NL8004888A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

« * 5 ΛΤ .* C. van der Lely N.V., Weverskade 10, Maasland.

" G-rondbewerkingsmachine"

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewer-kingsmachine voorzien van een aantal mechanisch, aangedreven bewerkingsorganen en een achter deze bewerkingsorganen gelegen rol, die in meerdere standen brengbaar en vastzetbaar is 5 ten opzichte van het gestel van de machine en is voorzien van zich vrij naar buiten uitstrekkende uitsteeksels die nabij hun einden zijn omgebogen.

Bij machines van deze soort zijn de uitsteeksels in een vlak loodrecht op de draaiingsas van de rol afgebogen.· 10 Hierdoor is de rol minder geschikt ter ondersteuning van de machine en voor het instellen van de werkdiepte van de bewerkingsorganen. De uitvinding beoogt een rol van genoemde soort zodanig uit te voeren, dat zij haar ondersteunende functie naar behoren kan vervullen.

15 Volgens de uitvinding wordt dit nu bereikt doordat de uitsteeksels elk zijn voorzien van een einddeel dat zijdelings is af gebogen.

Aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld zal de _ uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

20 Fig. 1 geeft schematisch een grondbewerkingsmachine weer die is voorzien van een rol volgens de uitvinding.

. . Fig. 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de pijl II in figuur 1.

Fig. 3 geeft een aanzicht weer volgens de pijl III 25 in figuur 2.

Fig. 4 geeft een detail van de rol weer welk detail betrekking heeft op de bevestiging en de uitvoering van de tot de rol behorende uitsteeksels.

Fig. 5 geeft een aanzicht weer volgens de pijl V 30 in figuur 4.

8004888 - 2 -

De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine voorzien van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkend kokervormig gestel-deel 1. In het gesteldeel 1 zijn op onderling gelijke afstan-5 den van bij voorkeur 25 cm. zich in opwaartse, bij voorkeur vertikale richting uitstrekkende assen 2 gelegerd van be-werkingsorganen 3, die elk zijn voorzien van twee diametraal tegenover elkaar geplaatste tanden 4. Aan de einden is het kokervormig gesteldeel 1 voorzien van platen 5» die zich van 10 voren naar achteren verbreden. Aan de voorzijden van de platen 5 zijn door middel van tappen 6 zich langs de platen naar achteren uitstrekkende armen 7 verzwenkbaar aangebracht. De armen 7 zijn door middel van een bout 8 en een aantal gaten 9 aan de achterzijde van de platen 5 in meerdere stan-15 den brengbaar en vastzetbaar. Tussen de achtereinden van de armen 7 is vrij draaibaar een rol 10 aangebracht. De rol 10 omvat een centraal gelegen buisvormige drager 11, waarop op onderling gelijke afstand van elkaar kransen uitsteeksels 12 in de vorm van pennen zijn aangebracht; hierbij omvat 20 elke krans zes pennen die gelijkelijk verdeeld in paren van twee zijn aangebracht. De pennen van een paar zijn uit één stuk materiaal in hoofdzaak U-vormig gebogen. De benen van elke IJ die de pennen 12 vormen sluiten een omtrekshoek van + 60° in. Het tussen de benen van de U gelegen deel is door 25 lassen op de drager 11 bevestigd. De pennen 12 omvatten elk een radiaal deel 13, dat overgaat in een einddeel 14. Het einddeel 14 is zijdelings afgebogen en sluit met een vlak loodrecht op de langshartlijn a van de drager 11 een hoek in van + 50° en bij voorkeur 45° (Fig. 5). De langshartlijn a 30 vormt tevens de draaiingsas van de rol 10. Het einddeel 14 is tevens ten opzichte van de rotatierichting B, die de rol tijdens het bedrijf heeft, naar achteren omgezet over een hoek van + 30° (zie Fig. 4). Praktisch over zijn gehele lengte is het einddeel afgeplat, waarbij tegenover elkaar 35 gelegen zijden zich althans nagenoeg evenwijdig aan een vlak loodrecht op de langshartlijn a van de drager 11 uitstrekken en naar het vrije einde van het deel 14 in breedte toenemen. Zoals uit de resp. figuren blijkt zijn de einddelen 14 van opvolgende pennen van een krans in tegengestelde 8004888 Λ - 3 - zin afgebogen. Elk einddeel 14 beeft een lengte die +1/4 bedraagt van de totale lengte van een pen 12.

De pennen 12 van naast elkaar gelegen kransen zijn over een omtrekshoek van + 30° ten opzichte van elkaar 5 om de langshartlijn a van de drager 11 verdraaid, een en ander zodanig dat opvolgende pennen 12 met overeenkomstig afgebogen einddelen 14 schroeflijnvormig staan opgesteld (Pig. 3).

Tussen de respectieve kransen pennen 12 zijn af-10 strijkorganen 15 aangebracht. De afstrijkorganen 15 rusten tegen de achterzijde van de drager 11 en zijn bevestigd aan armen 16. De armen 16 zijn aangebracht aan een drager 17» die tussen platen 18 is bevestigd. De platen 18 zijn aan de armen 7 aangebracht.

15 Aan de einden van het gesteldeel 1 zijn door middel van armen verzwenkbaar platen 19 aangebracht, die tijdens het bedrijf met de buitenste bewerkingsorganen 3 samenwerken en hierbij een althans nagenoeg vertikale sfcand innemen.

Elk van de assen 2 is binnen het kokervoimig 20 gesteldeel 1 voorzien van een tandwiel 20 dat met het naast gelegen tandwiel in aandrijvende verbinding staat, nabij het midden is de as van een bewerkingsorgaan 3 naar boven verlengd en reikt tot in een tandwielkast 21. De tot in de tandwielkast 21 reikende verlenging van de as van het bewerkings-25 orgaan 3 staat via een toerenvariator 22 in aandrijvende verbinding met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 23» die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt en met behulp van een tussenas 24 met de aftakas van een trekker koppelbaar is.

30 Tijdens het bedrijf is de machine met behulp van een bok 25 met de driepuntshefinrichting van een trekker verbonden en kan vanaf de aftakas via de tussenas en de in het voorgaande beschreven overbrenging elk van de bewerkingsorganen 3 in draaiing worden gebracht, een en ander zodanig 35 dat naast elkaar gelegen bewerkingsorganen in tegengestelde zin draaien.

Met behulp van de aan de achterzijde aangebrachte, van pennen 12 voorziene rol 10, kan de werkdiepte van de bewerkingsorganen 3 worden ingesteld.

8004888 ψ *· * - 4 -

Tijdens het bedrijf dringen de afgebogen einden 14 van opeenvolgende pennen van de respectieve kransen in de grond, waarbij zij een voldoende ondersteuning bieden door hun relatief groot aanrakingsvlak met de grond. Door dit 5 relatief groot aanrakingsvlak kunnen de af gebogen delen 14 tevens een verdere verkruimeling en een zekere verdichting van de grond teweeg brengen.

Met behulp van tussen de kransen aangebrachte af-strijkorganen 15 wordt ervoor gezorgd dat tussen de pennen 12 10 geen grond blijft kleven.

Met de in het voorgaande 'beschreven rol kan worden bereikt dat zelfs op zware natte gronden niet of nauwelijks aarde aan de rol blijft hangen, terwijl door de speciale opstelling en uitvoering van de pennen 12 een relatief groot 15 steunvlak wordt gecre*ëerd, waardoor de rol geschikt is om ter ondersteuning van de machine en ter diepte-instelling voor de bewerkingsorganen 3 te dienen.

De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet 20 beschreven.

8004888

Claims (18)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal mechanisch aangedreven bewerkingsorganen en een achter deze bewerkingsorganen gelegen rol, die in meerdere standen breng-baar en vastzetbaar is ten opzichte van het gestel van de 5 machine en is voorzien van zich vrij naar buiten uitstrekkende uitsteeksels die nabij hun einden zijn omgebogen, met het kenmerk, dat de uitsteeksels elk zijn vo.orzien van een einddeel dat zijdelings is afgebogen.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met 10 het kenmerk, dat de einddelen van opvolgende uitsteeksels in dezelfde krans in tegengestelde zin zijn afgebogen.

3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een einddeel een hoek van + 50° insluit met een vertikaal vlak loodrecht op de rotatieas van de rol. 15

4· Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een einddeel een lengte heeft die + 1/4 bedraagt van de totale lengte van een uitsteeksel.

5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 20 conclusies, met het kenmerk, dat een einddeel althans nabij -------------------------zijn einde is afgeplat, waarbij tegenover elkaar gelegen zijden in de richting van het vrije einde in breedte toenemen.

6. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afgeplatte zijden zich althans nagenoeg 25 evenwijdig uitstrekken aan een vlak loodrecht op de rotatieas van de rol.

7* Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een einddeel ten opzichte van de rotatierichting van een rol naar achteren is omgezet.

8. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een einddeel met een radiaal een hoek van +30° insluit.

9. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaan de conclusies, met het kenmerk, dat de uitsteeksels in kran-35 sen zijn aangebracht en een krans meerdere paren uit één stuk vervaardigde uitsteeksels omvat. 8004888 V ί' - 6 -

10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de uitsteeksels van een paar de benen vormen van een U-vormig gebogen deel dat op een centrale drager van de rol is bevestigd.

11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de uitsteeksels van een paar een omtrekhoek insluiten van + 60°.

12. Grondbewerkingsmachine volgens een der voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat in naast elkaar 10 gelegen kransen aangebrachte uitsteeksels over een omtreks-. hoek van + 30° ten opzichte van de rotatieas van de rol zijn verdraaid, een en ander zodanig dat de uitsteeksels volgens een schroeflijn staan opgesteld.

13· Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 13» met 15 het kenmerk, dat de einddelen van volgens een schroeflijn opgestelde uitsteeksels naar dezelfde zijde zijn afgebogen.

14. Grondbewerkingsmachine volgens een der voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitsteeksels worden gevormd door pennen met een ronde dwarsdoorsnede. 20

15· Grondbewerkingsmachine volgens een der voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen naast elkaar gelegen in kransen aangebrachte uitsteeksels, afstrijkor-ganen zijn aangebracht.

16. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 15, 25 met het kenmerk, dat de afstrijkorganen zich althans nagenoeg midden tussen twee kransen bevinden.

17. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kernmerk, dat de machine is voorzien van een aantal in een zich dwars op de voortbewegings- 30 richting uitstrekkende rij aangebrachte om opwaarts gerichte assen draaibare bewerkingsorganen, waarachter de rol is aangebracht.

18. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. -o-o-o-o-o- 8004888