NL8203046A

NL8203046A - Grondbewerkingsmachine.

Info

Publication number: NL8203046A
Application number: NL8203046A
Authority: NL
Original assignee: Lely Nv C Van Der
Priority date: 1982-07-30
Filing date: 1982-07-30
Publication date: 1984-02-16
Also published as: IE831718L; NL191352B; DK158867B; FR2530915A1; IT1164337B; GB2142513A; NL191352C; DE3327412A1; IT8322290A0; GB2142513B; GB8417563D0; IE54325B1; DE3327412C2; FR2530915B1; JPS5985201A; DK331283A; GB2125662A; US4533000A; DK331283D0; GB8319037D0

Description

*' *' it C. van der Lely E.V., Maasland "Grondbewerkingsmachine"

De uitvinding beeft betrekking op een grondbewerkings-machine voorzien van ten minste één als rol uitgevoerd bewerkingsorgaan, welke rol is voorzien van tanden.

Bij grondbewerkingsmacbines van deze soort is de 5 uitvoering van de rol vooral bij grotere werkbreedten zodanig dat bet gewicht van de rol relatief groot is en zijn vervaardiging veelal gecompliceerd.

Met de constructie volgens de uitvinding kan nu een . lichtere uitvoering en een simpeler vervaardiging van de rol 10 worden verkregen, doordat de tanden twee zich in de voort-bewegingsrichting van de machine uitstrekkende plaatdelen omvatten, welke plaatdelen althans gedeeltelijk op afstand van elkaar zijn gelegen.

Met behulp van deze constructie kan men bij de T5 vervaardiging van de rol gebruik maken van geperste plaatdelen waardoor men bij een aanzienlijke gewichtsbesparing toch de vereiste stijfheid kan verkrijgen.

Een verder facet van de uitvinding betreft een grond-bewerkingsmachine voorzien van ten minste één als rol 20 uitgevoerd bewerkingsorgaan, welke rol aan de omtrek is voorzien van tanden die worden gevormd door twee althans voor een deel tegen elkaar gelegen geperste plaatdelen die tevens busvormige delen omvatten. Met behulp van deze constructie kan men een centraal gelegen drager voor de 25 tanden creëren met behulp waarvan men een eventuele verkruimeling en verdichting van de grond kan verkrijgen.

De tanden en. de busvormige delen kunnen hierbij als één geheel uit geperste plaat zijn gevormd.

Aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden zal de 30 uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet: * 3?ig. 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewerkings-machine weer voorzien van een rol volgens de uitvinding Fig. 2 geeft op grotere schaal een gedeelte van de rol weer nabij een einde 8203046 \ 2 I 9

Fig. 3 geeft een aanzicht weer volgens de lijn III-III in fig. 2

Fig. 4 geeft een aanzicht weer volgens fig. 2 van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een rol volgens de uit-5 vinding terwijl

Fig. 5 een aanzicht weergeeft volgens de lijn V - V in fig. 4

Fig. 6 is een aanzicht volgens fig. 2 van een derde 10 uitvoeringsvoorbeeld van een rol volgens de uitvinding terwijl

Fig. 7 een aanzicht weergeeft volgens de lijn VII - VII in figuur 6.

i 8203046 p"1"

I I

ί 3

De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine voorzien van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkend kokervormig gesteldeel .1, waarin op gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm zich in 5 opwaartse, bij voorkeur vertikale, richting uitstrekkende assen 2 van bewerkingsorganen zijn gelegerd· Elk van de bewerkingsorganen omvat een onder het kokervormig gesteldeel 1 gelegen, althans nagenoeg horizontale drager die aan de einden is voorzien van tanden die zich naar 10 beneden uitstrekken. Aan de einden is het kokervormig gesteldeel 1 voorzien van zich in opwaartse richting uitstrekkende platen 6, die tot boven de bovenzijde van het gesteldeel 1 reiken. Nabij de voor- en bovenzijde is .. elk van de platen 6 voorzien van een naar binnen gerichte 15 tap 7 waarom een arm 8 vrij verzwenkbaar is, die zich langs de binnenzijde van de platen naar achteren uitstrekt. De einden van het gesteldeel 1 zijn verder voorzien van^een plaat 9, die verzwenkbaar is om een as, die zich in de voortbewegingsrichting uitstrekt. De plaat 9 neemt tijdens 20 het bedrijf de in fig. 1 weergegeven stand in en kan ter verkruimeling en verdeling van de te bewerken aarde met een buitenste bewerkings orgaan samenwerken. Binnen het kokervormig gesteldeel is op elk van de assen 2 een tandwiel 3 met rechte vertanding aangebracht, een en ander zodanig, dat 25 de tandwielen 3 op de assen 2 van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen met elkaar in aandrijvende verbinding zijn. Nabij het midden is de as van een bewerkings orgaan naar boven verlengd en reikt met de verlenging tot in een tandwielkast 10 waarin de verlenging via een conische 30 tandwieloverbrenging en de wisseltandwielen van een aan de achterzijde van de tandwielkast aangebrachte toerenvariator 11 in verbinding staat met een as 12 die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt en via een tussenas 4 met de af takas van een trekker koppelbaar is. De voorzijde 35 van het gesteldeel 1 is voorzien van een bok 13 voor aankoppeling van de machine aan'de driepuntshefinrichting van een trekker. Tussen de vrije einden van de armen 8 is vrij draaibaar een rol 14 aangebracht die is uitgevoerd 8203046 ·* 4 als een pakkerrol. De rol 14 omvat een cilindervormige drager 15, waarvan de diameter ongeveer 10- 15 cm bedraagt. De einden van de cilindervormige drager 15 zijn afgesloten door platen 16 die elk nabij hun midden zijn voorzien van een 5 astap 17. Elk van de astappen 17 is vrij draaibaar ondersteund door middel van legers die in een legerhuis zijn ondergebracht. Elk legerhuis is bevestigd nabij het ondereinde van een steun 19 die nabij de bovenzijde is bevestigd aan een arm 8. Aan de omtrek van de cilindervormige drager 15 10 zijn groepen van zes tanden 20 in een kransvorm aangebracht, een en ander, zodanig, dat de groepen tanden op gelijke af- « stand van elkaar zijn gelegen, welke afstand + 10 cm bedraagt. Zoals uit fig. 2 blijkt zijn de buitenste groepen tanden 20 op een afstand van de einden van de cilindervormige drager 15 15 gelegen, die + de helft bedraagt van de afstand tussen twee naast elkaar gelegen groepen tanden. Elke groep tanden omvat zes tanden 20. Opvolgende groepen tanden 20 zijn zo aangebracht dat gezien in de langsrichting v^n de drager 15 hun tanden telkens over een omtrekshoek van + 6° ten 20 opzichte van elkaar in dezelfde richting zijn verdraaid.

Elke tand 20, waarvan de hoogte + 8 cm bedraagt, heeft een ten opzichte van de draairichting B van de rol 14'achterste althans nagenoeg rechte zijde die een hoek insluit met de radiaal van + 20°, waarbij deze zijde vanaf het vrije 25 einde naar binnen en ten opzichte van de draairichting schuin naar achteren is gericht (fig. 3). Het einde van een tand 20 verloopt volgens een gedeelte van een cirkel met middelpunt op de langshartlijn a van de drager 15, welke langshartlijn de draaiingsas van de rol 14 vormt. Elk 30 einde van een tand 20 is nabij het midden voorzien van een zaagtand-vormige uitsparing 20A. Hierbij verloopt de ten opzichte van de draairichting van de rol voorste zijde van de uitsparing praktisch radiaal terwijl de andere zijde van de uitsparing praktisch tangentiaal t.o.v. de draaiingsas 35 verloopt. Het einde van een tand 20 gaat over in een t.o.v. de draairichting B voorste zijde, die via een vloeiend gebogen verloop naar binnen is gericht. Elke tandengroep is opgebouwd uit twee spiegelbeeldig ten opzichte van elkaar 8203046 -,- ' I_______ aangebrachte geperste plaatdelen 21 van bij voorkeur 4 mm.

Elk plaatdeel 21 omvat een bas of cilindrisch deel 22, dat de cilindervormige drager met geringe speling omsluit·

Zoals uit fig. 2 blijkt gaan de bussen 22 aan de naar elkaar 5 toegekeerde zijde over in een schijf 23, die de door insnijdingen gevormde tanden 20 omvat en een tussen de tanden 20 en de bus 22 gelegen ring. De schijf 23 verloopt althans aan een vlak loodrecht op de rotatieas a van de rol 14· De afstand tussen de schijven 23 bedraagt nabij de cilindervormi-10 ge drager 15+12 mm. Aan de omtrek zijn de althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting gelegen plaatdelen 21 aan elkaar bevestigd. Vanaf de omtrek gaan de plaatdelen * 21 elk via een tweetal vouw- of contourlijnen over in de op de bus 22 aansluitende ring. De vouwlijnen zijn aan de 15 achterzijde van elk van de tanden 20, zoals uit figuur 3 blijkt dichter bij elkaar gelegen dan aan de voorzijde. Hierdoor wordt bereikt dat de achterzijde van elke tand 25» die - indien de tand zich aan de onderzijde van de rol bevindt - ten opzichte van de voortbewegingsrichting A van 20 de machine vóór is gelegen, een stompe uitvoering heeft die een soort stuwvlak voimt dat zich althans nagenoeg dwars op de voortbewegingsrichting A en de draairichting B van de rol uitstrekt en waardoor een relatief grote weerstand ontstaat zodat de rol 14 tijdens het bedrijf een effectieve aandrij-25 ving verkrijgt. Het einde van elke tand 20 en de achterzijde van elke tand hebben daarentegen een relatief scherpe uitvoering. Hierdoor kan elke tand 20 gemakkelijk in de grond dringen en wordt aan de ten opzichte van de draairichting B voorste zijde van de tand relatief weinig weerstand onder-30 vonden waardoor de relatief grote weerstand die de een stuw-of duwvlak vormende achterzijde van de tand in de grond ondervindt praktisch volledig benut kan worden voor het in draaiing brengen van de rol. Aan de naar elkaar toegekeerde zijden zijn de bussen 22 van naast elkaar gelegen groepen 35 tanden door puntlassen vastgezet, evenals de bussen 22 van de groepen tanden die zich aan de einden van de cilindervormige drager 15 bevinden. Tussen, tot voorbij de rol 14 reikende verlengden 5 van elk van de armen 8 is een dwarsdrager 24 8203046

V

ψ 6 aangebracht, die een U-profiel beeft en zodanig is opgesteld dat de benen van bet U-profiel schuin naar beneden en naar achteren zijn gericht. Door middel van omgezette randen is onder· het U-profiel een af dekplaat 25 aangebracht. Op de 5 af dekplaat 25 is met bouten 26, waarmede de af dekplaat tevens aan de omgezette randen is bevestigd, voor elke ruimte tussen twee groepen tanden 20 een afstrijkelement 27 aangebracht, dat in de ruimte tussen twee groepen tanden 20 tot de schijven 23 reikt. Elk af stri jkelement 27 wordt 10 gevormd door een strip die bij voorkeur uit verend materiaal bijvoorbeeld verenstaal is vervaardigd. Elk af stri jkelement 27 is nabij het vrije einde overeenkomstig het verloop van de omtrek van de cilindervormige drager 15 af gebogen en reikt met zijn vrije einde tot voorbij een vertikaal vlak 15 A-A door de draaiingsas a van de rol 14. Hierbij sluit een lijn door het vrije einde en de draaiingsas een hoek /? van + 15° in met bedoeld vlak. De hoek Cfi waarover het gebogen deel van een af stri jkelement 27 praktisch tegen de omtrek van de cilindervormige drager 15 is gelegen bedraagt 20 + 45° (fig. 3). Alhoewel niet weergegeven kan elk afstrijkelement 27 door middel van sleufgaten waarin de bouten 26 zijn aangebracht, in zijn langsrichting worden verplaatst. Eveneens kan de dwarsdrager 24 in horizontale en in hoogte-richting verstelbaar zijn aangebracht en kan tevens een 25 verdraaiingsmogelijkheid van de drager om zijn langsas aanwezig zijn.

Bij het in de figuren 4 en 5 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn overeenkomstige onderdelen met dezelfde verwijzings-cijfers aangegeven. Dit uitvoeringsvoorbeeld betreft een 30 rol 28 met een doorlopende as 29, waarvan de einden vrij draaibaar zijn gelegerd door middel van de in de genoemde legerbuizen op de armen 8 aangebrachte legers. Op de as 29 zijn naast elkaar groepen tanden 30 aangebracht. Ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn per groep zes tanden aanwezig. De * 35 afstand tussen naast elkaar gelegen groepen bedraagt + 10 cm, terwijl de tanden van opvolgende groepen telkens + 6° t.o.v. elkaar om de draaiingsas a zijn verdraaid.

De tanden 30 van elke groep hebben een ten opzichte van de 8203046 ·.

C

7 draairichting B van. de rol achterste zijde die met de radiaal een hoek insluit van. + 15° en vanaf het tand einde naar binnen en schuin naar achteren verloopt. Aansluitend op de betreffende achterzijde van elke tand 30 verloopt ook bij dit 5 uitvoeringsvoorbeeld een tandeinde volgens een cirkel met middelpunt op de rotatieas a van de rol 28. Het betreffende einde is voorzien van eenzelfde zaagtandvormige uitsparing als het einde van een tand 20 bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld· Het tandeinde gaat over in de t.o.v. de 10 draairichting B van de rol voorzijde van de tand. De voorzijde heeft een schuin naar binnen en naar voren verlopend recht gedeelte dat via een vlakke knik overgaat in een eveneens recht verlopend gedeelte. Elke groep tanden 30 is ‘ opgebouwd uit twee spiegelbeeldig tegenover elkaar gelegen geperste 15 plaatdelen 31· Elk plaatdeel 31 omvat een op de as 29 aansluitende schijf 32, die zich althans nagenoeg loodrecht op de draaiingsas a uitstrekt. De schijf 32 gaat via een rechthoekig omgebogen rand die een cilindrisch deel 33 omvat over in een schijf 34, die de door insnijdingen gevormde 20 tanden 30 omvat. Aan de omtrek zijn de plaatdelen 31 aan elkaar bevestigd. Vanaf de omtrek gaan de plaatdelen op dezelfde wijze als bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld door middel van vouwlijnen in het op de rand 33 aansluitende deel van de schijf 34 over. De vouwlijnen zijn voor de 25 achter- resp. voorzijde van de tanden op dezelfde wijze aangebracht als bij de tanden 20, hetgeen tijdens het bedrijf tot het in het voorgaande voor de tanden 20 vermelde resultaat voert. Onder bepaalde omstandigheden kan hierbij het althans nagenoeg rechte verloop van de voorzijde voordelen 30 hebben. De afstand tussen de schijven 34 bedraagt + 12 mm, terwijl de afstand tussen de schijven 32 ongeveer tienmaal zo groot is.

Zoals uit figuur 4 blijkt zijn bij naast elkaar op de as 29 geschoven groepen kransvormig aangebrachte tanden 30 £e 35 schijven 32 aan elkaar bevestigd. Hierbij vormen de randen ' 33 een cilindervormige drager. De rol volgens dit uitvoeringsvoorbeeld heeft een grotere diameter dan die volgens het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de ruimteatussen 8203046 8 de respectieve groepen tanden minder diep zijn. De hoogte van de tanden 30 bedraagt bij voorkeur + 8 cm terwijl de door de randen 33 gevormde cilindervormige drager groter is en een diameter van + 24 cm kan hebben. De afstand tussen 5 de plaatdelen 31 bedraagt ook hier + 12 mm en de plaatdikte + 4 mm. Op dezelfde wijze als bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld is in de ruimte tussen de groepen tanden 30 een afstrijkelement 27 aangebracht; echter is hierbij een hoek/? aanwezig van + 5°» daar de diameter van de door de randen 33 10 gevormde cilindervormige drager groter is en + 24 cm kan bedragen. Het laatste gedeelte van de voorzijde van de tand 30'heeft'een lengte die + drie maal de lengte van het eerstgenoemde gedeelte beslaat.

Bij het in de figuren 6 en 7 weergegeven uitvoerings-15 voorbeeld zijn overeenkomende onderdelen eveneens met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven als bij de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden. De rol 35 is voorzien van een cilindervormige drager 36 die aan de einden door middel van platen 37 is afgesloten en door middel van astappen 38 üe ten 20 opzichte van de platen 37 centraal zijn gelegen vrij draaibaar is ondersteund met behulp van de in het voorgaande genoemde, legers in de genoemde legerbuizen die op de armen 8 zijn aangebracht.

Bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn in kransvorm 25 aangebrachte groepen tanden 30 aanwezig die overeenstemmen met de tanden 30 bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld en evenals bij de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden op een afstand van + 10 cm van elkaar zijn gelegen. De groepen tanden zijn opgebouwd uit drie paren in een krans aangebrachte 30 spiegelbeeldig met een tussenruimte van +/é!ê!2§Wbraehte aan de omtrek van de rol tegen elkaar gelegen geperste plaatdelen 39, waarbij de respectieve plaatdelen telkens twee tanden 30 omvatten. De uit de plaatdelen 39 gevormde paren tanden zijn bij dit uitvoeringsvoorbeeld door middel van op afstand van 35 elkaar gelegen lassen als aangegeven (fig. 7) op de * cilindervormige drager 36 bevestigd. De diameter van de drager kan eveneens 24 cm bedragen. Ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn afstrijkelementen 27 aanwezig.

8203046

V

t 9 >

Tijdens het bedrijf is de machine met behulp van de bok 13 met de driepuntsbevestiging van een trekker verbonden en kan vanaf de aftakas van de trekker via een tussenas en de in het voorgaande beschreven overbrenging een aandrijving voor de bewerkingsorganen worden verkregen waarbij naast elkaar gelegen bewerkingsorganen in tegengestelde zin roteren en met hun tanden elkaar overlappende stroken grond bewerken. De werkdiepte van de bewerkingsorganen wordt bij een bepaalde stand van de in hoogterichting verstelbare armen 8 bepaald door middel van de als pakkerrol uitgevoerde rol.

De rol zakt, zoals uit fig. 3 blijkt, tijdens het bedrijf zo ver in de bewerkte aarde dat de tanden hierin praktisch • verdwijnen. Tijdens de voortbeweging van de machine in de richting volgens de pijl A wordt op een tand, welke door middel van het relatief scherpe einde gemakkelijk in de grond dringt een kracht uitgeoefend, die voornamelijk wordt teweeggebracht door de zich althans nagenoeg dwars op de draairichting B van de rol uitstrekkende stompe achterzijde, die zoals in het voorgaande reeds vermeld, een soort stuwvlak vormt via hetwelk de rol tijdens de voortbeweging van de machine door zijn aanraking met de grond in draaiing wordt gebracht. Op deze wijze ontstaat een effectieve aandrijving voor de rol waarbij ook op zware natte gronden doorslippen praktisch is uitgesloten en met behulp van de tussen de tandgroepen gelegen delen de gewenste verdere verkruimeling en een verdichting van de bewerkte aarde kan worden verkregen zonder dat versmering optreedt. De relatief scherpe voorzijde van de tand veroorzaakt nauwelijks enige weerstand. Van invloed op de aandrijving is tevens de aanwezigheid van de zaagtandvormige uitsparing in elk van de tandeinden.

Met behulp van de bij voorkeur uit elastisch materiaal vervaardigde stripvormige afstrijkelementen 27, kan men een aanhechten van aarde in de ruimten tussen de respectieve in kransvorm opgestelde tandgroepen voorkomen, zodat de tussen deze tandgroepen gelegen delen van de pakkerrol voortdurend in staat zijn de bewerkte aarde op de gewenste wijze te verkruimelen en te verdichten terwijl verder de aandrijving van de rol door middel van de tanden 20 resp. 30 kan worden gehandhaafd. Het afstrijken van de eventueel aanhangende 8203046 10 aarde geschiedt, praktisch daar waar een eerste aanhangen zal plaatsvinden, zodat hierbij weinig weerstand wordt ondervonden en de rotatie van de rol hierdoor vrijwel niet wordt beïnvloed. Bovendien wordt bereikt dat eventueel nog afgestre-5 ken aarde niet omhoog kan worden geworpen en tevens geen belemmering vormt voor het te creëren zaaibed.

De boven beschreven rollen, die onder andere uit voorgefabriceerde geperste plaatdelen zijn opgebouwd, zijn licht en sterk en kunnen eenvoudig en snel worden vervaardigd. 10 De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet I beschreven.

Conclusies t * 32 0 3 0 4 6

Claims

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één als rol uitgevoerd bewerkings orgaan, welke rol is voorzien van tanden, met bet kenmerk, dat de tanden twee, zicb in de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekken- 5 de plaatdelen omvatten, welke plaatdelen althans gedeeltelijk op afstand van elkaar zijn gelegen·

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de plaatdelen zijn geperst en busvormige delen omvatten. 10

3· Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één als rol uitgevoerd bewerkings orgaan, welke rol aan de omtrek is voorzien van tanden, met het kenmerk, dat de tanden worden gevormd door twee althans voor een deel tegen elkaar gelegen geperste plaatdelen, die tevens busvormige delen omvatten.

4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een tand hol is uitgevoerd.

5. Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één als rol uitgevoerd bewerkings orgaan, welke rol is voorzien van tanden, met het kenmerk, dat een tand hol is 20 uitgevoerd.

6. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een busvormig deel van een plaatdeel van een tand met busvormige delen van naast gelegen tanden de omtrek vormt van een tot de rol behorende 25 drager voor de tanden.

7· Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één als rol uitgevoerd bewerkingsorgaan, welke rol is voorzien van tanden, met het kenmerk, dat de rol een aantal naast elkaar gelegen aan elkaar bevestigde busvormige delen omvat. 30

8. Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één als rol uitgevoerd bewerkings orgaan, welke rol aan de omtrek is voorzien van een bewerkings element, met het kenmerk, dat * de rol een busvormig deel omvat dat met het bewerkings element een voorgefabriceerd geheel vormt. 35

9· Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het voorgefabriceerde geheel wordt gevormd door 8203046 een geperst plaatdeel en twee althans voor een deel tegen elkaar gelegen geperste plaatdelen een tand vormen.

10. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat meerdere tanden uit twee 5 althans gedeeltelijk tegen elkaar gelegen plaatdelen zijn gevormd.

11. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tanden als een krans- . vormige groep uit twee geperste althans gedeeltelijk tegen 10 elkaar gelegen plaatdelen zijn gevormd.

12. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een tand een ten opzichte van de draairichting van de rol, achterste zijde heeft, die zich over een relatief grote breedte althans nagenoeg, dwars 15 op de draairichting uitstrekt.

13. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de achterzijde van een tand een hoek insluit met de radiaal door de draaiingsas van de rol en vanaf het tandeinde naar binnen en schuin ten 20 opzichte van de draairichting van de rol naar achteren verloopt .

14* Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het einde van de tand _ althans nagenoeg verloopt volgens een cirkel met middelpunt 25 op de rotatieas van de rol.

15. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten opzichte van de draairichting van de rol voorste zijde van de tand een gebogen verloop heeft.

16. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 1-15, met het kenmerk, dat de ten opzichte van de rotatie-richting voorste zijde van de tand, twee een hoek met elkaar insluitende rechte delen omvat.

17. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14,,met het 35 kenmerk, dat het einde van de tand een zaagtand-vormige uitsparing heeft.

18. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het einde van de tand en de 8203046 ten opzichte van de draairichting van de rol voorste zijde van de tand relatief scherp zijn uitgevoerd1

19. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 2 - 18, met het kenmerk, dat de aan de omtrek tegen elkaar 5 gelegen geperste plaatdelen waaruit de tanden zijn gevormd, aan de omtrek zijn voorzien van vouwlijnen die zodanig ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, dat zij aan de ten opzichte van de rotatierichting van de rol achterste zijde van de tand dichter bij elkaar zijn gelegen dan aan de ten 10 opzichte van de rotatierichting van de rol voorste zijde.

20. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plaatdelen die de tand « vormen op afstand van de omtrek + 12 mm van elkaar zijn gelegen.

21· Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 15 3 - 20, met het kenmerk, dat de busvormige delen bij naast elkaar gelegen groepen tanden op elkaar aansluiten en daarbij een deel van een cilindervormige drager vormen.

22. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rol is aap.gebracht 20 achter een rij grondbewerkings organen die om opwaarts gerichte assen draaibaar zijn.

23. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de rol in hoogterichting instelbaar is ten opzichte van de bewerkingsorganen.

24. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren 8203046