NL194399C

NL194399C - Kaardinrichting met omloopdek en daarbij toe te passen kaardstaaf.

Info

Publication number: NL194399C
Application number: NL9300556A
Authority: NL
Inventors: Ebenhoeh Andreas; Guido Spix; Hermann Trutzschler
Original assignee: Truetzschler & Co
Priority date: 1992-04-30
Filing date: 1993-03-29
Publication date: 2002-03-04
Also published as: US5473795A; IT1272162B; KR930021840A; FR2690693A1; ES2085208R; CH687706A5; GR930100169A; MX9302572A; ES2085208B1; GB2266539A; EP0567747A1; JP3325946B2; DE59307043D1; JPH06166917A; ITMI930600A0; EP0567747B1; RU2109089C1; NL194399B; KR100254149B1; DE4304148B4

Description

1 194399

Kaardinrichting met omloopdek en daarbij toe te passen kaardstaaf

De uitvinding heeft betrekking op een kaardinrichting, voorzien van een kaardtrommel en een kaardomloop-dek, dat een tweetal rond keerrollen of -wielen geslagen eindloze aandrijfelementen omvat, waartussen een 5 aantal onderling evenwijdige kaardstaven is aangebracht en een tweetal evenwijdige, zich tussen de keerrollen of -wielen langs de trommel uitstrekkende glijgeleidingen voor het werkzame part aanwezig is, alsmede een tegenover de glijgeleiding gelegen baan voor het terugvoerpart, waarbij elke kaardstaaf een zich tussen de aandrijfelementen uitstrekkend draaglichaam heeft, dat een naar de trommel gericht opneemdeel voor een onderdeel met kaardoppervlak en een van de trommel afgekeerd rugdeel omvat, welk 10 draaglichaam aan elk van zijn einden een eindkopdeel draagt, dat in het werkzame part met zijn ene zijde glijdbaar is over de overeenkomstige glijgeleiding en aan zijn tegenoverliggende zijde in ingrijping verkeert met het overeenkomstige aandrijfelement.

Een dergelijke kaardinrichting is bekend uit het Duitse gebruiksmodel 8.915.765.

Dit Duitse gebruiksmodel beschrijft kaardinrichting met een omloopdek dat wordt aangedreven door een 15 tweetal evenwijdige, eindloze flexibele banden. Deze banden zijn om keerrollen of -wielen In de nabijheid van een trommel van de kaardinrichting geslagen, zodat het omloopdek over een deel van de omtrek van . de trommel daaraan evenwijdig verloopt. Dit werkzame part van het dek wordt bepaald door een glijgeleiding. Het omloopdek wordt gevormd door tussen de banden aangebrachte kaardstaven, die elk bestaan uit een draaglichaam met relatief hoge doorsnede dat aan weerszijden voorzien is van een eindkopdeel met 20 een relatief lage doorsnede. Deze eindkopdeien liggen nagenoeg op dezelfde hoogte als het vlak van het draaglichaam dat bij bedrijf naar de trommel van de kaardinrichting gericht is, en dat het zogeheten "garnituur" draagt, een onderdeel met een kaardoppervlak dat de eigenlijke kaardbewerking uitvoert. Elk eindkopdeel is met een van de banden verbonden, en vertoont daartoe in zijn bij bedrijf van de trommel afgekeerde zijde een uitsparing, waarin een uitsteeksel van de band kan ingrijpen. De eindkopdeien glijden 25 bij bedrijf over de glijgeleiding, en zijn daartoe in de bewegingsrichting beschouwd enigszins hol uitgevoerd, zodat twee glijranden gevormd zijn.

De kaardstaven volgens het Duitse gebruiksmodel hebben het nadeel, dat deze als een geheel gevormd zijn, waardoor de materiaalkeuze een compromis zal moeten zijn tussen enerzijds de eisen die gesteld worden aan het draaglichaam, dat de reactiekrachten van het kaarden draagt, en anderzijds de eisen die 30 gesteld worden aan het glijvermogen van de eindkopdeien.

De uitvinding heeft derhalve tot doel een kaardinrichting van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, waarbij dit nadeel zich niet voordoet. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat elk eindkopdeel althans door twee penvormige elementen wordt gevormd, die elk met een bevestigingseinde in het draaglichaam van de kaardstaaf steken, en waarvan het tegenover gelegen vrije einde een alzijdig 35 vrijliggend glijdeel bepaalt, dat over de glijgeleiding glijdbaar is, en de penvormige elementen tussen de einden met middelen verbonden zijn die in ingrijping verkeren met het overeenkomstige aandrijfelement.

Door gebruik te maken van afzonderlijke eindkopdeien, kunnen zowel het draagdeel als deze eindkopdeien geoptimaliseerd worden voor hun functie. Met name kunnen de penvormige elementen van de eindkopdeien zo worden uitgevoerd in een materiaal met een hoge slijtvastheid en een lage wrijvingsweerstand. De 40 penvormige uitvoering van de eindkopdeien is verder constructief eenvoudig en robuust, en leent zich goed voor het vormen van een verbinding met het aandrijfelement

Opgemerkt wordt nog dat uit het Duiste octrooischrift 2.742.420 een kaardstaaf bekend is waarvan de eindkopdeien eveneens als afzonderlijke onderdelen gevormd zijn. Het betreft daar een kaardstaaf waarvan het draaglichaam gevormd is van een met glasvezel versterkte kunststof, en een T-vormige verstijver 45 vertoont, waaraan het aandrijfelement gekoppeld wordt. De rechthoekig uitgevoerde eindkopdeien zijn daarbij weliswaar vervaardigd van slijtvast chroom-nikkel staal, maar zijn weer bekleed met een kunststof glijlaag, bijvoorbeeld van polyamide.

Voorkeursuitvoeringen van de kaardinrichting volgens de uitvinding vormen de materie van de volg-conclusies.

50

De uitvinding betreft ook een kaardstaaf die kan worden toegepast in een kaardinrichting als hiervoor beschreven.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin tonen: 55 figuur 1 schematisch in zijaanzicht een kaardinrichting met omloopdek volgens de uitvinding, figuur 2 de kaardstaven ter plaatse van een keerrol van het omloopdek, figuur 3 een kaardstaaf in het middendeel van het dek in ingrijping met een getande snaar, 194399 2 figuur 4a een eindaanzicht van de kaardstaaf met twee stalen pennen en verbindingselementen, figuur 4b een zijaanzicht van een eindkopdeel van de kaardstaaf uit figuur 4a, figuur 4c een zijaanzicht van de gehele kaardstaaf uit figuur 4a, figuur 5 in perspectief de getande snaren met cilindervormige uitsteeksels voor de ingrijping in het 5 verbindingselement en met tandvormige uitsteeksels voor de ingrijping met de keerrollen (getande snaarschijven) van het dek, figuren 6a resp. 6b een element in detail, figuur 7 in bovenaanzicht een kaardstaaf met onder een hoek omgezette elementen, figuur 8 in perspectief een uiteinde van een draaglichaam, 10 figuur 9 een zijaanzicht met gedeeltelijke doorsnede van een kaardstaaf, figuur 10 in perspectief een verbindingselement, figuur 11a een eindkopdeel met penvormige elementen en meenemers, en figuur 11b de bijbehorende getande snaar.

15 Figuur 1 laat een kaardinrichting zien, met een toevoerwals 1, een toevoertafel 2, een intrekker 3, een trommel 4, een afnemer 5, een afstrijkwals 6, pletwalsen 7,8, een vliesgeleide-element 9, een vliestrechter 10, afvoerwalsen 11,12 en een omloopdek 13. De draairichting (pijlen A resp. B) van de voorste en achterste keerrollen 15,15b (tandsnaarwielen) van het omloopdek is tegengesteld aan de draairichting (pijl C) van de trommel 4. De kaardstaven 14', 14", ...14n worden door de getande snaren 16 in de richting van 20 de pijl D over een glijgeleiding 17 getrokken. Aan de van de glijgeleiding 17 afgekeerde bovenzijde van het bewegende deksel 13 worden de kaardstaven 14 in de richting van de pijl E temgbewogen.

Figuur 2 laat in detail de kaardstaven zien bij een omloopdek uit figuur 1, waarbij de eindloze flexibele snaar 16 voor het aandrijven van de kaardstaven 14',14",14"',... 14n aanwezig is en waarbij de kaardstaven 14 met de onderzijde 14b van de eindkopdelen 14a (einden van kaardstaven 14) op de glijgeleiding 17 25 (flexibele bogen) glijden. Het tandsnaarwiel 15b, dat tanden 15' vertoont, draait in de richting van de pijl B en is in ingrijping met de tanden 26a,26b,... 26n op de binnenzijde 16b van de getande snaar 16 (zie figuur 5) en trekt het onderste part 16c van de getande snaar 16 in de richting van de pijl D naar voren. De buitenzijde 16a van de getande snaar 16 is met de van het garnituur afgekeerde zijde 14c van het eindkopdeel 14a in ingrijping. De snaar 16 drukt de eindkopdelen 14a op de glijgeleiding 17. Tegenover het 30 snaarwiel 15b ligt een gebogen geleidings- en vasthoudelement 18 waardoor de kaardstaven 14 bij het omkeren worden vastgehouden. Het snaarwiel 15a (zie figuur 1) draait in de richting van de pijl A en is met de tanden 26a, 26b,... 26n aan de binnenzijde 16b van de getande snaar 16 in ingrijping en trekt het bovenste part 16d van de getande snaar 16 in de richting van de pijl E. De kaardstaven 14 resp. de eindkopdelen 14a liggen los op de buitenzijde 16a van het bovenste part 16d van de snaar 16. Tegenover 35 het tandwiel 15a ligt een gebogen geleidings- en vasthoudelement 19, door middel waarvan de kaardstaven 14 bij het omkeren worden vastgehouden.

Volgens figuur 3 wordt het bovenste part 16d gedragen door twee steunrollen 20,21 en door een vlak steunvlak 22. De draagrollen 20,21 zijn uitgevoerd als snaarwielen, die met de binnenzijde 16b van de snaar 16 in ingrijping zijn.

40 Volgens figuur 4a vertoont de kaardstaaf 14 een draaglichaam 14d met een gamituuropneemdeel 14e en een rugdeel 14f. Het draaglichaam 14d is een strengpersprofiel uit aluminium dat een inwendige holle ruimte 14g vertoont. Elke kaardstaaf vertoont twee eindkopdelen 14a' en 14a" (zie figuur 4c). Het eindkopdeel 14a' resp. 14a" bestaat telkens uit twee pennen 23', 23" en een verbindingselement 24. De pennen 23 zijn met het ene eind bevestigd in een boring 25 in het eindvlak 14h van het draaglichaam 14d. 45 De onderste begrenzing van de pennen 23 bevindt zich op een afstand a onder het voetvlak 14e van het draaglichaam 14d. De pennen 23 (volgens de figuur 4a tot 4c zijn vier pennen 23 op de kaardstaaf 14 aanwezig) bestaan uit gehard staal en hebben een cirkelvormige doorsnede. Het oppervlak van de pennen 23 is geslepen, fijn geslepen of gepolijst, dat wil zeggen glad. Het verbindingselement 24 vertoont aan de ene zijde twee half open uitsparingen 24', 24" die qua vorm sluiten om de pennen 23', 23". Het 50 bevestigingselement 24 bestaat uit kunststof en is bevestigd op de pennen 23', 23", bijvoorbeeld door klemmen. De andere zijde van het verbindingselement 24 is in ingrijping met de zijde 16a van de getande snaar 16. Het verbindingselement 24 vertoont in het midden een doorgaande boring 24"', waarin telkens een uitsteeksel 25a van de getande snaar 16 grijpt. Op deze wijze zijn de pennen 23', 23" indirect in ingrijping met de getande snaar 16. Het verbindingselement 24 vertoont aan het ene eindvlak een 55 uitsteeksel 44, bijvoorbeeld een plug, die is bevestigd in een boring 29 in het eindvlak 14h van het draaglichaam 14d. Het verbindingselement 24 ligt op een afstand b van het voetvlak 14e, waarbij a kleiner is dan b.

3 194399

Tussen de vrije eindvlakken van de pennen 23', 23" en het verbindingselement 24 is een kleine afstand c aanwezig. De boven aanwezige vrijblijvende gedeelten c van de pennen 23 zijn bij het terugvoeren van de kaardstaven 14 in ingrijping met de vlakke ondersteuning 22 (steunelement). De onderste gedeelten van de pennen 23 glijden op de glijgeleidingen 17. Daarbij kan de aanraking ongeveer lijnvormig plaatsvinden. De 5 glijgeleidingen 17 kunnen bestaan uit een zogenaamde zelfsmerende kunststof, bijvoorbeeld een hoog moleculaire lage druk polyethyleen, zodat een loopbaan voor het bewegende deksel ontstaat die geen toezicht vereist. Voor de glijgeleiding 17 kan ook een ander materiaal met een geringe slijtage, een lange levensduur, goede glijeigenschappen en kleine wrijvingsverliezen worden gebruikt. De glijgeleiding kan bestaan uit een metalen' materiaal. Met oppervlak van de glijgeleiding 17 is evenals het oppervlak van de 10 pennen 23 glad.

Volgens figuur 4c bestaat de kaardstaaf 14 uit een draaglichaam 14d en twee eindkopdelen 14a' en 14a", dat wil zeggen uit drie samengestelde constructiedelen, dat wil zeggen de kaardstaaf 14 bestaat uit een aantal delen. De eindkopdelen 14a', 14a" bestaan telkens ujt twee pennen 23', 23" en een verbindingsdeel 24, dat wil zeggen uit drie afzonderlijke delen.

15 Figuur 5 laat de snaar 16 zien, die aan de buitenzijde 16a uitsteeksels 25a, 25b ... 25n, bijv. van rubber vertoont. De uitsteeksels 25a tot 25n grijpen in bedrijf van bovenaf in de bijbehorende boringen 24"' in de verbindingselementen 24. Aan de binnenzijde 16b van de snaar 16 zijn tanden 26a,... 26n aanwezig. De snaar 16 is in langsrichting gewapend door middel van inwendige trekvaste en buigzame staaldraden 33.

Over de breedte van de kaardinrichting is aan beide zijden van het omloopdek 13 telkens een eindloze 20 rondgaande getande snaar 16 aanwezig, dat wil zeggen het omloopdek 14 vertoont twee getande snaren 16.

De materialen van het draagelement en van de glijgeleiding zijn paarsgewijs zo gekozen dat een wrijvingsarme glijbeweging plaats vindt, dat een geringe slijtage optreedt en dat de inrichting in bedrijf weinig of geen toezicht vereist.

25 Volgens figuren 6a,6b vertoont de pen 23 een rechthoekig vlak 23v met breedte d en lengte e, dat bijv.

wordt verkregen door afslijpen. Het vlak 23v glijdt op de glijgeleiding 17. Op deze wijze is de vlaktedruk kleiner. Bovendien is de spleet tussen het convexe mantelvlak van de pen 23 en de glijgeleiding 17 kleiner geworden, hetgeen van belang is omdat zich in de spleet verontreinigingen kunnen verzamelen en kunnen gaan vastzitten.

30 Overeenkomstig figuur 7 zijn de pennen 23' tot 23IV in de werkrichting D geplaatst onder een hoek α ten opzichte van de langsas van het draaglichaam 14d op een zodanige wijze dat telkens het vrije eind van de pennen tegen de werkrichting D in is gericht. Daardoor worden verontreinigingen naar buiten achterwaarts door de pennen 23 weggeleid. Het’binnen de boring 25 geplaatste deel van de pénnen 23 (figuur 4b) kan in de richting van de langsas van het draaglichaam 14d zijn gericht, dat wil zeggen de pen 23 is hoekvormig 35 omgezet.

Figuur 8 laat in en perspectivische afbeelding het draaglichaam 14d van een kaardstaaf zien als strengpersprofiel. De uitsparingen 41', 41" en 43 zijn mee geëxtrudeerd en strekken zich evenwijdig aan elkaar over de gehele lengte van het draaglichaam 14d uit. De uitsparingen 41; en 41" dienen voor het opnemen van de elementen 23. De uitsparing 43 dient voor het opnemen van het uitsteeksel 44 (zie figuur 40 10) op het verbindingselement 24 of het element 23"'. Boven de langssleuven 42 zijn de uitsparingen 41', 42" en 43 naar buiten toe geopend. De van de onderzijde 14b van het draaglichaam 14d afgekeerde zijde 14c maakt ten opzichte van de onderzijde 14b een scherpe hoek om het aanbrengen en bevestigen van het niet afgebeelde garnituur te vergemakkelijken.

Figuur 9 toont dat de elementen 23 in de uitsparingen 41', resp. 41" aan beide zijden zijn aangebrachL 45 In het doorgesneden gedeelte is daarbij te zien dat extra tussen twee tegenover elkaar liggende elementen 23 op kleine afstand hiervan een verstijving 34 is aangebracht. Deze verstijving 34 zorgt enerzijds ervoor dat de langssleuf 42 niet naar binnen toe kan vervormen en zorgt verder ten gevolge van het hoge soortelijke gewicht, daar deze verstijving bestaat uit staal, dat het zwaartepunt naar beneden toe wordt verplaatst.

50 Figuur 10 toont het verbindingselement 24 met het uitsteeksel 44 dat in de uitsparing 43 wordt geperst. De geleidingen 24' en 24"' klemmen daarbij om de pennen 23', 23"'.

Figuur 11a toont een alternatieve uitvoering. De pennen 23', resp. 23" zijn uitgerust met meenemers 45 die grijpen in uitsparingen 45' van de getande snaar.

Figuur 11b laat de getande riem 16 met de uitsparingen 45' zien.

Claims

194399 4

1. Kaardinrichting, voorzien van een kaardtrommel en een kaardomloopdek, dat een tweetal rond keerrollen of -wielen geslagen eindloze aandrijfelementen omvat, waartussen een aantal onderling evenwijdige 5 kaardstaven is aangebracht en een tweetal evenwijdige, zich tussen de keerrollen of -wielen langs de trommel uitstrekkende glijgeleidingen voor het werkzame part aanwezig is, alsmede een tegenover de glijgeleiding gelegen baan voor het terugvoerpart, waarbij elke kaardstaaf een zich tussen de aandrijfelementen uitstrekkend draaglichaam heeft, dat een naar de trommel gericht opneemdeel voor een onderdeel met kaardoppervlak en een van de trommel afgekeerd rugdeel omvat, welk draaglichaam aan elk 10 van zijn einden een eindkopdeel draagt, dat in het werkzame part met zijn ene zijde glijdbaar is over de overeenkomstige glijgeleiding en aan zijn tegenoverliggende zijde in ingrijping verkeert met het overeenkomstige aandrijfelement, met het kenmerk, dat elk eindkopdeel (14a, 14', 14a") althans door twee penvormige elementen (23, 23'-23lv) wordt gevormd, die elk met een bevestigingseinde (40) in het draaglichaam (14d) van de kaardstaaf (14) steken, en waarvan het tegenover gelegen vrije einde een alzijdig vrijliggend glijdeel 15 (14b, 23Ό bepaalt, dat over de glijgeleiding (17) glijdbaar is, en de penvormige elementen (23,23'-23,v) tussen de einden met middelen (24; 45) verbonden zijn die in ingrijping verkeren met het overeenkomstige aandrijfelement (16).

2. Kaardinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen die in ingrijping verkeren met het overeenkomstige aandrijfelement (16), gevormd worden door een de penvormige elementen (23-23lv) 20 verbindend en deze gedeeltelijk vrijlatend verbindingselement (24).

3. Kaardinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen die in ingrijping verkeren met het overeenkomstige aandrijfelement (16) ten minste één van elk penvormig element (2311) uitstekende, in een bijbehorende uitsparing (451) van het aandrijfelement (16) stekende meenemer (45) omvatten.

4. Kaardinrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het draaglichaam (14d) gevormd wordt 25 door een stuk extrudaat, waarin doorlopende uitsparingen (41) voor de bevestigingseinden (40) van de penvormige elementen (23, 23-23,v) verlopen.

5. Kaardinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat in de doorlopende uitsparingen (41) in het door de bevestigingseinden vrijgelaten gedeelte hiervan penvormig vulelementen (34) voor de verstijving van het draaglichaam zijn opgenomen.

6. Kaardstaaf,· kennelijk bedoeld voor toepassing in een kaardinrichting volgens één der voorgaande conclusies. Hierbij 7 bladen tekening