichting uitgerust is, die ten minste êên tussen wikkelvorm en wikkeldoom in te brengen drukvinger bezit.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de kali-breerinrichting verschuifbaar aangebracht is op de wikkelas.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de kali- breerinrichting een op de wikkelas gelagerde drager voor de drukvinger en een met de wikkelvorm in aangrijping te brengen en op de wikkelas gelagerde steunplaat bezit, die uitgerust is met sleuven voor het doorlaten van de drukvinger, waarbij de drager via een op hem aangebrachte, 35 met stationair aangebrachte geleidingen samenwerkende rol tegen de steunplaat langs de wikkelas kan verschuiven.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de steunplaat een naar de wikkelvorm toegekeerd kegelvormig centreervlak bezit, dat op een kegelvormig centreervlak van de wikkelvorm gezet kan wor- 40 den. 95 0 2 57

8. Inrichting volgens een van de conclusies 4 t/m 7, met het kenmerk. dat de op de wikkelas verschuifbaar aangebrachte kalibreerinrich-ting tussen de wikkelvorm en de wikkeldoorn inbrengbare drukvingers bezit, die langs het kegelvlak verschuifbaar zijn.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 4 t/m 7, met het ken merk, dat de op de wikkelas verschuifbaar aangebrachte kalibreerinrich-ting drukvingers bezit die tussen wikkelvorm en wikkeldoorn ingebracht kunnen worden en langs een ten opzichte van de wikkelas concentrisch cilindervlak verschuifbaar zijn.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de in de spleet tussen de wikkelvorm en de wikkeldoorn in te brengen uiteinden van de drukvingers een gesloten cirkel vormen.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 4 t/m 10, met het kenmerk, dat de in de spleet tussen de wikkelvorm en de wikkeldoorn in te 15 brengen uiteinden van de drukvingers in draairichting van de wikkelas schuin verlopende vlakken bezitten.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 4 t/m 11, met het kenmerk, dat ten minste een drukvinger van de kalibreerinrichting verschuifbaar aangebracht is in een in de wikkelvorm, in een aan de rand 20 van de hoorn toegevoegd gebied axiaal verlopende groef waarbij ten minste het tussen de wikkelvorm en wikkeldoorn inschuifbare uiteinde van de drukvinger breder is dan de dikte van de wand van de hoorn.

13. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een kalibreerinrichting behorend bij de punt van de hoorn aan het draaigestel 25 bevestigd is en een evenwijdig aan de wikkelas verschuifbare, in de wikkelvorm stekende drukvinger bezit, die in een in het puntvormige uiteinde van de wikkelvorm aangebrachte, met de.wikkelas coaxiale boring steekt.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de kali- 30 breerinrichting voor het verschuiven van de drukvinger een op de druk- vingerdrager aangebrachte en met stationair aangebrachte geleidingen samenwerkende rol bezit. HI I I I I III I1III1III 8501267